Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, Singapore, 19-02-1971

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-05-2010 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Singapore,

De wens koesterende een overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is

  • 1 Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elk van de Staten.

  • 2 Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

  • 3 De bestaande belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, zijn met name:

    • (a) voor Nederland:

      • - de inkomstenbelasting,

      • - de loonbelasting,

      • - de vennootschapsbelasting,

      • - de dividendbelasting,

      • - de commissarissenbelasting,

      • - de vermogensbelasting,

      (hierna te noemen: „Nederlandse belasting”);

    • (b) voor Singapore:

      • - de income tax (inkomstenbelasting),

      (hierna te noemen: „belasting van Singapore”).

  • 4 Deze Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die in de toekomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven.

Artikel 2. Algemene begripsbepalingen

  • 1 In deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist -

    • (a) betekent de uitdrukking „Staat” Nederland of Singapore, al naar het zinsverband vereist;

    • (b) betekent de uitdrukking „Staten” Nederland en Singapore;

    • (c) omvat de uitdrukking „Nederland” het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, en het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan waarop het Koninkrijk der Nederlanden in overeenstemming met het internationale recht soevereine rechten heeft;

    • (d) betekent de uitdrukking „Singapore” de Republiek Singapore;

    • (e) betekent de uitdrukking „belasting” Nederlandse belasting of belasting van Singapore, al naar het zinsverband vereist;

    • (f) omvat de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

    • (g) betekent de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

    • (h) betekenen de uitdrukkingen „onderneming van een van de Staten” en „onderneming van de andere Staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een van de Staten en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Staat;

    • (i) betekent de uitdrukking „bevoegde autoriteit”

      • (i) in Nederland de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

      • (ii) in Singapore de Minister voor Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger.

  • 2 Voor de toepassing van deze Overeenkomst door elk van de Staten heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen die het onderwerp van deze Overeenkomst uitmaken.

Artikel 3. Fiscale woonplaats

  • 1 Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „inwoner van een van de Staten” iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding en bestuur of enige andere soortgelijke omstandigheid.

  • 2 Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een van de Staten in de andere Staat of in een derde Staat en die onderdaan is van de zendstaat, geacht inwoner van de zendstaat te zijn, indien hij in die Staat aan dezelfde verplichtingen terzake van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen is onderworpen als inwoners van die Staat.

  • 3 Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van het eerste lid inwoner van beide Staten is, gelden de volgende regels -

    • (a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn;

    • (b) indien niet kan worden bepaald met welke Staat zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn, of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

    • (c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, regelen de bevoegde autoriteiten van de Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

  • 4 Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van het eerste lid inwoner van beide Staten is, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarin hij wordt geleid en bestuurd.

Artikel 4. Vaste inrichting

  • 1 Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting waarin de werkzaamheden van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

  • 2 De uitdrukking „vaste inrichting” omvat in het bijzonder -

    • (a) een plaats waar leiding wordt gegeven;

    • (b) een filiaal;

    • (c) een kantoor;

    • (d) een fabriek;

    • (e) een werkplaats;

    • (f) een boerderij of plantage;

    • (g) een mijn, een oliebron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;

    • (h) de plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of montagewerkzaamheden, waarvan de duur zes maanden overschrijdt.

  • 3 Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht, indien -

    • (a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;

    • (b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;

    • (c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;

    • (d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

    • (e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden voor de onderneming die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.

  • 4 Een persoon die in een van de Staten voor een onderneming van de andere Staat werkzaam is (niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van het zesde lid) wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting beschouwd, indien -

    • (a) hij een machtiging bezit om (namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen of koopwaar voor de onderneming; of

    • (b) hij in de eerstbedoelde Staat een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar aanhoudt waaruit hij regelmatig bestellingen uitvoert namens de onderneming.

  • 5 Een onderneming van een van de Staten wordt geacht een vaste inrichting in de andere Staat te bezitten, indien zij in die andere Staat gedurende langer dan zes maanden werkzaamheden van toezichthoudende aard verricht in verband met constructie-, installatie- of montagewerkzaamheden die in die andere Staat worden uitgevoerd.

  • 6 Een onderneming van een van de Staten wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, indien deze persoon in de normale uitoefening van zijn bedrijf handelt.

  • 7 De enkele omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst, dat inwoner is van de andere Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van de beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.

Artikel 5. Inperking van belastingvermindering

Indien op grond van een bepaling van deze Overeenkomst in een van de Staten vermindering van belasting over bepaalde inkomsten moet worden verleend en ingevolge de in de andere Staat geldende wetgeving een persoon ter zake van die inkomsten niet voor het volle bedrag aan belasting is onderworpen, doch slechts voor zover die inkomsten naar die andere Staat zijn overgemaakt of aldaar zijn ontvangen, vindt de vermindering die de eerstbedoelde Staat ingevolge deze Overeenkomst moet verlenen, slechts toepassing op het gedeelte van de inkomsten dat naar de andere Staat is overgemaakt of aldaar is ontvangen.

Artikel 6. Inkomsten uit onroerende goederen

  • 1 Inkomsten uit onroerende goederen mogen worden belast in de Staat waar deze goederen zijn gelegen.

  • 2 De uitdrukking „onroerende goederen” heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door de wetgeving van de Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen of andere plaatsen waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen. Schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

  • 3 De bepaling van het eerste lid is van toepassing op de inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.

  • 4 De bepalingen van het eerste en derde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.

Artikel 7. Winst uit onderneming

  • 1 De voordelen van een onderneming van een van de Staten zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.

  • 2 Indien een onderneming van een van de Staten in de andere Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, worden in elk van de Staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.

  • 3 Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten de kosten van de onderneming - daaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten - die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders, zulks met uitzondering van kosten die niet aftrekbaar zouden zijn, indien de vaste inrichting een zelfstandige onderneming was.

  • 4 Geen voordelen worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop (daaronder begrepen vervoer) door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.

  • 5 Indien in de voordelen bestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 8. Zee- en luchtvaart

  • 1 Voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de Staat waar de plaats van de leiding en het bestuur van de onderneming is gelegen.

  • 2 Indien de plaats van de leiding en het bestuur van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, dan wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de Staat waar de thuishaven van het schip is gelegen, of, indien er geen thuishaven is, in de Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.

  • 3 De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing op voordelen uit de deelneming in een „pool”, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap.

Artikel 9. Gelieerde ondernemingen

Indien -

  • (a) een onderneming van een van de Staten onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere Staat, of

  • (b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een van de Staten en een onderneming van de andere Staat,

en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in haar handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden aanvaard of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die zonder deze voorwaarden zouden zijn opgekomen aan een van de ondernemingen, maar ten gevolge van die voorwaarden haar niet zijn opgekomen, worden begrepen in de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

Artikel 10. Dividenden

  • 1 Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

  • 2 Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland aan een inwoner van Singapore, mogen echter in Nederland overeenkomstig de Nederlandse wetgeving worden belast, maar de aldus geheven belasting mag 15 percent van het brutobedrag van de dividenden niet overschrijden. Indien de genieter van de dividenden evenwel een lichaam is waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en dat onmiddellijk of middellijk ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt, mag Nederland geen belasting heffen op de dividenden.

