(Geconsolideerde tekst van het Verdrag van Athene inzake het vervoer van passagiers
en hun bagage over zee, 1974 en het Protocol van 2002 bij het Verdrag)
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit Verdrag hebben de volgende begripsomschrijvingen de betekenis die hieraan bij
dezen wordt toegekend:
-
1.
-
a. „vervoerder” betekent een persoon door of namens welke een vervoersovereenkomst is
gesloten, ongeacht of het vervoer feitelijk door deze persoon of door een feitelijke
vervoerder wordt verzorgd;
-
b. „feitelijke vervoerder” betekent een andere persoon dan de vervoerder, zijnde de eigenaar,
bevrachter of exploitant van een schip, die het vervoer feitelijk geheel of gedeeltelijk
verricht; en
-
c. „vervoerder die het vervoer feitelijk geheel of gedeeltelijk verricht” betekent de
feitelijke vervoerder, of, voor zover de vervoerder zelf het vervoer verricht, de
vervoerder.
-
2. „vervoersovereenkomst” betekent een door of namens een vervoerder gesloten overeenkomst,
voor het vervoer over zee van een passagier of, in voorkomende gevallen, van een passagier
en zijn bagage;
-
3. „schip” betekent uitsluitend een zeeschip, met uitzondering van luchtkussenvaartuigen;
-
4. „passagier” betekent iedere persoon die op een schip wordt vervoerd,
-
a. krachtens een vervoersovereenkomst; of
-
b. die, met toestemming van de vervoerder, een voertuig of levende dieren begeleidt,
die het voorwerp zijn van een vervoersovereenkomst voor goederen die niet onder dit
Verdrag valt;
-
5. „bagage” betekent elk voorwerp of voertuig dat door de vervoerder krachtens een vervoersovereenkomst
wordt vervoerd, met uitzondering van:
-
6. „hutbagage” betekent de bagage van de passagier die zich in zijn hut bevindt of die
hij anderszins in zijn bezit heeft of onder zijn hoede of toezicht heeft. Behalve
voor de toepassing van het achtste lid van dit artikel en van artikel 8 wordt onder
hutbagage mede verstaan de bagage die de passagier in of op zijn voertuig heeft;
-
7. „verlies of beschadiging van bagage”, omvat eveneens de materiële schade voortvloeiende
uit het feit dat de bagage niet binnen een redelijke periode, te rekenen vanaf de
aankomst van het schip waarop de bagage is vervoerd of had moeten worden vervoerd,
aan de passagier werd terugbezorgd, maar omvat niet de vertraging voortvloeiende uit
arbeidsconflicten;
-
8. „vervoer” heeft betrekking op de volgende periodes:
-
a. wat de passagier en zijn hutbagage betreft, de periode gedurende welke de passagier
en/of zijn hutbagage zich aan boord van het schip bevinden, gedurende het in- en ontschepen
en de periode tijdens welke de passagier en zijn hutbagage over het water worden vervoerd
van de kade naar het schip of omgekeerd indien de prijs van dit vervoer begrepen is
in die van het biljet of indien het vaartuig dat voor dat bijkomend vervoer wordt
gebruikt, door de vervoerder ter beschikking van de passagier werd gesteld. Het vervoer
omvat wat de passagier betreft echter niet de periode gedurende welke deze zich in
een zeeterminal of op een kade of in een andere haveninstallatie bevindt;
-
b. wat de hutbagage betreft, tevens de periode gedurende welke de passagier zich in een
zeeterminal of op een kade of in een andere haveninstallatie bevindt indien deze bagage
door de vervoerder of diens hulppersonen werd overgenomen en nog niet aan de passagier
werd terugbezorgd;
-
c. wat andere bagage dan hutbagage betreft, de periode gelegen tussen het tijdstip waarop
de vervoerder of diens hulppersonen de bagage te land of aan boord heeft overgenomen
en het tijdstip waarop ze door de vervoerder of diens hulppersonen werd terugbezorgd;
-
9. „internationaal vervoer” is elk vervoer waarvan volgens de vervoersovereenkomst de
plaats van vertrek en die van bestemming in twee verschillende staten liggen of in
één enkele staat indien er volgens de vervoersovereenkomst of het voorziene vaarplan
een tussenliggende aanloophaven in een andere staat is;
-
10. onder „Organisatie” wordt verstaan de Internationale Maritieme Organisatie.
-
11. „Secretaris-Generaal” betekent de Secretaris-Generaal van de Organisatie.
De aan dit Verdrag gehechte Bijlage maakt een integrerend onderdeel uit van het Verdrag.
Artikel 3. Aansprakelijkheid van de vervoerder
-
1 Bij schade geleden als gevolg van het overlijden of persoonlijk letsel van een passagier
veroorzaakt door een scheepvaartincident, is de vervoerder in zoverre aansprakelijk
dat een dergelijk verlies met betrekking tot die passagier voor elk afzonderlijk geval
niet meer dan 250.000 rekeneenheden bedraagt, tenzij de vervoerder bewijst dat het
incident:
-
a. het gevolg is van een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog, opstand of
een natuurverschijnsel van uitzonderlijke, onvermijdelijke en onbedwingbare aard;
of
-
b. volledig is veroorzaakt door een handelen of nalaten door een derde met het oogmerk
het incident te veroorzaken.
