IN NAAM VAN DEN ALMACHTIGEN GOD.
Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemburg enz., Zijne
Majesteit de Keizer van Duitschland, Koning van Pruissen, Zijne Majesteit de Keizer
van Oostenrijk, Koning van Boheme enz. en Apostolisch Koning van Hongarije, Zijne
Majesteit de Koning van Spanje en in Zijnen naam de Koningin Regentes van het Koninkrijk,
de President der Fransche Republiek, Hare Majesteit de Koningin van het Vereenigd
Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland, Keizerin van Indië, Zijne Majesteit de
Koning van Italië, Zijne Majesteit de Keizer aller Russen en Zijne Majesteit de Keizer
der Ottomanen;
willende door middel eener overeenkomst de vaststelling verzekeren eener blijvende
regeling, strekkende om ten allen tijde en aan alle Staten het vrije gebruik van het
zeekanaal van Suez te waarborgen en zoodoende de regeling aan te vullen, waaraan de
vaart door dit kanaal onderworpen is door de »Firman” van Zijne Keizerlijke Majesteit
den Sultan, gedagteekend van 22 Februari 1866 (2 Zilkadé 1282), tot goedkeuring der
door Zijne Hoogheid den Khedive ingewilligde concessiën, hebben tot Hunne Gevolmachtigden
benoemd, te weten:
Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemburg enz.:
den heer GUSTAAF KEUN, Hoogstdeszelfs Zaakgelastigde;
Zijne Majesteit de Keizer van Duitschland, Koning van Pruissen:
den heer JOZEF VON RADOWITZ, Hoogstdeszelfs Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur;
Zijne Majesteit de Keizer van Oostenrijk, Koning van Boheme enz. en Apostolisch Koning
van Hongarije:
den heer HEINRICH baron VON CALICE, Hoogstdeszelfs Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur;
Zijne Majesteit de Koning van Spanje en in Zijnen naam de Koningin Regentes van het
Koninkrijk:
den heer DON MIGUEL FLOREZ Y GARCIA, Hoogstdeszelfs Zaakgelastigde;
De President der Fransche Republiek:
den heer GUSTAAF LODEWIJK LANNES, graaf DE MONTEBELLO, Buitengewoon en Gevolmachtigd
Ambassadeur van Frankrijk;
Hare Majesteit de Koningin van het Vereenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland,
Keizerin van Indië:
The Right Honorable Sir WILLIAM ARTHUR WHITE, Hoogstderzelver Buitengewoon en Gevolmachtigd
Ambassadeur;
Zijne Majesteit de Koning van Italië:
den heer ALBERT baron BLANC, Hoogstdeszelfs Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur;
Zijne Majesteit de Keizer aller Russen:
den heer ALEXANDRE DE NÉLIDOW, Hoogstdeszelfs Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur;
Zijne Majesteit de Keizer der Ottomanen:
MÉHEMMET SAÏD-PACHA, Hoogstdeszelfs Minister van Buitenlandsche Zaken;
die, na elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld, welke in goeden en behoorlijken
vorm zijn bevonden, omtrent de volgende artikelen zijn overeengekomen:
Het Kanaal van Suez zal steeds zoowel in tijd van oorlog als in tijd van vrede vrij
en open zijn voor ieder koopvaardij- of oorlogsschip, zonder onderscheid van vlag.
Dienovereenkomstig komen de Hooge contracteerende Partijen overeen geen inbreuk te
maken op het vrije gebruik van het kanaal, zoowel in tijd van oorlog als in tijd van
vrede.
Het kanaal zal nimmer aan de uitoefening van het recht van blokkade onderworpen worden.
De Hooge contracteerende Partijen, erkennende dat het zoetwaterkanaal onmisbaar is
voor het zeekanaal, nemen akte van de verplichtingen welke Zijne Hoogheid de Khedive
tegenover de Algemeene Maatschappij van het Kanaal van Suez voor zooveel betreft het
zoetwaterkanaal heeft aangegaan, welke verplichtingen bedongen zijn bij eene overeenkomst,
gedagteekend van 18 Maart 1863, bevattende een overzicht en vier artikelen.
Zij verbinden zich geen stoornis te brengen in de veiligheid van het kanaal en van
zijne zijtakken, waarvan het gebruik aan geene poging tot belemmering zal kunnen blootgesteld
zijn.
De Hooge contracteerende Partijen verbinden zich eveneens het materieel alsmede de
inrichtingen, gebouwen en werken aan het zeekanaal en aan het zoetwaterkanaal te eerbiedigen.
