Preambule
Erkennend dat het nog altijd bestaande mondiale voedsel vraagstuk een groot deel van de bevolking der ontwikkelingslanden zwaar treft en de meest fundamentele beginselen en waarden verband houdende met het recht op leven en het recht op menselijke waardigheid aantast;
Overwegend de noodzaak tot verbetering van de levensomstandigheden in de ontwikkelingslanden en tot bevordering van sociaal-economische ontwikkeling binnen het kader van de prioriteiten en doelstellingen van de ontwikkelingslanden, daarbij terdege rekening houdend met zowel economische als sociale voordelen;
Indachtig het feit dat de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties binnen het stelsel van de Verenigde Naties verantwoordelijk is voor het steunen van de pogingen van de ontwikkelingslanden tot verhoging van de voedsel- en landbouwproduktie, alsmede dat die organisatie technische bekwaamheid en ervaring op dit gebied bezit;
Zich bewust van de doelstellingen van de Internationale Ontwikkelingsstrategie voor het Tweede Ontwikkelingsdecennium van de Verenigde Naties en inzonderheid van de noodzaak de voordelen van hulp te doen uitstrekken tot een ieder;
Indachtig Sectie I, deel 2 („Voedsel”), paragraaf (f), van Resolutie 3202 (S-VI) van de Algemene Vergadering betreffende het Actieprogramma inzake de vestiging van een Nieuwe Internationale Economische Orde;
Voorts indachtig de noodzaak van overdracht van technologie voor ontwikkeling op voedsel- en landbouwgebied, en indachtig Sectie V („Voedsel en Landbouw”) van Resolutie 3362 (S-VII) van de Algemene Vergadering inzake ontwikkeling en internationale economische samenwerking, met name paragraaf 6 daarvan betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor Agrarische Ontwikkeling;
Herinnerend aan paragraaf 13 van Resolutie 3348 (XXIX) van de Algemene Vergadering en aan Resoluties I en II van de Wereldvoedselconferentie betreffende doelstellingen en strategieën inzake voedselproduktie en betreffende prioriteiten voor de ontwikkeling van de landbouw en het platteland;
Herinnerend aan Resolutie XIII van de Wereldvoedselconferentie, waarin wordt erkend:
(i) de noodzaak van aanzienlijke uitbreiding van de investeringen in de landbouw ter verhoging van de voedsel- en landbouw produktie in de ontwikkelingslanden;
(ii) dat alle leden van de internationale gemeenschap gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen voor de totstandbrenging van een toereikende voedselvoorraad, alsook voor het juiste gebruik hiervan; en
(iii) dat de vooruitzichten voor de wereldvoedselsituatie nopen tot het met spoed nemen van gecoördineerde maatregelen door alle landen,
en waarin werd besloten:
Zijn de Overeenkomstsluitende Partijen overeengekomen een Internationaal Fonds voor Agrarische Ontwikkeling in te stellen, waarvoor de onderstaande bepalingen zullen gelden:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Overeenkomst hebben de onderstaande termen de in dit artikel daaraan gehechte betekenis, tenzij het zinsverband anders vereist:
(a) „Fonds”: het Internationaal Fonds voor Agrarische Ontwikkeling;
(b) „voedselproduktie”: de produktie van voedsel, met inbegrip van ontwikkeling van visserij en veeteelt;
(c) „Staat”: elke Staat of elke groep van Staten die in aanmerking komt voor lidmaatschap van het Fonds overeenkomstig artikel 3, eerste lid, letter (b);
(d) „vrij inwisselbare valuta”:
(i) de valuta van een Lid ten aanzien waarvan het Fonds bepaalt, na overleg met het Internationale Monetaire Fonds, dat deze valuta voldoende inwisselbaar is in de valuta’s van andere Leden ten behoeve van de verrichtingen van het Fonds; of
(ii) de valuta van een Lid ten aanzien waarvan dat Lid ermede instemt, deze op voor het Fonds bevredigende voorwaarden in te wisselen voor de valuta's van andere Leden ten behoeve van de verrichtingen van het Fonds;
„Valuta van een Lid”: ten aanzien van een Lid dat een groep van Staten is, de valuta van elk lid van een zodanige groep;
(e) „Bestuurder”: een persoon die door een Lid is aangewezen als zijn voornaamste vertegenwoordiger op een zitting van de Raad van Bestuur;
(f) „uitgebrachte stemmen”: stemmen vóór en stemmen tegen.
Artikel 2. Doel en functies
Het doel van het Fonds is aanvullende middelen te mobiliseren, die op concessionele voorwaarden ter beschikking zullen worden gesteld voor agrarische ontwikkeling in Lid-Staten in ontwikkeling. Ter bereiking van dit doel verstrekt het Fonds financiële middelen, in de eerste plaats voor projecten en programma’s die er specifiek op zijn gericht voedselproduktiesystemen in te voeren, uit te breiden of te verbeteren en de daarmede samenhangende beleidslijnen en instellingen te verstevigen binnen het kader van nationale prioriteiten en strategieën, zulks met inachtneming van: de noodzaak tot vergroting van de voedselproduktie in de armste landen met een voedseltekort; de mogelijkheden voor verhoging van de voedselproduktie in andere ontwikkelingslanden; en het belang van verbetering van het voedingspeil en de levensomstandigheden van de armste bevolkingsgroepen in de ontwikkelingslanden.
Eerste lid - Staten die in aanmerking komen voor lidmaatschap
(a) Het lidmaatschap van het Fonds staat open voor elke Staat die lid is van de Verenigde Naties, van een van haar gespecialiseerde organisaties, of van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie.