Indien en voor zover de schade bovengenoemde grens te boven gaat, is de vervoerder
verder aansprakelijk, tenzij de vervoerder bewijst dat het incident dat de schade
heeft veroorzaakt niet aan de schuld of nalatigheid van de vervoerder te wijten is.
-
2 Bij schade geleden als gevolg van het overlijden of persoonlijk letsel van een passagier
niet veroorzaakt door een scheepvaartincident, is de vervoerder aansprakelijk indien
het incident dat de schade heeft veroorzaakt aan de schuld of nalatigheid van de vervoerder
te wijten is. De bewijslast dat er sprake is van schuld of nalatigheid berust bij
de eiser.
-
6 De aansprakelijkheid van de vervoerder krachtens dit artikel heeft uitsluitend betrekking
op schade als gevolg van incidenten die zich tijdens het vervoer hebben voorgedaan.
De bewijslast dat het incident dat de schade heeft veroorzaakt zich tijdens het vervoer
heeft voorgedaan, en omtrent de omvang van de schade berust bij de eiser.
-
7 Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan een recht van verhaal dat de vervoerder tegen
een derde zou kunnen hebben, of aan een verweer gebaseerd op de nalatigheid van een
medeverantwoordelijke passagier op grond van artikel 6 van dit Verdrag. Niets in dit
artikel doet afbreuk aan een uit de artikelen 7 of 8 van dit Verdrag voortvloeiend recht op het stellen van grenzen aan de aansprakelijkheid.
Artikel 4. Feitelijke vervoerder
-
1 Indien het vervoer geheel of gedeeltelijk aan een feitelijke vervoerder wordt toevertrouwd,
blijft de vervoerder niettemin aansprakelijk voor het volledige vervoer overeenkomstig
de bepalingen van dit Verdrag. Daarnaast is de feitelijke vervoerder onderworpen aan
de bepalingen van dit Verdrag en kan hij zich erop beroepen voor het gedeelte van
het vervoer dat door hem is verricht.
Artikel 4bis. Verplichte verzekering
-
1 Wanneer passagiers worden vervoerd aan boord van een in een staat die partij is geregistreerd
schip dat vergunning heeft voor het vervoeren van meer dan twaalf passagiers, en dit
Verdrag van toepassing is, dient een vervoerder die het vervoer feitelijk geheel of
gedeeltelijk verricht, te zorgen voor een verzekering of een andere financiële zekerheid,
zoals een borgstelling van een bank of soortgelijke financiële instelling, ter dekking
van de uit dit Verdrag voortvloeiende aansprakelijkheid bij overlijden of persoonlijk
letsel van passagiers. Het minimumbedrag van deze verplichte verzekering of andere
financiële zekerheid bedraagt niet minder dan 250.000 rekeneenheden per passagier
per afzonderlijk geval.
-
2 Een certificaat waaruit blijkt dat er, in overeenstemming met de bepalingen van dit
Verdrag, een verzekering of andere financiële zekerheid is voorzien, wordt voor ieder
schip verleend, nadat de bevoegde autoriteit van een staat die partij is heeft vastgesteld
dat aan de vereisten van het eerste lid is voldaan. Met betrekking tot een schip geregistreerd
in een staat die partij is wordt een dergelijk certificaat afgegeven of gewaarmerkt
door de bevoegde autoriteit van de staat waar het schip geregistreerd is; met betrekking
tot een schip dat niet in een staat die partij is geregistreerd is, kan het worden
afgegeven of gewaarmerkt door de bevoegde autoriteit van elke staat die partij is.
Het certificaat heeft de vorm van het model vervat in de bijlage bij dit Verdrag en bevat de volgende gegevens:
-
a. naam van het schip, onderscheidingsnummer of -letters en haven van registratie;
-
b. naam en adres van het hoofdkantoor van het bedrijf van de vervoerder die het vervoer
feitelijk geheel of gedeeltelijk verricht;
-
c. IMO-scheepsidentificatienummer;
-
d. aard en duur van de zekerheid;
-
e. naam en adres van het hoofdkantoor van de verzekeraar of een andere persoon die de
financiële zekerheid stelt en, waar nodig, het adres van het kantoor waar de verzekering
is gesloten of de zekerheid is gesteld; en
-
f. geldigheidsduur van het certificaat, die niet langer kan zijn dan de geldigheidsduur
van de verzekering of andere financiële zekerheid.
-
3
-
a. Een staat die partij is mag een door hem erkende instelling of organisatie tot afgifte
van het certificaat machtigen. Deze instelling of organisatie stelt die staat in kennis
van de afgifte van ieder certificaat. In alle gevallen waarborgt de staat die partij
is onverkort de volledigheid en juistheid van het aldus afgegeven certificaat en verbindt
hij zich ertoe de nodige regelingen te treffen om deze verplichting na te komen.
-
b. Een staat die partij is stelt de Secretaris-Generaal in kennis van:
-
i. de specifieke verantwoordelijkheden en voorwaarden van de machtiging die hij aan een
door hem erkende instelling of organisatie verleent;
-
ii. de intrekking van een dergelijke machtiging; en
-
iii. de datum waarop een dergelijke machtiging of intrekking van een dergelijke machtiging
van kracht wordt.
