In deze Overeenkomst betekent:
-
de term „schip van een Overeenkomstsluitende Partij” een koopvaardij schip dat de
vlag voert van het Koninkrijk der Nederlanden of van de Volksrepubliek China;
-
de term „bemanningslid” een persoon, die gedurende de reis daadwerkelijk arbeid of
diensten verricht aan boord, in het bezit van een identiteitsbewijs genoemd in artikel
11 van deze Overeenkomst, en wiens naam voorkomt op de bemanningslijst van het schip.
De schepen van elk der Overeenkomstsluitende Partijen zijn gerechtigd te varen tussen
de havens van de twee landen die zijn opengesteld voor de handel met het buitenland
en passagiers- en vrachtdiensten te onderhouden tussen zodanige havens van de twee
landen of van een van deze landen en een derde land.
Aan de schepen die de vlag voeren van derde landen en die geexploiteerd worden door
de scheepvaartmaatschappijen van een van de Overeenkomstsluitende Partijen zal hetzelfde
recht worden toegekend, indien de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende
Partij daartegen geen bezwaar maken.
Geen der Overeenkomstsluitende Partijen mag, binnen het kader van het internationale
vervoer over zee, enige maatregel nemen die vlagdiscriminatie zou inhouden tegen schepen
van de andere Overeenkomstsluitende Partij of tegen schepen van landen die voor beide
partijen aanvaardbaar zijn.
Beide Overeenkomstsluitende Partijen kennen elkaar over en weer de behandeling als
meest begunstigde natie toe met betrekking tot de schepen en hun bemanningsleden bedoeld
in artikel 1 van de Overeenkomst bij het innen van alle mogelijke belastingen, heffingen
en lasten, het uitvoeren van douane-, quarantaine-, grenscontrole- en havenformaliteiten
of -voorschriften, het innemen van een ligplaats aan de kade of op een ankerplaats,
het verhalen, het laden en lossen, het inschepen of ontschepen van passagiers, het
overslaan van lading, alsmede bij alle mogelijke voor het schip, de bemanningsleden
en de passagiers vereiste bevoorrading, zolang schepen van de ene Overeenkomstsluitende
Partij varen in de territoriale wateren van de andere Overeenkomstsluitende Partij
of de havens van de andere Overeenkomstsluitende Partij binnenvaren, daar verblijven
of deze verlaten.
De havenfaciliteiten, met inbegrip van die voor laden/lossen, ladingbehandeling en
opslag in loodsen, op kades, loswallen en op stroom, alsmede hulpmiddelen bij de navigatie
en loodsdiensten in de havens van de ene Overeenkomstsluitende Partij worden de schepen
van de andere Overeenkomstsluitende Partij verschaft op de voorwaarden verbonden aan
de behandeling als meest begunstigde natie.
Bovenstaande bepalingen zijn niet van toepassing op de voordelen, gunsten, voorrechten
en vrijstellingen die door een der Overeenkomstsluitende Partijen zijn of worden toegekend
aan de desbetreffende landen ten gevolge van haar huidige of toekomstige deelneming
aan een douane-unie of een soortgelijke internationale overeenkomst.
Bovenstaande bepalingen laten onverlet de wetgeving en regelingen betreffende de binnenkomst
van vreemdelingen op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen, hun verblijf
aldaar en hun verlaten van dat grondgebied.
Binnen de grenzen van hun nationale wetgeving en havenvoorschriften nemen de Overeenkomstsluitende
Partijen alle passende maatregelen ter vergemakkelijking en bespoediging van het vervoer
over zee, ter voorkoming van onnodig oponthoud van schepen en ter bespoediging en
vereenvoudiging, zoveel als mogelijk is, van de douanebehandeling en andere formaliteiten
die in de havens moeten worden vervuld.
De bepalingen van deze Overeenkomst zijn niet van toepassing op cabotage. Wanneer
schepen van de ene Overeenkomstsluitende Partij tussen havens van de andere Overeenkomstsluitende
Partij varen voor het lossen van inkomende lading en/of het ontschepen van passagiers
uit het buitenland dan wel het inladen van uitgaande lading en/of het inschepen van
passagiers voor andere landen, wordt zulks niet als cabotage beschouwd.
Elke Overeenkomstsluitende Partij erkent de certificaten die de nationaliteit van
de schepen van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanduiden en die zijn afgegeven
door haar bevoegde autoriteiten overeenkomstig haar desbetreffende wetten en voorschriften.
Elke Overeenkomstsluitende Partij erkent de meetbrief en andere certificaten die zijn
afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
Schepen die niet in het bezit zijn van een meetbrief die is afgegeven door de bevoegde
autoriteiten van een der Overeenkomstsluitende Partijen, kunnen ten behoeve van de
betaling van de door het schip verschuldigde heffingen en lasten opnieuw gemeten worden
onder de desbetreffende voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat geen der Overeenkomstsluitende
Partijen de inkomsten en andere opbrengsten uit het vervoer over zee door de scheepvaartondernemingen
van de andere Overeenkomstsluitende Partij zal onderwerpen aan enigerlei vorm van
belasting.
Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen verleent aan de scheepvaartmaatschappijen
van de andere Overeenkomstsluitende Partij het recht van vrije overmaking van hun
ontvangsten die verkregen zijn op het grondgebied van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende
Partij in de valuta en tegen een wisselkoers die aanvaardbaar zijn voor beide Overeenkomstsluitende
Partijen.
Indien schepen van een der Overeenkomstsluitende Partijen bedoeld in artikel 1 van
deze Overeenkomst betrokken zouden raken bij scheepsongevallen of anderszins in gevaar
komen in de territoriale wateren of havens van de andere Overeenkomstsluitende Partij,
dan verleent laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij alle mogelijke hulp en bijstand
aan het schip, de bemanning, de lading en de passagiers die in gevaar verkeren en
stelt de bevoegde autoriteiten van de betrokken Overeenkomstsluitende Partijen daarvan
op de snelste wijze in kennis. Bij het in rekening brengen van de daarmee gemoeide
kosten wordt niet gediscrimineerd.
Wanneer lading aan boord van een bij een scheepsongeval betrokken schip dient te worden
gelost en tijdelijk aan land opgeslagen op het gebied van de andere Overeenkomstsluitende
Partij om te worden terugvervoerd naar het land van verzending of naar een derde land,
biedt die andere Overeenkomstsluitende Partij alle nodige faciliteiten, en is zulke
lading vrijgesteld van alle douanerechten, heffingen en belastingen.
Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen erkent de identiteitsbewijzen van de bemanning
die zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de andere Partij. Het identiteitsbewijs
afgegeven door het Koninkrijk der Nederlanden is het „Monsterboekje”, terwijl dat
afgegeven door de Volksrepubliek China het „Hay-yüan cheng” (Zeemansboek) is.
Voor bemanningsleden uit derde landen werkzaam aan boord van schepen van een van beide
Overeenkomstsluitende Partijen gelden als identiteitsbewijzen de paspoorten of erkende
monsterboekjes die zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van voor de andere
Overeenkomstsluitende Partij aanvaardbare landen.
Bemanningsleden die in het bezit zijn van bovengenoemde documenten wordt toegestaan
aan land te gaan en te verblijven in de stad waar de haven is gelegen, voor de duur
dat het schip in die haven ligt, overeenkomstig de desbetreffende voorschriften die
in het land van verblijf van kracht zijn. Indien deze bemanningsleden in het ziekenhuis
moeten worden opgenomen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij,
verlenen de bevoegde autoriteiten van die Overeenkomstsluitende Partij toestemming
voor een verblijf van de hiervoor noodzakelijke duur.
Bemanningsleden die in het bezit zijn van de documenten bedoeld in artikel 11 van
deze Overeenkomst kunnen, ten behoeve van hun repatriëring of voor het reizen naar
een andere haven om daar aan boord van een schip te gaan, dan wel om een andere reden
die aanvaardbaar is voor de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende
Partij, over het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij reizen, nadat daarvoor
goedkeuring is verkregen.
De bevoegde autoriteiten van de betrokken Overeenkomstsluitende Partij verlenen de
bovengenoemde goedkeuring binnen de kortst mogelijke termijn. Ook de geldigheidsduur
wordt door deze autoriteiten bepaald.
Tijdens het verblijf van schepen van de ene Overeenkomstsluitende Partij in de havens
van de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn de diplomatieke of consulaire functionarissen
van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij en de bemanningsleden van die Overeenkomstsluitende
Partij gerechtigd contact met elkaar op te nemen en elkaar te ontmoeten, nadat is
voldaan aan de desbetreffende voorschriften die in het land van verblijf van kracht
zijn.
Elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen heeft het recht om aan een zeeman van
vreemde nationaliteit de toegang tot haar grondgebied te weigeren, in de gevallen
waarin zij zulks gewenst acht.
De schepen en bemanningsleden van elk der Overeenkomstsluitende Partijen hebben zich
tijdens hun verblijf binnen het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij
te houden aan de desbetreffende wetten, regels en voorschriften van laatstgenoemde
Overeenkomstsluitende Partij.
Teneinde de ontwikkeling van het vervoer over zee van beide landen te bevorderen en
teneinde aangelegenheden van wederzijds belang voortvloeiend uit de toepassing van
deze Overeenkomst te behandelen, zullen door de bevoegde autoriteiten van beide Overeenkomstsluitende
Partijen speciale vertegenwoordigers worden benoemd die zullen bijeenkomen op de overeengekomen
datum en plaats.
Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag van de diplomatieke notawisseling, waarin
wordt verklaard dat de door de nationale wetgeving van elke Overeenkomstsluitende
Partij vereiste formaliteiten zijn vervuld.
Indien een Overeenkomstsluitende Partij deze Overeenkomst wenst te beëindigen, geeft
zij de andere Overeenkomstsluitende Partij daarvan zes maanden tevoren schriftelijk
kennis waarna deze Overeenkomst zes maanden na de dagtekening van een zodanige kennisgeving
wordt beëindigd.