(b) Het lidmaatschap staat tevens open voor een groep van Staten waarvan de leden aan deze groep bevoegdheden hebben overgedragen op gebieden behorend tot het officiële arbeidsterrein van het Fonds, en welke groep in staat is alle verplichtingen van een Lid van het Fonds na te komen.
Tweede lid - Oorspronkelijke Leden en niet-oorspronkelijke Leden
(a) De oorspronkelijke Leden van het Fonds zijn de Staten vermeld in Schema I, dat een integrerend deel van deze Overeenkomst vormt, en die partij bij deze Overeenkomst worden overeenkomstig artikel 13, eerste lid, letter (b).
(b) De niet-oorspronkelijke Leden van het Fonds zijn de andere Staten die, na goedkeuring van hun lidmaatschap door de Raad van Bestuur, partij bij deze Overeenkomst worden overeenkomstig artikel 13, eerste lid, letter (c).
Derde lid - Beperking van aansprakelijkheid
Een Lid is niet, op grond van zijn lidmaatschap, aansprakelijk wat betreft handelingen of verplichtingen van het Fonds.
Eerste lid - middelen van het Fonds
De middelen van het Fonds worden gevormd door;
i. de oorspronkelijke bijdragen;
ii. aanvullende bijdragen;
iii. bijzondere bijdragen van niet-Lid-Staten en uit andere bronnen;
iv. gelden verkregen of te verkrijgen uit verrichtingen of gelden die op andere wijze aan het Fonds toekomen.
Tweede lid - Oorspronkelijke bijdragen
(a) De oorspronkelijke bijdrage van een oorspronkelijk Lid en een niet-oorspronkelijk Lid is het bedrag in de valuta aangegeven door het Lid in zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, nedergelegd door dat Lid ingevolge artikel 13, eerste lid, letters (b) en (c) van deze Overeenkomst.
(b) De oorspronkelijke bijdrage van elk Lid is verschuldigd en moet worden betaald zoals bepaald in het vijfde lid, letters (b) en (c), van dit artikel, in een bedrag ineens of, naar keuze van het Lid, in drie gelijke jaarlijkse termijnen. Het bedrag ineens of de eerste jaarlijkse termijn is verschuldigd op de dertigste dag nadat deze Overeenkomst ten aanzien van dat Lid in werking is getreden; de tweede en de derde termijn zijn verschuldigd een jaar, onderscheidenlijk twee jaar na de datum waarop de eerste termijn verschuldigd was.
Derde lid - Aanvullende bijdragen
Ter verzekering van de continuïteit in de verrichtingen van het Fonds onderzoekt de Raad van Bestuur periodiek, met door deze Raad passend geachte tussenpozen, de toereikendheid van de het Fonds ter beschikking staande middelen; het eerste onderzoek vindt plaats uiterlijk drie jaar nadat het Fonds zijn verrichtingen heeft aangevangen.
Indien de Raad van Bestuur het, als resultaat van een zodanig onderzoek, noodzakelijk of wenselijk acht, kan deze de Leden uitnodigen aanvullende bijdragen te verstrekken aan de middelen van het Fonds op voorwaarden die verenigbaar zijn met het vijfde lid van dit artikel. Besluiten krachtens dit lid worden genomen met een twee derde meerderheid van het totale aantal stemmen.
Vierde lid - Verhogingen der bijdragen
De Raad van Bestuur kan te allen tijde een Lid machtigen het bedrag van een van zijn bijdragen te verhogen.
Vijfde lid - Voorwaarden betreffende de bijdragen
(a) De bijdragen worden verstrekt zonder beperkingen ten aanzien van het gebruik en worden alleen aan de bijdragende Leden terugbetaald overeenkomstig artikel 9, vierde lid.
(b) De bijdragen worden verstrekt in vrij inwisselbare valuta.
(c) De bijdragen aan het Fonds worden verstrekt in contant geld, of, voor zover het Fonds een deel van een zodanige bijdrage niet onmiddellijk nodig heeft voor zijn verrichtingen, in niet-overdraagbare, onherroepbare, niet-rentedragende promessen of schuldbewijzen die op aanvraag aflosbaar zijn.
Voor de financiering van zijn verrichtingen wendt het Fonds alle bijdragen (ongeacht de vorm waarin zij zijn verstrekt) aan op de volgende wijze:
(i) de bijdragen worden naar rato aangewend over door het College van Bewindvoerders redelijk geachte tijdvakken;
(ii) wanneer een bijdrage gedeeltelijk in contant geld wordt betaald, wordt het aldus betaalde bedrag overeenkomstig het bepaalde in (i) aangewend vóór het restant van de bijdrage. Behalve voor zover het in contant geld betaalde gedeelte aldus wordt aangewend, kan het door het Fonds worden gedeponeerd of belegd om inkomen te produceren ter bestrijding van zijn administratieve en andere uitgaven;
(iii) alle oorspronkelijke bijdragen, alsmede verhogingen daarvan, worden aangewend voordat de aanvullende bijdragen worden aangewend. Dezelfde regel is van toepassing op toekomstige aanvullende bijdragen.
Zesde lid - Bijzondere bijdragen
De middelen van het Fonds kunnen worden uitgebreid door bijzondere bijdragen van niet-Lid-Staten of uit andere bronnen op voorwaarden die verenigbaar zijn met het vijfde lid van dit artikel, en die worden goedgekeurd door de Raad van Bestuur op aanbeveling van het College van Bewindvoerders.