Een machtiging wordt niet eerder van kracht dan drie maanden na de datum waarop daarvan
kennisgeving is gedaan aan de Secretaris-Generaal.
-
c. De instelling of organisatie die in overeenstemming met dit lid gemachtigd is certificaten
af te geven, dient ten minste bevoegd te zijn deze certificaten in te trekken als
niet wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder zij zijn afgegeven. In alle gevallen
meldt de instelling of organisatie een dergelijke intrekking aan de staat namens welke
het certificaat werd afgegeven.
-
4 Het certificaat wordt gesteld in de officiële taal of de officiële talen van de staat
waar het wordt afgegeven. Indien de gebruikte taal van het certificaat niet de Engelse,
de Franse of de Spaanse is, bevat de tekst tevens een vertaling in een van deze talen
en kan, indien de staat daartoe besluit, de officiële taal van de staat achterwege
blijven.
-
5 Het certificaat moet zich aan boord van het schip bevinden en een afschrift moet worden
nedergelegd bij de autoriteiten die het register beheren waarin het schip is geregistreerd,
of indien het schip niet geregistreerd is in een staat die partij is, bij de autoriteit
van de staat die de certificaten afgeeft of waarmerkt.
-
6 Een verzekering of andere financiële zekerheid voldoet niet aan de eisen van dit artikel
indien deze om andere redenen dan het verstrijken van de geldigheidsduur van de verzekering
of de zekerheid zoals vermeld in het certificaat kan vervallen voordat drie maanden
zijn verlopen na de datum waarop aan de autoriteiten bedoeld in het vijfde lid mededeling
is gedaan van beëindiging, tenzij het certificaat bij deze autoriteiten is ingeleverd
of binnen deze termijn een nieuw certificaat is afgegeven. Het vorenstaande is eveneens
van toepassing op elke wijziging die ertoe leidt dat de verzekering of andere financiële
zekerheid niet langer voldoet aan de eisen van dit artikel.
-
9 Certificaten afgegeven of gewaarmerkt onder het gezag van een staat die partij is
worden voor de toepassing van dit Verdrag aanvaard door andere staten die partij en
worden door andere staten die partij zijn beschouwd als zijnde van gelijke waarde
als door henzelf afgegeven of gewaarmerkte certificaten, zelfs als het gaat om een
schip dat niet in een staat die partij is geregistreerd is. Een staat die partij is
kan te allen tijde verzoeken om overleg met de staat die het certificaat heeft afgegeven
of gewaarmerkt indien hij meent dat de in het verzekeringscertificaat genoemde verzekeraar
of degene die zekerheid heeft gesteld financieel niet in staat is te voldoen aan de
bij dit Verdrag opgelegde verplichtingen.
-
10 Vorderingen tot schadeloosstelling die krachtens dit artikel door een verzekering
of andere financiële zekerheid worden gedekt, kunnen rechtstreeks worden ingesteld
tegen de verzekeraar of een andere persoon die financiële zekerheid stelt. In een
dergelijk geval geldt het in het eerste lid genoemde bedrag als de aansprakelijkheidsgrens
van de verzekeraar of andere persoon die de financiële zekerheid stelt, zelfs als
de vervoerder of de feitelijke vervoerder geen recht heeft op beperking van de aansprakelijkheid.
De verweerder kan voorts gebruik maken van de verweergronden (anders dan faillissement
of bedrijfsbeëindiging) die de in het eerste lid bedoelde vervoerder overeenkomstig
dit Verdrag had mogen inroepen. De verweerder kan voorts het verweer inroepen dat
de geleden schade het gevolg was van opzettelijk wangedrag van de verzekerde; maar
de verweerder kan geen ander verweermiddel inroepen dat de verweerder zou hebben kunnen
aanvoeren in een door de verzekerde tegen de verweerder ingesteld rechtsgeding. De
verweerder is evenwel gerechtigd te vorderen dat de vervoerder en feitelijke vervoerder
zich voegen in het geding.
-
11 Geldbedragen die door de verzekeraar of door de verstrekker van een andere overeenkomstig
het eerste lid gestelde financiële zekerheid ter beschikking worden gesteld dienen
uitsluitend ter voldoening van uit hoofde van dit Verdrag ingestelde vorderingen,
en enige uitbetaling van deze bedragen heeft tot gevolg dat de aansprakelijkheid uit
hoofde van dit Verdrag met een bedrag ten belope van de uitgekeerde bedragen wordt
verminderd.
-
13 Met inachtneming van de bepalingen van dit artikel, zorgt elke staat die partij is
ervoor dat ingevolge zijn nationale wetgeving een verzekering of een andere financiële
zekerheid tot de in het eerste lid genoemde omvang van kracht is voor elk schip dat
vergunning heeft om meer dan twaalf passagiers te vervoeren, waar ook geregistreerd,
dat een haven op zijn grondgebied binnenloopt of verlaat, voor zover dit Verdrag van
toepassing is.
