De Hooge contracteerende Partijen verbinden zich, volgens de voorschriften bij deze
conventie vastgesteld, wederkeerig aan elkander uit te leveren de personen, welke
beklaagd of veroordeeld zijn ter zake van een der feiten in artikel 2 vermeld, en
de wijk genomen hebben op het grondgebied van den anderen Staat.
De feiten, die tot uitlevering aanleiding kunnen geven, zijn de volgende:
-
1°. doodslag, tenzij gepleegd ter rechtmatige zelfverdediging of uit onvoorzichtigheid;
-
2°. moord;
-
3°. vadermoord;
-
4°. kinderdoodslag of kindermoord;
-
5°. vergiftiging;
-
6°. het opzettelijk veroorzaken van de afdrijving of den dood der vrucht eener vrouw;
-
7°. opzettelijke verwondingen, die den dood ten gevolge hebben gehad zonder dat daartoe
het oogmerk bestond, of zware en voortdurende verminking van eenig lichaamsdeel of
lichaamsorgaan;
-
8°. verkrachting of elk ander vergrijp tegen de zedelijkheid met geweld gepleegd;
-
9°. vergrijp tegen de zedelijkheid met of zonder geweld gepleegd tegenover kinderen van
het eene of het andere geslacht beneden den leeftijd van veertien jaren;
-
10°. dubbel huwelijk;
-
11°. oplichting of wegvoering, verberging, wegmaking of onderschuiving van kinderen;
-
12°. oplichting of wegvoering van minderjarigen;
-
13°. het namaken of vervalschen van muntspeciën of muntpapier met het oogmerk om die muntspeciën
of dat muntpapier als echt en onvervalscht uit te geven of te doen uitgeven; het uitgeven
of het in omloop brengen van valsche of geschonden muntspeciën of van valsch of vervalscht
mnntpapier; het namaken of vervalschen van zegels en merken van den Staat, voor zoover
de wetten der beide landen op dien grond uitlevering toelaten;
-
14°. valschheid in openbare of onderhandsche geschriften, in wisselbrieven, wettigen koers
hebbend credietpapier of ander handelspapier en het met opzet gebruik maken dier vervalschte
stukken, voor zoover de wetten der beide landen voor die feiten uitlevering toelaten;
-
15°. valsch getuigenis, omkooping van getuigen of meineed in civiele of strafzaken;
-
16°. omkooping van ambtenaren, voor zoover de wetten der beide landen op dien grond uitlevering
toelaten;
-
17°. verduistering of malversatie van publieke fondsen, knevelarij gepleegd door openbare
ambtenaren of bewaarders;
-
18°. opzettelijke brandstichting, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar
voor een ander te duchten is; brandstichting met het oogmerk om zich of een ander,
ten nadeele van den verzekeraar of van den wettigen houder van een bodemerijbrief,
wederrechtelijk te bevoordeelen;
-
19°· opzettelijke belemmering van het verkeer op de spoorwegen, die het leven der reizigers
in gevaar heeft gebracht;
-
20°· openlijk geweld met vereenigde krachten tegen personen of goederen;
-
21°· diefstal gepleegd met geweld tegen personen of eigendommen;
-
22°· het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken of doen stranden, vernielen, onbruikbaar
maken of beschadigen van een schip, indien daarvan levensgevaar voor een ander te
duchten is;
-
23°· muiterij en verzet van schepelingen of passagiers aan boord van een schip;
-
24°· oplichting;
-
25°· verduistering van fondsen, goederen, documenten en alle openbare en bijzondere eigendomstitels,
gepleegd door hen aan wie dezelve ter bewaring waren toevertrouwd, of bedriegelijke
ontvreemding dier zaken door hen, die deelgenooten waren of werkzaam gesteld in de
inrichting, waar het feit is gepleegd;
-
26°· bedriegelijke bankbreuk.
Onder de voorgaande qualificatiën zijn begrepen de poging en de medeplichtigheid,
voor zoover zij strafbaar gesteld zijn bij de strafwetgeving der contracteerende landen.
De uitlevering zal worden toegestaan voor de hierboven vermelde feiten, indien de
te laste gelegde feiten strafbaar zijn met ten minste één jaar vrijheidsstraf als
maximum.
