Overeenkomst inzake maatregelen en procedures nodig ter toepassing van de Overeenkomst [...] tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, Ankara, 12-09-1963

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 17-11-1964 t/m heden

Overeenkomst inzake maatregelen en procedures nodig ter toepassing van de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije

Authentiek : NL

Overeenkomst inzake maatregelen en procedures nodig ter toepassing van de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije

De vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten der Europese Economische Gemeenschap, in het kader van de Raad bijeen,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en op de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije,

Overwegende, dat het noodzakelijk is het gemeenschappelijke standpunt te bepalen, dat door de vertegenwoordigers van de Gemeenschap en van de Lid-Staten in de bij de artikelen 22 en 23 van genoemde Overeenkomst ingestelde Associatieraad moet worden ingenomen, en de wijze vast te stellen waarop dit standpunt zal worden bepaald,

Overwegende voorts, dat het,van belang is de regels vast te stellen, volgens welke de maatregelen voor de toepassing binnen de Gemeenschap van de besluiten en de aanbevelingen van de Associatieraad zullen worden genomen,

Na raadpleging van de Commissie der Europese Economische Gemeenschap,

Hebben overeenstemming bereikt over de volgende bepalingen:

Artikel 1

Het gemeenschappelijke standpunt dat de vertegenwoordigers van de Gemeenschap en van de Lid-Staten in de Associatieraad moeten innemen, wordt vastgesteld overeenkomstig onderstaande bepalingen:

  • a) wanneer bij de Associatieraad aangelegenheden in behandeling komen, die in het kader van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap onder de handelspolitiek vallen, zijn de desbetreffende bepalingen van het Verdrag van toepassing;

  • b) in de overige gevallen wordt het gemeenschappelijke standpunt met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van de Commissie vastgesteld door de Raad of door de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen.

Artikel 2

  • 1 De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad op gebieden die krachtens het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoren, dienen met het oog op hun uitvoering het onderwerp te vormen van door de Raad met eenparigheid van stemmen na raadpleging van de Commissie te nemen besluiten.

  • 2 Indien de besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad een gebied betreffen, dat krachtens het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap niet tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoort, nemen de Lid-Staten de nodige uitvoeringsmaatregelen.

Artikel 3

De in de artikelen 1 en 2 omschreven procedures gelden onverminderd de verdeling der bevoegdheden tussen de Lid-Staten en de Gemeenschap, zoals deze is vastgesteld door het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap.

Artikel 4

Wanneer een Lid-Staat het nodig oordeelt zijn toevlucht te nemen tot artikel 25 van de Associatieovereenkomst op gebieden die niet tot de bevoegdheid der Gemeenschap behoren, raadpleegt hij vooraf de overige Lid-Staten.

Indien de Associatieraad zijn standpunt moet bepalen ten aanzien van het optreden van de in de voorgaande alinea bedoelde Lid-Staat, is het door de Gemeenschap in te nemen standpunt dat van de betrokken Lid-Staat, tenzij de vertegenwoordigers van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, met eenparigheid van stemmen anders beslissen.

Artikel 5

  • 1 Indien de Raad het nodig oordeelt, kan hij te allen tijde de bepalingen van deze Overeenkomst onderzoeken. Eventuele wijzigingen worden door de Raad met eenparigheid van stemmen na raadpleging van de Commissie aangenomen.

  • 2 Uiterlijk aan het einde van de tweede etappe der in artikel 8 van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap genoemde overgangsperiode, gaat de Raad over tot herziening van artikel 1 b), en artikel 2, lid 1, van deze Overeenkomst. De wijzingen worden door de Raad aangenomen overeenkomstig de procedure van het eerste lid van dit artikel.

Artikel 6

Deze Overeenkomst dient door elke Lid-Staat te worden goedgekeurd overeenkomstig zijn eigen grondwettelijke voorschriften. De Regering van elke Lid-Staat doet het Secretariaat van de Raden der Europese Gemeenschappen mededeling van de beëindiging der procedures die voor het in werking treden van deze Overeenkomst zijn vereist. Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de laatste Regering deze mededeling doet.

Artikel 7

Deze Overeenkomst, opgesteld in één exemplaar in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek, wordt nedergelegd in het archief van het Secretariaat van de Raden der Europese Gemeenschappen, dat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan elk der ondertekenende Regeringen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Overeenkomst hebben gesteld.

GEDAAN te Ankara, de twaalfde september negentienhonderd drieënzestig.

Uittreksel uit de notulen van de 109e Raadszitting van 29/30 juli 1963, waarin de interpreterende verklaring en de verklaring van intentie met betrekking tot deze Overeenkomst zijn opgenomen

  • 1. „Wanneer bij de Associatieraad aangelegenheden in behandeling komen, die volgens het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap onder de handelspolitiek vallen, wordt ingevolge artikel 1 a) van de Overeenkomst het gemeenschappelijke standpunt dat de Vertegenwoordigers van de Gemeenschap en van de Lid-Staten in de Associatieraad moeten innemen, vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van dat Verdrag.

    De delegaties en de Vertegenwoordiger van de Commissie zijn van mening dat deze bepaling zo moet worden uitgelegd, dat de handelspolitiek waarop de hierboven vermelde tekst betrekking heeft, de politiek der Gemeenschap is tegenover alle derde Staten, met inbegrip van Turkije”.

  • 2. „De Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, verklaren bij de ondertekening van de Overeenkomst inzake de door de Gemeenschap te treffen maatregelen, nodig ter toepassing van de Associatieovereenkomst, dat het in hun voornemen ligt, dat de in artikel 5, lid 2, van die Overeenkomst genoemde herziening ten doel moet hebben de procedure voor de vaststelling van de gemeenschappelijke houding in de Associatieraad zoveel mogelijk aan te passen aan de procedures van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap.

    Erkend wordt dat, gezien artikel 3 van genoemde Overeenkomst, artikel 5 niet kan betekenen dat de Raad der Europese Economische Gemeenschap de toepasselijke procedurevoorschriften mag wijzigen, wanneer deze gebieden betreffen, die tot de bevoegdheid der Lid-Staten behoren”.

Naar boven