De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Speciale Administratieve
Regio Hong Kong van de Volksrepubliek China („Speciale Administratieve Regio Hong
Kong”), daartoe naar behoren gemachtigd door de Centrale Volksregering van de Volksrepubliek
China, hierna te noemen de Partijen;
Geleid door de wens de doeltreffendheid van hun samenwerking in strafzaken en bij
de confiscatie van de opbrengst van misdrijven te verbeteren;
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Reikwijdte van de rechtshulp
-
1 De Partijen verlenen elkaar, overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, in zo
ruim mogelijke mate wederzijdse rechtshulp bij onderzoeken, strafvervolging of gerechtelijke
procedures die betrekking hebben op strafbare feiten waarvan de bestraffing, op het
tijdstip waarop rechtshulp wordt gevraagd, tot de bevoegdheid behoort van de verzoekende
Partij.
-
3 De rechtshulp op basis van dit Verdrag omvat rechtshulp in verband met overtreding
van de wetgeving inzake belastingheffing, douaneheffingen of andere aangelegenheden
op het gebied van rijksinkomsten, echter niet met het oog op ander dan strafrechtelijk
onderzoek of daarmee verband houdende gerechtelijke procedures.
Artikel 2. Centrale autoriteit
Artikel 3. Overige rechtshulp
Dit Verdrag sluit niet uit dat rechtshulp wordt verleend ingevolge andere overeenkomsten
en regelingen die tussen de Partijen van toepassing zijn.
Artikel 4. Weigeringsgronden
De aangezochte Partij weigert rechtshulp indien:
-
a. het verzoek betrekking heeft op handelen of nalaten dat volgens de wetgeving van de
aangezochte Partij geen strafbaar feit zou zijn, indien dit binnen haar rechtsgebied
zou hebben plaatsgevonden;
-
b. de aangezochte Partij de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden is en de soevereiniteit,
veiligheid, openbare orde of wezenlijke belangen van het Koninkrijk der Nederlanden
door de uitvoering van het verzoek zouden worden aangetast;
-
c. de aangezochte Partij de Regering van de Speciale Administratieve Regio Hong Kong
is, en:
-
i. de soevereiniteit, veiligheid of openbare orde van de Volksrepubliek China; of
-
ii. wezenlijke belangen van de Speciale Administratieve Regio Hong Kong door de uitvoering
van het verzoek zouden worden aangetast;
-
d. het verzoek betrekking heeft op een strafbaar feit van politieke aard;
-
e. het verzoek betrekking heeft op een militair delict en dat feit niet tevens een strafbaar
feit naar de gewone strafwet is;
-
f. de aangezochte Partij gegronde redenen heeft aan te nemen dat het verzoek is gedaan
met de bedoeling een persoon op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit of politieke
gezindheid te vervolgen;
-
g. het verzoek betrekking heeft op de vervolging van een persoon die, naar het recht
van de aangezochte Partij, niet kan of niet langer kan worden vervolgd terzake van
het strafbare feit dat aanleiding tot het verzoek geeft;
-
h. de verzoekende Partij niet kan voldoen aan de voorwaarden inzake vertrouwelijkheid
of de beperking van het gebruik van de te verstrekken gegevens of het te verstrekken
bewijs.
-
4 De verzoekende Partij kan verlangen dat de aangezochte Partij het verzoek en de inhoud
ervan vertrouwelijk behandelt, behalve voor zover nodig is voor de uitvoering van
het verzoek. Indien de aangezochte Partij de verlangde vertrouwelijkheid niet kan
waarborgen, pleegt zij onverwijld overleg met de verzoekende Partij.
Artikel 6. Uitvoering van verzoeken
-
1 Een verzoek wordt onverwijld uitgevoerd met inachtneming van de in het verzoek vermelde
termijn. Indien echter omstandigheden inwilliging binnen de termijn onmogelijk maken
of naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijke vertraging in de uitvoering van het verzoek
zullen veroorzaken, stelt de aangezochte Partij de verzoekende Partij hiervan onverwijld
op de hoogte.
-
2 Een verzoek wordt uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in dit Verdrag,
het recht van de aangezochte Partij en met de uitdrukkelijk in het verzoek vermelde
formaliteiten en procedures, tenzij deze onverenigbaar zijn met het recht van die
Partij.
-
4 Onverminderd artikel 10, derde lid, neemt de aangezochte Partij een verzoek van de verzoekende Partij inhoudende dat
de betrokken autoriteiten en belanghebbenden alsmede hun wettelijke vertegenwoordigers
bij de uitvoering van een verzoek aanwezig mogen zijn, welwillend in overweging.