  • 3 Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Singapore aan een inwoner van Nederland, zijn vrijgesteld van elke belasting in Singapore die geheven wordt ter zake van dividenden naast de belasting die geheven wordt ter zake van de winsten van het lichaam, met dien verstande, dat dit lid in geen enkel opzicht de bepalingen van de wetgeving van Singapore aantast, op grond waarvan de belasting met betrekking tot dividend betaald door een lichaam dat inwoner is van Singapore en waarvan de belasting van Singapore is of wordt geacht te zijn ingehouden, mag worden aangepast overeenkomstig het belastingtarief dat behoort bij het aanslagjaar van Singapore dat onmiddellijk volgt op dat waarin het dividend werd betaald.

  • 4 De bepalingen van het tweede lid laten onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.

  • 5 De uitdrukking „dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, „mining shares”, oprichtersaandelen of andere rechten, met uitzondering van schuldvorderingen, die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de belastingwetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, met inkomsten uit aandelen worden gelijkgesteld.

  • 6 De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing, indien de genieter van de dividenden, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een vaste inrichting heeft en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.

  • 7 Indien een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden betaald door het lichaam aan personen die geen inwoner zijn van die andere Staat, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

  • 8 Indien het systeem van belastingheffing dat in elk van de Staten van toepassing is op de winsten en uitdelingen van lichamen, een wezenlijke wijziging ondergaat, kunnen de bevoegde autoriteiten met elkaar overleg plegen, ten einde te beslissen of het om die reden noodzakelijk is de bepalingen van het eerste, tweede en darde lid van dit artikel te wijzigen.

Artikel 11. Interest

  • 1 Interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat, mag in die andere Staat worden belast.

  • 2 Deze interest mag echter in de Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag 10 percent van het bedrag van de interest niet overschrijden.

  • 3 Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid mag de Staat waaruit de interest afkomstig is, geen belasting heffen op interest die wordt betaald aan de Regering van de andere Staat. Voor de toepassing van dit lid omvat de uitdrukking „Regering”, wat Singapore betreft, mede de „Board of Commissioners of Currency”.

  • 4 De uitdrukking „interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit overheidsleningen, obligaties of schuldbewijzen, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevende op een aandeel in de winst, en schuldvorderingen van welke aard ook, alsmede alle andere inkomsten die door de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, met inkomsten uit geldlening worden gelijkgesteld.

  • 5 De bepalingen van het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing, indien de genieter van de interest, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de interest afkomstig is, een vaste inrichting heeft en de vordering uit hoofde waarvan de interest verschuldigd is, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.

  • 6 Interest wordt geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien zij wordt betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, ongeacht of hij inwoner van een van de Staten is of niet, in een van de Staten een vaste inrichting heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting is gelegen.

  • 7 Indien, tengevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, in aanmerking nemende de schuldvordering ter zake waarvan zij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betaalde bedragen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 12. Royalty’s

  • 1 Onder voorbehoud van de bepalingen van het zesde lid zijn royalty’s afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat, slechts in die andere Staat belastbaar.

  • 2 Onder voorbehoud van de bepalingen van het zesde lid zijn bedragen ineens verkregen uit de vervreemding van enig recht of enige zaak uit hoofde waarvan royalty's verschuldigd zijn, slechts belastbaar in de Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

  • 3 De uitdrukking „royalty’s”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van de wetenschap, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of werkwijze, dan wel voor het gebruik van, of het recht van gebruik van, nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.

  • 4 De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de genieter van de royalty’s of bedragen ineens, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de royalty’s of bedragen ineens afkomstig zijn, een vaste inrichting heeft en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de genoemde inkomsten verschuldigd zijn, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.

  • 5 Indien, tengevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty’s, in aanmerking nemende het gebruik, het recht, de zaak, of de inlichtingen waar voor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van de voorgaande leden van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betaalde bedragen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

  • 6 Deze Overeenkomst is niet van toepassing op vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde of kunst, daaronder begrepen bioscoopfilms en geluidsbanden voor televisie of radio, of op bedragen ineens verkregen uit de vervreemding van enig recht of enige zaak uit hoofde waarvan die vergoedingen verschuldigd zijn.

Artikel 13. Beperking van de artikelen 10, 11 en 12

Internationale organisaties, hun organen en functionarissen, alsmede personen die deel uitmaken van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een derde Staat, die in een van de Staten verblijven, hebben in de andere Staat geen recht op de verminderingen of vrijstellingen van belasting voorzien in de artikelen 10, 11 en 12, met betrekking tot uit die andere Staat afkomstige bestanddelen van het inkomen die in deze artikelen zijn behandeld, indien die bestanddelen van het inkomen in de eerstbedoelde Staat niet aan een belasting naar het inkomen zijn onderworpen.

Artikel 14. Vermogenswinsten

  • 1 Voordelen verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen, zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, mogen worden belast in de Staat waar deze goederen zijn gelegen.

  • 2 Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken deel uitmakende van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een van de Staten in de andere Staat heeft, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming), mogen in die andere Staat worden belast.

  • 3 Niettegenstaande de bepaling van het tweede lid, zijn voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, en van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, slechts belastbaar in de Staat waarvan de persoon die de onderneming drijft inwoner is.

  • 4 Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere zaken dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

  • 5 Niettegenstaande de bepalingen van het vierde lid mogen, indien een persoon 25 percent of meer bezit van het aandelenkapitaal van een lichaam dat zich geheel of hoofdzakelijk bezig houdt met onroerende goederen, de voordelen verkregen uit de vervreemding van enige of van al die aandelen worden belast in de Staat waar die onroerende goederen zijn gelegen.

  • 6 Tenzij in het vijfde lid anders is bepaald, tast de bepaling van het vierde lid niet aan het recht van elk van de Staten overeenkomstig zijn eigen wetgeving belasting te heffen op voordelen uit de vervreemding van aandelen of winstbewijzen in een lichaam waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en dat inwoner is van die Staat, verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere Staat en die in de loop van de laatste vijf jaren voorafgaande aan de vervreemding van de aandelen of winstbewijzen inwoner van de eerstbedoelde Staat is geweest.

Artikel 15. Persoonlijke arbeid

  • 1 Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen ter zake van een dienstbetrekking alsmede voordelen uit de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard, verkregen door een inwoner van een van de Staten, slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking, het beroep of de werkzaamheden in de andere Staat worden uitgeoefend of verricht. Indien de dienstbetrekking, het beroep of de werkzaamheden aldaar worden uitgeoefend of verricht, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen of voordelen in die andere Staat worden belast.

  • 2 Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid zijn de beloningen of voordelen verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking, een beroep of werkzaamheden die in de andere Staat worden uitgeoefend of verricht, slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien -

    • (a) de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan; en

    • (b) de beloningen of voordelen worden betaald door of namens een persoon die geen inwoner van de andere Staat is; en

    • (c) de beloningen of voordelen niet ten laste komen van een vaste inrichting die die persoon in de andere Staat heeft.

  • 3 Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel zijn de beloningen verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer, slechts in die Staat belastbaar.

