Verdrag strekkende tot voorkoming van dubbele belasting voortvloeiende uit de toepassing [...] geheven in Nederland en in Frankrijk, Parijs, 30-12-1949

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 22-05-1954 t/m heden

Verdrag strekkende tot voorkoming van dubbele belasting voortvloeiende uit de toepassing van de buitengewone belastingen op het vermogen of op de vermogensaanwas, geheven in Nederland en in Frankrijk

Authentiek : FR

VERDRAG strekkende tot voorkoming van dubbele belasting voortvloeiende uit de toepassing van de buitengewone belastingen op het vermogen of op de vermogensaanwas, geheven in Nederland en in Frankrijk

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden

en de President van de Franse Republiek,

bezield met de wens, zoveel mogelijk te voorkomen, dat de bezittingen, toebehorende aan natuurlijke of rechtspersonen, woonachtig of gevestigd in een van de beide Staten, en die materieel of rechtskundig in de andere Staat gelegen zijn, tegelijkertijd onderworpen zijn aan de „Impôt de solidarité nationale”, ingevoerd bij het Franse besluit van 15 Augustus 1945 en aan de buitengewone belastingen op het vermogen en op de vermogensaanwas, ingevoerd bij de Nederlandse wetten van 19 September 1946 en van 11 Juli 1947, hebben besloten een verdrag te sluiten en hebben daartoe als Hun gevolmachtigden benoemd, te weten:

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

Zijne Excellentie Baron C. G. W. H. Van Boetzelaer Van Oosterhout, Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur bij de Franse Republiek,

De President van de Franse Republiek:

de heer Robert Schuman, Minister van Buitenlandse Zaken,

die, na hun volmachten te hebben uitgewisseld, welke in goede en behoorlijke vorm werden bevonden, over de volgende bepalingen tot overeenstemming zijn gekomen:

A. Belastingen op het Vermogen

Artikel I

De bezittingen hierna genoemd, toebehorende aan natuurlijke personen, zijn belastbaar, te weten:

  • a) de onroerende goederen en de roerende lichamelijke zaken, andere dan goud en munten of bankpapier, gelegen in een van de beide Staten, in die Staat;

  • b) de lichamelijke en onlichamelijke bedrijfsmiddelen (fonds de commerce ou d'industrie), gebruikt in een van de beide Staten, in die Staat.

In dit verband omvatten de lichamelijke en onlichamelijke bedrijfsmiddelen (fonds de commerce ou d'industrie) in het bijzonder het materieel, de koopmansgoederen, het huurrecht, de beklanting, de patenten en fabrieksmerken en andere onlichamelijke bestanddelen, alsmede de vorderingen, effecten, en bankdeposito's, die ermede in verband staan.

Filialen, fabrieken, en werkplaatsen, verkoopkantoren, alsmede opslagplaatsen, beheerd door niet zelfstandige vertegenwoordigers, gelegen in een van de beide Staten en afhankelijk van een inrichting die haar zetel in de andere Staat heeft, worden voor de toepassing van dit artikel beschouwd als afzonderlijke lichamelijke en onlichamelijke bedrijfsmiddelen (fonds de commerce ou d'industrie) en zijn belastbaar in de Staat van hun ligging.

Artikel II

Alle andere bezittingen toebehorende aan natuurlijke personen zijn slechts belastbaar in die van de beide Staten, waar die personen hun woonplaats hebben.

Dit geldt, in het bijzonder, ten aanzien van openbare fondsen, aandelen, obligaties en evenredige delen uitgegeven door gemeenschappen, maatschappen en dergelijke instellingen, hypothecaire of onderhandse vorderingen, bankdeposito's, goud en munten of bankpapier.

Artikel III

Vennootschappen en andere rechtspersonen, die haar zetel in een van de beide Staten hebben, zijn slechts belastbaar in die Staat.

C. Gemeenschappelijke Bepalingen

Artikel V

Voor de toepassing van dit Verdrag worden met rechtspersonen gelijkgesteld groepen van natuurlijke personen, die volgens de Nederlandse wetgeving geen rechtspersoonlijkheid bezitten.

Artikel VI

De vraag in welke van de beide verdragsluitende Staten de belastingplichtige zijn woonplaats heeft in de zin van dit Verdrag zal worden beantwoord volgens de wetgeving betreffende de buitengewone belastingen op het vermogen of op de vermogensaanwas in ieder van de beide Staten.

De bepalingen van artikel 3, alinea's c, d en e, van de Nederlandse wet van 19 September 1946 (Staatsblad No. G 264) en van artikel 4, alinea's b en c, van de Nederlandse wet van 11 Juli 1947 (Staatsblad No. H 238), vinden geen toepassing ten aanzien van personen, die ingevolge de Franse wet geacht worden op de 4de Juni 1945 in Frankrijk woonachtig te zijn.

