De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Roemeense Volksrepubliek
(hierna genoemd „de Overeenkomstsluitende Partijen”),
verlangende een Overeenkomst te sluiten teneinde het burgerlijke luchtvervoer tussen
hun onderscheidene grondgebieden en verder gelegen punten te bevorderen,
hebben tot dat doel de ondergetekende gevolmachtigden aangewezen, die, behoorlijk
gemachtigd door hun onderscheidene Regeringen, de volgende bepalingen zijn overeengekomen:
-
1 De beide Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar wederkerig het recht de in
de Bijlage bij deze Overeenkomst omschreven luchtdiensten (hierna genoemd „overeengekomen
luchtdiensten”) te exploiteren, op de in de genoemde Bijlage omschreven routes (hierna
genoemd „overeengekomen luchtroutes”).
-
2 Behoudens de bepalingen, vervat in lid 3 van dit artikel en in lid 1 van artikel III
van deze Overeenkomst, zal de luchtvaartautoriteit van elke Overeenkomstsluitende
Partij aan de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvervoersonderneming
of -ondernemingen zonder uitstel de passende exploitatievergunning uitreiken.
-
3 Alvorens tot het exploiteren van de overeengekomen luchtdiensten te worden gemachtigd,
kan van elke aangewezen onderneming worden verlangd tegenover de luchtvaartautoriteit
welke bevoegd is tot het uitreiken van de exploitatievergunning te bewijzen, dat zij
voldoet aan de voorwaarden, gesteld krachtens de wetten en reglementen welke gewoonlijk
door die autoriteit ten aanzien van de exploitatie van geregelde internationale luchtdiensten
worden toegepast - mits die wetten en reglementen niet strijdig zijn met de bepalingen
van deze Overeenkomst.
-
1 Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht voor, aan een door de andere
Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvervoersonderneming een exploitatievergunning
te weigeren, of deze in te trekken, wanneer zij niet het bewijs heeft, dat een overwegend
deel van de eigendom van, alsook het daadwerkelijk toezicht op die onderneming berusten
bij de andere Overeenkomstsluitende Partij of bij natuurlijke- of rechtspersonen van
die Overeenkomstsluitende Partij.
-
2 Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht voor, een exploitatievergunning,
uitgereikt aan een door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvervoersonderneming,
in te trekken indien de onderneming zich niet houdt aan de in artikel IV genoemde
wetten en reglementen, of de uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet
vervult.
-
3 Tenzij de intrekking noodzakelijk is om nieuwe inbreuken te voorkomen, zal het recht,
een exploitatievergunning krachtens het bepaalde in de leden 1 en 2 van dit artikel
in te trekken, door een van de Overeenkomstsluitende Partijen niet worden uitgeoefend
dan na schriftelijke kennisgeving aan de andere Overeenkomstsluitende Partij en nadat
overleg tussen de luchtvaartautoriteiten van de beide Overeenkomstsluitende Partijen
niet binnen een termijn van 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst door
de andere Overeenkomstsluitende Partij van de genoemde kennisgeving, tot overeenstemming
heeft geleid.
-
1 De wetten en reglementen welke op het grondgebied van een van de Overeenkomstsluitende
Partijen het binnenkomen, het verblijf en het vertrek regelen van luchtvaartuigen,
gebezigd in het internationale luchtverkeer, of de exploitatie, het verkeer en het
gedrag van de bedoelde luchtvaartuigen binnen dat grondgebied, zijn eveneens van toepassing
op de luchtvaartuigen van de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen
luchtvervoersonderneming.
-
2 De wetten en reglementen welke op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij
het binnenkomen, het verblijf en het vertrek regelen van bemanningen, passagiers en
goederen - zoals die betreffende de verschillende controleformaliteiten, de paspoorten,
de immigratie, de invoer en de uitvoer, de douane, de wisselhandel en de sanitaire
maatregelen - zullen op het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij van toepassing
zijn op de bemanningen, passagiers en goederen, vervoerd door de luchtvaartuigen van
de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen onderneming of ondernemingen.
De belastingen en de andere rechten voor het gebruik van de luchthavens, hun installaties
en technische uitrusting op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij zullen
worden geïnd overeenkomstig de op het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij
eenvormig vastgestelde officiële normen en tarieven.