Artikel 16. Bestuurders- en commissarissenbeloningen

  • 1 Beloningen (directors' fees) en soortgelijke betalingen, verkregen door een inwoner van Nederland in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur (board of directors) van een lichaam dat inwoner van Singapore is, mogen in Singapore worden belast.

  • 2 Beloningen en andere betalingen, verkregen door een inwoner van Singapore in zijn hoedanigheid van bestuurder of commissaris van een lichaam dat inwoner van Nederland is, mogen in Nederland worden belast.

Artikel 17. Artiesten en sportbeoefenaars

  • 1 Niettegenstaande de bepalingen van artikel 15 mogen voordelen of inkomsten, verkregen door beroepsartiesten, zoals toneelspelers, film-, radio- of televisieartiesten en musici, alsmede door sportbeoefenaars, uit hun persoonlijke werkzaamheden als zodanig, worden belast in de Staat waarin deze werkzaamheden worden verricht. Dit geldt, niettegenstaande de bepalingen van artikel 7, ook indien zulke voordelen of inkomsten toekomen aan een persoon die de beroepsartiesten of sportbeoefenaars in dienst heeft genomen.

  • 2 De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing, indien het bezoek van de beroepsartiesten of sportbeoefenaars aan een van de Staten in hoofdzaak wordt bekostigd uit de openbare middelen van de andere Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

Artikel 18. Pensioenen

  • 1 Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19 zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen ter zake van een vroegere dienstbetrekking betaald aan een inwoner van een van de Staten alsmede aan een zodanige inwoner betaalde lijfrenten slechts in die Staat belastbaar.

  • 2 De uitdrukking „lijfrente” betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.

  • 3 De uitdrukking „pensioen” betekent periodieke betalingen gedaan ter zake van bewezen diensten of als vergoeding voor bekomen letsel.

Artikel 19. Overheidsfuncties

  • 1 Beloningen, daaronder begrepen pensioenen, betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of dat plaatselijke publiekrechtelijke lichaam daarvan in de uitoefening van overheidsfuncties, mogen in die Staat worden belast.

  • 2 De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn evenwel van toepassing op beloningen of pensioenen ter zake van diensten, bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf uitgeoefend door een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing voor zover aan een Staat diensten worden bewezen in de andere Staat door een inwoner van die andere Staat die geen burger of onderdaan van de eerstbedoelde Staat is.

Artikel 20. Studenten

  • 1 Een natuurlijke persoon, die onmiddellijk voorafgaande aan zijn bezoek aan een van de Staten inwoner is van de andere Staat en die tijdelijk in de eerstbedoelde Staat verblijf houdt in de eerste plaats met de bedoeling -

    • (a) aan een erkende universiteit, hogeschool of school in die eerstbedoelde Staat te studeren; of

    • (b) een opleiding voor een bedrijf of beroep te verkrijgen;

    is vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat ter zake van -

    • (i) alle overmakingen uit het buitenland ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding; en

    • (ii) alle beloningen voor persoonlijke diensten verricht in de eerstbedoelde Staat tot een bedrag dat, naar gelang van het geval, 3000 Singapore dollars of 3600 gulden in enig belastingjaar niet te boven gaat.

    De voordelen ingevolge dit lid worden slechts verleend voor zulk een tijdsduur als redelijk is of gewoonlijk vereist om het doel van het bezoek te bereiken.

  • 2 Een natuurlijke persoon, die onmiddellijk voorafgaande aan zijn bezoek aan een van de Staten inwoner is van de andere Staat en die tijdelijk in de eerstbedoelde Staat verblijf houdt gedurende een tijdvak van niet langer dan drie jaren met de bedoeling te studeren, wetenschappelijke onderzoekingen te doen of een opleiding te verkrijgen, zulks uitsluitend als genieter van een toelage, vergoeding of prijs verleend door een organisatie op het gebied van wetenschap, onderwijs, godsdienst of liefdadigheid of op grond van een programma van technische hulpverlening waaraan een van de Staten, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan heeft deelgenomen, is vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat voor -

    • (a) het bedrag van die toelage, vergoeding of prijs; en

    • (b) alle beloningen voor persoonlijke diensten verricht in de eerstbedoelde Staat, mits die diensten verband houden met zijn studie, onderzoek of opleiding of daaruit voortvloeien, zulks tot een bedrag dat, naar gelang van het geval, 3000 Singapore dollars of 3600 gulden in enig belastingjaar niet te boven gaat.

  • 3 Een natuurlijke persoon, die onmiddellijk voorafgaande aan zijn bezoek aan een van de Staten inwoner is van de andere Staat en die tijdelijk in de eerstbedoelde Staat verblijf houdt gedurende een tijdvak van niet langer dan twaalf maanden als werknemer van of onder een contract met de laatstbedoelde Staat, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan of een onderneming van de laatstbedoelde Staat, met de bedoeling technische ervaring of beroeps- of bedrijfservaring te verkrijgen van een andere persoon dan een lichaam, van welks stemgerechtigde aandelenkapitaal de zendstaat, het staatkundige onderdeel, het plaatselijke publiekrechtelijke lichaam of de onderneming vijftig percent of meer bezit, is vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat voor -

    • (a) alle overmakingen uit de laatstbedoelde Staat ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding; en

    • (b) alle beloningen voor persoonlijke diensten verricht in de eerstbedoelde Staat mits die diensten verband houden met zijn studie of opleiding of daaruit voortvloeien, zulks tot een bedrag dat, naar gelang van het geval, 12 500 Singapore dollars of 15 000 gulden niet te boven gaat.

Artikel 21. Overige inkomsten

Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een van de Staten die niet uitdrukkelijk in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn vermeld zijn slechts in die Staat belastbaar.

Artikel 22. Vermogen

  • 1 Vermogen, voor zover bestaande uit onroerende goederen, zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, mag worden belast in de Staat waar deze goederen zijn gelegen.

  • 2 Vermogen, voor zover bestaande uit roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting van een onderneming, mag worden belast in de Staat waar de vaste inrichting is gelegen.

  • 3 Schepen en luchtvaartuigen geëxploiteerd in internationaal verkeer en roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de persoon die de onderneming drijft inwoner is.

  • 4 Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een van de Staten zijn slechts in die Staat belastbaar.

Artikel 23. Persoonlijke aftrekken

  • 1 Natuurlijke personen die inwoner van Nederland zijn, hebben voor de belasting van Singapore recht op dezelfde persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen als burgers van Singapore die niet in Singapore wonen.

  • 2 Natuurlijke personen die inwoner van Singapore zijn, hebben voor de Nederlandse belasting recht op dezelfde persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen als Nederlandse onderdanen die in Singapore wonen.

Artikel 24. Vermijding van dubbele belasting

  • 1 Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen of het vermogen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Singapore mogen worden belast.

  • 2 Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen betreffende de verliescompensatie in de eenzijdige voorschriften tot het vermijden van dubbele belasting, verleent Nederland een vermindering op het overeenkomstig het eerste lid van dit artikel berekende belastingbedrag. Deze vermindering is gelijk aan dat gedeelte van het belastingbedrag dat tot dat belastingbedrag in dezelfde verhouding staat, als het gedeelte van het inkomen of het vermogen dat in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag is begrepen en dat volgens de artikelen 6, 7, 10, zesde lid, 11, vijfde lid, 12, vierde lid, 14, eerste, tweede en vijfde lid, 15, eerste lid, 16, eerste lid, 17, 19, eerste lid, en 22, eerste en tweede lid, van deze Overeenkomst in Singapore mag worden belast, staat tot het bedrag van het gehele inkomen of vermogen dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag vormt.

