Overeenkomst betreffende de uitwisseling van stagiaires tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk, Wenen, 17-11-1954

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-06-1955 t/m heden

Overeenkomst betreffende de uitwisseling van stagiaires tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk

Authentiek : NL

Overeenkomst betreffende de uitwisseling van stagiaires tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Oostenrijk,

strevende naar een nauwere samenwerking op sociaal gebied en

uitgaande van de overweging, dat het van belang is, de uitwisseling van stagiaires tussen hun landen te bevorderen ter verkrijging van een grotere kennis van de taal en van een verdere vakopleiding,

hebben omtrent de volgende bepalingen overeenstemming bereikt:

Artikel 1

  • (1) Deze overeenkomst is van toepassing op stagiaires.

  • (2) Als stagiaires in de zin van het eerste lid gelden die onderdanen van de overeenkomstsluitende staten, die zich naar het gebied van de andere overeenkomstsluitende staat begeven, om daar, door te werken in een bedrijf, hun vak- en talenkennis te vervolmaken.

  • (3) De stagiaires moeten in de regel de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en niet ouder zijn dan 30 jaar.

Artikel 2

  • (1) De stagiaires hebben het recht, een arbeidsovereenkomst aan te gaan onder de in de volgende artikelen neergelegde voorwaarden, echter onder voorbehoud van de wettelijke of administratieve bepalingen, welke de tewerkstelling van buitenlanders in bepaalde beroepen regelen.

  • (2) De toelating van stagiaires geschiedt in het algemeen zonder dat rekening wordt gehouden met de toestand van de arbeidsmarkt in het betreffende beroep; de hoogste administratieve autoriteiten van de overeenkomstsluitende staten kunnen echter overeenkomen, dat bepaalde beroepen en gebieden van de toepassing van de overeenkomst worden uitgezonderd.

  • (3) Voor zover voor de tewerkstelling van buitenlandse werknemers een officiële vergunning vereist is, verplichten de overeenkomstsluitende staten zich, deze voor stagiaires in de zin van deze overeenkomst te verlenen.

Artikel 3

  • (1) Het aantal stagiaires, dat in elk van de overeenkomstsluitende staten kan worden toegelaten, mag per kalenderjaar niet meer dan 100 (één honderd) bedragen.

  • (2) Tot het in het eerste lid vastgelegde contingent worden alle stagiaires gerekend, die in de loop van het kalenderjaar als zodanig worden toegelaten, onverschillig voor welke duur dit geschiedt en op welk tijdstip daarvan gebruik wordt gemaakt.

    Stagiaires worden niet tot het in het eerste lid vastgelegde contingent van het lopende kalenderjaar gerekend, wanneer zij in een van de overeenkomstsluitende staten verblijven krachtens een vergunning, welke reeds het jaar daarvóór werd verleend.

  • (3) Indien het in het eerste lid vastgestelde contingent door de stagiaires van een der overeenkomstsluitende staten in de loop van een kalenderjaar niet wordt bereikt, mag deze staat noch het aantal van de aan de stagiaires van de andere overeenkomstsluitende staat te verlenen vergunningen verminderen, noch het ongebruikte deel van het contingent naar het volgende kalenderjaar overboeken.

  • (4) Het in het eerste lid genoemde aantal stagiaires kan op voorstel van een van de overeenkomstsluitende staten door een notawisseling tussen de in artikel 8, derde lid, genoemde autoriteiten worden gewijzigd. Een zodanige overeenkomst voor het volgende kalenderjaar moet uiterlijk 1 December getroffen worden.

Artikel 4

  • (1) De duur van de vergunning mag in beginsel niet langer dan één jaar zijn. Dit tijdvak kan bij wijze van uitzondering met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

  • (2) Na afloop van het in het eerste lid genoemde tijdvak mag de stagiaire noch zijn arbeidsovereenkomst voortzetten, noch een nieuwe arbeidsovereenkomst in het land van tewerkstelling aangaan.

Artikel 5

  • (1) De vergunning als stagiaire mag slechts worden verleend onder het voorbehoud, dat de stagiaire geen andere werkzaamheden verricht dan die, waarvoor de vergunning is verleend.

  • (2) De stagiaires mogen geen arbeid verrichten in bedrijven, welke bij een staking of uitsluiting betrokken zijn. Breekt zulk een conflict tijdens de duur van een arbeidsovereenkomst van een stagiaire uit, dan moeten hem, voor zover mogelijk, alle faciliteiten voor het vinden van een andere geschikte betrekking worden verleend; dit geldt ook voor gevallen, waarbij de stagiaire met zijn werkgever in een arbeidsconflict geraakt.

