De Regeering van het Koninkrijk der Nederlanden en die van de Vereenigde Mexicaansche
Staten verbinden zich elkander wederzijds uit te leveren, met inachtneming der regelen
vastgesteld in de navolgende artikelen, en met uitzondering van hare eigene onderdanen,
de personen, die vervolgd worden of veroordeeld zijn wegens een der misdrijven opgenoemd
in het navolgend art. II en gepleegd op het grondgebied van den Staat, door welken
de uitlevering is gevraagd.
Nochthans zal ook, indien het misdrijf dat aanleiding tot de aanvrage tot uitlevering
geeft, gepleegd is buiten het grondgebied der twee contracteerende partijen, aan die
aanvrage gevolg gegeven kunnen worden, indien de wetgeving van elk der beide Staten
de strafvervolging toelaat ter zake van diezelfde misdrijven buiten hun grondgebied
gepleegd.
Uitlevering zal plaats hebben wegens de volgende misdrijven:
-
1°. Moord of doodslag, onverschillig of dit misdrijf gepleegd is tegen den Vorst, den
Troonopvolger, een lid van het Vorstelijk Huis, het Hoofd van den Staat, of elk ander
persoon, wie ook; moord of doodslag op een kind gepleegd.
-
2°. Bedreigingen schriftelijk en onder eene bepaalde voorwaarde geschied, voor zoover
de wetten der twee Staten uitlevering uit dezen hoofde toelaten.
-
3°. Het veroorzaken van de afdrijving der vrucht van eene vrouw door haar zelve of door
anderen.
-
4°. Mishandeling begaan met opzet, hetzij met voorbedachten rade, hetzij wanneer daarvan
het gevolg is letsel of blijvende onbekwaamheid tot arbeid, het verlies van of de
volledige berooving van het gebruik van een lichaamsdeel, van het oog of van elk ander
orgaan, voortdurende storing der verstandelijke vermogens of de dood, zonder moedwil
veroorzaakt.
-
5°. Verkrachting of misdrijven tegen de zeden, voor zoover de wetten der twee Staten uitlevering
uit dezen hoofde toelaten.
-
6°. Koppelarij.
-
7°. Dubbel huwelijk.
-
8°. Oplichting of wegvoering, verberging, wegmaking of onderschuiving van een kind.
-
9°. Oplichting of wegvoering, van minderjarigen.
-
10°. Het namaken of vervalschen van muntspeciën, muntpapier of bankbiljetten, met het oogmerk
om deze als echt en onvervalscht uit te geven, of te doen uitgeven, of het opzettelijk
in omloop brengen van nagemaakte of valsche muntspeciën of munt- en bankbilletten.
-
11°. Het namaken of vervalschen van van Rijkswege uitgegeven zegels en merken of van door
de wet vereischte meesterteekenen, voor zoover de wetten van beide landen uit dezen
hoofde uitlevering toestaan.
-
12°. Valschheid in geschrifte, wanneer deze gepleegd is:
-
A. in particuliere akten;
-
B. in authentieke akten;
-
C. in schuldbrieven of certificaten van schuld van eenigen Staat, provincie, gemeente
of openbare instelling;
-
D. in aandeelen of schuldbrieven, of certificaten van aandeelen of schuld van eenige
vereeniging, stichting of vennootschap;
-
E. in talons, dividenden of rentebewijzen, behoorende tot een der onder de voorgaande
nummers omschreven stukken, of in de bewijzen in plaats van deze stukken uitgegeven;
-
F. in voor omloop bestemd crediet- of handelspapier;
Het opzettelijk gebruik maken van het valsche of vervalschte stuk; het in voorraad
hebben of van het buitenland invoeren van billetten van eene circulatiebank krachtens
de wet opgericht, waarvan de valschheid of vervalsching hem, toen hij ze ontving,
bekend was, met het oogmerk, om ze als echt en onvervalscht uit te geven.
-
13°. Meineed.