-
1 De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen, dat de in internationaal verkeer
geëxploiteerde luchtvaartuigen van de door een van de Overeenkomstsluitende Partijen
aangewezen luchtvervoersondernemingen, evenals de motorbrandstoffen, de smeeroliën,
de reservedelen, de gereedschappen, de normale uitrustingsstukken, de installaties
en de proviand, welke aan boord van die luchtvaartuigen vervoerd worden, bij aankomst
op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrijgesteld zullen zijn
van alle douanerechten, belastingen en heffingen.
-
2 De motorbrandstoffen, de smeeroliën, de reservedelen, de gereedschappen, de normale
uitrustingsstukken, de installaties en de boordproviand, ingevoerd en/of opgeslagen
op het grondgebied van een van de Overeenkomstsluitende Partijen om in internationaal
luchtverkeer in de luchtvaartuigen van de luchtvervoersonderneming van de andere Overeenkomstsluitende
Partij te worden verbruikt en gebruikt, zullen binnen het grondgebied van de eerste
Overeenkomstsluitende Partij vrijgesteld zijn van alle rechten, belastingen en heffingen.
-
3 Alle goederen welke krachtens de leden 1 en 2 vrijgesteld zijn van rechten, belastingen
en heffingen zullen vrijgesteld blijven indien zij binnen het grondgebied van de andere
Overeenkomstsluitende Partij die de vrijstelling verleent behoorlijk in de luchtvaartuigen
van de luchtvervoersonderneming gebruikt of verwerkt worden; zij mogen echter op dat
grondgebied niet aan derden worden overgedragen. Ingeval die goederen niet gebruikt
of verwerkt mochten worden, kunnen zij zonder betaling van rechten, belastingen of
heffingen weder worden uitgevoerd.
Bij de uitvoering van de diensten en van de bijzondere vluchten, bedoeld in deze Overeenkomst,
zullen de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvervoersondernemingen de volgende
bescheiden moeten medevoeren:
-
a) hun bewijs van inschrijving;
-
b) hun bewijs van luchtwaardigheid;
-
c) de passende bewijzen van bevoegdheid voor de bemanningsleden;
-
d) de vergunning voor de radio-installatie van het luchtvaartuig;
-
e) hun journaal of ander gelijkwaardig document;
-
f) de passagierslijst;
-
g) het vracht- en postmanifest;
-
h) de bijzondere vergunningen voor bepaalde ladingen.
-
1 Met het oog op de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten en van de bijzondere
vluchten zal elke Overeenkomstsluitende Partij de bewijzen van bevoegdheid en de bewijzen
van luchtwaardigheid, uitgereikt of geldig verklaard door de andere Overeenkomstsluitende
Partij, als geldig erkennen.
-
2 Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor, voor vluchten
boven haar eigen grondgebied, de bewijzen van bevoegdheid, welke aan een van haar
onderdanen door een andere Staat zijn verleend, niet als geldig te erkennen.
-
1 Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich op haar grondgebied aan luchtvaartuigen
van de andere Overeenkomstsluitende Partij, welke zich in nood bevinden, hulp te verlenen
op dezelfde wijze als betrof het haar nationale luchtvaartuigen. Zij zal, zoveel als
mogelijk en onder het toezicht van haar eigen autoriteiten, aan de exploitant en/of
de autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij in welker land het luchtvaartuig
is ingeschreven toestaan de technische hulpmaatregelen te verlenen welke de omstandigheden
noodzakelijk kunnen maken.
-
2 Indien aan een luchtvaartuig van een der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied
van de andere Overeenkomstsluitende Partij een ongeval zou overkomen, dat het verlies
van mensenlevens of ernstige verwondingen zou veroorzaken, dan wel zou duiden op het
bestaan van ernstige technische gebreken in het luchtvaartuig of in de faciliteiten
voor de luchtvaart, zal de Overeenkomstsluitende Partij op welker grondgebied het
ongeval heeft plaats gehad een onderzoek instellen omtrent de omstandigheden van het
ongeval.
Aan waarnemers van de Overeenkomstsluitende Partij in welker land het luchtvaartuig
is ingeschreven zal de gelegenheid worden geboden bij het onderzoek tegenwoordig te
zijn, en de Overeenkomstsluitende Partij die tot dat onderzoek overgaat zal aan de
andere Overeenkomstsluitende Partij het rapport en de gevolgtrekkingen betreffende
het ongeval doen weten.