Artikel VII

  • Par. 1 Indien een belastingplichtige aantoont, dat de maatregelen van de belastingautoriteiten van de beide verdragsluitende Staten voor hem leiden tot dubbele belasting, heeft hij het recht een bezwaar in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de Staat, wiens onderdaan hij is. Indien het bezwaar gegrond bevonden wordt, zal deze autoriteit trachten zich te verstaan met de bevoegde autoriteit van de andere Staat, teneinde op een billijke wijze de dubbele belasting te voorkomen.

  • Par. 2 De bevoegde autoriteiten van de beide verdragsluitende Staten kunnen zich eveneens verstaan om de dubbele belasting ongedaan te maken in de gevallen, die door dit Verdrag niet geregeld zijn, alsmede in de gevallen waarin de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag aanleiding zou geven tot moeilijkheden of twijfel.

Artikel VIII

De beide verdragsluitende Staten zullen de inlichtingen van fiscale aard uitwisselen, die zij tot hun beschikking hebben en die van nut zouden kunnen zijn voor de andere Staat om de richtige vaststelling en invordering van de belastingen, bedoeld in dit Verdrag, te verzekeren, evenals de toepassing, wat betreft die belastingen, van de wettelijke bepalingen met betrekking tot het tegengaan van belastingontduiking.

De aldus uitgewisselde inlichtingen zullen een geheim karakter bewaren en zullen niet ter kennis worden gebracht van personen, anders dan die, welke belast zijn met de aanslagregeling en de inning van de belastingen bedoeld in dit Verdrag.

De bepalingen van dit Verdrag1zullen in geen geval beschouwd kunnen worden als aan een van de twee verdragsluitende Staten de verplichting op te leggen om aan de andere Staat mededeling te doen hetzij van inlichtingen, anders dan die welke zijn eigen belastingwetgeving hem toestaat te verkrijgen, hetzij inlichtingen, waarvan het verstrekken de schending van een nijverheids-, handels- of beroepsgeheim met zich zou brengen.

Deze bepalingen zullen evenmin beschouwd kunnen worden als aan een van de beide verdragsluitende Staten de verplichting op te leggen administratieve maatregelen te vervullen, die niet overeenkomstig zijn voorschriften of zijn practijk zijn.

Artikel IX

  • Par. 1 Dit Verdrag, opgemaakt in twee exemplaren in de Franse en in de Nederlandse taal, zal bekrachtigd worden en de bekrachtigingsoorkonden zullen zo spoedig mogelijk uitgewisseld worden te 's-Gravenhage.

  • Par. 2 Het Verdrag zal in werking treden op de dag volgende op de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden.

Ter oorkonde waarvan de gevolmachtigden van de beide Staten dit Verdrag hebben ondertekend en hun zegel eraan hebben gehecht.

Gedaan te Parijs, d.d. 30 December 1949.

(w.g.) W. VAN BOETZELAER

(w.g.) SCHUMAN

AANVULLEND PROTOCOL

Bij gelegenheid van de ondertekening van dit Verdrag strekkende tot voorkoming van dubbele belasting voortvloeiende uit de toepassing van de buitengewone belastingen op het vermogen of op de vermogensaanwas, hebben de gevolmachtigden de volgende eenstemmige verklaring gedaan, die een integrerend deel van het Verdrag zelf zal vormen.

Het is wel te verstaan dat de uitwisseling van inlichtingen, voorzien in artikel VIII van het Verdrag, slechts plaats vindt naar mate de documenten, waarover de administraties van de beide Staten beschikken, gewoonlijk door hen gebruikt worden.

Opgemaakt in tweevoud te Parijs, d.d. 30 December 1949.

(w.g.) W. VAN BOETZELAER

(w.g.) SCHUMAN

CONVENTION tendant à éviter les doubles impositions résultant de l'application des impôts extraordinaires sur la fortune ou sur l'accroissement de fortune établis en France et aux Pays-Bas

Le Président de la République Française,

et Sa Majesté la Reine des Pays-Bas,

Animés du désir d'éviter, dans la mesure du possible, que les biens appartenant aux personnes physiques ou morales domiciliées ou établies dans l'un des deux Etats et dont l'assiette matérielle ou juridique se trouve dans l'autre Etat, ne soient soumis à la fois à l'impôt de solidarité nationale institué par l'ordonnance française du 15 août 1945 et aux impôts extraordinaires sur la fortune et sur l'accroissement de fortune institués par les lois néerlandaises des 19 septembre 1946 et 11 juillet 1947, ont décidé de conclure une convention et ont nommé à cet effet pour leurs plénipotentiaires, savoir:

Le Président de la République Française:

Monsieur Robert Schuman, Ministre des Affaires Etrangères,

Sa Majesté la Reine des Pays-Bas:

Son Excellence le Baron C. G. W. H. Van Boetzelaer Van Oosterhout, son Ambassadeur extraordinaire et plénipotentiaire près la République Française,

lesquels, après avoir échangé leurs pleins pouvoirs reconnus en bonne et due forme, sont convenus des dispositions suivantes:

A. Impôts sur la fortune

Article premier

Les biens ci-après désignés appartenant à des personnes physiques sont imposables, à savoir:

  • a) les immeubles et les objets mobiliers corporels, autres que l'or et les monnaies métalliques ou fiduciaires, situés dans l'un des deux Etats, dans cet Etat;

  • b) les fonds de commerce ou d'industrie exploités dans l'un des deux Etats, dans cet Etat.