-
14 Niettegenstaande de bepalingen van het vijfde lid, kan een staat die partij is de
Secretaris-Generaal in kennis stellen dat voor de toepassing van het dertiende lid
schepen het ingevolge het tweede lid vereiste certificaat niet aan boord behoeven
te hebben, noch behoeven te overleggen, wanneer die schepen een haven op zijn grondgebied
binnenlopen of verlaten, op voorwaarde dat de staat die partij is die het vereiste
certificaat afgeeft de Secretaris-Generaal ervan in kennis heeft gesteld dat hij elektronische
registers bijhoudt die voor alle staten die partij zijn toegankelijk zijn, waaruit
blijkt dat het certificaat bestaat en die de staten die partij zijn in staat stellen
hun verplichtingen ingevolge het dertiende lid na te komen.
-
15 Is met betrekking tot een schip dat in eigendom toebehoort aan een staat die partij
is geen verzekering afgesloten of andere financiële zekerheid gesteld, dan zijn de
desbetreffende bepalingen van dit artikel op dat schip niet van toepassing, maar dient
het schip wel te zijn voorzien van een certificaat, afgegeven door de bevoegde autoriteiten
van de staat waar het is geregistreerd, houdende verklaring dat het schip eigendom
is van die staat en dat de aansprakelijkheid voor het schip gedekt is binnen de overeenkomstig
het eerste lid voorgeschreven grenzen. Een dergelijk certificaat wordt zoveel mogelijk
opgesteld volgens het in het tweede lid voorgeschreven model.
Artikel 5. Waardevolle voorwerpen
De vervoerder is niet aansprakelijk voor verlies of beschadiging van geld, verhandelbare
effecten, goud, zilverwerk, juwelen, bijouterieën, kunstvoorwerpen of andere waardevolle
voorwerpen, tenzij dergelijke waardevolle voorwerpen volgens afspraak bij de vervoerder
in veilige bewaring zijn gegeven in welk geval de aansprakelijkheid van de vervoerder
beperkt is tot het bedrag voorzien in artikel 8, derde lid, tenzij een hogere aansprakelijkheidsgrens wordt overeengekomen in overeenstemming
met artikel 10, eerste lid.
Indien de vervoerder bewijst dat het overlijden of persoonlijk letsel van een passagier
of het verlies of de beschadiging van zijn bagage te wijten of mede te wijten is aan
de schuld of nalatigheid van de passagier, kan de rechter bij wie de zaak aanhangig
is gemaakt, overeenkomstig de bepalingen van zijn nationale wet de vervoerder geheel
of gedeeltelijk van zijn aansprakelijkheid ontheffen.
Artikel 7. Aansprakelijkheidsgrens bij overlijden en persoonlijk letsel
-
1 De aansprakelijkheid van de vervoerder voor het overlijden of het persoonlijk letsel
van een passagier ingevolge artikel 3 is in geen geval hoger dan een bedrag van 400.000 rekeneenheden per passagier, per
afzonderlijk geval. Indien de schadevergoeding volgens het recht van de rechter bij
wie de zaak aanhangig is gemaakt wordt verleend in de vorm van periodieke betalingen,
mag de kapitaalwaarde van deze betalingen deze limiet niet overschrijden.
-
2 Een staat die partij is kan de in het eerste lid voorgeschreven aansprakelijkheidsgrens
regelen bij specifieke bepalingen van nationaal recht, mits de nationale aansprakelijkheidsgrens,
voor zover aanwezig, niet lager is dan die welke in het eerste lid wordt voorgeschreven.
Een staat die partij is die gebruik maakt van de in dit lid voorziene mogelijkheid,
stelt de Secretaris-Generaal in kennis van de vastgestelde aansprakelijkheidsgrens,
dan wel van het feit dat deze ontbreekt.
Artikel 8. Aansprakelijkheidsgrens bij verlies of beschadiging van bagage en voertuigen
-
2 De aansprakelijkheid van de vervoerder bij verlies of beschadiging van voertuigen,
met inbegrip van alle in of op het voertuig vervoerde bagage bedraagt ten hoogste
12.700 rekeneenheden per voertuig, per vervoer.
-
3 De aansprakelijkheid van de vervoerder bij verlies of beschadiging van andere dan
de in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde bagage, bedraagt ten hoogste
3.375 rekeneenheden per passagier, per vervoer.
-
4 De vervoerder en de passagier kunnen overeenkomen dat de aansprakelijkheid van de
vervoerder met ten hoogste 330 rekeneenheden kan worden verminderd in het geval van
schade aan een voertuig en met ten hoogste 149 rekeneenheden per passagier in het
geval van verlies of beschadiging van andere bagage, waarbij dit bedrag van het geleden
verlies of de geleden schade wordt afgetrokken.
Artikel 9. Rekeneenheid en omrekening
-
1 De rekeneenheid bedoeld in dit Verdrag is het Bijzondere Trekkingsrecht zoals dit
is omschreven door het Internationale Monetaire Fonds. De in artikel 3, eerste lid, artikel 4bis, eerste lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8 genoemde bedragen worden omgerekend in de nationale munteenheid van de staat van
de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, overeenkomstig de waarde van de desbetreffende
munteenheid ten opzichte van het Bijzondere Trekkingsrecht op de datum van de uitspraak
of op de door de partijen overeengekomen datum. De waarde van de nationale munteenheid,
uitgedrukt in Bijzondere Trekkingsrechten, van een staat die partij is die lid is
van het Internationale Monetaire Fonds, wordt berekend overeenkomstig de waarderingsmethode
die door het Internationale Monetaire Fonds op de desbetreffende datum wordt toegepast
voor zijn eigen verrichtingen en transacties. De waarde van de nationale munteenheid,
uitgedrukt in Bijzondere Trekkingsrechten, van een staat die partij is die geen lid
is van het Internationale Monetaire Fonds, wordt berekend op een door die staat die
partij is vastgestelde wijze.
-
2 Niettemin kan een staat die geen lid is van het Internationale Monetaire Fonds en
wiens wet de toepassing van de bepalingen van het eerste lid niet toelaat, op het
tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding goedkeuring van dan wel toetreding tot dit
Verdrag of op enig tijdstip daarna, verklaren dat de in het eerste lid bedoelde rekeneenheid
gelijk zal zijn aan 15 goudfranken. De in dit lid bedoelde goudfrank komt overeen
met vijfenzestig en een halve milligram goud van een gehalte van negenhonderdduizendste
fijn. De omrekening van de goudfrank in de nationale munteenheid geschiedt volgens
de wet van de betrokken staat.
-
3 De in de laatste zin van het eerste lid genoemde berekening en de in het tweede lid
genoemde omrekening geschieden op zodanige wijze dat in de nationale munteenheden
van de staten die partij zijn zo veel mogelijk dezelfde reële waarde voor de bedragen
in artikel 3, eerste lid, artikel 4bis, eerste lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8 wordt uitgedrukt als zou volgen uit de toepassing van de eerste drie zinnen van het
eerste lid. De staten doen de Secretaris-Generaal mededeling van de wijze van berekening
overeenkomstig het eerste lid, of van het resultaat van de omrekening in het tweede
lid, naargelang van het geval, wanneer zij een akte van bekrachtiging, aanvaarding,
goedkeuring van, of van toetreding tot dit Verdrag nederleggen, en telkens wanneer
zich in deze berekening of omrekening een wijziging voordoet.
Artikel 10. Aanvullende bepalingen inzake aansprakelijkheidsgrenzen
Artikel 11. Verweermiddelen en grenzen waarop hulppersonen van de vervoerder zich
kunnen beroepen
Indien een rechtsvordering tegen een hulppersoon van de vervoerder of van de feitelijke
vervoerder wordt ingesteld wegens in dit Verdrag bedoelde schade, kan die hulppersoon,
indien hij bewijst dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft gehandeld,
zich beroepen op de verweermiddelen en aansprakelijkheidsgrenzen waarop de vervoerder
of de feitelijke vervoerder zich krachtens dit Verdrag kunnen beroepen.
Artikel 12. Samentelling van vorderingen
-
1 Wanneer de in de artikelen 7 en 8 vastgestelde aansprakelijkheidsgrenzen van toepassing zijn, zijn zij van toepassing
op de totale som van de schadevergoeding die kan worden verkregen in het kader van
alle vorderingen die worden ingesteld in geval van dood of persoonlijk letsel van
een passagier of verlies of beschadiging van zijn bagage.
-
2 Voor het vervoer verricht door een feitelijke vervoerder kan de totale som van de
schadevergoeding die kan worden gevorderd van de vervoerder en van de feitelijke vervoerder,
alsmede van hun hulppersonen die handelen in de uitoefening van hun werkzaamheden,
niet hoger zijn dan de hoogste vergoeding die de vervoerder of de feitelijke vervoerder
krachtens dit Verdrag kan worden opgelegd, met dien verstande dat geen van de vermelde
personen aansprakelijk kan worden gesteld voor een hoger bedrag dan de grens die voor
hem van toepassing is.
-
3 In elk geval waarin een hulppersoon van de vervoerder of van de feitelijke vervoerder
zich krachtens artikel 11 van dit Verdrag kan beroepen op de in de artikelen 7 en 8 bepaalde aansprakelijkheidsgrenzen, mag de totale som van de schadevergoeding die
kan worden verkregen van de vervoerder of, in voorkomende gevallen, van de feitelijke
vervoerder en van deze hulppersoon, die grenzen niet overschrijden.
Artikel 13. Verlies van het recht tot beperking van aansprakelijkheid
-
1 Het voordeel van de in de artikelen 7 en 8 en in het eerste lid van artikel 10 bepaalde aansprakelijkheidsgrenzen vervalt voor de vervoerder indien is bewezen dat
de schade voortvloeit uit een handelen of nalaten van de vervoerder, hetzij met het
opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat die schade
er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.
-
2 Het voordeel van de aansprakelijkheidsgrenzen vervalt voor de hulppersoon van de vervoerder
of feitelijke vervoerder indien is bewezen dat de schade voortvloeit uit een handelen
of nalaten van deze hulppersoon, hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij
roekeloos en in de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.
Artikel 14. Grondslag voor vorderingen
In geval van overlijden of persoonlijk letsel van een passagier of van verlies of
beschadiging van bagage kan tegen de vervoerder of de feitelijke vervoerder geen vordering
tot schadevergoeding worden ingesteld anders dan op grond van dit Verdrag.