Eerste lid - Gebruik der valuta’s
(a) De Leden houden geen beperkingen in stand of leggen deze op ten aanzien van het bezit van of het gebruik door het Fonds van vrij inwisselbare valuta’s.
(b) De bijdragen in niet inwisselbare valuta van een Lid die voor 26 januari 1995 aan het Fonds zijn betaald uit hoofde van de oorspronkelijke of aanvullende bijdrage van dat Lid, kunnen door het Fonds, in overleg met het betrokken Lid, worden gebruikt voor de betaling van administratieve uitgaven en andere kosten van het Fonds in de grondgebieden van dat Lid, of, met de toestemming van dat Lid, voor de betaling van goederen vervaardigd of diensten verleend in zijn grondgebieden die nodig zijn voor door het Fonds in andere Staten gefinancierde activiteiten.
Tweede lid - Waardebepaling van valuta’s
(a) De rekeneenheid van het Fonds is het Bijzondere Trekkingsrecht van het Internationale Monetaire Fonds.
(b) Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt de waarde van een valuta uitgedrukt in het Bijzondere Trekkingsrecht berekend overeenkomstig de methode van waardebepaling toegepast door het Internationale Monetaire Fonds, met dien verstande dat:
(i) in het geval van de valuta van een lid van het Internationale Monetaire Fonds waarvoor een zodanige waarde niet op lopende basis beschikbaar is, de waarde wordt berekend na overleg met het Internationale Monetaire Fonds;
(ii) in het geval van de valuta van een Staat die geen lid is van het Internationale Monetaire Fonds, de in het Bijzondere Trekkingsrecht uitgedrukte waarde van de valuta door het Fonds wordt berekend op de basis van een passende wisselkoersverhouding tussen die valuta en de valuta van een lid van het Internationale Monetaire Fonds waarvoor een waarde is berekend zoals hierboven aangegeven.
Artikel 6. Organisatie en beheer
Eerste lid - Structuur van het Fonds
Het Fonds bezit:
(a) een Raad van Bestuur;
(b) een College van Bewindvoerders;
(c) een President en de staf die het Fonds nodig heeft om zijn functies te kunnen vervullen.
Tweede lid - De Raad van Bestuur
(a) Elk Lid is vertegenwoordigd in de Raad van Bestuur en benoemt een Bestuurder en een plaatsvervanger. Een plaatsvervanger heeft alleen stemrecht bij afwezigheid van de Bestuurder wiens plaatsvervanger hij is.
(b) Alle bevoegdheden van het Fonds worden gelegd in handen van de Raad van Bestuur.
(c) De Raad van Bestuur kan al zijn bevoegdheden overdragen aan het College van Bewindvoerders, behalve de bevoegdheid:
i. wijzigingen op deze Overeenkomst aan te nemen;
ii. lidmaatschappen goed te keuren;
iii. een Lid te schorsen;
iv. de verrichtingen van het Fonds te beëindigen en zijn activa te verdelen;
v. te beslissen inzake beroepen tegen besluiten van het College van Bewindvoerders betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst;
vi. de bezoldiging van de President vast te stellen.
(d) De Raad van Bestuur houdt een jaarlijkse zitting alsmede de bijzondere zittingen waartoe deze besluit of die worden bijeengeroepen door Leden die ten minste een vierde van het aantal stemmen in de Raad van Bestuur bezitten, dan wel op verzoek van het College van Bewindvoerders met een twee derde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
(e) De Raad van Bestuur kan door middel van een regeling een procedure vaststellen waarbij het College van Bewindvoerders een beslissing van de Raad betreffende een bepaald vraagstuk kan verkrijgen zonder daarvoor een vergadering van de Raad bijeen te roepen.
(f) De Raad van Bestuur kan met een twee derde meerderheid van het totale aantal stemmen niet met deze Overeenkomst strijdige regelingen en voorschriften aannemen, die dienstig zijn voor de leiding der zaken van het Fonds.
(g) Het quorum voor een vergadering van de Raad van Bestuur wordt gevormd door de Bestuurders die twee derde van het totale aantal stemmen van alle leden van de Raad bezitten.
Derde lid - Stemrecht in de Raad van Bestuur
(a) Oorspronkelijke stemmen en stemmen op basis van aanvullende bijdragen. Alle Leden hebben in gelijke mate de beschikking over deze stemmen op de volgende basis:
i. Het aantal oorspronkelijke stemmen bedraagt in totaal achttienhonderd (1800) en bestaat uit stemmen op basis van lidmaatschap en stemmen op basis van bijdrage;
A. De stemmen op basis van lidmaatschap worden gelijkelijk onder alle Leden verdeeld; en
B. De stemmen op basis van bijdrage worden onder alle Leden verdeeld evenredig met de verhouding tussen de door elk Lid betaalde cumulatieve bijdragen aan de middelen van het Fonds, goedgekeurd door de Raad van Bestuur voor 26 januari 1995 en door de Leden verstrekt in overeenstemming met artikel 4, tweede, derde en vierde lid van deze Overeenkomst, en het totale bedrag van de desbetreffende door alle Leden betaalde bijdragen;
ii.