-
6 Voordat de rechtshulp wordt geweigerd of uitgesteld, stelt de aangezochte Partij
de verzoekende Partij onverwijld in kennis van de redenen van de voorgenomen weigering
of het voorgenomen uitstel en pleegt zij overleg met die Partij teneinde vast te stellen
of rechtshulp kan worden verleend onder de door de aangezochte Partij noodzakelijk
geachte voorwaarden.
Artikel 7. Vertegenwoordiging en kosten
-
3 Indien voor of tijdens de uitvoering van het verzoek blijkt dat de uitvoering van
het verzoek een buitensporige belasting van de capaciteit van de aangezochte Partij
zou betekenen of dat hiermee kosten van buitengewone aard gemoeid zijn, plegen de
Partijen overleg teneinde de voorwaarden vast te stellen waaronder de uitvoering van
het verzoek een aanvang kan nemen of kan worden voortgezet.
-
1 De aangezochte Partij kan eisen dat de verzoekende Partij zonder voorafgaande toestemming
van de centrale autoriteit van de aangezochte Partij gegevens of bewijs dat met toepassing
van dit Verdrag is verkregen, niet gebruikt bij enig andere onderzoeken, strafvervolgingen
of gerechtelijke procedures dan die welke zijn omschreven in het verzoek. In een dergelijke
situatie zal de verzoekende Partij de voorwaarden naleven.
-
2 De aangezochte Partij kan eisen dat met toepassing van dit Verdrag verstrekte gegevens
of bewijs vertrouwelijk worden behandeld of uitsluitend worden gebruikt met inachtneming
van de door haar gestelde voorwaarden. Indien de centrale autoriteit van de verzoekende
Partij de gegevens of het bewijs onder dergelijke voorwaarden accepteert, zal de verzoekende
Partij de voorwaarden naleven.
Artikel 9. Verkrijging van bewijs
Wanneer een verzoek tot verkrijging van bewijs wordt gedaan, treft de aangezochte
Partij de nodige maatregelen om dit bewijs te verkrijgen. De verkrijging van bewijs
omvat de overlegging van voorwerpen, schriftelijke bescheiden, bestanden en bewijsmiddelen.
Artikel 10. Het horen van getuigen in de aangezochte Partij
-
2 In aanvulling op de in artikel 5, tweede lid, bedoelde gegevens vermeldt de verzoekende Partij in haar verzoek de vragen die aan
de te horen persoon moeten worden gesteld of de aangelegenheid waarover hij of zij
moet worden gehoord.
-
3 De in de verzoekende Partij betrokken autoriteiten en belanghebbenden alsmede hun
wettelijke vertegenwoordigers, mogen, met inachtneming van het recht van de aangezochte
Partij, aanwezig zijn en de te horen persoon ondervragen.
-
5 Indien een persoon zich erop beroept dat ingevolge het recht van de verzoekende Partij
een verschoningsrecht of -plicht bestaat, pleegt de centrale autoriteit van de aangezochte
Partij, in voorkomend geval, overleg met de centrale autoriteit van de verzoekende
Partij en vertrouwt zij op een door die autoriteit verstrekte verklaring.
Artikel 11. Videoconferentie
Voor zover mogelijk en in overeenstemming met hun wetgeving, kunnen Partijen per geval
overeenkomen dat het horen van getuigen door middel van videoconferentie, onder duidelijk
omschreven voorwaarden, plaatsvindt.
Artikel 12. Het horen van personen en het verlenen van medewerking in de verzoekende
Partij
Artikel 13. Overbrenging naar de verzoekende Partij van personen die zich in detentie
bevinden
-
1 Een persoon die zich in de aangezochte Partij in detentie bevindt en wiens verschijning
verlangd wordt in de verzoekende Partij teneinde te worden gehoord of voor het verlenen
van andere medewerking, wordt, indien de aangezochte Partij hiermee instemt, hiertoe
overgebracht naar de verzoekende Partij, mits de verzoekende Partij de voortgezette
detentie van de persoon en zijn of haar terugkeer zodra de aanwezigheid van de persoon
niet langer vereist is, doch uiterlijk op het door de aangezochte Partij vermelde
tijdstip, waarborgt.
-
3 Wanneer een persoon die zich in detentie bevindt, wordt overgebracht en volgens het
recht van de aangezochte Partij in aanmerking komt voor invrijheidstelling terwijl
hij of zij zich in de verzoekende Partij bevindt, stelt de aangezochte Partij de verzoekende
Partij hiervan in kennis. Deze ziet erop toe dat de persoon in vrijheid wordt gesteld
en de persoon vervolgens wordt behandeld als een in artikel 12 vermelde persoon.