-
14°. Omkooping van ambtenaren, voor zoover de wetten der twee Staten uitlevering uit dezen
hoofde toelaten; knevelarij, verduistering door ambtenaren of daarmede gelijkgestelden.
-
15°. Opzettelijke brandstichting, wanneer daaruit gemeen gevaar voor goederen kan ontstaan
of levensgevaar voor een ander; brandstichting met het oogmerk om zich of een ander
ten nadeele van den verzekeraar, of van den wettigen houder van een bodemerijbrief,
wederrechtelijk te bevoordeelen.
-
16°. Opzettelijke en wederrechtelijke vernieling van een gebouw, dat geheel of gedeeltelijk
aan een ander toebehoort, of van een gebouw of getimmerte, wanneer daaruit gemeen
gevaar voor goederen of levensgevaar voor een ander kan ontstaan.
-
17°. Openlijk geweld met vereenigde krachten, tegen personen of goederen.
-
18°. Het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken, stranden, vernielen, onbruikbaar maken
of beschadigen van een vaartuig, indien daaruit levensgevaar voor een ander kan ontstaan.
-
19°. Muiterij en verzet van passagiers tegen den schipper en van mindere schepelingen jegens
hunne meerderen in rang.
-
20°. Het opzettelijk doen ontstaan van gevaar voor een spoortrein.
-
21°. Diefstal.
-
22°. Oplichting.
-
23°. Misbruik van eene handteekening in blanco en verduistering.
-
24°. Bedriegelijke bankbreuk.
Onder bovengenoemde opsomming is ook begrepen poging tot, of medeplichtigheid aan
die misdrijven, wanneer die poging of medeplichtigheid strafbaar is volgens de wetten
van het land aan hetwelk de uitlevering is gevraagd.
Uitlevering zal nochthans wegens geen der hierboven genoemde misdrijven worden toegestaan,
dan wanneer het feit, waarvoor de uitlevering wordt aangevraagd, door de wetten in
de beide contracteerende landen van kracht op het oogenblik dier aanvrage, met een
gevangenisstraf van meer dan één jaar, is strafbaar gesteld.
Geene uitlevering heeft plaats:
-
1°. wanneer het strafbaar feit gepleegd is op het grondgebied van een derden Staat en
de Regeering van dien Staat zelve de uitlevering aanvraagt;
-
2°. wanneer de aanvrage geschiedt wegens hetzelfde misdrijf, waarvoor de persoon, wiens
uitlevering gevraagd wordt, in het land, waaraan de uitlevering is aangevraagd, wordt
vervolgd of heeft terecht gestaan en in het laatste geval, hetzij veroordeeld, hetzij
van rechtsvervolging ontslagen of vrijgesproken is;
-
3°. indien, naar de wetgeving van het land aan hetwelk de uitlevering is aangevraagd,
het recht tot vervolging of de opgelegde straf is verjaard vóór de aanhouding van
den persoon wiens uitlevering gevraagd wordt, of, zoo er nog geene aanhouding heeft
plaats gehad, vóór de oproeping om door de rechtbank te worden gehoord.
Indien de opgeeischte persoon wegens een ander strafbaar feit, dan dat, waarvoor zijne
uitlevering wordt aangevraagd, in het land, aan hetwelk de aanvrage is gedaan, wordt
vervolgd of veroordeeld is, heeft de uitlevering niet plaats dan na den afloop der
ingestelde vervolging of, in geval van veroordeeling, nadat de straf is ondergaan.
Deze bepaling belet niet, dat die vreemdeling tijdelijk kan worden uitgeleverd ten
einde in den Staat die de uitlevering vraagt, terecht te staan, onder voorwaarde dat
hij na afloop van de strafzaak worde teruggevoerd.
Indien de persoon, wiens uitlevering door eene der contracteerende partijen is aangevraagd,
tegelijkertijd door één of rneerdere andere Staten wordt opgeeischt, voor andere strafbare
feiten op hun grondgebied gepleegd, zal deze uitlevering bij voorkeur worden toegestaan
aan den Staat, die het eerst de aanvrage gedaan heeft.