A cet égard, le fonds de commerce ou d'industrie comprend, notamment, le matériel, les marchandises, le droit au bail, la clientèle, les brevets et marques de fabrique et autres éléments immatériels, ainsi que les créances, titres et dépôts en banque qui en dépendent.

Les succursales, fabriques, usines et ateliers, les comptoirs de vente ainsi que les dépôts gérés par des agents non autonomes situés dans l'un des deux Etats et dépendant d'un établissement ayant son siège dans l'autre Etat, sont considérés, pour l'application du présent article, comme des fonds de commerce ou d'industrie distincts et sont imposables dans l'Etat de leur situation.

Article II

Tous les autres biens appartenant à des personnes physiques ne sont imposables que dans celui des deux Etats où ces personnes ont leur domicile.

Il en est ainsi, notamment, des fonds publics, des actions, obligations et parts émises par les collectivités, sociétés ou organismes quelconques, des créances hypothécaires ou chirographaires, des dépôts en banque, de l'or et des monnaies métalliques ou fiduciaires.

Article III

Les sociétés et autres personnes morales ayant leur siège dans l'un des deux Etats ne sont imposables que dans cet Etat.

C. Dispositions communes

Article V

Sont assimilées aux personnes morales, pour l'application de la présente convention, les groupements de personnes physiques qui, d'après la législation néerlandaise, n'ont pas la personnalité morale.

Article VI

La question de savoir dans lequel des deux Etats contractants le contribuable a son domicile au sens de la présente convention sera résolue d'après la législation concernant, dans chacun des deux Etats, les impôts extraordinaires sur le patrimoine ou l'accroissement de fortune.

Les dispositions de l'article 3, alinéas c, d et e de la loi néerlandaise du 19 septembre 1946 (Bulletin des lois no. G 264) et de l'article 4, alinéas b et c de la loi néerlandaise du 11 juillet 1947 (Bulletin des lois no. H 238), ne trouvent pas à s'appliquer en ce qui concerne les personnes réputées domiciliées en France, au 4 juin 1945, au regard de la loi française.

Article VII

  • (1) Si un contribuable fait valoir que les mesures des autorités fiscales des deux Etats contractants lui font subir une double imposition, il a le droit de présenter une réclamation à l'autorité compétente de l'Etat dont il est ressortissant. Si la réclamation est reconnue fondée, cette autorité cherchera à s'entendre avec l'autorité compétente de l'autre Etat en vue d'obvier d'une manière équitable à la double imposition.

  • (2) Les autorités compétentes des deux Etats contractants pourront également s'entendre pour supprimer la double imposition dans les cas non réglés par la présente convention, ainsi que dans les cas où l'interprétation ou l'application de la présente convention donnerait lieu à des difficultés ou à dés doutes.

Article VIII

Les deux Etats contractants échangeront les renseignements d'ordre fiscal qu'ils ont à leur disposition et qui seraient utiles à l'autre Etat pour assurer l'établissement et le recouvrement réguliers des impôts visés par la présente convention ainsi que l'application, en ce qui concerne ces impôts, des dispositions légales relatives à la répression des fraudes fiscales.

Les renseignements ainsi échangés conserveront un caractère secret et ne seront pas communiqués à des personnes autres que celles qui sont chargées de l'assiette et du recouvrement des impôts visés par la présente convention.

Les dispositions du présent article ne pourront en aucun cas être considérées comme imposant à l'un des deux Etats contractants l'obligation de communiquer à l'autre Etat, soit des renseignements autres que ceux que sa propre législation fiscale lui permet d'obtenir, soit des renseignements dont la production impliquerait la violation d'un secret industriel, commercial ou professionnel.

Ces dispositions ne pourront pas, non plus, être considérées comme imposant à l'un des deux Etats contractants l'obligation d'accomplir des actes administratifs qui ne seraient pas conformes à sa réglementation ou à ses pratiques.

Article IX

  • (1) La présente convention, faite en double exemplaire en langue française et en langue néerlandaise, sera ratifiée et les instruments de ratification seront échangés à La Haye dans le plus bref délai.

  • (2) La convention entrera en vigueur le jour suivant l'échange des instruments de ratification.

En foi de quoi les plénipotentiaires des deux Etats ont signé la présente convention et y ont apposé leur sceau.

Fait à Paris, le 30 décembre 1949.

