Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de culturele en intellectuele betrekkingen, 's-Gravenhage, 16-05-1946

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 10-08-1964 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de culturele en intellectuele betrekkingen

Authentiek : NL

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

ter eenre, en

Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins-Regent in naam van Zijne Majesteit den Koning der Belgen,

ter andere,

Bezield door den gelijken wensch het tusschen beide landen den 26sten October 1927 gesloten Verdrag betreffende intellectueele toenadering uit te breiden en aan te passen aan de veranderde omstandigheden;

Hebben besloten te dien einde een nieuw Verdrag te sluiten betreffende de cultureele en intellectueele betrekkingen tusschen beide landen en hebben tot Hunne Gevolmachtigden benoemd, te weten:

Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins-Regent in naam van Zijne Majesteit den Koning der Belgen:

Zijne Excellentie den Heer Léon Nemry, Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur van België te 's-Gravenhage;

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

Zijne Excellentie Dr. J. H. van Royen, Hoogstderzelver Minister van Buitenlandsche Zaken;

Die, na wederzijdsche overlegging van hun respectievelijke volmachten, dewelke in orde bevonden zijn, zijn overeengekomen nopens de volgende bepalingen:

Artikel 1

Het Verdrag heeft ten doel, door bestendig contact tusschen de beide Partijen, de goede betrekkingen tusschen beide landen op het gebied van onderwijs, wetenschap en kunst op een hechte basis te grondvesten en te ontwikkelen.

Artikel 2

Met het oog op de problemen, die de uitvoering van dit Verdrag zal opwerpen, wordt een gemengde Commissie opgericht. Deze zal bestaan uit veertien leden; ieder der Verdragsluitende Partijen wordt door zeven leden vertegenwoordigd. De samenstelling en de werkzaamheden van de Commissie worden door de volgende principes beheerscht:

  • 1. De leden der Commissie worden voor Nederland benoemd door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen; voor België door den Minister van Openbaar Onderwijs. De lijst der leden van iedere Verdragsluitende Partij wordt langs den diplomatieken weg aan de Regeering der andere Partij ter goedkeuring toegezonden.

  • 2. De gemengde Commissie vergadert in pleno telkenmale als de noodzakelijkheid daartoe gevoeld wordt en ten minste eenmaal 's jaars, om beurten in Nederland en in België.

  • 3 Indien vraagstukken van technischen aard in behandeling moeten worden genomen, kan de gemengde Commissie er toe overgaan subcommissies op te richten, samengesteld uit leden, gekozen uit of buiten haar midden, waarin ieder land door een gelijk aantal leden vertegenwoordigd wordt. De plaats van samenkomst en het voorzitterschap van deze subcommissies worden geregeld door dezelfde principes als onder 2 vastgesteld, met dien verstande, dat het voorzitterschap daarvan kan berusten bij een persoon, aan te wijzen door den Minister van het land waar de zitting plaats vindt.

Artikel 3

Na bekrachtiging van dit Verdrag zullen de daaruit voortvloeiende regelingen, zooals deze door de gemengde Commissie zijn vastgesteld, worden bekend gemaakt in een officieele Akte, die als bijlage aan dit Verdrag zal worden toegevoegd. Deze regelingen, alsmede alle veranderingen van en toevoegingen aan deze regelingen, komen op voorstel van de gemengde Commissie tot stand na goedkeuring door de Regeeringen van beide landen.

Artikel 4

Beide Verdragsluitende Partijen zullen een geregelde uitwisseling van hoogleeraren en leden van wetenschappelijke instellingen bevorderen. De universiteiten of de wetenschappelijke instellingen zullen zelve de candidaten voordragen; deze voordrachten zullen voor advies aan de gemengde Commissie worden voorgelegd. De beide Ministers van de Verdragsluitende landen zullen de voorwaarden bepalen, waaronder deze uitwisseling plaats vindt; zij stellen het getal der uit te wisselen hoogleeraren vast, het gebied van hun onderwijs, den duur van hun mandaat en het bedrag van hun wedde.