  • 3 Nederland verleent voorts een vermindering op de overeenkomstig de voorgaande leden van dit artikel berekende Nederlandse belasting met betrekking tot de bestanddelen van het inkomen die volgens de artikelen 11, tweede lid, en 14, zesde lid, van de Overeenkomst in Singapore mogen worden belast, en die in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze vermindering is gelijk aan de in Singapore over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de Nederlandse belasting dat tot het overeenkomstig het eerste lid berekende belastingbedrag in dezelfde verhouding staat als het bedrag van de in dit lid bedoelde bestanddelen van het inkomen staat tot het bedrag van het inkomen dat de in het eerste lid bedoelde grondslag vormt.

  • 4 Met inachtneming van de bepalingen van de wetgeving van Singapore die betrekking hebben op de verrekening van belasting die in enig land buiten Singapore verschuldigd is, met belasting van Singapore (welke bepalingen het algemene beginsel van het hiernavolgende niet mogen aantasten) -

    • (a) mag Nederlandse belasting die krachtens de wetgeving n Nederland en in overeenstemming met deze Overeenkomst, hetzij rechtstreeks, hetzij door inhouding, verschuldigd is over uit Nederlandse bronnen verkregen inkomen, worden verrekend met belasting van Singapore die over dat inkomen verschuldigd is;

    • (b) wordt in het geval van dividend betaald door een lichaam dat inwoner van Nederland is, aan een lichaam dat inwoner van Singapore is en dat onmiddellijk of middellijk tenminste 25 percent van het aandelenkapitaal van eerstbedoeld lichaam bezit, bij de verrekening, behalve met de Nederlandse belasting over de dividenden, ook rekening gehouden met de Nederlandse vennootschapsbelasting, die door het lichaam dat de dividenden betaalt verschuldigd is over zijn winst.

  • 5 Voor de toepassing van het vierde lid van dit artikel worden door een inwoner van Singapore verkregen inkomsten en, vermogenswinsten, die volgens deze Overeenkomst in Nederland mogen worden belast, geacht afkomstig te zijn uit Nederlandse bronnen.

Artikel 25. Non-discriminatie

  • 1 Burgers of onderdanen van een van de Staten worden in de andere Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan burgers of onderdanen van die andere Staat onder dezelfde omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.

  • 2 De uitdrukking „burgers of onderdanen” betekent -

    • (a) met betrekking tot Singapore: alle natuurlijke personen die het staatsburgerschap van Singapore bezitten en alle rechtspersonen, vennootschappen, verenigingen en andere eenheden die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in Singapore van kracht is; en

    • (b) met betrekking tot Nederland: alle natuurlijke personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten en alle rechtspersonen, vennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in Nederland van kracht is.

  • 3 De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een van de Staten in de andere Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.

    Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd, dat zij een van de Staten verplicht aan inwoners van de andere Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent.

  • 4 Ondernemingen van een van de Staten waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van die eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.

Artikel 26. Regeling voor onderling overleg

  • 1 Indien een inwoner van een van de Staten van oordeel is dat de maatregelen van een van de Staten of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Staat waarvan hij inwoner is.

  • 2 Die bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar hem gegrond voorkomt en indien hij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst, te vermijden.

  • 3 De bevoegde autoriteiten van de Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen ten einde dubbele belasting ongedaan te maken in gevallen waarvoor in deze Overeenkomst geen voorziening is getroffen.

  • 4 De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.

Artikel 27. Uitwisseling van inlichtingen

  • 1 De bevoegde autoriteiten van de Staten wisselen de inlichtingen uit die naar verwachting relevant zijn voor het uitvoeren van de bepalingen van deze Overeenkomst of voor de toepassing of handhaving van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Staten, of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de heffing ingevolge die wetgeving niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.

  • 2 Alle uit hoofde van het eerste lid door een Staat ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die zijn verkregen volgens de nationale wetgeving van die Staat en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de handhaving of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de in het eerste lid bedoelde belastingen, of het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen alleen voor deze doeleinden gebruikmaken. Zij mogen de inlichtingen bekendmaken in openbare rechtszittingen of in gerechtelijke beslissingen.

  • 3 In geen geval worden de bepalingen van het eerste en tweede lid zo uitgelegd dat zij een Staat de verplichting opleggen:

    • a. bestuurlijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of bestuurlijke praktijk van die of van de andere Staat;

    • b. inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van zaken in de toepassing van die of van de andere Staat;

    • c. inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public).

  • 4 Indien inlichtingen worden verzocht door een Staat in overeenstemming met dit artikel, wendt de andere Staat zijn maatregelen inzake het verzamelen van inlichtingen aan om de verlangde inlichtingen te verkrijgen, ongeacht het feit dat de andere Staat ten behoeve van zijn eigen belastingheffing niet over dergelijke inlichtingen behoeft te beschikken. Op de in de vorige zin vervatte verplichting zijn de beperkingen van het derde lid van toepassing, maar deze beperkingen mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een Staat toegestaan is te weigeren inlichtingen te verstrekken uitsluitend op grond van het feit dat hij geen nationaal belang heeft bij dergelijke inlichtingen.

  • 5 De bepalingen van het derde lid mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een Staat toegestaan is het verschaffen van inlichtingen te weigeren uitsluitend op grond van het feit dat de betreffende gegevens berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde, of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreedt, dan wel omdat deze betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.

Artikel 28. Uitbreiding tot andere gebieden

  • 1 Deze Overeenkomst kan, hetzij in haar geheel, hetzij met de noodzakelijke wijzigingen, worden uitgebreid tot de landen Suriname en de Nederlandse Antillen of tot een van die landen, indien het desbetreffende land belastingen heft die in wezen gelijksoortig zijn aan de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is. Zulk een uitbreiding wordt van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, daaronder begrepen voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, nader vast te stellen en overeen te komen bij diplomatieke notawisseling.

  • 2 Tenzij anders is overeengekomen, wordt door de beëindiging van deze Overeenkomst op de voet van artikel 30 niet tevens de toepasselijkheid van deze Overeenkomst op het land waartoe zij ingevolge dit artikel is uitgebreid, beëindigd.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag waarop de onderscheiden Regeringen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld, dat in hun onderscheiden Staten het laatste is gedaan van al hetgeen nodig is om aan deze Overeenkomst kracht van wet te verlenen en vindt daarna toepassing -

  • (a) in Nederland:

    voor belastingjaren en -tijdvakken die op of na 1 januari 1968 aanvangen;

  • (b) in Singapore:

    voor aanslagjaren die op of na 1 januari 1969 aanvangen.

