Hoofdstuk I. Het kleine grensverkeer buiten de officiële doorlaatposten om
Aan bewoners van het grensgebied, die er op grond van plaatselijke omstandigheden
een redelijk belang bij hebben, de gemeenschappelijke grens regelmatig buiten de officiële
doorlaatposten om te overschrijden, kan hiertoe, alsmede tot verblijf in het andere
deel van het grensgebied, toestemming worden verleend, zulks behoudens intrekking
en volgens de bepalingen van deze overeenkomst.
Het grensgebied wordt bij notawisseling vastgesteld. Het kan bij notawisseling worden
gewijzigd.
-
(1) Als document voor de grensoverschrijding en voor het verblijf in het andere deel van
het grensgebied geldt een vergunning volgens het model van bijlage 1, welke aan Nederlanders
wordt verstrekt, indien zij in het bezit zijn van een geldig of een niet langer dan
vijf jaar verlopen nationaal paspoort en aan Duitsers, indien zij in het bezit zijn
van een geldig nationaal paspoort, een Kinderausweis of een Personalausweis van de
Bondsrepubliek Duitsland.
-
(2) Aan Nederlanders, die in het Nederlandse deel van het grensgebied woonachtig zijn
en die op het tijdstip van de aanvrage geen nationaal paspoort bezitten, kan als document
een grenskaart volgens het model van bijlage 2 worden verstrekt.
-
(3) Voor bewoners van het grensgebied, die Nederlander noch Duitser zijn, geldt als document
een vergunning volgens het model van bijlage 1, welke wordt verstrekt, indien zij
in het bezit zijn van een reisdocument geldig voor het overschrijden van de gemeenschappelijke
grens. Deze vergunning mag, tenzij door de wederzijdse bevoegde autoriteiten in een
bepaald geval anders is overeengekomen, slechts dan worden verstrekt, indien de aanvrager
zes maanden in het grensgebied woonachtig is.
-
(4) Kinderen beneden de leeftijd van 16 jaar kunnen op verzoek in de vergunning (lid 1
en 3) of in de grenskaart (lid 2) van hun wettelijke vertegenwoordiger worden bijgeschreven;
indien hun een eigen vergunning of een eigen grenskaart wordt verstrekt, moet het
adres van de wettelijke vertegenwoordiger daarin worden vermeld.
-
(1) De geldigheidsduur van de vergunningen (artikel 3, lid 1 en 3) is hoogstens gelijk
aan de tijdsduur gedurende welke de reisdocumenten op grond waarvan zij zijn afgegeven,
het overschrijden van de gemeenschappelijke grens mogelijk maken.
-
(2) Indien gunstig op de aanvrage is beslist, wordt de bevoegde grensbewakingsautoriteit
van de andere Partij daarvan onmiddellijk op de hoogte gesteld door toezending van
een exemplaar van het aanvraagformulier. Indien een van de aanvraag afwijkende beslissing
is genomen, worden de afwijkingen daarbij vermeld.
Indien de bevoegde autoriteit van de ene Partij aan de bevoegde autoriteit van de
andere Partij mededeelt, dat zij aan een bewoner van het andere deel van het grensgebied
geen toestemming zal verlenen tot overschrijding van de grens buiten de officiële
doorlaatposten om, zal de bevoegde autoriteit van de andere Partij de vergunning weigeren
of intrekken. Hetzelfde geldt in de gevallen bedoeld in artikel 3, lid 2.
Van de intrekking van een vergunning of een grenskaart wordt onverwijld mededeling
gedaan aan de bevoegde autoriteit van de andere Partij.
In geval van misbruik kunnen de ambtenaren, belast met het grenstoezicht, van de ene
Partij een vergunning of een grenskaart van de andere Partij voorlopig inhouden; deze
wordt onder vermelding van de reden van inhouding onverwijld toegezonden aan de bevoegde
autoriteit van de andere Partij.
Op de plaatsen, vermeld in de vergunningen of de grenskaarten (artikel 3), mag de
grens tussen 6 en 23 uur worden overschreden. Indien de wederzijdse bevoegde grensbewakingsautoriteiten
andere tijden hebben vastgesteld, moet dit door de autoriteit van afgifte op het document
worden vermeld.
De Partijen zullen elkander langs diplomatieke weg gedetailleerd ervan in kennis stellen,
wie de bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 3, lid 3, tweede volzin en de artikelen
6, 7 en 8 zijn.
-
(1) De bevoegde grensbewakingsautoriteiten, bedoeld in artikel 5, lid 2 en in artikel
9 zijn: in het Koninkrijk der Nederlanden, de bevoegde autoriteiten der Koninklijke
Marechaussee, in de Bondsrepubliek Duitsland, de bevoegde douaneautoriteiten.
-
(2) Ambtenaren, belast met het grenstoezicht, bedoeld in de artikelen 8 en 14 zijn:
in het Koninkrijk der Nederlanden, de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen en
der Koninklijke Marechaussee;
in de Bondsrepubliek Duitsland, de ambtenaren der douane.
Hoofdstuk III. Algemene bepalingen
Deze overeenkomst laat onverlet de voorschriften van beide Partijen betreffende
-
a) de in-, uit- en doorvoer van goederen en vervoermiddelen, in het bijzonder de douane-
en deviezenbepalingen,
-
b) het verblijf van en het verrichten van arbeid door vreemdelingen in het gebied van
elk der beide Partijen.
Elk der beide Partijen behoudt zich het recht voor, de toegang tot en het verblijf
op haar grondgebied te weigeren aan personen die zij als ongewenst beschouwt.
Beide Partijen zullen te allen tijde zonder formaliteiten de terugkeer tot hun grondgebied
toestaan aan personen die krachtens de faciliteiten van deze overeenkomst op het gebied
van de andere Partij verblijven.
Elk der beide Partijen kan op gronden van openbare orde of veiligheid de toepassing
van deze overeenkomst tijdelijk opschorten. De opschorting wordt aan de andere Partij
onverwijld langs diplomatieke weg medegedeeld. Hetzelfde geldt, wanneer deze maatregel
wordt opgeheven.