(s.) SCHUMAN

(s.) W. VAN BOETZELAER

PROTOCOLE ADDITIONNEL

Au moment de procéder à la signature de la présente convention tendant à éviter les doubles impositions résultant de l'application des impôts extraordinaires sur la fortune ou sur l'accroissement dé fortune, les plénipotentiaires soussignés ont fait la déclaration concordante suivante qui forme partie intégrante de la convention même:

II est entendu que l'échange de renseignements prévu à l'article VIII de la convention n'a lieu que dans la mesure où les documents dont les Administrations des deux Etats disposent sont normalement exploités par celles-ci.

Fait en double exemplaire à Paris, le 30 décembre 1949.

(s.) SCHUMAN

(s.) W. VAN BOETZELAER

No. I

MINISTÈRE DES

AFFAIRES ÉTRANGÈRES

Paris, le 30 décembre 1949.

Monsieur l'Ambassadeur,

Les Conventions entre les Pays-Bas et la France qui ont été signées le 30 décembre 1949 et qui tendent à éviter les doubles impositions d'une part en matière d'impôts sur les revenus et d'autre part en matière d'impôts extraordinaires sur la fortune et sur l'accroissement de fortune prévoient respectivement dans leurs articles XXII et VIII que les deux Etats contractants se transmettront mutuellement certains renseignements propres à permettre l'application régulière des impôts auxquels elles ont trait.

Ces articles, toutefois, sont conçus en termes généraux et ne fixent pas le détail des renseignements que les administrations fiscales des deux pays auront à se fournir.

La délégation néerlandaise et la délégation française ont reconnu en effet, au cours des négociations qui ont abouti à la signature des Conventions qu'il y aurait intérêt à ce que les conditions dans lesquelles la transmission mutuelle des renseignements devra avoir lieu ainsi que la nature exacte de ces renseignements fussent précisées dans un échange de lettres entre les Gouvernements de l'un et de l'autre des deux Etats contractants.

J'ai l'honneur de vous faire connaître que le Gouvernement français donne son accord aux dispositions suivantes dont les délégations sont convenues au cours de leurs conversations.

Les Gouvernements néerlandais et français considèrent que les listes A et B, énumérant certains renseignements à fournir par les deux administrations respectives, constituent l'exécution de l'article XXII de la Convention relative aux doubles impositions en matière d'impôts sur les revenus et de l'article VIII de la Convention relative aux doubles impositions en matière d'impôts extraordinaires sur la fortune et sur l'accroissement de fortune.

Chacun des deux Gouvernements se réserve le droit de demander, le cas échéant, au Gouvernement de l'autre Etat l'adaptation de ces listes à de nouvelles circonstances. Les listes pourront, après délibération, et sous réserve des dispositions des articles susvisés être modifiées et complétées d'un commun accord.

Le Gouvernement néerlandais a informé le Gouvernement français que, dans les circonstances actuelles, il n'est pas à même de fournir à l'administration française des renseignements relatifs aux tiers,

Son Excellence

Monsieur le Baron Van Boetzelaer Van Oosterhout,

Ambassadeur des Pays-Bas,

Paris.

provenant des banques ou institutions y assimilées (compagnies d'assurances notamment) qui pourraient être à sa disposition.

Le Gouvernement français, en se référant au droit que lui réserve l'avant dernier alinéa ci-dessus, accepte ce point de vue.

Sous le bénéfice de ces observations, les listes de renseignements établies d'un commun accord sont reproduites ci-après:

LISTE A

Echange d'informations prévu à l'article XXII de la Convention relative aux doubles impositions en matière d'impôts sur les revenus

Les autorités fiscales de chaque Etat renverront d'office, sous forme d'extraits d'actes ou d'enregistrement ou de bulletins de renseignements, aux autorités fiscales de l'autre Etat:

  • 1. Les actes portant création, modification ou liquidation d'associations ou de sociétés autres que les sociétés par actions, lorsque l'un au moins des associés a son domicile fiscal dans l'autre Etat.

  • 2.

    • a) En ce qui concerne les Pays-Bas, les inscriptions et radiations sur les registres des chambres de commerce d'entreprises possédées en tout ou en partie par des personnes ayant leur domicile fiscal en France.

    • b) En ce qui concerne la France, les mutations de fonds de commerce acquis ou cédés en tout ou en partie par des personnes domiciliées aux Pays-Bas.

  • 3. Les actes de vente, de donation, de licitation, de partage, d'échange, de transaction, de baux et généralement tous contrats translatifs ou attributifs de propriété, d'usufruit ou de jouissance portant sur des biens immeubles, situés dans l'autre Etat ou passés par des personnes domiciliées dans cet Etat.

  • 4. Les constitutions de créances hypothécaires au profit de personnes domiciliées dans l'autre Etat, les cessions, subrogations, transmissions par donations, successions ou legs ainsi que les partages portant dévolution ou attribution desdites créances au profit des mêmes personnes.