De uitgeleverde zal niet worden vervolgd of veroordeeld voor een feit, gepleegd vóór
zijne uitlevering en verschillend van dat waarvoor die uitlevering is aangevraagd,
noch aan een derden Staat worden uitgeleverd, dan met bizondere toestemming van de
uitleverende Regeering.
Deze toestemming is echter niet vereischt, wanneer de beklaagde uit eigen beweging
gevraagd heeft, te worden terechtgesteld, of zijn straf te ondergaan, of, wanneer
hij gedurende één maand, na zijne definitieve invrijheidstelling, de vrijheid heeft
gehad het land, dat de uitlevering aanvraagt, opnieuw te verlaten.
De bepalingen der tegenwoordige overeenkomst zijn niet toepasselijk op staatkundige
misdrijven. Dientengevolge kan de persoon, die uitgeleverd is op grond van een der
strafbare feiten in art. II genoemd, in geen geval worden vervolgd en gestraft in
den Staat, aan welken de uitlevering heeft plaats gehad, wegens een staatkundig misdrijf
door hem vóór de uitlevering gepleegd, noch wegens een met een dergelijk staatkundig
misdrijf samenhangend strafbaar feit, tenzij hij, na terecht gestaan te hebben en,
ingeval van veroordeeling, zijn straf ondergaan te hebben of kwijtschelding daarvan
gekregen te hebben, gedurende een maand vrijheid heeft gehad het land opnieuw te verlaten.
De uitlevering wordt aangevraagd langs diplomatieken weg (behalve in de gevallen in
art. XVIII voorzien) en wordt niet toegestaan dan na overlegging van het oorspronkelijke
of van het gewaarmerkt afschrift, hetzij van het vonnis van veroordeeling, hetzij
van het bevel tot inhechtenisneming of van eenige andere akte van minstens gelijke
rechtskracht, nauwkeurig aanwijzende het feit, wegens hetwelk zij is uitgevaardigd.
Die stukken zullen vergezeld zijn van een gelegaliseerd afschrift van de strafbepaling
op het ten laste gelegde feit toepasselijk en zooveel mogelijk van het signalement
van den opgeeischten persoon.
De goederen, in het bezit van den opgeeischten persoon in beslag genomen, zullen aan
den Staat, die de aanvrage doet, worden overgegeven, indien de bevoegde autoriteit
van den uitleverenden Staat zulks heeft gelast, met eerbiediging van rechten van derden
nochthans op zoodanige goederen.
In spoedeischende gevallen kan voorloopige aanhouding eene, zelfs telegraphische,
aanvrage, mits langs diplomatieken weg, plaats hebben. Deze aanvrage moet aanwijzen
het strafbare feit, waarvoor de beklaagde wordt vervolgd en het bestaan van een der
in Art. IX vermelde processtukken vaststellen.
De voorloopige aanhouding is onderworpen aan de vormen en regelen door de wetten van
het land aan hetwelk de aanvrage gedaan is, voorgeschreven.
De vreemdeling, die in overeenstemming met de bepalingen van het voorgaande artikel
voorloopig is aangehouden, zal, tenzij hij uit anderen hoofde behoort in verzekerde
bewaring te blijven, in vrijheid worden gesteld, indien niet binnen een termijn van
90 (negentig) dagen na zijne voorloopige aanhouding, de aanvrage tot uitlevering in
Art. IX vermeld, heeft plaats gehad.
Indien bij de vervolging van een niet staatkundig strafbaar feit, eene der Regeeringen
het verhoor der getuigen, die zich op het gebied van den anderen Staat bevinden, noodzakelijk
zal oordeelen, zal te dien einde langs diplomatieken weg een rogatoire commissie worden
gezonden, waaraan gevolg zal worden gegeven met inachtneming van de wetten van het
land, waar de getuigen gedagvaard zullen worden.
Deze rogatoire commissies zullen van eene Fransche vertaling vergezeld moeten zijn.