Daar het zeekanaal luidens artikel I van het tegenwoordig verdrag in tijd van oorlog
voor den vrijen doortocht geopend blijft, zelfs voor de schepen der oorlogvoerenden,
komen de Hooge contracteerende Partijen overeen, dat geen oorlogsrecht, geene daad
van vijandelijkheid of geene daad welke ten doel zoude hebben de vrije vaart in het
kanaal te belemmeren, zal kunnen uitgeoefend worden noch in het kanaal noch in de
havens die toegang daartoe verleenen, noch ook binnen een afstand van drie zeemijlen
van deze havens, zelfs wanneer het Ottomanische Rijk een der oorlogvoerenden ware.
De oorlogsschepen der oorlogvoerenden zullen zich in het kanaal of in de havens aan
deszelfs ingang niet van krijgs- of mondbehoeften kunnen voorzien dan voorzoover volstrekt
noodig mocht zijn.
De doortocht van gezegde schepen door het kanaal zal geschieden binnen de kortst mogelijke
tijdruimte, volgens de van kracht zijnde reglementen en zonder ander oponthoud dan
voort mocht spruiten uit de noodzakelijkheden van den dienst.
Hun verblijf te Port Saïd en op de reede van Suez zal geen vier en twintig uren kunnen
overschrijden, uitgezonderd in geval van gedwongen oponthoud. In zoodanig geval zullen
zij gehouden zijn, zoo spoedig mogelijk te vertrekken. Er zal altijd eene tusschenruimte
van vier en twintig uur moeten verloopen tusschen het vertrek van een oorlogvoerend
schip uit eene haven die toegang tot het kanaal verleent, en het vertrek van een schip
behorende aan de vijandige Mogendheid.
In tijd van oorlog zullen de oorlogvoerende Mogendheden in het kanaal en in de havens
die toegang daartoe verleenen, noch troepen, noch oorlogsbehoeften, noch oorlogsmaterieel
mogen lossen of opnemen. Maar in geval van eene toevallige verhindering in het kanaal,
zal men in de havens, die toegang tot het kanaal verleenen, troepen kunnen inschepen
of ontschepen, gesplitst in groepen van niet meer dan 1000 man, met het daarbij behorend
krijgsmaterieel.
De prijsverklaarde schepen zullen in ieder opzicht onderworpen zijn aan dezelfde behandeling
als de schepen der oorlogvoerenden.
De Mogendheden zullen in de wateren van het kanaal (daaronder begrepen het meer Timsah
en de Bittere meren) geen enkel oorlogsschip laten stationneeren.
Evenwel zullen zij in de havens van Port Saïd en Suez, welke toegang tot het kanaal
verleenen, oorlogsschepen kunnen doen stationneeren, wier aantal echter niet meer
dan twee voor iedere Mogendheid zal kunnen bedragen.
Dit recht zal niet door de oorlogvoerenden kunnen worden uitgeoefend.
De agenten in Egypte der Mogendheden, door wie het tegenwoordig verdrag onderteekend
is, zullen belast worden met de zorg voor de uitvoering daarvan te waken. Bij elke
omstandigheid, waardoor de veiligheid van of de vrije doortocht door het kanaal bedreigd
mocht worden, zullen zij zich op de oproeping van drie hunner en onder voorzitterschap
van den deken, vereenigen, om tot het noodig onderzoek over te gaan. Zij zullen ingevolge
hunne bevinding aan de Regeering van den Khedive kennis geven van het gevaar, ten
einde die Regeering de noodige maatregelen neme, om de bescherming en het vrije gebruik
van het kanaal te verzekeren.
Onder alle omstandigheden zullen zij zich eenmaal 's jaars vereenigen, om zich te
vergewissen van de behoorlijke uitvoering van het verdrag. Laatstbedoelde bijeenkomsten
zullen plaats hebben onder voorzitterschap van eenen bijzonderen commissaris, te dien
einde door de Keizerlijke Ottomanische Regeering benoemd. Een commissaris van den
Khedive zal insgelijks aan de bijeenkomst kunnen deelnemen en als voorzitter optreden,
ingeval van afwezigheid van den Ottomanischen commissaris.
Zij zullen in het bijzonder de slechting aanvragen van alle werken of de uiteendrijving
van elke samenscholing die op een der oevers van het kanaal ten doel of ten gevolge
zoude kunnen hebben, inbreuk te maken op de vrijheid en op de algeheele zekerheid
der scheepvaart.
