Het gebied waarop dit Verdrag van toepassing is, hierna te noemen „het verdragsgebied”,
omvat alle wateren van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van de aangrenzende zeeën.
Geen enkele bepaling van dit Verdrag wordt geacht afbreuk te doen aan de rechten,
aanspraken of standpunten van enige verdragsluitende partij met betrekking tot de
grenzen van de territoriale wateren of de omvang van de rechtsmacht inzake visserij
overeenkomstig het internationale recht.
-
1 De verdragsluitende partijen besluiten hierbij tot de oprichting en de instandhouding
van een commissie, de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische
tonijnen (hierna te noemen „de Commissie”), die tot taak heeft de doelstellingen van
dit Verdrag te verwezenlijken.
-
5 De Commissie kiest tijdens haar eerste zitting, en vervolgens tijdens elke gewone
zitting, onder haar leden een voorzitter, een eerste vicevoorzitter en een tweede
vicevoorzitter, die slechts eenmaal herkiesbaar zijn.
-
1 Om de doelstellingen van dit Verdrag te verwezenlijken, wordt de Commissie belast
met het onderzoek naar de populaties van tonijnen en tonijnachtigen (Scombriformes,
met uitzondering van de families Trichiuridae en Gempylidae en van het geslacht Scomber),
en naar de andere vissoorten die bij het vissen op tonijn in het verdragsgebied worden
gevangen, maar geen onderwerp van onderzoek in het kader van een andere internationale
visserijorganisatie zijn. Dit onderzoek heeft onder meer betrekking op getalsterkte,
biometrie en ecologie van vispopulaties, de oceanografie van hun milieu en de effecten
van natuurlijke en menselijke factoren op hun getalsterkte. Bij het vervullen van
haar taken maakt de Commissie voor zover mogelijk gebruik van de wetenschappelijke
en technische diensten van de officiële organen van de verdragsluitende partijen en
de staatkundige onderdelen daarvan, alsmede van de door deze organen verstrekte gegevens,
en kan zij indien gewenst gebruikmaken van de diensten of gegevens van openbare of
particuliere instellingen, organisaties, of particulieren, en tevens binnen de grenzen
van haar begroting onafhankelijk onderzoek verrichten ter aanvulling van het onderzoek
dat wordt uitgevoerd door regeringen, nationale instellingen of door andere internationale
organisaties.
-
1 Binnen de Commissie wordt een Raad opgericht, die bestaat uit de voorzitter en de
vicevoorzitters van de Commissie en de vertegenwoordigers van ten minste vier en ten
hoogste acht verdragsluitende partijen. De in de Raad vertegenwoordigde verdragsluitende
partijen worden tijdens elke gewone zitting van de Commissie gekozen. Indien er evenwel
meer dan veertig verdragsluitende partijen zijn, mag de Commissie twee aanvullende
verdragsluitende partijen kiezen die in de Raad vertegenwoordigd worden. De verdragsluitende
partijen waarvan de voorzitter en de vicevoorzitters onderdanen zijn, mogen niet in
de Raad worden gekozen. De Commissie houdt bij het kiezen van leden voor de Raad naar
behoren rekening met de geografische situatie en de belangen van de verdragsluitende
partijen op het gebied van de tonijnvisserij en -verwerking en met het feit dat de
verdragsluitende partijen in gelijke mate recht hebben op vertegenwoordiging in de
Raad.
Om de doelstellingen van dit Verdrag te verwezenlijken, kan de Commissie werkgroepen
per soort, groep soorten of geografisch gebied instellen. Elke werkgroep:
-
a. dient ervoor te zorgen dat zij op de hoogte blijft van de stand van zaken omtrent
de soort, de groep soorten of het geografisch gebied waarvoor zij bevoegd is en wetenschappelijke
en andere gegevens ter zake verzamelt;
-
b. kan de Commissie op grond van wetenschappelijke studies aanbevelingen doen voor gezamenlijk
door de verdragsluitende partijen te nemen maatregelen;
-
c. kan de Commissie aanbevelingen doen met betrekking tot studies en onderzoek waarmee
gegevens kunnen worden verkregen over de soort, de groep soorten of het geografisch
gebied, en met betrekking tot de coördinatie van de onderzoekprogramma’s van de verdragsluitende
partijen.