Stemmen op basis van aanvullende bijdragen bestaan uit stemmen op basis van lidmaatschap en stemmen op basis van bijdrage, waarbij het totale aantal stemmen wordt bepaald door de Raad van Bestuur telkens wanneer hij verzoekt om aanvullende bijdragen uit hoofde van artikel 4, derde lid, van deze Overeenkomst (een „aanvulling”) te beginnen met de vierde van deze aanvullingen. Tenzij de Raad van Bestuur met een tweederdemeerderheid van het totale aantal stemmen anders beslist, worden de stemmen voor elke aanvulling vastgesteld in de verhouding van honderd (100) stemmen voor het equivalent van elke honderdachtenvijftig miljoen US dollar (USD 158 000 000) dat wordt bijgedragen aan het totale bedrag van die aanvulling, of een deel daarvan;
A.
Stemmen op basis van lidmaatschap worden gelijkelijk onder de Leden verdeeld op dezelfde basis als vervat in de bovenstaande bepaling (i) (A); en
B.
Stemmen op basis van bijdrage worden onder de Leden verdeeld evenredig met de verhouding tussen de door elk Lid betaalde bijdrage aan de middelen die bij elke aanvulling door de Leden aan het Fonds worden bijgedragen en het totale bedrag van de door alle Leden betaalde bijdragen ten behoeve van de betreffende aanvulling; en
iii. De Raad van Bestuur bepaalt het totale aantal stemmen dat uit hoofde van de onderdelen (i) en (ii) van dit lid wordt toegewezen als stemmen op basis van lidmaatschap en stemmen op basis van bijdrage. Na elke wijziging van het aantal Leden van het Fonds worden de stemmen op basis van lidmaatschap 27 139 en de stemmen op basis van bijdrage die uit hoofde van de onderdelen (i) en (ii) van dit lid zijn toegewezen opnieuw verdeeld in overeenstemming met de beginselen vervat in de genoemde onderdelen. Bij het toewijzen van stemmen waarborgt de Raad van Bestuur dat de Leden die voor 26 januari 1995 waren ingedeeld als leden in categorie III, een derde van het totale aantal stemmen als stemmen op basis van lidmaatschap krijgen.
(b) Behalve voor zover anders in deze Overeenkomst bepaald, worden besluiten van de Raad van Bestuur genomen met een enkelvoudige meerderheid van het totale aantal stemmen.
Vierde lid - Voorzitter van de Raad van Bestuur
De Raad van Bestuur kiest uit zijn midden een Voorzitter met een ambtstermijn van twee jaar.
Vijfde lid - College van Bewindvoerders
(a) Het College van Bewindvoerders bestaat uit 18 leden en ten hoogste 18 plaatsvervangers, gekozen uit de Leden van het Fonds tijdens de jaarlijkse zitting van de Raad van Bestuur. De zetels in het College van Bewindvoerders worden door de Raad van Bestuur van tijd tot tijd verdeeld en aangegeven in Schema II bij deze Overeenkomst. De leden van het College van Bewindvoerders en hun plaatsvervangers, die alleen stemrecht hebben bij afwezigheid van een lid, worden gekozen en benoemd overeenkomstig de procedures vervat in Schema II hierbij, dat een integrerend onderdeel van deze Overeenkomst vormt.
(b) De leden van het College van Bewindvoerders hebben een ambtstermijn van drie jaar.
(c) Het College van Bewindvoerders is verantwoordelijk voor de algemene verrichtingen van het Fonds en oefent hiertoe de bevoegdheden uit die dit College zijn toegekend bij deze Overeenkomst of daaraan zijn overgedragen door de Raad van Bestuur.
(d) Het College van Bewindvoerders komt zo vaak bijeen als de zaken van het Fonds vereisen.
(e) De vertegenwoordigers van een lid of van een plaatsvervangend lid van het College van Bewindvoerders nemen hun functies waar zonder vergoeding van het Fonds. De Raad van Bestuur kan evenwel de grondslag vaststellen waarop redelijke reis- en verblijfkosten kunnen worden toegekend aan één vertegenwoordiger van elk lid en van elk plaatsvervangend lid.
(f) Het quorum voor een vergadering van het College van Bewindvoerders wordt gevormd door de leden die twee derde van het totale aantal stemmen van alle leden van het College bezitten.
Zesde lid - Stemrecht in het College van Bewindvoerders
(a) De Raad van Bestuur beslist van tijd tot tijd over de verdeling van stemmen onder de leden van het College van Bewindvoerders in overeenstemming met de beginselen vastgelegd in artikel 6, derde lid, letter a, van deze Overeenkomst.
(b) Behalve voor zover anders in deze Overeenkomst bepaald, worden besluiten van het College van Bewindvoerders genomen met een drie vijfde meerderheid van de uitgebrachte stemmen, mits deze meerderheid groter is dan de helft van het totale aantal stemmen van alle leden van het College van Bewindvoerders.
Zevende lid - Voorzitter van het College van Bewindvoerders
De President van het Fonds is de Voorzitter van het College van Bewindvoerders en neemt zonder stemrecht deel aan de vergaderingen.
Achtste lid - President en staf
(a) De Raad van Bestuur benoemt de President met een twee derde meerderheid van het totale aantal stemmen. Hij wordt benoemd voor een ambtstermijn van vier jaar en kan worden herbenoemd voor nog slechts één ambtstermijn. De aanstelling van de President kan worden beëindigd door de Raad van Bestuur met een twee derde meerderheid van het totale aantal stemmen.
(b) Niettegenstaande de beperking van de ambtstermijn van de President tot vier jaar, vervat in letter a van dit lid, kan de Raad van Bestuur, op aanbeveling van het College van Bewindvoerders, de duur van de in letter a voorgeschreven ambtstermijn van de President verlengen. Een dergelijke verlenging kan de zes maanden niet overschrijden.
c) De President kan een Vice-President benoemen, die de taken vervult welke hem door de President zijn opgedragen.