Artikel 15. Kennisgeving van verlies of beschadiging van bagage
Artikel 16. Verjaringstermijn voor vorderingen tot schadevergoeding
-
1 Elke vordering tot vergoeding van de schade voortvloeiende uit het overlijden of persoonlijk
letsel van een passagier, of uit verlies of beschadiging van de bagage, verjaart na
een termijn van twee jaar.
-
3 Het recht van de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, bepaalt de gronden
voor schorsing en stuiting van de verjaring, maar in geen geval kan een vordering
uit hoofde van dit Verdrag worden ingesteld na afloop van een van de volgende termijnen:
-
a. een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de ontscheping van de passagier
of vanaf de datum waarop ontscheping had moeten plaatsvinden, waarbij de laatste van
die twee data in aanmerking wordt genomen, dan wel, indien het aflopen van onderstaande
termijn zich eerder voordoet,
-
b. een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de eiser op de hoogte was
van het door het incident veroorzaakte letsel of verlies of de veroorzaakte schade
of hiervan redelijkerwijze op de hoogte had moeten zijn.
-
4 Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede en derde lid van dit artikel
kan de verjaringstermijn worden verlengd door middel van een verklaring van de vervoerder
of een overeenkomst die tussen de partijen wordt gesloten nadat de grond voor de vordering
is ontstaan. De verklaring of de overeenkomst dient op schrift te staan.
Artikel 17. Bevoegde rechter
-
1 Een vordering ingesteld overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van dit Verdrag wordt naar keuze van de eiser aanhangig gemaakt bij een van de hieronder
genoemde rechters, op voorwaarde dat deze zitting houdt in een staat die partij is
bij dit Verdrag, en overeenkomstig het nationaal recht van elke staat die partij is
ten aanzien van de aanwijzing van een bevoegde rechter binnen die staten waar een
keuze uit meerdere rechters mogelijk is:
-
a. de rechter van de staat waar de verweerder zijn gewone verblijfplaats of hoofdkantoor
heeft, of
-
b. de rechter van de staat van vertrek of van bestemming, bepaald in de vervoersovereenkomst,
of
-
c. de rechter van de staat van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de eiser
indien de verweerder aldaar een bedrijfsinrichting heeft en aan de rechtsmacht van
die staat onderworpen is, of
-
d. de rechter van de staat waar de vervoersovereenkomst is gesloten, indien de verweerder
aldaar een bedrijfsinrichting heeft en aan de rechtsmacht van die staat onderworpen
is.
-
2 Een vordering ingesteld overeenkomstig artikel 4bis van dit Verdrag wordt, naar keuze van de eiser, aanhangig gemaakt bij een van de
rechters bij wie overeenkomstig het eerste lid vorderingen kunnen worden ingesteld
tegen de vervoerder of feitelijke vervoerder.
Artikel 17bis. Erkenning en tenuitvoerlegging
-
1 Uitspraken van een uit hoofde van artikel 17 bevoegde rechter die voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn in de staat waarin zij zijn
gewezen en waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, worden erkend in elke
andere staat die partij is, tenzij
Artikel 18. Ongeldigheid van contractuele bedingen
Elk contractueel beding dat is overeengekomen vóór het plaatsvinden van het incident
dat het overlijden of persoonlijk letsel van een passagier of het verlies of de beschadiging
van zijn bagage heeft veroorzaakt en dat een uit hoofde van dit Verdrag aansprakelijke
persoon jegens de passagier van zijn aansprakelijkheid ontheft of voorziet in een
lagere aansprakelijkheidsgrens dan is bepaald in dit Verdrag, met uitzondering van
het bepaalde in artikel 8, vierde lid, of de bewijslast die op de vervoerder of feitelijke vervoerder rust, omkeert, dan
wel tot gevolg heeft dat de in artikel 17, eerste of tweede lid, omschreven keuze wordt beperkt, is nietig, maar de nietigheid van dit beding heeft
niet de nietigheid tot gevolg van de vervoersovereenkomst, die onderworpen blijft
aan de bepalingen van dit Verdrag.
Artikel 19. Andere verdragen inzake de beperking van aansprakelijkheid
Dit Verdrag laat onverlet de rechten en verplichtingen van de vervoerder, de feitelijke
vervoerder en hun hulppersonen zoals voorzien in verdragen betreffende de beperking
van de aansprakelijkheid van eigenaren van zeeschepen.
Er ontstaat ingevolge dit Verdrag geen aansprakelijkheid voor schade voorvloeiend
uit een nucleair ongeval:
-
a. indien de exploitant van een kerninstallatie aansprakelijk is voor dergelijke schade,
hetzij krachtens bepalingen van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied
van de kernenergie, zoals gewijzigd bij het Aanvullend Protocol van 28 januari 1964, hetzij krachtens
het Verdrag van Wenen van 21 mei 1963 inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade,
dan wel krachtens enige van kracht zijnde wijziging hiervan of enig van kracht zijnd
protocol hierbij; of
-
b. indien de exploitant van een kerninstallatie aansprakelijk is voor dergelijke schade
krachtens nationale wetgeving inzake de aansprakelijkheid voor dergelijke schade,
op voorwaarde dat die wetgeving ten opzichte van de personen die schade kunnen ondervinden,
in elk opzicht even gunstig is als het Verdrag van Parijs of van Wenen of een van
kracht zijnde wijziging hiervan of enig van kracht zijnd protocol hierbij.