Artikel 30. Beëindiging

Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht, maar elk van de Staten kan op of voor 30 juni van elk kalenderjaar, doch niet eerder dan het jaar 1973, langs diplomatieke weg aan de andere Staat een schriftelijke kennisgeving van beëindiging zenden, in welk geval deze Overeenkomst ophoudt van toepassing te zijn -

  • (a) in Nederland:

    voor belastingjaren en -tijdvakken, die aanvangen na het einde van het kalenderjaar waarin de kennisgeving is gedaan;

  • (b) in Singapore:

    voor aanslagjaren die aanvangen op of na 1 januari van het tweede kalenderjaar dat volgt op dat waarin de kennisgeving is gedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud de 19 februari 1971 te Singapore in de Nederlandse en Engelse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) R. C. PEKELHARING

Voor de Regering van de Republiek Singapore,

(w.g.) HON SUI SEN

Protocol

Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, heden tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Singapore gesloten, zijn de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, overeengekomen, dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.

II. Ad artikelen 10 en 11

Verzoeken om teruggaaf van belasting die in strijd met de bepalingen van de artikelen 10 en 11 is geheven, moeten bij de desbetreffende autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, worden ingediend binnen een tijdvak van drie jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.

III. Ad artikel 19

De inkomsten bedoeld in artikel 19, eerste lid, die worden betaald door Nederland of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, zijn vrijgesteld van belasting van Singapore, tenzij de genieter een burger van Singapore is die niet tevens een onderdaan van Nederland is.

IV. Ad artikel 24

Het is wel te verstaan dat, voor wat de Nederlandse inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting betreft, de grondslag bedoeld in artikel 24, eerste lid, is het onzuivere inkomen of de winst in de zin van de Nederlandse wetten op de inkomstenbelasting, onderscheidenlijk de vennootschapsbelasting.

GEDAAN in tweevoud de 19 februari 1971 te Singapore in de Nederlandse en Engelse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van de Republiek Singapore,

(w.g.) R. C. PEKELHARING

Voor de Regering van de Republiek Singapore,

(w.g.) HON SUI SEN

Authentiek : EN

Convention between the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the Republic of Singapore for the Avoidance of Double Taxation and the Prevention of Fiscal Evasion with respect to Taxes on Income and on Capital

The Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the Republic of Singapore,

Desiring to conclude a Convention for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,

Have agreed as follows:

Article 1. Taxes covered

  • 1 This Convention shall apply to taxes on income and on capital imposed on behalf of each of the States irrespective of the manner in which they are levied.

  • 2 There shall be regarded as taxes on income and on capital all taxes imposed on total income, on total capital, or on elements of income or of capital, including taxes on gains from the alienation of movable or immovable property, as well as taxes on capital appreciation.

  • 3 The existing taxes to which this Convention shall apply are, in particular -

    • (a) in the case of the Netherlands:

      • the income tax (de inkomstenbelasting),

      • the wages tax (de loonbelasting),

      • the company tax (de vennootschapsbelasting),

      • the dividend tax (de dividendbelasting),

      • the tax on fees of directors of companies (de commissarissenbelasting),

      • the capital tax (de vermogensbelasting),

      (hereinafter referred to as “Netherlands tax”);

    • (b) in the case of Singapore:

      • the income tax,

      (hereinafter referred to as “Singapore tax”).

  • 4 This Convention shall also apply to any identical or substantially similar taxes which are subsequently imposed in addition to, or in place of, the existing taxes.

Article 2. General definitions

  • 1 In this Convention, unless the context otherwise requires -

    • (a) the term “State” means the Netherlands or Singapore, as the context requires;

    • (b) the term “States” means the Netherlands and Singapore;

    • (c) the term “the Netherlands” comprises the part of the Kingdom of the Netherlands that is situated in Europe and the part of the seabed and its sub-soil under the North Sea, over which the Kingdom of the Netherlands has sovereign rights in accordance with international law;

    • (d) the term “Singapore” means the Republic of Singapore;

    • (e) the term “tax” means Netherlands tax or Singapore tax, as the context requires;

    • (f) the term “person” includes an individual, a company and any other body of persons;

    • (g) the term “company” means any body corporate or any entity which is treated as a body corporate for tax purposes;

    • (h) the terms “enterprise of one of the States” and “enterprise of the other State” mean respectively an enterprise carried on by a resident of one of the States and an enterprise carried on by a resident of the other State;

    • (i) the term “competent authority” means

      • (i) the Netherlands the Minister of Finance or his authorised representative;

      • (ii) in Singapore the Minister for Finance or his authorised representative.

  • 2 As regards the application of this Convention by either of the States, any term not otherwise defined shall, unless the context otherwise requires, have the meaning which it has under the laws of that State relating to the taxes which are the subject of this Convention.

Article 3. Fiscal domicile

  • 1 For the purposes of this Convention, the term “resident of one of the States” means any person who, under the law of that State, is liable to taxation therein by reason of his domicile, residence, place of management and control or any other criterion of a similar nature.

  • 2 For the purposes of this Convention an individual, who is a member of a diplomatic or consular mission of one of the States in the other State or in a third State and who is a national of the sending State, shall be deemed to be a resident of the sending State if he is submitted therein to the same obligations in respect of taxes on income and on capital as are residents of that State.

  • 3 Where by reason of the provisions of paragraph 1 an individual is a resident of both States, then this case shall be determined in accordance with the following rules -

    • (a) he shall be deemed to be a resident of the State in which he has a permanent home available to him. If he has a permanent home available to him in both States, he shall be deemed to be a resident of the State with which his personal and economic relations are closer;

    • (b) if the State with which his personal and economic relations are closer cannot be determined, or if he has not a permanent home available to him in either State, he shall be deemed to be a resident of the State in which he has an habitual abode;

    • (c) if he has an habitual abode in both States or in neither of them, the competent authorities of the States shall settle the question by mutual agreement.

  • 4 Where by reason of the provisions of paragraph 1 a person other than an individual is a resident of both States, then it shall be deemed to be a resident of the State in which it is managed and controlled.

Article 4. Permanent establishment

  • 1 For the purposes of this Convention, the term “permanent establishment” means a fixed place of business in which the business of the enterprise is wholly or partly carried on.

  • 2 The term “permanent establishment” shall include especially -

    • (a) place of management;

    • (b) a branch;

    • (c) an office

    • (d) a factory;

    • (e) a workshop;

    • (f) arm or plantation;

    • (g) a mine, oil well, quarry or other place of extraction of natural resources;

    • (h) a building site or construction or assembly project which exists for more than six months.

  • 3 The term “permanent establishment” shall not be deemed to include -

    • (a) the use of facilities solely for the purpose of storage, display or delivery of goods or merchandise belonging to the enterprise;

    • (b) the maintenance of a stock of goods or merchandise belonging to the enterprise solely for the purpose of storage, display or delivery;

    • (c) the maintenance of a stock of goods or merchandise belonging to the enterprise solely for the purpose of processing by another enterprise;

    • (d) the maintenance of a fixed place of business solely for the purpose of purchasing goods or merchandise or for collecting information, for the enterprise;

    • (e) the maintenance of a fixed place of business solely for the purpose of advertising, for the supply of information, for scientific research or for similar activities which have a preparatory or auxiliary character, for the enterprise.