  • 5. Les contrats de mariage, lorsque les époux ou l'un d'eux sont nés ou domiciliés dans l'autre pays ou lorsque les biens donnés ou constitués y sont situés soit en tout soit en partie; les testaments, lorsque le testateur habite dans l'autre pays; enfin, toutes dispositions éventuelles ou tout acte soumis à l'événement du décès qui aurait pour objet des biens situés dans ce pays.

  • 6. Les inventaires établis après décès survenus sur le territoire de l'autre Etat lorsque ces actes indiqueront ou analyseront des titres de propriétés mobilières ou immobilières possédées par le défunt dans cet Etat.

  • 7. Lès renseignements figurant dans les déclarations de succession ou les actes de donation concernant la mutation de biens dépendant du patrimoine de personnes domiciliées en France ou transférés à des personnes domiciliées en France.

  • 8. Les renseignements figurant dans les déclarations de succession ou les actes de donation en ce qui concerne les dettes contractées envers des personnes domiciliées dans l'autre pays.

  • 9. Les renseignements que les autorités fiscales de chaque pays pourront recueillir en ce qui concerne la répartition, dans les conditions prévues par les articles IV à VII de la Convention relative aux doubles impositions en matière d'impôts sur les revenus, des bénéfices réalisés par des entreprises possédant des établissements stables dans les deux Pays.

  • 10. Les renseignements concernant les traitements, salaires, pensions et rentes viagères servis dans l'un des deux Etats à des personnes domiciliées dans l'autre Etat.

  • 11. Les renseignements que les autorités de l'un des deux Etats pourront éventuellement recueillir sur les avoirs immobiliers possédés dans cet Etat par des personnes physiques ou morales domiciliées dans l'autre Etat.

  • 12. Les renseignements — tirés des déclarations souscrites par les débiteurs des revenus — sur les intérêts de créances et les revenus (mobiliers et immobiliers, droits pour l'usage de brevets, modèles, marques de fabrique, procédés secrets ou formules de fabrication, bénéfices industriels, commerciaux, agricoles, etc. ...), fixes ou variables, ayant leur source dans l'un des deux Etats et profitant à des personnes domiciliées dans l'autre Etat.

  • 13.

    • a) En ce qui concerne les Pays-Bas, la liste avec l'indication de leur domicile des ressortissants français domiciliés en France qui sont taxés aux Pays-Bas à la contribution foncière et aux impôts sur le revenu et sur la fortune.

    • b) En ce qui concerne la France, la liste avec l'indication de leur domicile dés ressortissants néerlandais domiciliés aux Pays-Bas qui sont taxés en France à l'impôt sur le revenu des personnes physiques (taxe proportionnelle et surtaxe progressive) ou à l'impôt sur les sociétés.

Indépendamment des renseignements échangés d'office conformément aux dispositions ci-dessus, l'Administration de chaque pays pourra demander à celle de l'autre pays, sous les réserves prévues à l'article XXII de la Convention relative aux impôts sur les revenus, des informations visant des cas concrets.

LISTE B

Echange d'informations plus spécialement destinées à assurer l'application de la Convention relative aux doubles impositions en matière d'impôts extraordinaires sur la fortune et sur l'accroissement de fortune

Pour la perception des impôts extraordinaires, les administrations fiscales de chaque Etat se fourniront réciproquement, les Pays-Bas pour les contribuables domiciliés en France, la France pour les contribuables domiciliés aux Pays-Bas, les renseignements suivants:

I. Renseignements d'office

  • (1) Les renseignements relatifs aux contraventions en ce qui concerne la législation des changes (devises) à partir de 1940 jusqu'à 1945 inclus.

  • (2) Les renseignements relatifs aux échanges de billets de banque.

  • (3) Les renseignements relatifs aux créances hypothécaires sur des biens situés dans l'un ou l'autre des deux pays.

  • (4) Les renseignements relatifs aux autres créances dont le débiteur n'est pas une banque, pour autant que l'existence de telles créances soit révélée par l'examen des déclarations souscrites en vue de l'assiette des impôts extraordinaires.

  • (5) Les renseignements sur les dettes de contribuables qui ont pour origine des contrats de licence ou d'autres contrats comportant le paiement de redevances, dé même que les rentes viagères servies à des personnes domiciliées dans l'un ou l'autre pays, pour autant que ces renseignements soient révélés par l'examen des déclarations souscrites en vue de l'assiette des impôts extraordinaires.

  • (6) Les noms et les adresses des personnes qui sont suspectes d'avoir collaboré avec l'ennemi pendant l'occupation.

  • (7) Les renseignements prévus aux numéros 2, 3, 4 et 5 ne seront fournis que lorsqu'ils porteront sur des sommes ou valeurs excédant en capital 2.000 florins ou 100.000 francs ou s'il s'agit de rentes viagères ou de redevances, sur des rentes ou redevances d'un montant annuel égal ou supérieur à 500 florins ou 25.000 francs.