(d) De President staat aan het hoofd van de staf en is onder het toezicht en de leiding van de Raad van Bestuur en het College van Bewindvoerders, verantwoordelijk voor de leiding der zaken van het Fonds. De President regelt de organisatie van de staf en benoemt en ontslaat de leden daarvan overeenkomstig de door de Raad van Bestuur vastgestelde regelingen.
(e) Bij de aanstelling van de staf en de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden wordt rekening gehouden met de noodzaak de hoogste normen van doelmatigheid, bekwaamheid en integriteit te verzekeren, alsmede met het belang van het in acht nemen van het beginsel van een billijke geografische verdeling.
(f) Bij de uitoefening van hun functies zijn de President en de staf uitsluitend verantwoording schuldig aan het Fonds en vragen noch ontvangen zij instructies van enige autoriteit buiten het Fonds. Elk Lid van het Fonds eerbiedigt het internationale karakter van deze functies en onthoudt zich van alle pogingen hen te beïnvloeden bij de uitoefening daarvan.
(g) De President en de staf mengen zich niet in de politieke aangelegenheden van een Lid. Bij het nemen van hun beslissingen laten zij zich uitsluitend leiden door overwegingen van ontwikkelingsbeleid en deze overwegingen worden onpartijdig tegen elkaar afgewogen ten einde het doel te bereiken waarvoor het Fonds is opgericht.
(h) De President is de vertegenwoordiger in rechte van het Fonds.
(i) De President of een door hem aangewezen vertegenwoordiger kan, zonder stemrecht, deelnemen aan alle vergaderingen van de Raad van Bestuur.
Negende lid - Zetel van het Fonds
De Raad van Bestuur bepaalt met een twee derde meerderheid van het totale aantal stemmen de permanente zetel van het Fonds. De voorlopige zetel van het Fonds is te Rome gevestigd.
Tiende lid - Administratieve begroting
De President stelt een jaarlijkse administratieve begroting op, die hij voorlegt aan het College van Bewindvoerders voor toezending aan de Raad van Bestuur ter goedkeuring met een twee derde meerderheid van het totale aantal stemmen.
Elfde lid - Publikatie van verslagen en verstrekken van informatie
Het Fonds publiceert een jaarverslag dat een door accountants gecontroleerd overzicht van zijn boekhouding omvat en, met passende tussenpozen, een beknopt overzicht van zijn financiële positie en van de resultaten van zijn verrichtingen. Exemplaren van deze verslagen, overzichten en andere daarmede samenhangende publikaties worden verstrekt aan alle Leden.
Eerste lid - Gebruik van middelen en financieringsvoorwaarden
(a) De middelen van het Fonds worden gebruikt ter verwezenlijking van het in artikel 2 aangegeven doel.
(b) Er worden door het Fonds alleen financiële middelen verstrekt aan ontwikkelingsstaten die Lid zijn van het Fonds of aan intergouvernementele organisaties waarin zulke Leden deelnemen. In het geval van een lening aan een intergouvernementele organisatie kan het Fonds passende gouvernementele of andere waarborgen eisen.
(c) Het Fonds treft maatregelen ter verzekering dat de financiële middelen alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor ze werden verstrekt, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met overwegingen van zuinigheid, doelmatigheid en sociale rechtvaardigheid.
(d) Bij de toewijzing van zijn middelen laat het Fonds zich leiden door de onderstaande prioriteiten:
(i) de noodzaak tot verhoging van de voedselproduktie en verbetering van het voedingspeil van de armste bevolkingsgroepen in de armste landen met een voedseltekort;
(ii) de mogelijkheden voor verhoging van de voedselproduktie in andere ontwikkelingslanden. Tevens wordt de nadruk gelegd op verbetering van het voedingspeil van de armste bevolkingsgroepen in deze landen en van hun levensomstandigheden.
Binnen het kader van bovengenoemde prioriteiten wordt hulp verleend op basis van objectieve economische en sociale criteria, waarbij bijzondere nadruk wordt gelegd op de behoeften van de landen met een laag inkomen en hun mogelijkheden voor verhoging van de voedselproduktie; voorts wordt terdege rekening gehouden met het beginsel van een billijke geografische verdeling van deze middelen.
(e) Onverminderd de bepalingen van deze Overeenkomst gelden voor de financiering door het Fonds algemene beleidslijnen, criteria en voorschriften die van tijd tot tijd door de Raad van Bestuur worden vastgesteld met een twee derde meerderheid van het totale aantal stemmen.
Tweede lid - Vormen en voorwaarden van financiering
(a) Financiering door het Fonds geschiedt in de vorm van leningen, schenkingen en een mechanisme ten behoeve van houdbare schulden, die worden verstrekt op door het Fonds passend geachte voorwaarden, rekening houdend met de economische situatie en vooruitzichten van het Lid en met de aard en behoeften van de betrokken activiteit. Het Fonds kan tevens, d.m.v. een besluit van het College van Bewindvoerders, aanvullende financiële middelen verstrekken voor de opzet en uitvoering van projecten en programma’s, gefinancierd door het Fonds via leningen, schenkingen en een mechanisme ten behoeve van houdbare schulden.
