De Partijen bij het Statuut van de Europese School, ondertekend te Luxemburg op 12
april 1957,
Verlangend de regelen voor het Europese Baccalaureaat vast te stellen,
Zijn overeengekomen nopens de volgende bepalingen, welke de in artikel 5, 2e lid,
van het Statuut bedoelde bijlage vormen:
Het Europese Baccalaureaatsdiploma wordt aan het einde van het 7e leerjaar van de
middelbare afdeling van de Europese School in naam van de Raad van Bestuur uitgereikt
aan de leerlingen, die met goed gevolg het hierna omschreven examen hebben afgelegd.
Het diploma bevestigt, dat de studie aan de middelbare afdeling van de Europese School
voltooid is overeenkomstig de voorwaarden, gesteld door de Raad van Bestuur.
De in de onderscheiden taalafdelingen van de School ingeschreven leerlingen maken
dezelfde of gelijkwaardige examenopgaven voor een Examencommissie, waarvan de samenstelling
en de werkwijze hierna zijn vastgesteld.
Ieder jaar wordt een examen gehouden op door de Raad van Bestuur te bepalen dagen:
het gewone examen.
Daarnaast kan de Examencommissie volgens de door de Raad van Bestuur vastgestelde
regelingen besluiten tot het houden van een buitengewoon examen, ingeval één of meer
leerlingen door overmacht niet aan het gewone examen hebben kunnen deelnemen.
Artikel 4. Inschrijving voor het examen
Voor het Europese Baccalaureaatsexamen kunnen zich laten inschrijven de leerlingen
die ten minste de laatste twee leerjaren van het onderwijs aan de middelbare afdeling
van de Europese School geregeld hebben gevolgd.
De wijze van inschrijving en de inschrijvingsgelden worden vastgesteld door de Raad
van Bestuur.
Artikel 5. Inhoud van het examen
-
1) Het Europese Baccalaureaatsexamen omvat de vakken die in het 6e en 7e leerjaar worden
onderwezen, en heeft met name betrekking op:
-
- de basistaal;
-
- de eerste vreemde taal;
-
- ten minste één van de door de leerlingen gekozen keuzevakken;
-
- een van de onderdelen van de menswetenschappen: geschiedenis of aardrijkskunde;
-
- een natuurwetenschappelijk vak.
Het aantal schriftelijke proeven is minimaal vier en maximaal zes; het aantal mondelinge
proeven is minimaal drie en maximaal vijf.
Samenstelling van de Examencommissie
-
5) De Examencommissie wordt voorgezeten door een hoogleraar die door de Raad van Bestuur
wordt aangewezen op voorstel van de bevoegde instanties van het land dat het voorzitterschap
bij toerbeurt bekleedt.
De Inspecteurs die ieder land in de Commissie van Inspecteurs middelbaar onderwijs
van de Europese Scholen vertegenwoordigen, assisteren de Voorzitter als Ondervoorzitters.
Ingeval de Voorzitter verhinderd is, neemt één van de Ondervoorzitters zijn taak over.
De Raad van Bestuur stelt de bevoegdheden vast van de leden van de Examencommissie.
De Raad van Bestuur stelt, behalve de reis- en verblijfkosten, die aan de leden van
de Examencommissie worden vergoed, het bedrag van de vergoeding vast, die aan deze
leden wordt verleend voor iedere dag, die zij gedurende het examen doorbrengen in
de plaats waar de School gevestigd is.
De opgaven voor het schriftelijk gedeelte van het examen worden door de Voorzitter
van de Examencommissie gekozen uit opgaven, voorgesteld door de leden van de Commissie
van Inspecteurs voor het middelbaar onderwijs.
De Voorzitter van de Examencommissie neemt alle maatregelen, die nodig zijn om de
geheimhouding van de opgaven te verzekeren.
Door een bijzondere beslissing van de Examencommissie kan aan een leerling bij wijze
van uitzondering en om naar behoren vastgestelde fysieke redenen worden toegestaan
het mondeling examen door een schriftelijk examen te vervangen en omgekeerd.
De tijd voor de schriftelijk en mondeling af te leggen proeven van bekwaamheid, bedoeld
in artikel 5, wordt vastgesteld door de Raad van Bestuur.
Het schriftelijk gedeelte van het examen heeft plaats onder voortdurend toezicht,
dat geregeld wordt door de Voorzitter van de Examencommissie, bijgestaan door de Directeur
van de School.
De Voorzitter van de Examencommissie is bevoegd om te beslissen omtrent alle geschillen
die zich kunnen voordoen.
De beraadslagingen van de Examencommissie
De Examencommissie beraadslaagt volgens de door de Raad van Bestuur vastgestelde procedure.
Van het verloop van het examen en van de beraadslagingen wordt een verslag opgemaakt.
Het vermeldt het cijfer, dat voor ieder onderdeel is toegekend, en het percentage
van de punten, dat is toegekend voor alle onderdelen te zamen. Het wordt door de Voorzitter
of de Ondervoorzitter ondertekend.
De Voorzitter van de Examencommissie zendt aan de daartoe aangewezen nationale autoriteiten
een voor eensluidend getekend afschrift van het verslag.
De leden van de Examencommissie zijn verplicht tot geheimhouding ten aanzien van de
verrichtingen bij het examen en ten aanzien van de beraadslagingen.
Artikel 17. Het Europese Baccalaureaatsdiploma
Artikel 18. Gelijkwaardigheid van het middelbaar onderwijs in de verschillende landen
Degenen die in het bezit zijn van het op de School behaalde Europese Baccalaureaatsdiploma:
-
a) genieten in hun respectieve landen alle voordelen die verbonden zijn aan het diploma
of getuigschrift dat aan het eind van het middelbaar onderwijs van dat land wordt
uitgereikt;
-
b) kunnen met dezelfde rechten als leerlingen uit het desbetreffende land met gelijkwaardige
diploma's, om toelating verzoeken tot elke universiteit op het grondgebied van de
Verdragsluitende Partijen.
Artikel 19. Algemene bepalingen
De Raad van Bestuur treft de nodige maatregelen voor de toepassing en, voor zover
daaraan behoefte bestaat, voor de aanvulling van dit document.