En ce qui concerne les numéros 3, 4 et 5, les renseignements tiendront compte de la situation existant, pour la France, au 4 juin 1945 et, pour les Pays-Bas, au 1er janvier 1946.

II. Renseignements sur demande

  • (1) Tous les renseignements possibles, pour autant qu'il s'agisse de personnes qui ont collaboré avec l'ennemi pendant l'occupation.

  • (2) Les renseignements qui auraient été fournis d'office pour le contrôle des impôts annuels, si la Convention relative aux impôts sur les revenus avait été applicable dès le 1er janvier 1940, pour autant que ces renseignements concernent des actes, événements ou situations postérieurs au 31 décembre 1939.

  • (3) Toute autre information quant au patrimoine, pour autant que la communication soit possible compte tenu des dispositions de l'article 8 de la présente Convention.

Je serais heureux que vous puissiez, de votre côté, me faire savoir que ces dispositions ont également reçu l'adhésion du Gouvernement néerlandais.

Veuillez agréer, Monsieur l'Ambassadeur, les assurances de ma très haute considération.

(s.) SCHUMAN

No. II

AMBASSADE DES PAYS-BAS

No. 17648

Paris, le 30 décembre 1949.

Monsieur le Ministre,

J'ai l'honneur d'accuser la réception de Votre lettre en date du 30 décembre 1949 et dé Vous confirmer que le Gouvernement des Pays-Bas accepte, dans leur totalité, les dispositions y contenues. Celles-ci se résument comme suit:

[Red: (zoals in No. I; mutatis mutandis ten aanzien van de 4de alinéa)]

Veuillez agréer, Monsieur le Ministre, les assurances de ma plus haute considération.

(s.) W. VAN BOETZELAER

Son Excellence

Monsieur Robert Schuman,

Ministre des Affaires Etrangères,

Paris.

Vertaling : NL

No. I

MINISTERIE VAN

BUITENLANDSE ZAKEN

Parijs, 30 December 1949.

Mijnheer de Ambassadeur,

De Verdragen tussen Nederland en Frankrijk, die ondertekend zijn op de 30e December 1949 en die strekken ter voorkoming van dubbele belasting enerzijds inzake belastingen van inkomsten en anderzijds inzake buitengewone belastingen op het vermogen en op de vermogensaanwas, bepalen onderscheidenlijk in hun artikelen XXII en VIII, dat de beide verdragsluitende Staten bepaalde inlichtingen zullen uitwisselen, geëigend om een richtige regeling mogelijk te maken van de belastingen, waarop zij betrekking hebben.

Deze artikelen zijn echter in algemene bewoordingen vervat en zij stellen niet in bijzonderheden vast, welke inlichtingen de belastingadministraties van de beide landen eikander hebben te verschaffen.

De Nederlandse delegatie en de Franse delegatie hebben tijdens de onderhandelingen, die geleid hebben tot de ondertekening van de Verdragen, inderdaad erkend, dat het van belang zou zijn dat de voorwaarden, waaronder de uitwisseling van inlichtingen zal moeten plaats hebben, alsmede de juiste aard van deze inlichtingen, nauwkeurig worden omschreven in een briefwisseling tussen de Regeringen van de beide verdragsluitende Staten.

Ik heb de eer U te laten weten, dat de Franse Regering zich accoord verklaart met de volgende bepalingen, waarover de delegaties tot overeenstemming zijn gekomen in de loop van hun besprekingen.

De Nederlandse en de Franse Regering nemen aan, dat de lijsten A en B, die bepaalde inlichtingen opsommen, die door de beide onderscheiden administraties zullen worden verstrekt, de uitvoering vormen van artikel XXII van het Verdrag met betrekking tot dubbele belasting inzake belastingen van inkomsten en van artikel VIII van het Verdrag met betrekking tot dubbele belasting inzake buitengewone belastingen op het vermogen en op de vermogensaanwas.

Ieder van de twee Regeringen behoudt zich het recht voor om, in voorkomend geval, aan de Regering van de andere Staat te vragen deze lijsten aan nieuwe omstandigheden aan te passen. De lijsten

Aan Zijne Excellentie

Baron van Boetzelaer van Oosterhout,

Ambassadeur van Nederland,

Parijs.

zullen, na overleg, en onder voorbehoud van de bepalingen van de bovenbedoelde artikelen in gemeenschappelijk overleg kunnen worden gewijzigd en aangevuld.

De Nederlandse Regering heeft de Franse Regering ingelicht, dat zij, in de tegenwoordige omstandigheden, niet in staat is aan de Franse administratie inlichtingen te verstrekken met betrekking tot derden, afkomstig van banken of daarmede gelijkgestelde instellingen (met name verzekeringsmaatschappijen), die zij te harer beschikking zou mogen hebben.

De Franse Regering, zich overigens beroepende op het recht, dat haar voorbehouden is bij de hiervoorgaande voorlaatste alinea, aanvaardt dit standpunt.

