De Regeringen, die Partij zijn in de onderhavige Overeenkomst,
Overwegingen, dat het wenselijk is onderling strijdige aanspraken op vijandelijke
Duitse bezittingen binnen hun jurisdicties tot een oplossing te brengen en de beschikking
over zodanige bezittingen in het gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken,
Zijn het volgende overeengekomen:
Bij de behandeling van vijandelijke Duitse bezittingen zullen de Partijen in de onderhavige
Overeenkomst (hierna en in het daarbij behorende Aanhangsel „Partijen” te noemen)
zich in hun betrekkingen tot elkaar zoveel mogelijk te laten leiden door de bepalingen,
neergelegd in de onderhavige Overeenkomst en in het daarbij behorende Aanhangsel (hierna
en in het daarbij behorende Aanhangsel tezamen de „Overeenkomst” te noemen) en zij
zullen bij de toepassing van de Overeenkomst zo handelen als noodzakelijk en passend
zal zijn.
De Overeenkomst zal geen voorafgaande overeenkomsten, afgesloten tussen twee of meer
Partijen of tussen een Partij en een andere Regering, niet-partij, buiten werking
stellen, met dien verstande dat een zodanige voorafgaande Overeenkomst, waarbij een
of meer der Partijen betrokken is, geen afbreuk doet aan de uit de Overeenkomst voortvloeiende
rechten van een niet bij de voorafgaande overeenkomst betrokken Partij of aan die
van haar onderdanen.
Indien een voorafgaande overeenkomst tussen een Partij en een andere Regering door
een niet bij de voorafgaande overeenkomst betrokken Partij wordt geacht afbreuk te
doen aan haar uit de Overeenkomst voortvloeiende rechten of aan die van haar onderdanen,
zal de Partij die ook bij de voorafgaande overeenkomst is betrokken de andere Regering
benaderen om, indien mogelijk, de betreffende bepalingen in de voorafgaande overeenkomst
zodanig te doen veranderen dat deze in overeenstemming met de Overeenkomst wordt gebracht.
Geen bepaling van de Overeenkomst zal enige Partij of Partijen beletten in de toekomst
enige afzonderlijke overeenkomst te sluiten met dien verstande, dat een zodanige later
gesloten overeenkomst geen afbreuk doet aan de uit de Overeenkomst voortvloeiende
rechten van een andere Partij, niet-partij bij de later gesloten overeenkomst, of
aan die van haar onderdanen.
Indien tussen twee of meer Partijen een geschil rijst betreffende de uitleg, de uitvoering
of de toepassing van de Overeenkomst, zullen deze partijen een zodanig geschil met
alle mogelijke middelen door onderlinge onderhandelingen pogen op te lossen, hetgeen
kan omvatten de inschakeling van een wederzijds aanvaardbare scheidsman met zodanige
macht als kan worden overeengekomen tussen de Partijen bij het geschil. Indien het
geschil niet binnen een redelijke tijd door zodanige onderhandelingen is opgelost,
kan aan het geschil een einde worden gemaakt op de wijze als is bepaald in deel VI
van het Aanhangsel.
De Overeenkomst zal, ten opzichte van de Regeringen, die haar hebben getekend vóór
zij in werking treedt, van kracht worden, zodra zij te eniger tijd voor 1 September
1948 is ondertekend namens Regeringen, die op grond van deel I, artikel 18 van de
Parijse Overeenkomst inzake Herstelbetalingen van 24 Januari 1946 tezamen gerechtigd
zijn tot niet minder dan 35 % van de gezamenlijke aandelen in categorie A der Duitse
herstelbetalingen.
De gelegenheid tot ondertekening van de Overeenkomst door andere Regeringen, leden
van de Intergeallieerde Organisatie voor Herstelbetalingen, blijft bestaan gedurende
een periode van zes maanden vanaf de datum waarop zij in werking treedt en zij zal
ten opzichte van deze Regeringen terstond na ondertekening van kracht worden.
Indien enige Regering, die geen lid van de Intergeallieerde Organisatie voor Herstelbetalingen
is, binnen negen maanden na de datum waarop de Overeenkomst van kracht wordt, schriftelijk
aan de Belgische Regering te kennen geeft dat zij als Partij tot de Overeenkomst of
tot een gelijksoortige overeenkomst wenst toe te treden, zullen de Partijen in overleg
met elkaar en met deze Regering haar toetreding tot een zodanige overeenkomst overwegen,
met dien verstande, dat de inhoud van dit artikel niet zal worden geacht enig recht
van enige Partij, hierboven neergelegd in artikel 3, te beperken.
Iedere Regering, waarvoor de mogelijkheid tot ondertekening van de Overeenkomst openstaat,
kan in plaats hiervan aan de Belgische Regering schriftelijk mededeling van toetreding
doen en een Regering, die een dergelijke mededeling van toetreding doet zal geacht
worden de Overeenkomst ondertekend te hebben op de datum van ontvangst van de mededeling
door de Belgische Regering.
Iedere ondertekenende Regering kan bij de ondertekening of later, door middel van
een schriftelijke kennisgeving aan de Belgische Regering mededelen, dat zij wenst
dat de Overeenkomst betrekking zal hebben op alle of enige van haar overzeese gebiedsdelen
of koloniën onder haar suzereiniteit of protectie, of gebieden waarover zij mandaat
of beheer uitoefent, en de Overeenkomst zal betrekking hebben op de koloniën en gebieden,
in de kennisgeving genoemd, vanaf de datum van ontvangst door de Belgische Regering,
of vanaf de datum waarop de Overeenkomst ten opzichte van de Regering, die de kennisgeving
doet, in werking treedt, met dien verstande dat de laatste van dezen geldt.
Ten bewijze waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren door hun onderscheidene
Regeringen gemachtigd, deze Overeenkomst hebben getekend.