's-Gravenhage, 2 Februari 1950.
Mijnheer de Ambassadeur,
Ik heb de eer de ontvangst te erkennen van Uwer Excellentie's Nota No. 129 van 16
Januari 1950, verwijzende naar de besprekingen, welke onlangs hebben plaats gevonden
tussen vertegenwoordigers van onze beide Regeringen, met betrekking tot de Overeenkomst
tot Economische Samenwerking tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika,
ondertekend te 's-Gravenhage op 2 Juli 1948, naar de Uitleg-bepalingen behorende bij
deze Overeenkomst, en naar de verheffing tot wet van Public Law 47, van het 81ste
Congres, wijzigende de „Economie Cooperation Act of 1948”. Ik heb ervan kennis genomen,
dat Uwe Excellentie als volgt de overeenstemming bevestigd heeft, welke bereikt werd
als resultaat van deze besprekingen:
-
„1. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden heeft haar instemming betuigd met de
doeleinden en de richtlijnen van de „Economic Cooperation Act of 1948”, gewijzigd
als hiervoren vermeld.
-
2. Waar verwezen wordt naar de „Economic Cooperation Act of 1948”, in enig artikel van
deze Overeenkomst tot Economische Samenwerking, dan zal dit verstaan worden als bedoelende
de „Economic Cooperation Act of 1948”, gewijzigd als hiervoren vermeld.
-
3. De verwijzing in paragraaf 2 van Artikel III van de Overeenkomst tot Economische Samenwerking,
naar erkenning, als eigendom van de Regering van de Verenigde Staten van Amerika van
alle guldens of in guldens luidende credieten toegewezen ten behoeve van of overgemaakt
aan Haar, overeenkomstig artikel 111 (b) 3 van de „Economic Cooperation Act of 1948”, gewijzigd als hiervoren vermeld, sluit
erkenning in dat de Regering van de Verenigde Staten van Amerika in rechte zal treden
van enig recht, titel, vordering of rechtsvordering, welke bestaan in verband met
zulke guldens of in guldens luidende credieten.
Overeenstemming bestaat daarover, dat de bepalingen van Artikel X van de Overeenkomst
tot Economische Samenwerking ook van toepassing zijn op die gevallen, waarbij de Regering
van de Verenigde Staten van Amerika al daadwerkelijk in rechte is getreden van enig
recht, titel, vordering of rechtsvordering, zoals omschreven in deze paragraaf.
-
4. De bepalingen van Artikel IV, paragraaf 4, van de Overeenkomst tot Economische Samenwerking
zijn van toepassing op alle stortingen ingevolge dit artikel, zonder beperking wat
betreft stortingen met betrekking tot bijstand, verleend uit hoofde van de „Foreign
Aid Appropriation Act, 1949”.
-
5. Overeenstemming bestaat daarover, dat het tijdstip van kennisgeving, waarnaar verwezen
wordt in Artikel IV, paragraaf 2 (b) van de Overeenkomst tot Economische Samenwerking
met het doel de wisselkoers vast te stellen, welke gebruikt zal worden om de stortingen
om te rekenen, ingevolge de kennisgevingen aan de Regering van het Koninkrijk der
Nederlanden van de geïndiceerde dollarkosten van goederen, diensten en technische
inlichtingen, zal worden geacht te zijn voor elke kennisgeving, welke een betalingspenode
na 30 September 1949 bestrijkt, de datum van de laatste dag van de betalingsperiode,
welke door de kennisgeving bestreken wordt.”
Ik heb de eer Uwer Excellentie mede te delen, dat de Nederlandse Regering met de inhoud
van bovenstaande nota accoord gaat.
Ik grijp deze gelegenheid aan om Uwe Excellentie de hernieuwde verzekering mijner
zeer bijzondere hoogachting te geven.
(w.g.) STIKKER.
Zijner Excellentie
Mr. Selden Chapin,
Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur
van Amerika.