  • 4 A person acting in one of the States on behalf of an enterprise of the other State (other than an agent of an independent status to whom paragraph 6 applies) shall be deemed to be a permanent establishment in the first-mentioned State if -

    • (a) he has, and habitually exercises in the first-mentioned State, an authority to conclude contracts in the name of the enterprise, unless his activities are limited to the purchase of goods or merchandise for the enterprise; or

    • (b) he maintains in the first-mentioned State a stock of goods or merchandise belonging to the enterprise from which he regularly fills orders on behalf of the enterprise.

  • 5 An enterprise of one of the States shall be deemed to have a permanent establishment in the other State if it carries on supervisory activities in that other State for more than six months in connection with a construction, installation or assembly project which is being undertaken in that other State.

  • 6 An enterprise of one of the States shall not be deemed to have a permanent establishment in the other State merely because it carries on business in that other State through a broker, general commission agent or any other agent of an independent status, where such person is acting in the ordinary course of his business.

  • 7 The fact that a company which is a resident of one of the States controls or is controlled by a company which is a resident of the other State, or which carries on business in that other State (whether through a permanent establishment or otherwise), shall not of itself constitute either company a permanent establishment of the other.

Article 5. Limitation of relief

Where under any provision of this Convention income is relieved from tax in one of the States and under the law in force in the other State, a person, in respect of the said income, is subject to tax by reference to the amount thereof which is remitted to or received in that other State and not by reference to the full amount thereof, then the relief to be allowed under this Convention in the first-mentioned State shall apply only to so much of the income as is remitted to or received in the other State.

Article 6. Income from immovable property

  • 1 Income from immovable property may be taxed in the State in which such property is situated.

  • 2 The term “immovable property” shall be defined in accordance with the law of the State in which the property in question is situated. The term shall in any case include rights to variable or fixed payments as consideration for the working of, or the right to work, mineral deposits or other places of extraction of natural resources. Ships, boats and aircraft shall not be regarded as immovable property.

  • 3 The provisions of paragraph 1 shall apply to income derived from the direct use, letting or use in any other form of immovable property.

  • 4 The provisions of paragraphs 1 and 3 shall also apply to the income from immovable property of an enterprise and to income from immovable property used for the performance of professional services.

Article 7. Business profits

  • 1 The profits of an enterprise of one of the States shall be taxable only in that State unless the enterprise carries on business in the other State through a permanent establishment situated therein. If the enterprise carries on business as aforesaid, the profits of the enterprise may be taxed in the other State but only so much of them as is attributable to that permanent establishment.

  • 2 Where an enterprise of one of the States carries on business in the other State through a permanent establishment situated therein, there shall in each State be attributed to that permanent establishment the profits which it might be expected to make if it were a distinct and separate enterprise engaged in the same or similar activities under the same or similar conditions and dealing wholly independently with the enterprise of which it is a permanent establishment.

  • 3 In the determination of the profits of a permanent establishment, there shall be allowed as deductions expenses of the enterprise (other than expenses which would not be deductible if the permanent establishment were a separate enterprise) which are incurred for the purposes of the permanent establishment including executive and general administrative expenses so incurred, whether in the State in which the permanent establishment is situated or elsewhere.

  • 4 No profits shall be attributed to a permanent establishment by reason of the mere purchase (including transportation) by that permanent establishment of goods or merchandise for the enterprise.

  • 5 Where profits include items of income which are dealt with separately in other Articles of this Convention, then the provisions of those Articles shall not be affected by the provisions of this Article.

Article 8. Shipping and air transport

  • 1 Profits from the operation of ships or aircraft in international traffìc shall be taxable only in the State in which the place of management and control of the enterprise is situated.

  • 2 If the place of management and control of a shipping enterprise is aboard a ship, then it shall be deemed to be situated in the State in which the home harbour of the ship is situated, or, if there is no such home harbour, in the State of which the operator of the ship is a resident.

  • 3 The provisions of paragraph 1 shall also apply to profits from the participation in a pool, a joint business or an international operating agency.

Article 9. Associated enterprises

Where -

  • (a) an enterprise of one of the States participates directly or indirectly in the management, control or capital of an enterprise of the other State, or

  • (b) the same persons participate directly or indirectly in the management, control or capital of an enterprise of one of the States and an enterprise of the other State,

and in either case conditions are made or imposed between the two enterprises in their commercial or financial relations which differ from those which would be made between independent enterprises, then any profits which would, but for those conditions, have accrued to one of the enterprises, but, by reason of those conditions, have not so accrued, may be included in the profits of that enterprise and taxed accordingly.

Article 10. Dividends

  • 1 Dividends paid by a company which is a resident of one of the States to a resident of the other State may be taxed in that other State.

  • 2 However, dividends paid by a company which is a resident of the Netherlands to a resident of Singapore may be taxed in the Netherlands, and according to Netherlands law, but the tax so charged shall not exceed 15 per cent of the gross amount of the dividends. Where, however, the recipient of the dividends is a company the capital of which is wholly or partly divided into shares and which holds directly of indirectly at least 25 per cent of the capital of the company paying the dividends, the Netherlands shall not levy a tax on the dividends.

  • 3 Dividends paid by a company which is a resident of Singapore to a resident of the Netherlands shall be exempt from any tax in Singapore which is chargeable on dividends in addition to the tax chargeable in respect of the profits of the company.

    Provided that nothing in this paragraph shall affect the provisions of Singapore law under which the tax in respect of a dividend paid by a company which is a resident of Singapore from which Singapore tax has been, or has been deemed to be, deducted may be adjusted by reference to the rate of tax appropriate to the Singapore year of assessment immediately following that in which the dividend was paid.

  • 4 The provisions of paragraph 2 shall not affect the taxation of the company in respect of the profits out of which the dividends are paid.

  • 5 The term “dividends” as used in this Article means income from shares, “jouissance” shares or “jouissance” rights, mining shares, founders' shares or other rights, not being debt-claims, participating in profits, as well as income from other corporate rights assimilated to income from shares by the taxation law of the State of which the company making the distribution is a resident.

  • 6 The provisions of paragraphs 1, 2 and 3 shall not apply if the recipient of the dividends, being a resident of one of the States, has in the other State, of which the company paying the dividends is a resident, a permanent establishment with which the holding by virtue of which the dividends are paid is effectively connected. In such a case, the provisions of Article 7 shall apply.

  • 7 Where a company which is a resident of one of the States derives profits or income from the other State, that other State may not impose any tax on the dividends paid by the company to persons who are not residents of that other State, or subject the company's undistributed profits to a tax on undistributed profits, even if the dividends paid or the undistributed profits consist wholly or partly of profits or income arising in such other State.

  • 8 If the system of taxation applicable in either of the States to the profits and distributions of companies is substantially altered the competent authorities may consult each other in order to determine whether it is necessary for this reason to amend the provisions of paragraphs 1, 2 and 3 of this Article.

Article 11. Interest

  • 1 Interest arising in one of the States and paid to a resident of the other State may be taxed in that other State.

  • 2 However, such interest may be taxed in the State in which it arises, and according to the law of that State, but the tax so charged shall not exceed 10 per cent of the amount of the interest.

  • 3 Notwithstanding the provisions of paragraph 2 the State in which the interest arises shall not levy a tax on interest paid to the Government of the other State. For the purposes of this paragraph the term “Government” shall include in the case of Singapore the Board of Commissioners of Currency.