De Commissie benoemt een uitvoerend secretaris, die aanblijft zolang de Commissie
zulks nodig acht. De uitvoerend secretaris is belast met de selectie en leiding van
het personeel van de Commissie en neemt daarbij de door de Commissie vast te stellen
regels en procedures in acht. De uitvoerend secretaris verricht tevens de volgende
taken waarmee de Commissie hem kan belasten:
-
a. coördineren van de onderzoekprogramma’s van de verdragsluitende partijen;
-
b. opstellen van ter toetsing aan de Commissie voor te leggen begrotingsramingen;
-
c. verlenen van machtiging voor de uitbetaling van middelen overeenkomstig de begroting
van de Commissie;
-
d. beheren van de rekeningen van de Commissie;
-
e. regelen van de samenwerking met de in artikel XI van dit Verdrag bedoelde organisaties;
-
f. verzamelen en analyseren van de gegevens die nodig zijn voor het verwezenlijken van
de doelstellingen van dit Verdrag, en met name de gegevens over de huidige en de maximale
duurzame vangst uit de tonijnbestanden;
-
g. opstellen van de ter goedkeuring aan de Commissie voor te leggen wetenschappelijke,
administratieve en andere rapporten van de Commissie en haar hulporganen.
-
1
-
a. De Commissie kan op grond van wetenschappelijk bewijs aanbevelingen doen die erop
gericht zijn de populaties van tonijn en tonijnachtigen die in het verdragsgebied
kunnen worden gevangen, op een peil te houden dat maximale duurzame vangst mogelijk
maakt. Deze aanbevelingen zijn op de verdragsluitende partijen van toepassing onder
de in het tweede en derde lid van dit artikel vastgestelde voorwaarden.
-
b. De hierboven bedoelde aanbevelingen worden gedaan:
-
i. op initiatief van de Commissie indien er geen ter zake bevoegde werkgroep is opgericht,
of met instemming van ten minste twee derde van alle verdragsluitende partijen indien
er een ter zake bevoegde werkgroep is opgericht;
-
ii. op voorstel van de ter zake bevoegde werkgroep indien er een is opgericht;
-
iii. op voorstel van de ter zake bevoegde werkgroepen indien de betreffende aanbeveling
betrekking heeft op meer dan één geografisch gebied, soort of groep soorten.
-
2 Een aanbeveling uit hoofde van het eerste lid van dit artikel wordt voor alle verdragsluitende
partijen van kracht zes maanden na de datum van kennisgeving waarop de Commissie de
verdragsluitende partijen de aanbeveling heeft toegezonden, behalve in het geval bedoeld
in het derde lid van dit artikel.
-
3
-
a. Indien een verdragsluitende partij, in geval van een aanbeveling uit hoofde van het
eerste lid, onderdeel b.i, of indien een verdragsluitende partij die lid is van de
daarbij betrokken werkgroep, in geval van een aanbeveling uit hoofde van het eerste
lid, onderdeel b.ii of iii, binnen de termijn van zes maanden voorzien in het tweede
lid bij de Commissie een bezwaar tegen de aanbeveling indient, wordt de aanbeveling
niet van kracht voor een aanvullende termijn van zestig dagen.
-
b. In dat geval mag elke andere verdragsluitende partij een bezwaar indienen vóór het
einde van deze aanvullende termijn van zestig dagen, of binnen vijfenveertig dagen
na de datum van kennisgeving van een bezwaar door een andere verdragsluitende partij
binnen deze aanvullende termijn van zestig dagen, indien deze termijn later eindigt.
-
c. De aanbeveling treedt in werking na afloop van de voor het indienen van bezwaren verlengde
termijn of termijnen, uitgezonderd voor de verdragsluitende partijen die bezwaar hebben
aangetekend.
-
d. Indien een aanbeveling echter een bezwaar heeft opgeleverd, overeenkomstig de onderdelen
a en b, ingediend door slechts één of minder dan een kwart van de verdragsluitende
partijen, stelt de Commissie de verdragsluitende partij of partijen die het bezwaar
heeft of hebben ingediend er onmiddellijk van in kennis dat het bezwaar geacht wordt
geen effect te hebben.
-
e. In het in onderdeel d bedoelde geval kan de verdragsluitende partij of kunnen partijen
hun bezwaar bevestigen binnen een aanvullende termijn van zestig dagen te rekenen
vanaf de datum van bedoelde kennisgeving. Na afloop van deze termijn treedt de aanbeveling
in werking, behalve ten aanzien van de verdragsluitende partij die een bezwaar heeft
ingediend en het bezwaar binnen de voorziene termijn heeft bevestigd.