De uitlevering zal geen plaats hebben:
-
1°· indien de opgeeischte persoon door geboorte of door naturalisatie onderdaan is van
het land, waaraan de uitlevering is aangevraagd;
-
2°· voor staatkundige misdrijven of feiten met staatkundige misdrijven samenhangende;
-
3°· ingeval de feiten zouden gepleegd zijn op het grondgebied van het land, waaraan de
uitlevering is aangevraagd;
-
4°· wanneer de aanvrage tot uitlevering geschiedt op grond van hetzelfde feit, waarvoor
de opgeëischte persoon heeft terechtgestaan en is veroordeeld of vrijgesproken in
het land, waaraan de uitlevering wordt aangevraagd;
-
5°· indien de opgelegde straf of de vervolging naar de wetten van het land, waaraan de
uitlevering wordt aangevraagd of van het land, dat de uitlevering aanvraagt, verjaard
is vóór de aanhouding van den opgeëischten persoon, of, ingeval de aanhouding nog
niet heeft plaats gehad, vóór de gerechtelijke dagvaarding.
De uitlevering zal geen plaats hebben zoolang de opgeëischte persoon in het land,
waaraan de uitlevering wordt aangevraagd, vervolgd wordt ter zake van hetzelfde feit.
Indien de opgeëischte persoon vervolgd wordt of straf ondergaat wegens een ander feit
dan dat, op grond waarvan de aanvrage tot uitlevering is geschied, zal hij slechts
uitgeleverd worden na afloop van het eindvonnis in het land, waaraan de uitlevering
is aangevraagd, en, ingeval van veroordeeling, nadat hem de hem opgelegde straf zal
hebben ondergaan of hem daarvan gratie zal zijn verleend.
Indien evenwel volgens de wetten van het land, dat de uitlevering aanvraagt, dat tijdsverloop
de verjaring der vervolging tengevolge zou kunnen hebben, zal zijne uitlevering worden
toegestaan, tenzij er bijzondere redenen zich tegen mochten verzetten, en onder gebondenheid
tot terugzending van den uitgeleverde, zoodra de vervolging in genoemd land zal zijn
afgeloopen.
De persoon, wiens uitlevering is toegestaan, zal niet mogen worden vervolgd of gestraft
ter zake van staatkundige misdrijven gepleegd vóór zijne uitlevering, noch ter zake
van feiten met deze misdrijven samenhangende.
Hij zal niet mogen worden veroordeeld noch gestraft in het land, waaraan de uitlevering
is toegestaan, ter zake van eenig strafbaar feit niet in het tegenwoordig verdrag
vermeld, noch aan een derden Staat mogen worden uitgeleverd zonder de toestemming
van het land, dat hem heeft uitgeleverd.
Deze beperkingen zullen niet toepasselijk zijn, wanneer de uitgeleverde persoon gedurende
drie maanden, na de hem opgelegde straf te hebben ondergaan of na daarvan gratie te
hebben verkregen en in vrijheid te zijn gesteld, in het land, waar hij veroordeeld
werd, gebleven is; of wanneer hij later is teruggekeerd op het grondgebied van den
opeischende Staat.
De personen, veroordeeld wegens feiten, welke volgens de wetgeving van den opeischenden
Staat, met den dood gestraft worden, zullen slechts worden uitgeleverd onder voorwaarde
dat gezegde straf hun niet zal worden opgelegd.
In de gevallen, waarin overeenkomstig de bepalingen van de tegenwoordige overeenkomst,
de uitlevering niet behoort te worden toegestaan, zal de opgeeischte persoon, indien
er grond toe bestaat, gevonnisd worden door de rechtbanken van het land, waaraan de
uitlevering is aangevraagd en volgens de wetten van dien Staat. Het eindvonnis zal
behooren te worden medegedeeld aan de Regeering, die de uitlevering had verzocht.
Indien het feit, waarop de aanvraag tot uitlevering gegrond is, zal gepleegd zijn
op het grondgebied van eenen derden Staat, die de uitlevering van den misdadiger niet
heeft verzocht, zal er aan deze aanvraag gevolg worden gegeven, ingeval de wetgeving
van het land, waaraan de uitlevering is aangevraagd, de vervolging dierzelfde, buiten
zijn grondgebied gepleegde, misdrijven toelaat.
