Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en in Hoogstderzelver naam Hare Majesteit
de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk, en Zijne Majesteit de Koning der
Belgen, nuttig geoordeeld hebbende het verdrag betreffende de uitlevering van misdadigers, den 31 Mei 1889 te Brussel gesloten, tot de Nederlandsche koloniën uit te strekken
door middel eener additioneele overeenkomst, hebben te dien einde tot Hunne gevolmachtigden
benoemd, te weten:
Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk: den heer baron Gericke
van Herwijnen, ridder Grootkruis der Orde van den Nederlandschen Leeuw, ridder 1ste
klasse der Orde van den Gouden Leeuw van het Huis van Nassau, Grootkruis der Orde
van Leopold van België enz. enz. Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister van
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden bij Zijne Majesteit den Koning der Belgen;
en Zijne Majesteit de Koning der Belgen: den heer graaf van Merode Westerloo, ridder
der Orde van Leopold, Grootkruis der Orden van den Verlosser van Griekenland, van
de Ster van Rumenië enz. enz., lid van de Kamer van Vertegenwoordigers, Hoogstdeszelfs
Minister van Buitenlandsche Zaken, die, na elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld,
welke in goeden en behoorlijken vorm zijn bevonden, omtrent het volgende zijn overeengekomen: