AMBASSADE DER NEDERLANDEN
Canberra, 29 november 1956.
Excellentie,
Ik heb de eer te verwijzen naar de vrijstellingen van alle nationale rechten en kosten,
douanerechten en inspectiekosten daaronder begrepen, welke op basis van wederkerigheid
worden verleend voor bepaalde voorraden met betrekking tot bepaalde vluchten, immigratievluchten
daaronder begrepen, van Nederlandse burgerluchtvaartuigen welke Australisch grondgebied
binnenkomen.
In overeenstemming met van mijn Regering ontvangen instructies heb ik de eer voor
te stellen, dat deze vrijstellingen worden uitgebreid in die zin, dat zij van toepassing
zullen zijn op alle Nederlandse burgerluchtvaartuigen die op ongeregelde vluchten
Australisch grondgebied binnenkomen, waarbij een wederkerige behandeling door de Nederlandse
Regering zal worden verleend met betrekking tot Australische burgerluchtvaartuigen
die op ongeregelde vluchten Nederlands grondgebied binnenkomen. Ik neem de vrijheid
bovendien voor te stellen, dat deze vrijstellingen zullen worden toegepast met terugwerkende
kracht te rekenen van 1 juli 1955 af. Ten aanzien van deze aangelegenheid zou de toestand
dan als volgt zijn:
Voorraden motorbrandstof, smeeroliën, reservedelen, normale uitrustingsstukken en
proviand, ingevoerd in of aan boord genomen van Nederlandse burgerluchtvaartuigen
welke binnen Australisch grondgebied andere vluchten uitvoeren dan die welke worden
uitgevoerd krachtens de Overeenkomst tussen de Australische en de Nederlandse Regering
voor de instelling van luchtdiensten, ondertekend te Canberra op 25 september 1951,
zullen, onverminderd de behandeling welke wordt verleend krachtens artikel 24 van
het Verdrag inzake de internationale burgerlijke luchtvaart, zijn vrijgesteld, te
rekenen van 1 juli 1955 af, van douanerechten, inspectiekosten en dergelijke kosten,
zelfs indien zodanige voorraden door deze luchtvaartuigen bij vluchten binnen Australisch
grondgebied worden gebruikt, waarbij wederkerige behandeling zal worden verleend met
betrekking tot Australische burgerluchtvaartuigen bij soortgelijke vluchten binnen
Nederlands grondgebied, eveneens te rekenen van 1 juli 1955 af.
Tenslotte heb ik de eer mede te delen, dat ik instructie heb ontvangen voor te stellen,
dat deze brief en Uw bevestigend antwoord geacht zullen worden een overeenkomst tussen
onze beide Regeringen te vormen en deze vast te leggen en dat de overeenkomst in werking
zal treden op de datum waarop de Australische Regering een nota ontvangt waarin vanwege
de Nederlandse Regering wordt verklaard, dat de in Nederland vereiste grondwettelijke
goedkeuring is verkregen.
Ik heb de eer te zijn,
Excellentie,
Uw dienstwillige dienaar,
(w.g.) A. M. L. WINKELMAN
Ambassadeur der Nederlanden
Zijner Excellentie
Sir Philip A. M. McBride, K.C.M.G., M.P.,
Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,
Canberra.