Artikel 6

De stagiaires mogen slechts toegelaten worden wanneer de werkgevers die hen in dienst wensen te nemen, zich verplichten, hen onder dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden te werk te stellen, als voor soortgelijke arbeidsovereenkomsten van de eigen onderdanen gelden in de bedrijven, waarin de stagiaires zullen worden tewerkgesteld.

Artikel 7

Op de arbeidsovereenkomst van stagiaires zijn alle voorschriften van de sociale verzekering, van de werkloosheidsverzekering, van het arbeidsrecht en van de arbeidersbescherming van toepassing.

Artikel 8

  • (1) Personen, die van de bepalingen van deze overeenkomst gebruik willen maken, moeten hun aanvrage bij de bevoegde instantie van hun land (derde lid) indienen. De aanvrage moet alle voor de beoordeling vereiste gegevens bevatten en moet in het bijzonder vermelden, in welk beroep en eventueel in welk bedrijf de stagiaire wenst te worden tewerkgesteld.

    Bij de aanvrage moet verder een verklaring van goed gedrag van de sollicitant worden gevoegd.

  • (2) De bevoegde instantie geeft de aanvrage, indien aan de voorwaarden is voldaan, aan de bevoegde instantie van de andere staat door, welke over de toelating beslist. Deze instantie beslist ook over eventuele verlengingen overeenkomstig artikel 4, eerste lid.

  • (3) De aanvragen voor een vergunning van Oostenrijkse sollicitanten voor een betrekking als stagiaire moeten worden gericht aan het „Bundesministerium für soziale Verwaltung” in Wenen, die van de Nederlandse sollicitanten aan het Rijksarbeidsbureau te 's-Gravenhage.

Artikel 9

  • (1) Voor het bereiken van het met deze overeenkomst nagestreefde doel en om zoveel mogelijk personen te helpen, die naar een betrekking als stagiaire solliciteren, doch niet in staat zijn, zelf zulk een betrekking te vinden, verplichten de overeenkomstsluitende staten zich, de uitwisseling van stagiaires door alle doeltreffende maatregelen en met inschakeling van de belanghebbende organisaties te bevorderen en te vergemakkelijken.

  • (2) De bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende staten zullen alles doen wat mogelijk is, om een behandeling van de aanvragen op zo kort mogelijke termijn te waarborgen. Zij zullen er eveneens naar streven, de moeilijkheden, welke zich bij het binnenkomen, gedurende het verblijf of bij het vertrek van de stagiaires zouden kunnen voordoen, met de grootst mogelijke spoed uit de weg te ruimen; de bepalingen van deze overeenkomst raken echter niet de verplichtingen van de stagiaires, om zich aan de in het gebied van de overeenkomstsluitende staten geldende voorschriften omtrent het binnenkomen, het verblijf en het vertrek van onderdanen van vreemde staten te houden.

Artikel 10

De overeenkomstsluitende staten komen de verdere bijzonderheden omtrent de voor de uitvoering van deze overeenkomst vereiste maatregelen waarvoor wederzijdse overeenstemming noodzakelijk is, nader overeen. Zij lichten elkaar wederkerig in omtrent wijzigingen in de voor het eigen land geldende voorschriften op het gebied waarop deze overeenkomst betrekking heeft, en regelen eventuele bij de uitlegging en uitvoering van deze overeenkomst optredende moeilijkheden door middel van rechtstreekse onderhandelingen.

Artikel 11

  • (1) Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van de tweede maand, volgende op de notawisseling, waarbij de overeenkomstsluitende staten elkaar van de vervulling van hun grondwettelijke vereisten op behoorlijke wijze mededeling hebben gedaan, en blijft van kracht tot 31 December van het kalenderjaar, volgende op het sluiten van de overeenkomst.

  • (2) De overeenkomst wordt geacht stilzwijgend telkens voor een volgend kalenderjaar te zijn verlengd, indien zij niet door een van beide overeenkomstsluitende staten vóór 1 Juli van het jaar schriftelijk wordt opgezegd. Deze opzegging gaat in op 1 Januari daaropvolgend.

  • (3) In geval van opzegging blijven de op grond van deze overeenkomst verleende vergunningen voor de bij een dergelijke vergunning vastgestelde duur geldig.

  • (4) Als contingent voor de rest van het kalenderjaar, waarin de overeenkomst is gesloten geldt het met het tijdvak vanaf de inwerkingtreding tot het einde van het jaar overeenkomende deel van het in artikel 3, eerste lid, vastgestelde contingent.

Gedaan te Wenen,

de 17. November 1954

in tweevoud in de Nederlandse en Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) E. STAR BUSMANN

Voor de Oostenrijkse Bondsregering:

(w.g.) FIGL

Naar boven