Verdrag betreffende repatriëring van schepelingen
De Algemene Conferentie van de Internationale Organisatie van de Arbeid, door de Raad
van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève en aldaar
bijeengekomen op 7 Juni 1926, in haar negende zitting,
besloten hebbende verschillende voorstellen aan te nemen betreffende repatriëring
van schepelingen, welk onderwerp begrepen is in punt 1 van de agenda der zitting en
besloten hebbende, dat deze voorschriften de vorm zullen aannemen van een internationaal
verdrag,
neemt heden de 23ste Juni 1926 het volgende verdrag aan, dat genoemd zal worden het
“Verdrag betreffende repatriëring van schepelingen, 1926”, ter bekrachtiging door
de leden van de Internationale Organisatie van de Arbeid, zulks overeenkomstig de
bepalingen van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie:
Voor de toepassing van dit verdrag moeten de volgende uitdrukkingen als volgt worden
verstaan:
-
a. onder „schip” elk schip of vaartuig van welke aard ook, publiek of privaat eigendom,
dat gewoonlijk gebezigd wordt voor zeevaart;
-
b. onder „schepeling” ieder persoon, die werkzaam of in dienst is aan boord in welke
hoedanigheid ook en op de monsterrol voorkomt, met uitzondering van kapiteins, loodsen,
leerlingen van opleidingsschepen, leerlingen, met wie een leerlingovereenkomst gestoten
is, van de bemanning van oorlogsschepen en van andere personen in vaste dienst van
de Staat;
-
c. onder „kapitein” ieder persoon, die het gezag over het schip voert en met de zorg
daarover belast is, met uitzondering van loodsen;
-
d. onder „schepen voor korte vaart” schepen, gebezigd voor handel tussen de havens van
een land en de havens van een naburig land, gelegen binnen de geographische grenzen
daarvoor in de nationale wet bepaald.
-
1 Ieder schepeling, die tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst of bij het eind daarvan
in het buitenland ontscheept is, heeft recht op vervoer hetzij naar zijn land, hetzij
naar de haven, waar de arbeidsovereenkomst aangegaan werd, hetzij naar de haven, waar
de reis is aangevangen, overeenkomstig de bepalingen van de nationale wet, welke de
nodige voorschriften dienaangaande moet geven en in het bijzonder moet vaststellen,
te wiens laste de kosten van repatriëring komen.
-
2 De repatriëring wordt als voldoende verzekerd beschouwd, indien de schepeling een
behoorlijke betrekking wordt verschaft aan boord van een schip, dat zich begeeft naar
een der bestemmingsplaatsen, bedoeld in het vorig lid.
-
3 Als gerepatrieerd wordt beschouwd de schepeling, die ontscheept is hetzij in zijn
eigen land, hetzij in de haven waar de overeenkomst aangegaan werd of in een naburige
haven, hetzij in de haven, waar de reis is aangevangen.
-
4 De nationale wet of, bij gebreke van wettelijke bepalingen, de arbeidsovereenkomst
zal de voorwaarden vaststellen, waaronder de vreemde schepeling die aan boord gekomen
is in een ander land dan het zijne, recht heeft op repatriëring. De bepalingen van
de vorige leden blijven echter van toepassing op de schepeling aan boord gekomen in
zijn eigen land.
De kosten van repatriëring kunnen niet ten laste van de schepeling gebracht worden,
indien hij achtergelaten is ten gevolge van:
-
a. een ongeval hem in dienst van het schip overkomen;
-
b. schipbreuk;
-
c. een ziekte, welke nòch door zijn opzet nòch door zijn schuld veroorzaakt is;
-
d. ontslag om redenen, welke hem niet toegerekend kunnen worden.
De openbare macht van het land, waar het schip staat ingeschreven, is gehouden te
waken voor de repatriëring van alle schepelingen in geval het onderhavige verdrag
op hen van toepassing is, zonder onderscheid van nationaliteit van de schepelingen;
indien nodig zal zij de kosten der repatriëring voorschieten.
De officiële bekrachtigingen van dit verdrag, overeenkomstig het bepaalde in het Statuut
van de Internationale Arbeidsorganisatie, zullen worden medegedeeld aan de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem worden ingeschreven.
Zodra de bekrachtigingen van twee leden der Internationale Organisatie van de Arbeid
door het Internationaal Arbeidsbureau zijn ingeschreven, zal de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau van dit feit mededeling doen aan alle leden van
de Internationale Organisatie van de Arbeid. Hij zal hen eveneens in kennis stellen
met de inschrijvingen van de bekrachtigingen, die hem later door andere leden der
Organisatie zullen worden medegedeeld.
Behoudens het bepaalde in artikel 8, verbindt ieder lid, dat dit verdrag bekrachtigt,
zich om de bepalingen van de artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 uiterlijk op 1 Januari 1928
in toepassing te brengen en zodanige maatregelen te nemen als nodig zullen blijken
om deze doeltreffend te doen zijn.
Ieder lid van de Internationale Organisatie van de Arbeid, dat dit verdrag bekrachtigt,
verbindt zich om het toe te passen ten aanzien van zijn koloniën, bezittingen en protectoraten,
overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Statuut van de Internationale
Arbeidsorganisatie.
Ieder lid, dat dit verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een
termijn van tien jaren na de datum, waarop dit verdrag van kracht begint te worden,
zulks bij een verklaring toegezonden aan de Directeur-Generaal van het Internationaal
Arbeidsbureau en door deze in te schrijven. De opzegging wordt eerst van kracht een
jaar nadat zij door het Internationaal Arbeidsbureau is ingeschreven.
Telkens wanneer de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau zulks nodig
acht legt deze een verslag inzake de toepassing van dit Verdrag voor aan de Algemene
Conferentie, en gaat na of het wenselijk is de kwestie van de gehele of gedeeltelijke
herziening van het Verdrag op de agenda van de Conferentie te plaatsen.
Zowel de Franse als de Engelse tekst van dit verdrag is authentiek.