  • 4 The term “interest” as used in this Article means income from Government securities, bonds or debentures, whether or not secured by mortgage and whether or not carrying a right to participate in profits, and debt-claims of every kind as well as all other income assimilated to income from money lent by the taxation law of the State in which the income arises.

  • 5 The provisions of paragraphs 1 and 2 shall not apply if the recipient of the interest, being a resident of one of the States, has in the other State in which the interest arises a permanent establishment with which the debt-claim from which the interest arises is effectively connected. In such a case, the provisions of Article 7 shall apply.

  • 6 Interest shall be deemed to arise in one of the States when the payer is that State itself, a political subdivision, a local authority or a resident of that State. Where, however, the person paying the interest, whether he is a resident of one of the States or not, has in one of the States a permanent establishment in connection with which the indebtedness on which the interest is paid was incurred, and such interest is borne by such permanent establishment, then such interest shall be deemed to arise in the State in which the permanent establishment is situated.

  • 7 Where, owing to a special relationship between the payer and the recipient or between both of them and some other person, the amount of the interest paid, having regard to the debt-claim for which it is paid, exceeds the amount which would have been agreed upon by the payer and the recipient in the absence of such relationship, the provisions of this Article shall apply only to the last-mentioned amount. In that case, the excess part of the payments shall remain taxable according to the law of each State, due regard being had to the other provisions of this Convention.

Article 12. Royalties

  • 1 Subject to the provisions of paragraph 6, royalties arising in one of the States and paid to a resident of the other State shall be taxable only in that other State.

  • 2 Subject to the provisions of paragraph 6, sums from the alienation of any right or property giving rise to royalties shall be taxable only in the State of which the alienator is a resident.

  • 3 The term “royalties” as used in this Article means payments of any kind received as a consideration for the use of, or the right to use, any copyright of scientific work, any patent, trade mark, design or model, plan, secret formula or process, or for the use of, or the right to use, industrial, commercial or scientific equipment, or for information concerning industrial, commercial or scientific experience.

  • 4 The provisions of paragraphs 1 and 2 shall not apply if the recipient of the royalties or sums being a resident of one of the States, has in the other State in which the royalties or sums arise a permanent establishment with which the right or property giving rise to the said income is effectively connected. In such a case, the provisions of Article 7 shall apply.

  • 5 Where, owing to a special relationship between the payer and the recipient or between both of them and some other person, the amount of the royalties paid, having regard to the use, right, property or information for which they are paid, exceeds the amount which would have been agreed upon by the payer and the recipient in the absence of such relationship, the provisions of the preceding paragraphs of this Article shall apply only to the last-mentioned amount. In that case, the excess part of the payments shall remain taxable according to the law of each State, due regard being had to the other provisions of this Convention.

  • 6 This Convention shall not apply to payments of any kind received as a consideration for the use of, or for the right to use, any copyright of literary or artistic work, including motion picture films and tapes for television or broadcasting, or to sums from the alienation of any right or property giving rise to such payments.

Article 13. Limitation of articles 10, 11 and 12

International organisations, organs and officials thereof and members of a diplomatic or consular mission of a third State, being present in one of the States, are not entitled, in the other State, to the reductions or exemptions from tax provided for in Articles 10, 11 and 12 in respect of the items of income dealt with in these Articles and arising in that other State, if such items of income are not subject to a tax on income in the first-mentioned State.

Article 14. Capital gains

  • 1 Gains from the alienation of immovable property, as defined in paragraph 2 of Article 6, may be taxed in the State in which such property is situated.

  • 2 Gains from the alienation of movable property forming part of the business property of a permanent establishment which an enterprise of one of the States has in the other State, including such gains from the alienation of such a permanent establishment (alone or together with the whole enterprise), may be taxed in the other State.

  • 3 Notwithstanding the provisions of paragraph 2, gains from the alienation of ships and aircraft operated in international traffic, and movable property pertaining to the operation of such ships and aircraft shall be taxable only in the State of which the person carrying on the enterprise is a resident.

  • 4 Gains from the alienation of any property other than those mentioned in paragraphs 1, 2 and 3, shall be taxable only in the State of which the alienator is a resident.

  • 5 Notwithstanding the provisions of paragraph 4, where a person owns 25 per cent or more of the share capital of a company dealing wholly or mainly with immovable property, the gains from the alienation of some or all of such shares may be taxed in the State where such immovable property is situated.

  • 6 Unless otherwise provided in paragraph 5, the provisions of paragraph 4 shall not affect the right of each of the States to levy according to its own law a tax on gains from the alienation of shares or “jouissance” rights in a company the capital of which is wholly or partly divided into shares and which is a resident of that State, derived by an individual who is a resident of the other State and has been a resident of the first-mentioned State in the course of the last five years preceding the alienation of the shares or “jouissance” rights.

Article 15. Personal services

  • 1 Subject to the provisions of Articles 16, 18, 19 and 20, salaries, wages and other similar remuneration in respect of an employment as well as income in respect of professional services or other independent activities of a similar character, derived by a resident of one of the States, shall be taxable only in that State, unless the employment, services or activities are exercised or performed in the other State. If the employment, services or activities are so exercised or performed, such remuneration or income as is derived therefrom may be taxed in that other State.

  • 2 Notwithstanding the provisions of paragraph 1, remuneration or income, derived by a resident of one of the States in respect of an employment, services or activities exercised or performed in the other State shall be taxable only in the first-mentioned State if -

    • (a) the recipient is present in the other State for a period or periods not exceeding in the aggregate 183 days in the calendar year concerned; and

    • (b) the remuneration or income is paid by, or on behalf of, a person who is not a resident of the other State; and

    • (c) the remuneration or income is not borne by a permanent establishment which that person has in the other State

  • 3 Notwithstanding the preceding provisions of this Article, remuneration derived by a resident of one of the States in respect of an employment exercised aboard a ship or aircraft in international traffic shall be taxable only in that State.

Article 16. Directors' fees

  • 1 Directors' fees and similar payments derived by a resident of the Netherlands in his capacity as a member of the board of directors of a company which is a resident of Singapore may be taxed in Singapore.

  • 2 Remuneration and other payments derived by a resident of Singapore in his capacity as a “bestuurder” or a “commissaris” of a company which is a resident of the Netherlands may be taxed in the Netherlands.

Article 17. Artistes and athletes

  • 1 Notwithstanding the provisions of Article 15, income derived by public entertainers, such as theatre, motion picture, radio or television artistes, and musicians, and by athletes, from their personal activities as such may be taxed in the State in which these activities are exercised. This also applies, notwithstanding the provisions of Article 7, if such income accrues to a person having engaged the public entertainers or athletes.

  • 2 The provisions of paragraph 1 shall not apply, if the visit of the public entertainers or athletes to one of the States is substantially supported from the public funds of the other State or a political subdivision or a local authority thereof.

Article 18. Pensions

  • 1 Subject to the provisions of Article 19, pensions and other similar remuneration paid in consideration of past employment to a resident of one of the States as well as any annuity paid to such a resident, shall be taxable only in that State.

  • 2 The term “annuity” means a stated sum payable periodically at stated times during life or during a specified or ascertainable period of time under an obligation to make the payments in return for adequate and full consideration in money or money's worth.

