Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Land Nedersaksen inzake de Vecht en enige zijtakken, 's-Gravenhage, 04-04-1974

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 04-04-1974 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Land Nedersaksen inzake de Vecht en enige zijtakken

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Land Nedersaksen inzake de Vecht en enige zijtakken

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Land Nedersaksen;

Overwegende, dat sinds op 17 oktober 1905 het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Pruisen de overeenkomst ter regeling van de afwateringsaangelegenheden aan de Pruisisch-Nederlandse grens in het stroomgebied van de Dinkel en van de Vecht hebben gesloten de waterhuishoudkundige omstandigheden in het gebied van de Vecht en zijn zijtakken Laarwolder Wetering, Middelwaterleiding, Radewijkerbeek en Randwaterleiding wezenlijk zijn gewijzigd waardoor de basis van deze overeenkomst gedeeltelijk is vervallen;

Overwegende dat de rechten en verplichtingen van beide partijen behoren te zijn afgestemd op de grootte van het neerslaggebied van de betrokken grenswateren aan beide zijden van de grens;

Te kennen gevend dat zij een gepaste en doelmatige nieuwe regeling voor dit gebied wensen te treffen;

Gelet op het op 8 april 1960 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland gesloten Grensverdrag, in het bijzonder op artikel 66, lid 4 van dat Verdrag, alsmede op de door de Permanente Nederlands-Duitse grens waterencommissie in haar rapport van 29 oktober 1970 gedane aanbeveling;

Mede gelet op artikel 59, lid 1, van vorengenoemd Grensverdrag;

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

Tenzij hieronder anders is bepaald zorgt elke partij dat op haar grondgebied het beheer en onderhoud van de in deze overeenkomst vermelde grenswateren, dijken en overige werken regelmatig en met inachtneming van de onderstaande bepalingen plaats vindt.

Artikel 2

  • 1 Het neerslaggebied van de Vecht, met inbegrip van het gebied dat langs het ontlastingskanaal van het kanaal Coevorden Alte Picardie naar de Vecht nabij Emlichheim afwatert, bij de grens is ongeveer 1788 km2 groot en is op de bij deze overeenkomst behorende kaart (bijlage 1) aangegeven.

  • 2 Aan de grens verkreeg de Vecht in 1958 het onderstaande profiel:

    • bodemhoogte Normal Null (NN) + 6.42 m (Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.) + 6.42 m);

    • bodembreedte 18.40 m;

    • hoogte uiterwaard NN + 9.85 m (N.A.P. + 9.85 m);

    • kruin dijk aan beide zijden NN + 12.02 m (N.A.P. + 12.02 m);

    • taluds 1:3.

    De ligging van de dijken is op de bij deze overeenkomst behorende kaart (bijlage 2) aangegeven. Het verhang van de kruinlijn bedraagt 0,15 m per 1000 meter.

  • 3 Het profiel van de Vecht over het traject Echteler-stuw De Haandrik wordt met inbegrip van de dijken zodanig onderhouden, dat

    • a. bij een afvoer (Zomerhoogwater) van 60/1 sec.km2 (dat is 107 m3/sec.) bij de grens het peil van NN + 10.24 m (N.A.P. + 10.24 m) zo mogelijk niet wordt overschreden en

    • b. bij een afvoer (Winterhoogwater) van 180 1/sec.km2 (dat is 321 m3/sec.) bij de grens het peil van NN + 11.58 m (N.A.P. + 11.58 m) zo mogelijk niet wordt overschreden.

  • 4 De waterstand boven de stuw bij De Haandrik wordt door middel van die stuw zoveel mogelijk op N.A.P. + 9.10 m gehouden.

  • 5 Om een goed geregelde waterhuishouding in tijden van lage afvoeren in stand te houden, verplichten beide partijen zich, binnen het kader van de mogelijkheden die de wet biedt een spaarzaam waterbeheer te voeren, vooral bij de wateronttrekking uit oppervlaktewateren.

  • 6 Ter controle van de waterkwaliteit zullen in onderling overleg regelmatig watermonsters worden onderzocht; de gemeenschappelijke monsterplaats is gelegen op 50 m afstand bovenstrooms van de kruising met het kanaal Coevorden-Almelo bij De Haandrik.