-
f. Indien een aanbeveling bezwaar heeft opgeleverd van meer dan een kwart, maar minder
dan de meerderheid van de verdragsluitende partijen overeenkomstig de onderdelen a
en b, treedt de aanbeveling in werking ten aanzien van de verdragsluitende partijen
die geen bezwaar hebben ingediend.
-
g. Indien een meerderheid van verdragsluitende partijen bezwaar heeft aangetekend, treedt
de aanbeveling niet in werking.
-
4 Elke verdragsluitende partij die een bezwaar tegen een aanbeveling heeft ingediend,
kan het bezwaar te allen tijde intrekken, en de aanbeveling wordt ten aanzien van
de betrokken verdragsluitende partij onmiddellijk van kracht, indien zij reeds in
werking is getreden of op de datum van inwerkingtreding krachtens dit artikel.
-
1 De verdragsluitende partijen komen overeen alle nodige maatregelen te treffen om de
handhaving van dit Verdrag te waarborgen. Elke verdragsluitende partij zendt de Commissie
om de twee jaar, of telkens wanneer de Commissie daarom verzoekt, een verslag over
de daartoe getroffen maatregelen.
-
3 De verdragsluitende partijen verbinden zich ertoe met elkaar samen te werken om gepaste
adequate maatregelen vast te stellen om de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag
te waarborgen en met name een internationaal controlesysteem in te stellen voor toepassing
in het verdragsgebied, met uitzondering van de territoriale zee en eventuele andere
wateren waar een staat op grond van het internationaal recht rechtsmacht over de visserij
mag uitoefenen.
-
2 Elke verdragsluitende partij draagt jaarlijks een bedrag af voor de begroting van
de Commissie dat wordt berekend aan de hand van een schema voorzien in het financieel
reglement, zoals door de Commissie aangenomen. Bij het aannemen van dit schema dient
de Commissie onder andere rekening te houden met de vaste basisbedragen voor het lidmaatschap
van de Commissie en de werkgroepen, de som van het levend gewicht en het nettogewicht
van de geproduceerde conserven van Atlantische tonijn en tonijnachtigen en de economische
ontwikkeling van de verdragsluitende partijen. Het schema van jaarlijkse bijdragen
in het financieel reglement wordt uitsluitend vastgesteld of gewijzigd na overeenstemming
met alle verdragsluitende partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen. De verdragsluitende
partijen worden hiervan negentig dagen van tevoren in kennis gesteld.
-
3 De Raad onderzoekt de tweede helft van de tweejarige begroting tijdens zijn gewone
zitting, die plaatsvindt tussen twee zittingen van de Commissie, en kan, op grond
van de situatie op dat ogenblik en de verwachte ontwikkelingen, binnen de door de
Commissie vastgestelde totale begroting een herverdeling toestaan van de voor het
tweede jaar in de begroting opgenomen bedragen.
-
4 De uitvoerend secretaris van de Commissie stelt elke verdragsluitende partij in kennis
van haar jaarlijkse bijdrage.
De bijdragen zijn verschuldigd op 1 januari van het jaar waarop zij betrekking hebben.
De bijdragen die niet voor 1 januari van het daaropvolgende jaar zijn betaald, worden
als achterstallige bijdragen beschouwd.
-
9 De Commissie vormt een fonds waarin het werkkapitaal wordt ondergebracht voor de financiering
van haar werkzaamheden in afwachting van de ontvangst van de jaarlijkse bijdragen
en voor andere door haar vast te stellen doeleinden. De Commissie stelt de omvang
van het fonds vast, maakt een raming van de voor de vorming van dit fonds benodigde
voorschotten en neemt regels aan voor de aanwending van het fonds.
-
3 De Commissie kan elke relevante internationale organisatie en elke regering die geen
lid is van de Commissie, maar wel van de Verenigde Naties of van een gespecialiseerde
organisatie van de Verenigde Naties, uitnodigen waarnemers af te vaardigen naar de
zittingen van de Commissie en haar hulporganen.
-
2 Elke verdragsluitende partij kan op elk tijdstip na een termijn van tien jaar, te
rekenen vanaf de datum waarop dit Verdrag in werking is getreden, zich terugtrekken
uit dit Verdrag per 31 december van een jaar, met inbegrip van het tiende jaar; daartoe
dient op of voor 31 december van het voorgaande jaar een schriftelijke kennisgeving
van terugtrekking te worden gericht aan de Directeur-Generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie
van de Verenigde Naties.