-
1 Een persoon die overeenkomstig artikel 12 of 13 ermee instemt in de verzoekende Partij te verschijnen, mag ter zake van handelen
of nalaten dat plaatsvond voordat de persoon uit de aangezochte Partij vertrok, in
de verzoekende Partij niet worden vervolgd, in detentie worden genomen of in zijn
of haar persoonlijke vrijheid worden beperkt wegens een strafbaar feit en niet worden
blootgesteld aan een civiele procedure of enige andere procedure waaraan de persoon
niet zou kunnen worden blootgesteld indien hij of zij zich niet in de verzoekende
Partij zou bevinden.
-
2 Het eerste lid is niet langer van toepassing wanneer de persoon vrijelijk kan vertrekken,
doch de verzoekende Partij niet heeft verlaten binnen een tijdvak van vijftien dagen
nadat hij of zij er officieel van in kennis is gesteld dat zijn of haar aanwezigheid
niet langer vereist is of, na de verzoekende Partij te hebben verlaten, is teruggekeerd.
-
5 Indien een persoon zich erop beroept dat ingevolge het recht van de aangezochte Partij
een verschoningsrecht of -plicht bestaat, pleegt de centrale autoriteit van de verzoekende
Partij, in voorkomend geval, overleg met de centrale autoriteit van de aangezochte
Partij en vertrouwt zij op een door die autoriteit verstrekte verklaring.
Artikel 15. Doorzoeking en inbeslagneming
-
1 De aangezochte Partij geeft, in zoverre haar wetten zulks toelaat, gevolg aan verzoeken
om doorzoeking, inbeslagneming of de uitlevering ter inbeslagneming van schriftelijke
bescheiden, bestanden of voorwerpen en de overdracht van aldus verkregen bewijsmateriaal,
of afschriften daarvan, aan de verzoekende Partij.
-
6 De ingevolge dit artikel geconfisqueerde opbrengsten van misdrijven worden door de
aangezochte Partij behouden. Een Partij kan evenwel, voorzover haar wetgeving zulks
toestaat, aanbieden de opbrengsten van misdrijven, of een deel daarvan, op nader overeen
te komen wijze aan de andere Partij over te dragen.
Artikel 17. Betekening van stukken
Artikel 18. Openbare en overheidsstukken
-
2 De aangezochte Partij kan afschriften verstrekken van stukken, schriftelijke bescheiden,
of gegevens in bezit van een onderdeel van een ministerie of overheidsdienst, doch
die niet voor een ieder toegankelijk zijn, in dezelfde mate als waarin en op dezelfde
voorwaarden als waarop dergelijke stukken, schriftelijke bescheiden of gegevens toegankelijk
zouden zijn voor haar eigen politiefunctionarissen en rechterlijke autoriteiten.
Bewijs, schriftelijke bescheiden, afschriften, bestanden, verklaringen of andere bewijsmateriaal
die aan de verzoekende Partij moeten worden gezonden, worden slechts gewaarmerkt indien
de verzoekende Partij daarom vraagt. In dit verband is waarmerking door de centrale
autoriteit van de aangezochte Partij voldoende.
Artikel 20. Verstrekking van gegevens in verband met strafvervolging
Wanneer een strafbaar feit is gepleegd in een van de Partijen en dat strafbare feit
eveneens kan worden vervolgd door de andere Partij, kan de Partij waar het strafbare
feit is gepleegd, indien zij besluit geen vervolging in te stellen, de andere Partij
hiervan in kennis stellen. Op verzoek kan de Partij waar het strafbare feit is gepleegd
de andere Partij bijstaan, in het bijzonder door het verstrekken van gegevens en bewijs
verband houdende met dat strafbare feit, met het oog op het instellen van een strafvervolging
terzake van het strafbare feit in laatstgenoemde Partij.
Artikel 21. Beslechting van geschillen
Geschillen die voortvloeien uit de uitleg, toepassing of uitvoering van dit Verdrag
worden langs diplomatieke weg opgelost, indien de centrale autoriteiten zelf niet
in staat zijn overeenstemming te bereiken.
Artikel 22. Territoriale toepassing
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag uitsluitend van toepassing
op het deel van het Koninkrijk in Europa en kan het op verzoek van het Koninkrijk
der Nederlanden worden uitgebreid tot Curaçao, Sint Maarten, het Caribische deel van
Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustasius en Saba) en/of Aruba.
Artikel 23. Inwerkingtreding
Elk van beide Partijen kan dit Verdrag te allen tijde beëindigen door middel van een
schriftelijke kennisgeving. De beëindiging wordt van kracht zes maanden na de datum
van ontvangst van een zodanige kennisgeving. In geval van uitbreiding van de toepasselijkheid
van dit Verdrag tot Curaçao, Sint Maarten, het Caribische deel van Nederland (de eilanden
Bonaire, Sint Eustasius en Saba) en/of Aruba, is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd
de toepassing van dit Verdrag te beëindigen ten aanzien van elk afzonderlijk deel
van het Koninkrijk der Nederlanden.