  • 7 Beide partijen stellen in onderling overleg een dienst in voor de berichtgeving over hoogwater en bediening van de stuwen.

  • 8 Voor het gezamenlijk onderzoeken en het vaststellen van verontreinigingen, zandafzetting of andere schaden aan de Vecht en de daartoe behorende kunstwerken en dijken aan beide zijden van de grens, wijst elke partij een vertegenwoordiger aan die met deze taak wordt belast. Op verzoek van de beheerder van de Vecht of van de Vechtdijken stellen deze twee vertegenwoordigers op korte termijn een onderzoek in en brengen rapport uit.

Artikel 3

  • 1 Het neerslaggebied van de Laarwolder Wetering bij de grens is 17,8 km2 groot en is op de bij deze overeenkomst behorende kaart (bijlage 2) aangegeven.

  • 2 De bodemhoogte van de Laarwolder Wetering op de grens bedraagt NN + 6.96 m (N.A.P. + 6.96 m).

  • 3 Het onderhoud van de Laarwolder Wetering op Nederlands gebied tot 115 m benedenstrooms van de grenssteen 133 wordt door het Land Nedersaksen geregeld.

  • 4 Langs de linker-oever van de Laarwolder Wetering tussen de grens en de grondduiker onder het Coevorder-Vechtkanaal wordt een doorgaande waterkering met een kruinshoogte van NN + 10.50 m (N.A.P. + 10.50 m) in stand gehouden.

  • 5 De stuw te Hardenberg wordt zodanig bediend dat de waterstand in de Vecht bovenstrooms van de stuw zo veel mogelijk op NN + 7.10 m (N.A.P. + 7.10 m) wordt gehouden.

Artikel 4

  • 1 Het neerslaggebied van de Midden waterleiding bij de grens is 0,6 km2 groot en is op de bij deze overeenkomst behorende kaart (bijlage 2) aangegeven. Het Land Nedersaksen draagt niet bij in de kosten van de bemaling van dit gebied door middel van het gemaal „Willem Snel”.

  • 2 De bodemhoogte van de Middenwaterleiding bedraagt aan de grens bij Groot Ekenhorst NN + 8.10 m (N.A.P. + 8.10 m) en bij de straatweg Leemgraven-Poffershut N.A.P. + 7.97 m.

  • 3 De stuwen in de Middenwaterleiding worden zodanig geregeld dat aan de grens bij Groot Ekenhorst de waterstand het peil van NN + 8.50 m (N.A.P. + 8.50 m) niet overschrijdt.

Artikel 5

  • 1 Het neerslaggebied van de Radewijkerbeek bij grenssteen 113 is 70 km2 groot en is op de bij deze overeenkomst behorende kaart (bijlage 2) aangegeven.

  • 2 De bodemhoogte van de Radewijkerbeek bij grenssteen 113 bedraagt NN + 8.42 m (N.A.P. + 8.42 m).

  • 3 De stuwen in de Radewijkerbeek worden zodanig geregeld dat zo mogelijk de waterstand beneden de Pekkelbrug in de periode van 15 april tot 14 oktober niet hoger komt dan NN + 9.80 m (N.A.P. + 9.80 m) en in de periode van 15 oktober tot 14 april niet hoger dan NN + 9.00 m (N.A.P. + 9.00 m).

    De stuw bij de Pekkelbrug mag alleen met wederzijds goedvinden worden bediend.

  • 4 Het onderhoud van de Radewijkerbeek tussen de grensstenen 113 en 116, het ruimen van de zandvang beneden de Pekkelbrug en het onderhoud van de stuw met krooshekken aan de Pekkelbrug wordt door het Land Nedersaksen geregeld, het onderhoud van de Pekkelbrug wordt door het Koninkrijk der Nederlanden geregeld.

  • 5 Gedurende de onderhoudswerkzaamheden in de Radewijkerbeek boven de Pekkelbrug en in de Wielener Moorwaterleiding en in de week daarna moeten nabij de zandvang bij de Pekkelbrug krooshekken worden geplaatst. Zolang deze hekken aanwezig zijn, dient het Land Nedersaksen te zorgen voor het regelmatig verwijderen van het vuil.

Artikel 6

  • 1 Het neerslaggebied van de Randwaterleiding bij de grens is 22,1 km2 groot en is op de bij deze overeenkomst behorende kaart (bijlage 2) aangegeven.