Artikel 5

Er kan worden overgegaan op overeenkomstige voorwaarden tot een uitwisseling van leerkrachten van het lager, het middelbaar of voorbereidend hooger, het kunst-, nijverheids-, landbouw- en tuinbouwonderwijs.

Artikel 6

Ieder der Verdragsluitende Partijen is gerechtigd cultureele instellingen op te richten op het grondgebied der andere Partij, met dit voorbehoud, dat deze zich moeten onderwerpen aan de wettelijke bepalingen betreffende de oprichting van dergelijke instellingen in ieder der beide landen.

Artikel 7

Ieder der Verdragsluitende Partijen verklaart het toekennen van beurzen te willen bevorderen, ten einde studeerenden in staat te stellen hun studiën of onderzoekingen in het andere Verdragsluitende land voort te zetten. De gemengde Commissie kan, wat het aantal dezer beurzen en alle verdere regelingen van practischen aard betreft, bij de betrokken Regeeringen voorstellen indienen.

Artikel 8

Ieder der Verdragsluitende Partijen zal het organiseeren van vacantiecursussen bevorderen ten behoeve van de in de artikelen 4 en 5 bedoelde personen, afkomstig uit het land der andere Partij, alsmede het organiseeren van groepsreizen van wetenschappelijk en onderwijzend personeel en van leerlingen in het andere land.

Artikel 9

De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe zooveel mogelijk alle practische maatregelen te treffen, die geschikt zijn om de belemmeringen op te heffen, welke thans een regelmatige uitwisseling van studeerenden in den weg staan.

Artikel 10

Het vraagstuk van de gelijkwaardigheid der getuigschriften en graden zal het voorwerp uitmaken van een grondig onderzoek door de gemengde Commissie of door een subcommissie, welke speciaal met deze taak wordt belast.

Ieder der Verdragsluitende Partijen ziet de mogelijkheid onder het oog om aan de getuigschriften en graden, door haar eigen onderdanen verworven aan de onderwijsinstellingen van het land der andere Partij, binnen het kader van de wettelijke bepalingen van het eigen land, de rechtsgevolgen te verleenen, welke in het land der andere Partij daaruit voortvloeien.

Artikel 11

De Verdragsluitende Partijen zullen de samenwerking tusschen de door de respectievelijke landen erkende jeugdorganisaties bevorderen.

Artikel 12

Eveneens zullen zij een grootere intensiviteit geven aan de cultureele en intellectueele uitwisseling tusschen beide landen door het organiseeren van concerten, tooneelvoorstellingen, voordrachten, tentoonstellingen van artistieken en wetenschappelijken aard, door de verspreiding van boeken en periodieken, door de film en de radio.

Artikel 13

De Verdragsluitende Partijen zullen overleg plegen omtrent de instandhouding en de uitbreiding van hare gemeenschappelijke cultureele belangen in het buitenland.

Artikel 14

Dit Verdrag vervangt op den dag van zijn in werking treden het Verdrag betreffende intellectueele toenadering, tusschen Nederland en België, geteekend te Brussel, den 26sten October 1927, dat zijn geldigheid zal verliezen.

Artikel 15

Dit Verdrag zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zoo spoedig mogelijk worden uitgewisseld te Brussel.

Het Verdrag zal in werking treden op den dag der uitwisseling van de akten van bekrachtiging.

Artikel 16

Dit Verdrag zal van kracht blijven gedurende vijf jaren, te rekenen van den dag waarop het in werking treedt.

Indien geen der Verdragsluitende Partijen kennis heeft gegeven zes maanden vóór afloop van dien termijn van vijf jaren van haar bedoeling het Verdrag te beëindigen, zal het verbindend blijven gedurende een jaar vanaf den dag, waarop de eene of de andere der Verdragsluitende Partijen het zal hebben opgezegd.

Ter bevestiging waarvan de wederzijdsche Gevolmachtigden dit Verdrag hebben geteekend en daaraan hun zegels hebben gehecht.

Gedaan in dubbel, in de Fransche en in de Nederlandsche taal, welke beide teksten gelijkelijk authentiek zijn, te 's-Gravenhage, den 16 Mei 1946.

J. H. VAN ROYEN.

Naar boven