(b) Het deel van de middelen van het Fonds dat in een boekjaar kan worden vastgelegd voor financieringstransacties in elk van de in letter (a) bedoelde vormen wordt van tijd tot tijd door het College van Bewindvoerders bepaald, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de levensvatbaarheid van het Fonds op de lange termijn en met de noodzaak van continuïteit in zijn verrichtingen. Het deel van de schenkingen mag normaal niet meer bedragen dan een achtste van de in een boekjaar vastgelegde middelen. Het College van Bewindvoerders stelt een mechanisme ten behoeve van houdbare schulden en de bijbehorende procedures en modaliteiten in; de uit hoofde daarvan verstrekte financiële middelen tellen niet mee voor het in het voorgaande bedoelde schenkingsplafond. Een groot deel van de leningen wordt verstrekt op zeer concessionele voorwaarden.
(c) De President legt het College van Bewindvoerders projecten en programma’s voor ter beoordeling en goedkeuring.
(d) De besluiten ten aanzien van de keuze en goedkeuring van projecten en programma’s worden genomen door het College van Bewindvoerders. Zodanige besluiten worden genomen op basis van de algemene beleidslijnen, criteria en voorschriften die zijn vastgesteld door de Raad van Bestuur.
(e) Voor de beoordeling van aan het Fonds ter financiering voorgelegde projecten en programma’s maakt het Fonds in de regel gebruik van de diensten van internationale instellingen en het kan, waar passend, gebruik maken van de diensten van andere bevoegde op dit terrein gespecialiseerde organisaties. Deze instellingen en organisaties worden door het College van Bewindvoerders gekozen na overleg met de betrokken ontvangende partij en zijn bij het verrichten van de beoordeling rechtstreeks verantwoordelijk jegens het Fonds.
(f) De leningsovereenkomst wordt per geval gesloten door het Fonds en de ontvangende partij, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het betrokken project of programma.
(g) Tenzij het College van Bewindsvoerders anders besluit, vertrouwt het Fonds het beheer van de leningen, wat de uitbetaling van de opbrengst van de lening en het toezicht op de uitvoering van het betrokken project of programma betreft, toe aan de bevoegde nationale, regionale of internationale of andere instellingen of entiteiten. Deze instellingen of entiteiten zijn van mondiale, regionale of nationale aard en worden per geval gekozen met de goedkeuring van de ontvangende partij. Voordat het Fonds de lening ter goedkeuring voorlegt aan het College van Bewindvoerders, overtuigt het zich ervan dat de instelling of entiteit waaraan het toezicht wordt toevertrouwd, instemt met de resultaten van de beoordeling van het betrokken project of programma. Dit wordt overeengekomen tussen het Fonds en de met de beoordeling belaste instelling of organisatie, alsmede met de instelling of entiteit waaraan het toezicht zal worden opgedragen.
(h) Voor de toepassing van het bepaalde in de letters (f) en (g) hierboven worden verwijzingen naar „leningen” geacht mede „schenkingen” te omvatten.
(i) Het Fonds kan een krediet openstellen voor een nationale ontwikkelingsorganisatie, waarmee deze, overeenkomstig de voorwaarden van de leningsovereenkomst en de modaliteiten vastgesteld door het Fonds, deelleningen kan verstrekken en beheren ter financiering van projecten en programma’s.
Alvorens het College van Bewindvoerders de openstelling van een zodanig krediet goedkeurt, wordt de betrokken nationale ontwikkelingsorganisatie en haar programma beoordeeld overeenkomstig het bepaalde in letter (e). De uitvoering van genoemd programma is onderworpen aan het toezicht van de instellingen die zijn gekozen overeenkomstig het bepaalde in letter (g).
(j) Het College van Bewindvoerders stelt passende voorschriften vast voor de aankoop van goederen en de betaling van diensten die uit de middelen van het Fonds zullen worden gefinancierd. Deze voorschriften dienen in de regel in overeenstemming te zijn met de beginselen van internationale inschrijvingen en dienen waar mogelijk de voorkeur te geven aan deskundigen, technici en goederen uit de ontwikkelingslanden.
Derde lid - Diverse verrichtingen
Behalve de elders in deze Overeenkomst aangegeven verrichtingen kan het Fonds bijkomende activiteiten ondernemen en in het kader van zijn verrichtingen alle bevoegdheden uitoefenen die noodzakelijk zijn ter verwezenlijking van zijn doel.
Artikel 8. Betrekkingen met de Verenigde Naties en met andere organisaties, instellingen en organen
Eerste lid - Betrekkingen met de Verenigde Naties
Het Fonds knoopt onderhandelingen aan met de Verenigde Naties om een overeenkomst te sluiten ten einde betrekkingen aan te gaan met de Verenigde Naties als een van de gespecialiseerde organisaties bedoeld in artikel 57 van het Handvest der Verenigde Naties. Voor overeenkomsten gesloten ingevolge artikel 63 van het Handvest is de goedkeuring vereist, met een twee derde meerderheid van het totale aantal stemmen, van de Raad van Bestuur, op aanbeveling van het College van Bewindvoerders.
Tweede lid - Betrekkingen met andere organisaties, instellingen en organen
Het Fonds werkt nauw samen met de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties en met andere organisaties binnen het stelsel der Verenigde Naties. Het werkt eveneens nauw samen met andere intergouvernementele organisaties, internationale financiële instellingen, niet-gouvernementele organisaties en overheidsinstanties die zich bezighouden met agrarische ontwikkeling. Hiertoe zal het Fonds streven naar medewerking bij zijn activiteiten van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties en van de andere hierboven bedoelde organen, en kan het overeenkomsten sluiten of regelingen inzake werkzaamheden treffen met deze organen, al naar gelang het College van Bewindvoerders besluit.