  • 2 De bodemhoogte van de Randwaterleiding op de grens bij Poffershut bedraagt NN + 7.97 m (N.A.P. + 7.97 m).

  • 3 De stuwen in de Koppelleiding en de Radewijkerbeek beneden de uitmonding van de Koppelleiding worden zodanig geregeld dat zo mogelijk de waterstand in de Randwaterleiding aan de grens bij Poffershut in de periode van 15 april tot 14 oktober niet hoger komt dan NN + 8.80 m (N.A.P. + 8.80 m) en in de periode van 15 oktober tot 14 april niet hoger dan NN + 8.50 m (N.A.P. + 8.50 m).

  • 4 Voor de noordelijke, de middelste en de zuidelijke zijtakken in Nedersaksen geldt eveneens artikel 5, lid 5.

Artikel 7

  • 1 Ter controle van het regelmatige onderhoud van de Laarwolder Wetering, Middenwaterleiding, Radewijkerbeek en Randwaterleiding wordt een schouwcommissie gevormd. De commissie telt 8 leden, die door de volgende instanties worden benoemd:

    • a. Voor het Land Nedersaksen:

      door het „Wasser und Bodenverband”

      2 leden

      door de Landkreis Grafschaft Bentheim

      1 lid

      door de Wasserwirtschaftsverwaltung

      1 lid

    • b. Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

      door het waterschap belast met het beheer

      3 leden

      door de provincie Overijssel

      1 lid

    De vertegenwoordigers van de Landkreis Grafschaft Bentheim en van de provincie Overijssel treden als voorzitter op van de delegaties in de schouwcommissie.

  • 2 Op de werkzaamheden van de schouwcommissie is van toepassing het reglement van orde van de Permanente Nederlands-Duitse Grenswaterencommissie, voorzover dit geldt voor de door deze commissie ingestelde subcommissies.

  • 3 De schouwcommissie heeft tot taak:

    • a. het tenminste tweemaal per jaar schouwen van de in lid 1 vermelde waterleidingen. Wanneer het ter vaststelling van de oorzaak van schaden of onregelmatigheden gewenst is, kan de schouw worden uitgebreid tot het gehele neerslaggebied van de vier in lid 1 genoemde waterleidingen aan weerszijden van de grens;

    • b. het toezicht uitoefenen op de zandvangen bij Poffershut en bij de Pekkelbrug. De schouwcommissie kan de bevoegde instanties voorschrijven dat de zandvangen onmiddellijk worden geruimd;

    • c. het doen van voorstellen aan de bevoegde instanties voor een regeling voor een waarschuwings- en meldingsdienst voor hoogwater;

    • d. het toezicht houden op de uitvoering van de bepalingen in de artikelen 3, 4, 5 en 6 van deze overeenkomst;

    • e. het bevorderen van de noodzakelijke onderzoekingen en metingen voor de in artikelen 3, 4, 5 en 6 genoemde wateren, kunstwerken en dijken.

  • 4 Het resultaat van de schouw wordt in een schouwrapport vastgelegd, waarin, zo nodig, de voor herstel van een behoorlijke staat van onderhoud te treffen maatregelen worden aangegeven.

    Het schouwrapport wordt toegezonden aan de beide delegaties van de betrokken subcommissies van de Permanente Nederlands-Duitse Grens waterencommissie en aan de in de schouwcommissie vertegenwoordigde instanties.

    De schouwcommissie is gerechtigd de bevoegde instanties te verzoeken de onderhoudsplichtigen tot uitvoering van de bedoelde maatregelen aan te manen.

Artikel 8

Op de dag, waarop deze overeenkomst in werking treedt, wordt de in de aanhef genoemde overeenkomst van 17 oktober 1905 tussen het Koninkrijk Pruisen en het Koninkrijk der Nederlanden buiten werking gesteld voorzover die overeenkomst betrekking heeft op enig onderwerp, dat in de onderhavige overeenkomst is geregeld.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Den Haag, de 4de april 1974 in twee exemplaren, in de Nederlandse en de Duitse taal, waarbij beide teksten gelijkelijk verbindend zijn.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) M. VAN DER STOEL

Voor het Land Nedersaksen:

(w.g.) ALFRED KUBEL

Nedersaksische Ministerpresident.

Naar boven