-
3 Elke andere verdragsluitende partij kan zich vervolgens per 31 december van hetzelfde
jaar terugtrekken uit dit Verdrag; daartoe dient een schriftelijke kennisgeving van
terugtrekking aan de Directeur-Generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van
de Verenigde Naties te worden gericht binnen één maand na de datum waarop zij van
de Directeur-Generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties
een bericht van terugtrekking heeft ontvangen, en in elk geval uiterlijk op 1 april
van dat jaar.
-
1 Elke verdragsluitende partij of de Commissie mag wijzigingen van dit Verdrag voorstellen.
De Directeur-Generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties
zendt alle verdragsluitende partijen een gewaarmerkt afschrift van de tekst van elke
voorgestelde wijziging. Elke wijziging die geen nieuwe verplichtingen tot gevolg heeft,
treedt voor alle verdragsluitende partijen in werking op de dertigste dag na aanvaarding
van de wijziging door drie vierde van de verdragsluitende partijen. Elke wijziging
die nieuwe verplichtingen tot gevolg heeft, treedt voor elke verdragsluitende partij
die de wijziging heeft aanvaard, in werking op de negentigste dag na aanvaarding van
de wijziging door drie vierde van de verdragsluitende partijen, en voor elke andere
verdragsluitende partij op het tijdstip waarop zij die wijziging aanvaardt. Elke wijziging
die naar de mening van een of meer verdragsluitende partijen nieuwe verplichtingen
tot gevolg heeft, wordt als zodanig beschouwd en treedt in werking zoals hierboven
bepaald. Een regering die verdragsluitende partij wordt nadat een wijziging van dit
Verdrag is voorgelegd voor aanvaarding overeenkomstig het bepaalde in dit artikel
is door het gewijzigde Verdrag gebonden zodra de betrokken wijziging in werking treedt.
-
3 Dit Verdrag treedt in werking na het nederleggen van de akten van bekrachtiging, goedkeuring
of toetreding door zeven regeringen; voor elke regering die later een akte van bekrachtiging,
goedkeuring of toetreding nederlegt, treedt dit Verdrag in werking op de datum van
nederlegging van de akte.
-
4 Dit Verdrag staat open voor ondertekening of toetreding door elke intergouvernementele
organisatie voor economische integratie gevormd door staten die bevoegdheden aan de
organisatie hebben overgedragen voor aangelegenheden waarop dit Verdrag betrekking
heeft, met inbegrip van de bevoegdheid verdragen over deze aangelegenheden te sluiten.
-
5 Vanaf de nederlegging van haar akte van formele bevestiging of toetreding is elke
in het vierde lid bedoelde organisatie verdragsluitende partij, die dezelfde rechten
en verplichtingen op grond van de bepalingen van het Verdrag heeft als de andere verdragsluitende
partijen. Verwijzingen in de tekst van het Verdrag naar het begrip „staat” in artikel IX, derde lid, en het begrip „regering” in de preambule en in artikel XIII, eerste lid, dienen in deze zin te worden begrepen.
-
6 Zodra een organisatie als bedoeld in het vierde lid partij wordt bij dit Verdrag,
zijn de lidstaten van die organisatie en de staten die in de toekomst tot die organisatie
toetreden, niet langer partij bij het Verdrag; zij dienen een daartoe strekkende schriftelijke
kennisgeving te richten aan de Directeur-Generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie
van de Verenigde Naties.
De Directeur-Generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties
stelt alle regeringen bedoeld in artikel XIV, eerste lid, alsmede de organisaties bedoeld in artikel XIV, vierde lid, in kennis van de nederlegging
van akten van bekrachtiging, goedkeuring en formele bevestiging van toetreding, alsmede
van de inwerkingtreding van het Verdrag, de voorstellen voor wijziging, de kennisgevingen
van aanvaarding van de wijzigingen, de inwerkingtreding van de wijzigingen en de kennisgevingen
van terugtrekking.
De oorspronkelijke tekst van dit Verdrag wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal
van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, die gewaarmerkte afschriften
ervan toezendt aan de regeringen bedoeld in artikel XIV, eerste lid, en aan de organisaties bedoeld in artikel XIV, vierde lid.