Artikel 9. Terugtrekking, schorsing, beëindiging der verrichtingen
Eerste lid - Terugtrekking
(a) Behalve zoals bepaald in het vierde lid, letter (a), van dit artikel, kan een Lid zich uit het Fonds terugtrekken door nederlegging van een akte van opzegging van deze Overeenkomst bij de depositaris.
(b) De terugtrekking van een Lid wordt van kracht op de in zijn akte van opzegging aangegeven datum, doch in geen geval eerder dan zes maanden na de neder legging van deze akte.
Tweede lid - Schorsing
(a) Indien een Lid nalaat een van zijn verplichtingen jegens het Fonds na te komen, kan de Raad van Bestuur met een drie vierde meerderheid tan het totale aantal stemmen dit Lid schorsen. Het aldus geschorste Lid houdt automatisch op Lid te zijn met ingang van een jaar na de datum van de schorsing, tenzij de Raad met dezelfde meerderheid van het totale aantal stemmen besluit het Lid weer in zijn vroegere hoedanigheid te herstellen.
(b) Terwijl een Lid geschorst is, is het niet gerechtigd enig recht krachtens deze Overeenkomst uit te oefenen, behalve het recht van terugtrekking; het blijft evenwel onderworpen aan al zijn verplichtingen.
Derde lid - Rechten en plichten van Staten die ophouden Lid te zijn
Wanneer een Staat ophoudt Lid te zijn, door terugtrekking dan wel als gevolg van de toepassing van het tweede lid van dit artikel, heeft hij geen rechten krachtens deze Overeenkomst behalve zoals bepaald in dit lid of in het tweede lid van artikel 11, maar blijft hij aansprakelijk voor alle door dit Lid aangegane financiële verplichtingen jegens het Fonds, als Lid, leningnemer of anderszins.
Vierde lid - Beëindiging der verrichtingen en verdeling der activa
(a) De Raad van Bestuur kan met een drie vierde meerderheid van het totale aantal stemmen de verrichtingen van het Fonds beëindigen. Na een zodanige beëindiging van de verrichtingen houdt het Fonds onmiddellijk op met alle activiteiten, behalve die welke samenhangen met het ordelijk te gelde maken en in stand houden van zijn activa en het vereffenen van zijn schulden. Totdat een definitieve vereffening van deze schulden en de verdeling van deze activa heeft plaatsgevonden, blijft het Fonds bestaan en blijven alle rechten en verplichtingen van het Fonds en zijn Leden krachtens deze Overeenkomst onverlet, met de uitzondering dat een Lid niet kan worden geschorst of zich kan terugtrekken.
(b) Er vindt geen verdeling van activa aan de Leden plaats, voordat aan alle verplichtingen tegenover de krediteuren is voldaan of deze verplichtingen zijn geregeld. Het Fonds verdeelt zijn activa aan de bijdragende Leden naar verhouding van de bijdragen die elk Lid heeft verstrekt aan de middelen van het Fonds. Tot een zodanige verdeling wordt besloten door de Raad van Bestuur met een drie vierde meerderheid van het totale aantal stemmen en zij vindt plaats op de tijdstippen en in de valuta’s of andere activa die de Raad van Bestuur eerlijk en billijk acht.
Artikel 10. Rechtspositie, voorrechten en immuniteiten
Eerste lid - Rechtspositie
Het Fonds bezit internationale rechtspersoonlijkheid.
Tweede lid - Voorrechten en immuniteiten
(a) Het Fonds geniet in het grondgebied van elk van zijn Leden de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn voor het vervullen van zijn taken en voor de verwezenlijking van zijn doel. De vertegenwoordigers van de Leden, de President en de staf van het Fonds genieten de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn voor de onafhankelijke vervulling van hun taken in verband met het Fonds.
(b) De in letter (a) bedoelde voorrechten en immuniteiten zijn:
(i) in het grondgebied van een Lid dat ten aanzien van het Fonds is toegetreden tot het Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de gespecialiseerde organisaties, die zoals omschreven in de standaardclausules van dat Verdrag zoals gewijzigd bij een aanhangsel daarbij goedgekeurd door de Raad van Bestuur;
(ii) in het grondgebied van een Lid dat alleen ten aanzien van andere organisaties dan het Fonds is toegetreden tot het Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de gespecialiseerde organisaties, die zoals omschreven in de standaardclausules van dat Verdrag, behalve indien een zodanig Lid de depositaris ervan in kennis stelt dat deze clausules niet van toepassing zijn op het Fonds dan wel van toepassing zijn met inachtneming van de wijzigingen die zijn aangegeven in de kennisgeving;
(iii) die zoals omschreven in andere door het Fonds gesloten overeenkomsten.
(c) Ten aanzien van een Lid dat een groep van Staten is, verzekert deze groep dat de in dit artikel bedoelde voorrechten en immuniteiten worden toegepast in de grondgebieden van alle leden van de groep.
Artikel 11. Uitlegging en arbitrage
Eerste lid - Uitlegging
(a) Meningsverschillen omtrent de uitlegging of de toepassing van de bepalingen van deze Overeenkomst, die rijzen tussen een Lid en het Fonds of tussen Leden van het Fonds, worden ter beslissing voorgelegd aan het College van Bewindvoerders.
Indien een Lid van het Fonds dat niet in het College van Bewindvoerders is vertegenwoordigd, in bijzondere mate bij het desbetreffende meningsverschil is betrokken, is dat Lid gerechtigd vertegenwoordigd te zijn overeenkomstig door de Raad van Bestuur vast te stellen regelingen.