Artikel 21. Commercieel vervoer door overheidsdiensten
Dit Verdrag is van toepassing op commercieel vervoer verricht door staten of door
overheidsdiensten uit hoofde van vervoersovereenkomsten in de zin van artikel 1.
Artikel 22. Verklaring van niet-toepassing
-
1 Elke partij kan ten tijde van de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring
van of toetreding tot dit Verdrag schriftelijk verklaren dat zij de bepalingen van
dit Verdrag niet ten uitvoer zal leggen wanneer de passagier en de vervoerder onderdanen
zijn van die partij.
Artikel 17. Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding
-
4 Akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding die zijn nedergelegd
nadat een wijziging van dit Protocol in werking is getreden ten aanzien van alle staten
die partij zijn, of nadat alle maatregelen vereist voor de inwerkingtreding van de
wijziging ten aanzien van die staten die partij zijn voltooid zijn, worden geacht
van toepassing te zijn op dit Protocol, zoals gewijzigd bij bedoelde wijziging.
-
5 Een staat dient zijn instemming door dit Protocol te worden gebonden niet tot uitdrukking
te brengen, tenzij hij, indien hij hierbij partij is, de volgende instrumenten opzegt:
-
a. het Verdrag van Athene inzake het vervoer van passagiers en hun bagage over zee, gedaan
te Athene op 13 december 1974;
-
b. het Protocol bij het Verdrag van Athene inzake het vervoer van passagiers en hun bagage
over zee, gedaan te Londen op 19 november 1976; en
-
c. het Protocol van 1990 tot wijziging van het Verdrag van Athene inzake het vervoer
van passagiers en hun bagage over zee, gedaan te Londen op 29 maart 1990,
met ingang van het tijdstip waarop dit Protocol voor die staat in werking treedt in
overeenstemming met artikel 20.
Artikel 18. Staten met meer dan een rechtsstelsel
-
1 Indien een staat twee of meer territoriale eenheden heeft waarin verschillende rechtsstelsels
van toepassing zijn betreffende in dit Protocol geregelde aangelegenheden, kan hij
op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding
verklaren dat dit Protocol op al deze territoriale eenheden of slechts op een of meer
daarvan van toepassing is en kan hij te allen tijde deze verklaring wijzigen door
een nieuwe verklaring in te dienen.
Artikel 19. Organisaties voor regionale economische integratie
-
1 Een organisatie voor regionale economische integratie samengesteld uit soevereine
Staten die bevoegdheden inzake bepaalde aangelegenheden die door dit Protocol worden
geregeld aan die organisatie hebben overgedragen, kan dit Protocol ondertekenen, bekrachtigen,
aanvaarden, goedkeuren of ertoe toetreden. Een organisatie voor regionale economische
integratie die partij is bij dit Protocol heeft de rechten en verplichtingen van een
staat die partij is, voor zover deze organisatie bevoegd is ten aanzien van aangelegenheden
die door dit Protocol worden geregeld.
-
2 Indien een organisatie voor regionale economische integratie haar stemrecht uitoefent
in aangelegenheden ten aanzien waarvan zij bevoegd is, krijgt zij een aantal stemmen
dat gelijk is aan het aantal van haar lidstaten die partij zijn bij dit Protocol en
die bevoegdheid ten aanzien van de aangelegenheid in kwestie aan haar hebben overgedragen.
Een organisatie voor regionale economische integratie oefent haar stemrecht niet uit
indien haar lidstaten hun stemrecht uitoefenen en vice versa.
-
3 Indien het aantal staten die partij zijn relevant is in dit Protocol, met inbegrip
van maar niet beperkt tot de artikelen 20 en 23 van dit Protocol, telt de organisatie voor regionale economische integratie niet
als een staat die partij is naast haar lidstaten die partij zijn.
-
4 Op het tijdstip van de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding
legt de organisatie voor regionale economische integratie een verklaring af aan de
Secretaris-Generaal ter aanduiding van de bij dit Protocol geregelde aangelegenheden
ten aanzien waarvan bevoegdheden door haar lidstaten die ondertekenaar van of partij
zijn bij dit Protocol zijn overgedragen aan die organisatie en van andere relevante
beperkingen ten aanzien van de reikwijdte van die bevoegdheden. De organisatie voor
regionale economische integratie stelt de Secretaris-Generaal onverwijld in kennis
van veranderingen in de verdeling van bevoegdheden, met inbegrip van nieuwe overdrachten
van bevoegdheden, als aangeduid in de in dit lid bedoelde verklaring. Dergelijke verklaringen
worden, krachtens artikel 24 van dit Protocol, door de Secretaris-Generaal ter beschikking gesteld.
-
5 Staten die partij zijn en die lidstaat zijn van een organisatie voor regionale economische
integratie die zelf partij is bij dit Protocol, worden geacht bevoegd te zijn ten
aanzien van alle bij dit Protocol geregelde aangelegenheden ten aanzien waarvan de
overdracht van bevoegdheden aan de organisatie niet uitdrukkelijk overeenkomstig het
vierde lid zijn aangeduid of medegedeeld.