Indien in een niet politiek strafgeding de persoonlijke verschijning van een getuige
in het ander land noodzakelijk of gewenscht is, zal de Regeering van het land, waar
die getuige verblijf houdt, dezen verzoeken aan de oproeping, die hem gedaan zal worden
gevolg te geven en in geval hij hieraan voldoet, zullen hem door de Regeering van
wie de oproeping uitgaat, reis- en verblijfkosten worden vergoed, volgens de tarieven
en reglementen, die van kracht zijn in het land waar het verhoor moet plaats hebben,
behalve in het geval, waarin de Regeering, die de aanvrage doet, meent dat den getuige
eene hoogere schadevergoeding moet worden toegekend.
Geen enkele getuige, welke zijne nationaliteit ook zij, die in een van de beide landen
gedagvaard, vrijwillig voor de rechtbank van het andere land verschijnt, zal daar
te lande vervolgd of gevangen gehouden kunnen worden, wegens vroegere strafbare feiten
of veroordeelingen en evenmin onder voorwendsel van medeplichtigheid aan feiten, waarover
het geding, waarin hij als getuige op zal treden, gevoerd wordt.
Indien in een niet politiek strafgeding, hetzij confrontatie van misdadigers, die
in den anderen Staat gevangen gehouden zijn, hetzij mededeeling van stukken van overtuiging
of andere documenten, die in de handen van de autoriteiten van het andere land berusten,
nuttig of noodzakelijk wordt geoordeeld, geschiedt het verzoek daartoe langs diplomatieken
weg en zal daaraan worden gevolg gegeven, tenzij overwegingen van bijzonderen aard
zich daartegen verzetten en onder verbintenis van misdadigers en stukken terug te
zenden.
Het vervoer over het grondgebied van een der contracteerende Staten, van een persoon,
door eene derde mogendheid uitgeleverd en geen onderdaan zijnde van het land, door
hetwelk het vervoer plaats heeft, zal worden toegestaan op enkel vertoon hetzij van
het oorspronkelijke, hetzij van een gewaarmerkt afschrift van een der processtukken
in art. IX vermeld, onder voorwaarde dat het feit, dat aan de uitlevering ten grondslag
heeft gelegen, in de tegenwoordige overeenkomst is opgenomen en niet valt onder de
gevallen in artikelen IV en VIII voorbehouden en dat het medegeleide geschiede door
beambten van het land, dat het vervoer over zijn grondgebied heeft toegestaan.
De kosten van het vervoer worden gedragen door den Staat, die de uitlevering heeft
aangevraagd.
De kosten veroorzaakt door de aanhouding, de gevangenhouding en het vervoer der opgeeischte
personen worden gedragen door de Regeering die de uitlevering aanvraagt.
De bepalingen der tegenwoordige overeenkomst zullen toepasselijk zijn op de koloniën
en bezittingen van Nederland in andere werelddeelen, maar slechts worden nageleefd
voorzoover zij in overeenstemming zijn met de wetten, die in die koloniën en bezittingen
van kracht zijn.
De aanvrage tot uitlevering van een misdadiger, die gevlucht is van een der West-Indische
Nederlandsche koloniën naar Mexico of van Mexico naar een der West-Indische Nederlandsche
koloniën, zal ook kunnen geschieden rechtstreeks door den Gouverneur van Suriname
of van Curaçao aan de Regeering van Mexico en omgekeerd.
Genoemde Gouverneurs zullen de bevoegdheid hebben, hetzij de uitlevering toe te staan,
hetzij hunne Regeering daarover te raadplegen.
De termijn voor invrijheidstelling in art. XII bedoeld, zal, wat betreft de koloniën
in Amerika gelegen, op 60 (zestig) dagen worden vastgesteld.
Zoo spoedig mogelijk zal de tegenwoordige overeenkomst worden bekrachtigd en de bekrachtigingen
er van worden uitgewisseld.
Zij zal in werking treden drie maanden na uitwisseling der ratificaties en van kracht
blijven tot zes maanden nadat zij door een van beide Regeeringen zal zijn opgezegd.