(b) Wanneer het College van Bewindvoerders ingevolge het bepaalde in letter (a) een beslissing heeft genomen, kan een Lid verzoeken dat de zaak wordt verwezen naar de Raad van Bestuur, welks oordeel bindend is. Hangende de beslissing van de Raad van Bestuur kan het Fonds, voor zover het zulks nodig acht, handelen op grond van de beslissing van het College van Bewindvoerders.
Tweede lid - Arbitrage
In geval van een geschil tussen het Fonds en een Staat die is opgehouden Lid te zijn, of tussen het Fonds en een Lid bij de beëindiging van de verrichtingen van het Fonds, wordt een zodanig geschil onderworpen aan arbitrage door een tribunaal van drie scheidsmannen. Een van de scheidsmannen wordt benoemd door het Fonds, een andere door het betrokken Lid of betrokken voormalige Lid en de beide partijen benoemen de derde scheidsman, die als voorzitter optreedt. Indien binnen 45 dagen na ontvangst van het verzoek om arbitrage een der partijen geen scheidsman heeft benoemd, of indien binnen 30 dagen na de benoeming van twee scheidsmannen de derde scheidsman niet is benoemd, kan een der partijen de President van het Internationale Gerechtshof, of een andere autoriteit voorgeschreven bij verordeningen vastgesteld door de Raad van Bestuur, verzoeken een scheidsman te benoemen. De arbitrageprocedure wordt vastgesteld door de scheidsmannen, maar de voorzitter is volledig bevoegd alle vragen betreffende de procedure te regelen in geval van meningsverschil daaromtrent. Een meerderheid van stemmen van de scheidsmannen is voldoende om een uitspraak te doen die definitief en bindend is voor de partijen.
Artikel 13. Slotbepalingen
Eerste lid - Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding
(a) Namens de Staten opgenomen in Schema I bij deze Overeenkomst kan deze Overeenkomst worden geparafeerd op de Conferentie der Verenigde Naties tot instelling van het Fonds; deze Overeenkomst staat open voor ondertekening op de zetel van de Verenigde Naties te New York door de in dat Schema opgenomen Staten zodra de daarin aangegeven oorspronkelijke bijdragen, die moeten worden verstrekt in vrij inwisselbare valuta, ten minste het equivalent bedragen van 1000 miljoen US dollars (waarde per 10 juni 1976). Indien op 30 september 1976 niet aan bovenstaande voorwaarde is voldaan, roept de door die Conferentie ingestelde Voorbereidende Commissie per 31 januari 1977 een vergadering bijeen van de in Schema I opgenomen Staten, die met een twee derde meerderheid van elke categorie het hierboven aangegeven bedrag kan verlagen en tevens andere voorwaarden kan vaststellen voor de openstelling van deze Overeenkomst voor ondertekening.
(b) De ondertekenende Staten kunnen partij worden door nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; niet-ondertekenende Staten opgenomen in Schema I kunnen partij worden door nederlegging van een akte van toetreding. In de akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding nedergelegd door Staten in categorie I of II wordt het bedrag aangegeven van de oorspronkelijke bijdrage die de Staat zich verbindt te verstrekken. Ondertekeningen kunnen worden geplaatst en akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding kunnen worden nedergelegd door deze Staten tot een jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.
(c) De Staten opgenomen in Schema I die geen partij zijn geworden bij deze Overeenkomst binnen een jaar nadat deze in werking is getreden en Staten die niet zijn opgenomen kunnen, na goedkeuring van hun lidmaatschap door de Raad van Bestuur, partij worden door nederlegging van een akte van toetreding.
Tweede lid - Depositaris
Derde lid - Inwerkingtreding
(a) Deze Overeenkomst treedt in werking na ontvangst door de depositaris van akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van ten minste 6 Staten in categorie I, 6 Staten in categorie II en 24 Staten in categorie III, mits deze akten zijn nedergelegd door Staten in de categorieën I en II waarvan de oorspronkelijke bijdragen, zoals aangegeven in deze akten, te zamen ten minste het equivalent bedragen van 750 miljoen US dollars (waarde per 10 juni 1976) en mits voorts aan de bovenstaande vereisten is voldaan binnen 18 maanden na de datum waarop deze Overeenkomst is opengesteld voor ondertekening dan wel op een latere datum die aan het einde van dat tijdvak door de Staten die deze akten hebben nedergelegd, wordt vastgesteld met een twee derde meerderheid in elke categorie, welke datum zij ter kennis brengen van de depositaris.
Ten aanzien van Staten die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nederleggen na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, treedt de Overeenkomst in werking op de datum van deze nederlegging.
(c) De verplichtingen die de oorspronkelijke en niet-oorspronkelijke Leden voor 26 januari 1995 uit hoofde van deze Overeenkomst zijn aangegaan blijven onverlet en blijven verplichtingen van elk Lid van het Fonds.
(d) Verwijzingen in deze Overeenkomst naar categorieën of naar de categorieën I, II en III worden geacht te verwijzen naar de categorieën van Leden die golden voor 26 januari 1995, zoals vervat in Schema III hierbij, dat een integrerend onderdeel van deze Overeenkomst vormt.
Vierde lid - Voorbehouden
Er kunnen alleen voorbehouden worden gemaakt ten aanzien van artikel 11, tweede lid, van deze Overeenkomst.
Vijfde lid - Gezaghebbende teksten
De teksten van deze Overeenkomst in de Arabische, de Engelse, de Franse en de Spaanse taal zijn gelijkelijk gezaghebbend.