Artikel 20. Inwerkingtreding
-
1 Dit Protocol treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop tien staten het hebben
ondertekend zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring
of een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben nedergelegd
bij de Secretaris-Generaal.
-
2 Voor iedere Staat die dit Protocol bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt
nadat is voldaan aan de voorwaarden voor inwerkingtreding in het eerste lid, treedt
dit Protocol in werking drie maanden na de datum van nederlegging door deze Staat
van de desbetreffende akte, evenwel niet eerder dan de datum waarop dit Protocol in
werking is getreden in overeenstemming met het eerste lid.
-
4 Tussen de staten die partij zijn bij dit Protocol, wordt de opzegging door een van
hen van het Verdrag in overeenstemming met artikel 25 daarvan, onder geen beding uitgelegd als een opzegging van het Verdrag zoals herzien
bij dit Protocol.
Artikel 22. Herziening en wijziging
Artikel 23. Wijziging van de aansprakelijkheidsgrenzen
-
2 Op verzoek van ten minste de helft, maar in geen geval minder dan zes van de staten
die partij zijn bij dit Protocol wordt een voorstel tot wijziging van de aansprakelijkheidsgrenzen,
met inbegrip van de aftrekbare bedragen, zoals aangeduid in artikel 3, eerste lid, artikel 4bis, eerste lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8 van het Verdrag zoals herzien bij dit Protocol, door de Secretaris-Generaal onder
alle leden van de Organisatie en alle staten die partij zijn verspreid.
-
4 Alle staten die partij zijn bij het Verdrag zoals herzien bij dit Protocol, ongeacht
of zij lid van de Organisatie zijn, zijn gerechtigd deel te nemen aan de werkzaamheden
van de Juridische Commissie ter overweging en aanneming van wijzigingen.
-
5 Wijzigingen worden aangenomen met een meerderheid van twee derde van de staten die
partij zijn bij het Verdrag zoals herzien bij dit Protocol die aanwezig zijn en hun
stem uitbrengen in de Juridische Commissie, welke is uitgebreid zoals bepaald in het
vierde lid, mits ten minste de helft van de staten die partij zijn bij het Verdrag
zoals herzien bij dit Protocol aanwezig is op het tijdstip van de stemming.
-
6 Wanneer zij een voorstel tot wijziging van de aansprakelijkheidsgrenzen bespreekt,
houdt de Juridische Commissie rekening met de ervaring opgedaan met incidenten en
in het bijzonder met het bedrag van de daaruit voortvloeiende schade alsmede met wijzigingen
in geldswaarden en met het effect van de voorgestelde wijziging op de verzekeringskosten.
-
7
-
a. Geen enkele wijziging van de aansprakelijkheidsgrenzen ingevolge dit artikel mag in
overweging worden genomen vóór het verstrijken van een termijn van vijf jaar te rekenen
vanaf de datum waarop dit Protocol voor ondertekening werd opengesteld, noch vóór
het verstrijken van een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de datum waarop een
eerdere ingevolge dit artikel aangenomen wijziging van kracht is geworden.
-
b. Geen enkele aansprakelijkheidsgrens mag worden verhoogd tot boven een bedrag dat overeenkomt
met de grens die is vervat in het Verdrag zoals herzien bij dit Protocol, verhoogd
met zes procent per jaar, berekend op samengestelde basis vanaf de datum waarop dit
Protocol voor ondertekening werd opengesteld.
-
c. Geen enkele aansprakelijkheidsgrens mag zodanig worden verhoogd dat deze een bedrag
overschrijdt dat overeenkomt met de grens vervat in het Verdrag zoals herzien bij
dit Protocol vermenigvuldigd met drie.
-
8 Elke wijziging aangenomen overeenkomstig het vijfde lid wordt door de Organisatie
ter kennis gebracht van alle staten die partij zijn. De wijziging wordt geacht te
zijn aanvaard aan het einde van een tijdvak van achttien maanden na de datum van kennisgeving,
tenzij binnen dat tijdvak niet minder dan een vierde van de staten die partij waren
op het tijdstip van aanneming van de wijziging de Secretaris-Generaal hebben medegedeeld
dat zij de wijziging niet aanvaarden, in welk geval de wijziging is verworpen en niet
van kracht wordt.
-
10 Alle staten die partij zijn worden gebonden door de wijziging, tenzij zij ten minste
zes maanden voordat de wijziging in werking treedt dit Protocol opzeggen overeenkomstig
artikel 21, eerste en tweede lid. Een dergelijke opzegging wordt van kracht wanneer de wijziging in werking treedt.
-
11 Wanneer een wijziging is aangenomen, maar het tijdvak van achttien maanden voor de
aanvaarding ervan nog niet is verstreken, is een staat die gedurende dat tijdvak partij
wordt, door de wijziging gebonden indien deze in werking treedt. Een staat die na
dat tijdvak Partij wordt, is gebonden door een wijziging die overeenkomstig het achtste
lid is aanvaard. In de gevallen bedoeld in dit lid wordt een staat gebonden door een
wijziging wanneer deze wijziging in werking treedt, of wanneer dit Protocol voor die
staat in werking treedt, indien deze datum later valt.
Dit Protocol is opgesteld in één oorspronkelijk exemplaar in de Arabische, de Chinese,
de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk
authentiek.