Indien de persoon wiens uitlevering overeenkomstig de tegenwoordige conventie door
een der contracteerende partijen is aangevraagd, eveneens wordt opgevorderd door een
of meerdere andere Regeeringen ter zake van feiten op hun wederzijdsch grondgebied
gepleegd, zal de uitlevering worden toegestaan aan dengene, op wiens grondgebied het
zwaarste feit volgens de wetgeving van het land, waaraan de uitlevering is aangevraagd,
zal zijn gepleegd, en, ingeval van gelijke zwaarte, aan dengene, die het eerst de
aanvrage tot uitlevering zal hebben ingediend.
Indien de opgeëischte persoon geen onderdaan is van het opeischende land en de Regeering
van zijn eigen land hem opvordert ter zake van hetzelfde feit, zal de Regeering, aan
welke de uitlevering is aangevraagd, de bevoegdheid hebben dien persoon uit te leveren
aan dengenen aan wien zij het passend zal achten.
De uitlevering zal altijd worden aangevraagd langs diplomatieken weg en bij gebreke
van een diplomatieken agent door tusschenkomst van den hoogsten consulairen ambtenaar
van het land, hetwelk de aanvraag doet.
De aanvraag tot uitlevering behoort vergezeld te gaan:
-
1°· van het oorspronkelijk of van een gewaarmerkt afschrift hetzij van eene beschikking
tot in staat van beschuldigingstelling of van eene beschikking waarbij rechtsingang
is verleend met bevel van gevangenneming, hetzij van een bevel van gevangenneming,
hetzij van elke andere akte dezelfde kracht hebbende, hetzij van het vonnis van veroordeeling,
afgegeven door de bevoegde overheid in den vorm, voorgeschreven door de wetgeving
van het land, dat de uitlevering aanvraagt.
Deze bescheiden moeten het feit, waarvan sprake is, voldoende omschrijven, ten einde
het land, waaraan de uitlevering wordt gevraagd, in staat te stellen te beoordeelen
of het, volgens zijne wetgeving, een geval daarstelt in het tegenwoordig verdrag voorzien;
-
2°· van een afschrift der op het betrekkelijke feit toepasselijke strafbepalingen;
-
3°· van al de benoodigde inlichtingen ten einde de identiteit van den opgeëischten persoon
te staven;
-
4°· van eene Fransche vertaling van alle deze stukken en van de strafbepalingen.
De vreemdeling, wiens uitlevering voor een der in artikel 2 bedoelde feiten kan worden
gevraagd, zal voorloopig kunnen worden aangehouden overeenkomstig de vormen voorgeschreven
door de Wetgeving van het land, waaraan de uitlevering gevraagd wordt, krachtens een
bericht overgebracht door de post of de telegraaf door tusschenkomst van den Minister
van Buitenlandsche Zaken van den opeischenden Staat en van den diplomatieken of consulairen
vertegenwoordiger van dien Staat in het andere land, en afkomstig van de bevoegde
overheid van het land, dat de aanvraag doet, te weten:
van de zijde van Nederland, van elken officier van justitie of van elken rechter van
instructie (rechter-commissaris);
van de zijde der Argentijnsche Republiek, van elken rechter van instructie of van
elken strafrechter.
Dit bericht behoort te melden het bestaan en de overmaking van eene beschikking tot
in staat van beschuldigingstelling of van eene beschikking waarbij rechtsingang is
verleend met bevel van gevangenneming, van een bevel van gevangenneming of van een
vonnis van veroordeeling.
De op deze wijze aangehouden persoon zal, ten ware hij uit anderen hoofde behoorde
in hechtenis te blijven, in vrijheid worden gesteld, indien niet binnen twee maanden
na de dagteekening zijner aanhouding, de aanvrage tot uitlevering langs diplomatieken
of consulairen weg geschied is in den vorm bij artikel 11 bepaald.
Er wordt uitdrukkelijk bedongen dat de doorvoer over het grondgebied van een der contracteerende
partijen, van een door eene derde Mogendheid aan de andere partij uitgeleverden persoon,
die geen onderdaan is van het land, door hetwelk de doorvoer plaats heeft, zal worden
toegestaan op het eenvoudig vertoon langs diplomatieken of consulairen weg van de
beschikking tot in staat van beschuldigingstelling of van de beschikking waarbij rechtsingang
is verleend met bevel van gevangenneming, van het bevel van gevangenneming of van
het vonnis van veroordeeling, mits dat er geen sprake is van staatkundige misdrijven
of van feiten met deze misdrijven samenhangende, maar van die opgenoemd bij artikel
2 dezer Conventie.