-
1 De aangewezen luchtvervoersondernemingen zullen onderling de kwesties regelen, welke
verband houden met de commerciële exploitatie en met de wederzijds bewezen diensten
met betrekking tot de exploitatie van de geregelde diensten en van bijzondere vluchten,
zoals dienstregelingen, tarieven, vrachtprijzen, verrekeningsmethodes en de hulpdiensten
op de grond op de luchthavens.
Elke Overeenkomstsluitende Partij zal erop toezien, dat haar aangewezen luchtvervoersonderneming
of -ondernemingen, zo lang van tevoren als mogelijk is, aan de luchtvaartautoriteit
van de andere Overeenkomstsluitende Partij de dienstregelingen, de tarieven en de
vrachtprijzen aanbieden alsmede iedere andere soortgelijke, op de exploitatie van
de overeengekomen luchtdiensten betrekking hebbende inlichting welke vereist zou kunnen
worden, evenals alle wijzigingen betreffende die dienstregelingen, tarieven, vrachtprijzen
en inlichtingen.
De aangewezen luchtvervoersondernemingen zullen het recht hebben op het grondgebied
van de andere Overeenkomstsluitende Partij het technische en commerciële personeel
te hebben, dat noodzakelijk is voor de exploitatie van de in artikel I van deze Overeenkomst
voorziene luchtdiensten. Zij zullen onderling overleg plegen omtrent het aantal personen,
dat tot dat doel te werk gesteld zal worden.
-
1 De luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvervoersondernemingen, welke gebezigd worden
voor de exploitatie van overeengekomen luchtdiensten of voor de exploitatie van de
bijzondere vluchten, kunnen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende
Partij noch in beslag worden genomen of vastgehouden, noch het voorwerp worden van
een gerechtelijke burgerlijke procedure.
-
2 De luchtvaartuigen van de luchtvervoersondernemingen kunnen niet in beslag worden
genomen of vastgehouden op grond dat hun bouw, hun onderdelen of hun uitrusting de
nabootsing zouden vormen van een patent, ontwerp en model, behoorlijk verleend of
geregistreerd op het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij.
Indien de luchtvaartautoriteiten van een der Overeenkomstsluitende Partijen met de
luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij een aangelegenheid
met betrekking tot deze Overeenkomst en/of haar Bijlage wensen te bespreken, zullen
tussen hen beraadslagingen plaats hebben.
-
1 Elke Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde aan de andere Overeenkomstsluitende
Partij voorstellen doen omtrent wijzigingen, die zij in deze Overeenkomst wenst te
zien gebracht. De beraadslaging tussen de Overeenkomstsluitende Partijen met betrekking
tot de voorgestelde wijziging moet plaats hebben binnen een termijn van 60 dagen,
te rekenen vanaf de datum van het verzoek door een der Partijen.
-
3 Elke wijziging van deze Overeenkomst of van haar Bijlage, ingevolge de leden 1 en
2 van dit artikel, zal in werking treden nadat zij door een notawisseling tussen de
Overeenkomstsluitende Partijen zal zijn bevestigd.
Ieder mogelijk geschil met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze
Overeenkomst of van haar Bijlage zal worden geregeld door rechtstreekse onderhandelingen
tussen de luchtvaartautoriteiten van de twee Overeenkomstsluitende Partijen.
Indien de genoemde autoriteiten niet tot overeenstemming komen, zullen de onderhandelingen
langs diplomatieke weg tussen de Overeenkomstsluitende Partijen worden voortgezet.
De bepalingen van deze Overeenkomst zullen voorlopig toepassing vinden van de datum
van haar ondertekening af en zullen van kracht worden op een datum, vast te stellen
bij een notawisseling, waarin wordt vermeld dat de door de nationale wetgeving van
elk der Overeenkomstsluitende Partijen vereiste formaliteiten zijn vervuld.
Deze Overeenkomst kan door elke Overeenkomstsluitende Partij worden opgezegd en zal
12 maanden na de datum van ontvangst door de andere Overeenkomstsluitende Partij van
de kennisgeving van die opzegging ten einde lopen.