Behoudens deze opmerkingen, worden de lijsten van inlichtingen, vastgesteld in gemeenschappelijk overleg, hieronder weergegeven:

LIJST A

Uitwisseling van inlichtingen, voorzien in artikel XXII van het Verdrag met betrekking tot dubbele belasting inzake belastingen van inkomsten

De belastingautoriteiten van iedere Staat zullen ambtshalve, in de vorm van uittreksels uit akten of uit de registratie of renvooien, aan de belastingautoriteiten van de andere Staat toezenden:

  • 1. Akten, inhoudende oprichting, wijziging of opheffing van maat- of vennootschappen, andere dan vennootschappen op aandelen, indien tenminste een van de vennoten zijn fiscale woonplaats heeft in de andere Staat.

  • 2.

    • a) Voor wat betreft Nederland, inschrijvingen en doorhalingen in de registers van de Kamers van Koophandel van ondernemingen geheel of ten dele in het bezit van personen, die hun fiscale woonplaats in Frankrijk hebben.

    • b) Voor wat betreft Frankrijk, de overgang van handelszaken (fonds de commerce) geheel of ten dele verkregen of afgestaan door personen, woonachtig in Nederland.

  • 3. Akten van verkoop, van schenking, van licitatie, van deling, van ruil, van overdracht, van pacht en in het algemeen van alle overeenkomsten, overdracht, aanwijzing of toewijzing bevattende van eigendom, vruchtgebruik of genot van onroerende goederen, gelegen in de andere Staat of verleden door personen, woonachtig in die Staat.

  • 4. Vestigingen van hypothecaire vorderingen ten voordele van personen, woonachtig in de andere Staat, afstand, subrogatie, overdracht door schenkingen, successie of legaten alsmede delingen strekkende tot toewijzing of toekenning van bedoelde vorderingen, ten voordele van dezelfde personen.

  • 5. Huwelijksovereenkomsten, indien de echtgenoten of een van hen geboren of woonachtig zijn in het andere land of indien de gegeven of ingebrachte zaken daar geheel of ten dele zijn gelegen; testamenten, indien de erflater in het andere land woont; tenslotte, alle voorkomende beschikkingen of elke akte, waarvan de uitwerking afhankelijk is van een sterfgeval, en die in dat land gelegen zaken tot onderwerp zou hebben.

  • 6. Inventarissen opgemaakt na sterfgevallen op het grondgebied van de andere Staat, indien daarin de vermelding of omschrijving voorkomt van eigendomsbewijzen van roerende of onroerende zaken door de overledene binnen die Staat bezeten.

  • 7. Inlichtingen voorkomende in successiememories of akten van schenking betrekking hebbende op de overgang van zaken behorende tot het vermogen van personen woonachtig in Frankrijk of overgedragen aan personen woonachtig in Frankrijk.

  • 8. Inlichtingen voorkomende in successiememories of akten van schenking voor wat betreft schulden aangegaan met personen woonachtig in het andere land.

  • 9. Inlichtingen, die de belastingautoriteiten van ieder land zullen kunnen inwinnen voor wat betreft de verdeling, onder de voorwaarden bedoeld in de artikelen IV tot VII van het Verdrag met betrekking tot dubbele belasting inzake belastingen van inkomsten, van winsten behaald door ondernemingen, die vaste inrichtingen bezitten in de beide landen.

  • 10. Inlichtingen betreffende traktementen, salarissen, pensioenen en lijfrenten, betaald in een van de beide Staten aan personen woonachtig in de andere Staat.

  • 11. Inlichtingen, die de autoriteiten van een van de beide Staten in voorkomende gevallen zullen kunnen inwinnen betreffende onroerende eigendommen, bezeten in die Staat door natuurlijke of rechtspersonen, woonachtig in de andere Staat.

  • 12. Inlichtingen — verkregen van de aangiften, ondertekend door de schuldenaren van inkomsten — betreffende de interest van vorderingen en de inkomsten (roerende en onroerende, rechten voor het gebruik van patenten, modellen, fabrieksmerken, geheime werkwijzen of fabricatierecepten, winsten op het gebied van nijverheid, handel, landbouw, enz. ....), vast of veranderlijk, die hun bron in een van de beide Staten hebben en ten voordele komen van personen, woonachtig in de andere Staat.

  • 13.

    • a) Voor wat betreft Nederland, de lijst met de opgave van hun woonplaats van de Franse onderdanen, woonachtig in Frankrijk, die in Nederland belast zijn voor de grondbelasting en voor de belastingen op inkomsten en vermogen.

    • b) Voor wat betreft Frankrijk, de lijst met de opgave van hun woonplaats van de Nederlandse onderdanen, woonachtig in Nederland, die in Frankrijk belast zijn voor de inkomstbelasting van natuurlijke personen (proportionele belasting en progressieve „surtaxe”) of voor de vennootschapsbelasting.