De Egyptische Regeering zal binnen de grenzen harer bevoegdheid, zooals die bij de
Firmans is vastgesteld en op de voorwaarden, bij het tegenwoordig verdrag voorzien,
de noodige maatregelen nemen om de uitvoering van dat verdrag te doen eerbiedigen.
Ingeval de Egyptische Regeering niet over voldoende middelen mocht beschikken, zal
zij een aanzoek moeten richten tot de Keizerlijke Ottomanische Regeering, welke de
noodige maatregelen zal nemen om aan dat aanzoek gehoor te geven, daarvan mededeeling
zal doen aan de overige Mogendheden, die de verklaring van Londen van 17 Maart 1885
hebben onderteekend en des vereischt zich met deze te dier zake zal verstaan.
Hetgeen bij de artikelen IV, V, VII en VIII bepaald is, zal geen beletsel opleveren
voor de maatregelen, die krachtens het tegenwoordig artikel zullen genomen worden.
Eveneens zal hetgeen bij de artikelen IV, V, VII en VIII bepaald is geen beletsel
opleveren voor de maatregelen, die Zijne Majesteit de Sultan en Zijne Hoogheid de
Khedive uit naam van Zijne Keizerlijke Majesteit en binnen de grenzen der verleende
Firmans genoodzaakt mochten zijn te nemen om, met eigen krachten, de verdediging van
Egypte en het behoud der openbare orde te verzekeren.
Ingeval Zijne Keizerlijke Majesteit de Sultan en Zijne Hoogheid de Khedive zich in
de noodzakelijkheid mochten bevinden de uitzonderingsmaatregelen bij het tegenwoordig
artikel voorzien, toe te passen, zullen de Mogendheden, die de verklaring van Londen
hebben onderteekend, daarvan door de Keizerlijk Ottomanische Regeering worden onderricht.
Het is insgelijks verstaan, dat hetgeen in de vier bovenbedoelde artikelen bepaald
is, in geen geval een beletsel zal opleveren voor de maatregelen, die de Keizerlijk
Ottomanische Regeering noodig achten mocht te nemen om met eigen krachten de verdediging
te verzekeren van hare andere, op de oostkust der Roode Zee gelegen, bezittingen.
De maatregelen, die in de gevallen voorzien bij de artikelen IX en X van het tegenwoordig
verdrag genomen zullen worden, zullen geen beletsel moeten opleveren voor het vrije
gebruik van het kanaal.
In die zelfde gevallen blijft de oprichting van blijvende versterkingswerken, opgericht
in strijd met de bepalingen van artikel VIII, verboden.
Het beginsel toepassend van gelijkheid, voor zoover het vrije gebruik van het kanaal
betreft, welk beginsel een der grondslagen van het tegenwoordig verdrag uitmaakt,
komen de Hooge contracteerende Partijen overeen, dat geene van haar voordeelen in
zake grondgebied of koophandel, noch voorrechten zal beoogen in de internationale
schikkingen, welke, ten opzichte van het kanaal, zouden kunnen getroffen worden. Overigens
zijn de rechten van Turkije, als territoriale Mogendheid, voorbehouden.
Buiten de verplichtingen, uitdukkelijk in de bepalingen van het tegenwoordig verdrag
voorzien, wordt geen inbreuk gemaakt op de souvereine rechten van Zijne Keizerlijke
Majesteit den Sultan en op de rechten en immuniteiten van Zijne Hoogheid den Khedive,
zooals die bij de Firmans bepaald zijn.
De Hooge contracteerende Partijen komen overeen, dat de verplichtingen die het gevolg
zijn van het tegenwoordig verdrag, niet zullen beperkt zijn door den duur der akten
van concessie der Algemeene Maatschappij van het Kanaal van Suez.
De bepalingen van het tegenwoordig verdrag zullen geen beletsel opleveren voor de
bestaande maatregelen in het belang der openbare gezondheid in Egypte.
De Hooge contracteerende Partijen verbinden zich het tegenwoordig verdrag ter kennis
te brengen van de Staten, die het niet hebben onderteekend, met uitnoodiging om daaraan
toe te treden.
Het tegenwoordig verdrag zal bekrachtigd worden en de akten van bekrachtiging zullen
worden uitgewisseld te Constantinopel, binnen den tijd van eene maand of vroeger indien
dit mogelijk is.