De kosten van doorvoer zullen komen voor rekening van den Staat, die de uitlevering
heeft aangevraagd.
De door misdrijf verkregen goederen, welke op en bij den opgeëischte in beslag mochten
zijn genomen, of welke deze zou verborgen hebben en die later mochten zijn ontdekt;
de gereedschappen en werktuigen waarvan bij zich mocht bediend hebben tot het plegen
van het misdrijf, alsmede alle andere stukken van overtuiging zullen te gelijker tijd
als de opgeëischte worden overgegeven, indien de opeischende Regeering daartoe aanvrage
doet en indien de bevoegde macht van den Staat, waaraan de uitlevering wordt aangevraagd,
de overgave daarvan heeft bevolen.
Intusschen worden de rechten van derden op de gezegde goederen voorbehouden, welke
hun, na afloop van het geding, kosteloos zullen moeten worden teruggegeven.
Wanneer, bij vervolging ter zake van een gemeen misdrijf, een der beide Regeeringen
het hooren van getuigen, die zich in den anderen Staat bevinden, noodig oordeelt,
zal daartoe eene rogatoire commissie, vergezeld van eene fransche vertaling, langs
diplomatieken of consulairen weg gezonden worden aan de Regeering van het land, waar
het verhoor moet plaats hebben, en zal daaraan gevolg gegeven worden in het land,
hetwelk is aangezocht, met inachtneming der wetten, die ter zake toepasselijk zijn
in het land, waar de getuigen moeten verschijnen.
Indien in eene strafzaak, een gemeen misdrijf betreffende, de persoonlijke verschijning
van een getuige noodig is of verlangd wordt, zal de Regeering van het land, waar hij
zich bevindt, hem verzoeken aan de tot hem te richten uitnoodiging gevolg te geven,
en ingeval hij daaraan voldoet, zullen hem door de aanvragende Regeering van af den
dag, waarop hij zijne woonplaats zal hebben verlaten reis- en verblijfkosten worden
toegekend, volgens de tarieven van kracht in het land, waar zijne verschijning moet
plaats hebben, behoudens het geval, dat de aanvragende Regeering het noodig zal achten
eene hoogere schadevergoeding aan den getuige toe te kennen.
Een persoon, van welke nationaliteit ook, die als getuige in een van beide landen
opgeroepen, vrijwillig voor de rechtbanken van het andere land verschijnt, zal aldaar
niet kunnen worden vervolgd of aangehouden ter zake van misdaden of misdrijven of
ter zake van civiele, crimineele of correctioneele veroordeelingen, die plaats hebben
gevonden voor zijn vertrek uit het land, aan hetwelk de aanvrage is gedaan, noch onder
voorwendsel van medeplichtigheid aan de feiten die het onderwerp uitmaken van het
geding, waarin hij als getuige optreedt.
De wederzijdsche Regeeringen doen over en weder afstand van alle aanvrage om terugbetaling
van de kosten van onderhoud, van vervoer en andere, die binnen de grenzen van haar
wederzijdsch grondgebied zouden kunnen voortvloeien uit de uitlevering van beklaagde,
in staat van beschuldiging gestelde of veroordeelde personen, evenals van die voortvloeiende
uit de tenuitvoerlegging van rogatoire commissiën, zoomede van die voortvloeiende
uit de toezending der overtuigingsstukken of der bescheiden.
De uit te leveren persoon zal worden overgebracht naar de haven, aan te wijzen door
den diplomatieken of consulairen agent van de opeischende Regeering, op wier kosten
hij zal worden ingescheept.
Het tegenwoordig verdrag zal eerst in werking treden te rekenen van den twintigsten
dag na zijne afkondiging, welke zoo spoedig doenlijk zal plaats vinden in den vorm,
bij de wetgevingen der beide landen voorgeschreven.
Het zal van kracht blijven tot zes maanden na den dag van opzegging door eene der
beide Regeeringen.
Het tegenwoordig verdrag zal worden bekrachtigd en de bekrachtigingen ervan zullen
zoo spoedig doenlijk te Buenos Aires worden uitgewisseld.