Onafhankelijk van de inlichtingen, ambtshalve uitgewisseld overeenkomstig de bepalingen hiervoor genoemd, zal de administratie van ieder land aan die van het andere land, onder de voorbehouden gemaakt in artikel XXII van het Verdrag met betrekking tot de belastingen van inkomsten, inlichtingen kunnen vragen, betreffende bepaalde gevallen.

LIJST B

Uitwisseling van inlichtingen, meer in het bijzonder bestemd om de toepassing van het Verdrag met betrekking tot dubbele belasting inzake buitengewone heffingen op het vermogen en de vermogensaanwas te verzekeren

Voor de heffing van de buitengewone belastingen zullen de belastingadministraties van de beide Staten elkander wederkerig, Nederland ten aanzien van de belastingplichtigen woonachtig in Frankrijk, Frankrijk ten aanzien van de belastingplichtigen woonachtig in Nederland, de volgende inlichtingen verstrekken:

I. Inlichtingen, ambtshalve verstrekt

  • 1. De inlichtingen met betrekking tot de overtredingen, voor wat betreft de wetgeving tot het overmaken van deviezen, van 1940 af tot en met 1945.

  • 2. De inlichtingen met betrekking tot de omwisseling van bankbiljetten.

  • 3. De inlichtingen met betrekking tot hypothecaire vorderingen op goederen gelegen in het ene of het andere van de beide landen.

  • 4. De inlichtingen met betrekking tot de andere vorderingen, waarvan de schuldenaar niet een bank is, voor zover het bestaan van dergelijke vorderingen bekend geworden is door het onderzoek van aangiften, ondertekend met het oog op de heffing van de buitengewone belastingen.

  • 5. De inlichtingen over de schulden van belastingplichtigen, die haar oorsprong vinden in licentieovereenkomsten of andere overeenkomsten, die de betaling van royalties medebrengen, alsmede over de lijfrenten betaald aan personen woonachtig in het ene of in het andere land, voor zover die inlichtingen beleend geworden zijn door het onderzoek van aangiften, ondertekend met het oog op de heffing van de buitengewone belastingen.

  • 6. De naam en het adres van personen, die verdacht zijn te hebben samengewerkt met de vijand tijdens de bezetting.

  • 7. De inlichtingen bedoeld in de nummers 2, 3, 4 en 5 zullen slechts verstrekt worden, wanneer zij betrekking zullen hebben op sommen of waarden, die in hoofdsom 2000 gulden of 100.000 francs te boven gaan, of, indien het gaat over lijfrenten of royalties, wanneer zij betrekking hebben op een jaarlijks bedrag, dat gelijk is of hoger is dan 500 gulden of 25.000 francs.

Met betrekking tot de nummers 3, 4 en 5 zal in de inlichtingen rekening worden gehouden met de toestand, voor wat Frankrijk betreft, bestaande op de 4de Juni 1945 en, voor wat Nederland betreft, bestaande op de eerste Januari 1946.

II. Inlichtingen, verstrekt op verzoek

  • 1. Alle mogelijke inlichtingen, voor zover het personen betreft, die tijdens de bezetting met de vijand hebben samengewerkt.

  • 2. De inlichtingen, die voor de controle van de jaarlijkse belastingen ambtshalve verstrekt zouden zijn, indien het Verdrag met betrekking tot de belastingen van inkomsten van toepassing ware geweest van de eerste Januari 1940 af, voor zover deze inlichtingen betrekking hebben op handelingen, gebeurtenissen of omstandigheden later dan 31 December 1939.

  • 3. Elke andere inlichting, betrekking hebbende op het vermogen, voor zover mededeling daarvan mogelijk is, rekening houdende met de bepalingen van artikel VIII van dit Verdrag.

Ik zou het zeer op prijs stellen, indien U van Uw kant mij kon laten weten, dat deze bepalingen eveneens de instemming van de Nederlandse Regering hebben ontvangen.

Gelief, Mijnheer de Ambassadeur, de verzekering mijner zeer bijzondere hoogachting te aanvaarden.

(w.g.) SCHUMAN

No. II

AMBASSADE DER NEDERLANDEN

No. 17648

Parijs, 30 December 1949.

Mijnheer de Minister,

Ik heb de eer de ontvangst te erkennen van Uw schrijven van 30 December 1949 en U te bevestigen, dat de Nederlandse Regering de daarin vervatte bepalingen in haar geheel aanvaardt. Deze bepalingen kunnen als volgt worden samengevat:

[Red: (zoals in No. I; mutatis mutandis ten aanzien van de 4de alinea)]

Gelief, Mijnheer de Minister de verzekering mijner zeer bijzondere hoogachting te aanvaarden.

(w.g.) W. VAN BOETZELAER

Aan Zijne Excellentie

de Heer Robert Schuman,

Minister van Buitenlandse Zaken,

Parijs.

  1. [Red: Lees: „...... van dit artikel”.] ^ [1]
Naar boven