  • 3 The term “pension” means periodic payments made in consideration for services rendered or by way of compensation for injuries received.

Article 19. Governmental functions

  • 1 Remuneration, including pensions, paid by, or out of funds created by, one of the States or a political subdivision or a local authority thereof to any individual in respect of services rendered to that State or subdivision or local authority thereof in the discharge of functions of a governmental nature may be taxed in that State.

  • 2 However, the provisions of Articles 15, 16 and 18 shall apply to remuneration or pensions in respect of services rendered in connection with any trade or business carried on by one of the States or a political subdivision or a local authority thereof.

  • 3 Paragraph 1 shall not apply in so far as services are rendered to a State in the other State by a resident of that other State who is not a citizen or national of the first-mentioned State.

Article 20. Students

  • 1 An individual who immediately before visiting one of the States is a resident of the other State and is temporarily present in the first-mentioned State for the primary purpose of -

    • (a) studying at a recognised university, college or school in that first-mentioned State; or

    • (b) securing trainings as a business apprentice,

    shall be exempt from tax in the first-mentioned State in respect of

    • (i) all remittances from abroad or the purpose of his maintenance, education or training; and

    • (ii) any remuneration for personal services performed in the first-mentioned State in an amount not in excess of 3,000 Singapore dollars or 3,600 guilders, as the case may be, for any taxable year.

    The benefits under this paragraph shall only extend for such period of time as may be reasonable or customarily required to effectuate the purpose of the visit.

  • 2 An individual who immediately before visiting one of the States is a resident of the other State and is temporarily present in the first-mentioned State for a period not exceeding three years for the purpose of study, research or training solely as a recipient of a grant, allowance or award from a scientific, educational, religious or charitable organisation or under a technical assistance programme entered into by one of the States, a political subdivision or a local authority thereof shall be exempt from tax in the first-mentioned State on -

    • (a) the amount of such grant, allowance or award; and

    • (b) any remuneration for personal services performed in the first-mentioned State provided such services are in connection with his study, research or training or are incidental thereto, in an amount not in excess of 3,000 Singapore dollars or 3,600 guilders, as the case may be, for any taxable year.

  • 3 An individual who immediately before visiting one of the States is a resident of the other State and is temporarily present in the first-mentioned State for a period not exceeding twelve months as an employee of, or under contract with, the last-mentioned State, a political subdivision or a local authority thereof, or an enterprise of the last-mentioned State, for the purpose of acquiring technical, professional or business experience from a person other than a company 50 per cent or more of the voting stock of which is owned by the sending State, political subdivision, local authority or enterprise, shall be exempt from tax in the first-mentioned State on -

    • (a) all remittances from the last-mentioned State for the purpose of his maintenance, education or training; and

    • (b) any remuneration for personal services performed in the first-mentioned State, provided such services are in connection with his study or training or are incidental thereto, in an amount not in excess of 12,500 Singapore dollars or 15,000 guilders, as the case may be.

Article 21. Income not expressly mentioned

Items of income of a resident of one of the States which are not expressly mentioned in the foregoing Articles of this Convention shall be taxable only in that State.

Article 22. Capital

  • 1 Capital represented by immovable property, as defined in paragraph 2 of Article 6, may be taxed in the State in which such property is situated.

  • 2 Capital represented by movable property forming part of the business property of a permanent establishment of an enterprise may be taxed in the State in which the permanent establishment is situated.

  • 3 Ships and aircraft operated in international traffic, and movable property pertaining to the operation of such ships and aircraft shall be taxable only in the State of which the person carrying on the enterprise is a resident.

  • 4 All other elements of capital of a resident of one of the States shall be taxable only in that State.

Article 23. Personal allowances

  • 1 Individuals who are residents of the Netherlands shall be entitled to the same personal allowances, reliefs and reductions for the purposes of Singapore tax as Singapore citizens not resident in Singapore.

  • 2 Individuals who are residents of Singapore shall be entitled to the same personal allowances, reliefs and reductions for the purposes of Netherlands tax as Netherlands nationals resident in Singapore.

Article 24. Elimination of double taxation

  • 1 The Netherlands, when imposing tax on its residents, may include in the basis upon which such taxes are imposed the items of income or capital, which according to the provisions of this Convention may be taxed in Singapore.

  • 2 Without prejudice to the application of the provisions concerning the compensation of losses in the unilateral regulations for the avoidance of double taxation the Netherlands shall allow a deduction from the amount of tax computed in conformity with paragraph 1 of this Article equal to such part of that tax which bears the same proportion to the aforesaid tax, as the part of the income or capital which is included in the basis mentioned in paragraph 1 of this Article and may be taxed in Singapore according to Articles 6, 7, 10 (paragraph 6), 11 (paragraph 5), 12 (paragraph 4), 14 (paragraphs 1, 2 and 5), 15 (paragraph 1), 16 (paragraph 1), 17, 19 (paragraph 1) and 22 (paragraphs 1 and 2) of this Convention bears to the total income or capital which forms the basis mentioned in paragraph 1 of this Article.

  • 3 Furthermore the Netherlands shall allow a deduction from Netherlands tax computed in accordance with the preceding paragraphs of this Article with respect to the items of income which according to Articles 11 (paragraph 2) and 14 (paragraph 6) of this Convention may be taxed in Singapore and are included in the basis mentioned in paragraph 1 of this Article. The amount of this deduction shall be equal to the tax paid in Singapore on these items of income, but shall not exceed the amount of the Netherlands tax which bears the same relation to the amount of tax computed in conformity with paragraph 1 of this Article, as the amount of the items of income mentioned in this paragraph bears to the amount of income which forms the basis mentioned in paragraph 1.

  • 4 Subject to the provisions of the laws of Singapore regarding the allowance as a credit against Singapore tax of tax payable in any country other than Singapore (which shall not affect the general principle hereof) -

    • (a) Netherlands tax payable under the laws of the Netherlands and in accordance with this Convention, whether directly of by deduction in respect of income from sources within the Netherlands, shall be allowed as a credit against Singapore tax payable in respect of that income.

    • (b) In the case of a dividend paid by a company which is a resident of the Netherlands to a company which is a resident of Singapore and which owns directly or indirectly at least 25 per cent of the share capital in the first-mentioned company the credit shall take into account (in addition to any Netherlands tax on dividends) the Netherlands company tax payable in respect of its profits by the company paying the dividends.

  • 5 For the purposes of paragraph 4 of this Article, income and gains derived by a resident of Singapore which may be taxed in the Netherlands in accordance with this Convention shall be deemed to arise from sources in the Netherlands.

Article 25. Non-discrimination

  • 1 The citizens or nationals of one of the States shall not be subjected in the other State to any taxation or any requirement connected therewith which is other or more burdensome than the taxation and connected requirements to which citizens or nationals of that other State in the same circumstances are or may be subjected.

  • 2 The term “citizens or nationals” means -

    • (a) in the case of Singapore, all individuals possessing the citizenship of Singapore and all legal persons, partnerships, associations and other entities deriving their status as such from the law in force in Singapore; and

    • (b) in the case of the Netherlands, all individuals possessing the nationality of the Netherlands and all legal persons, partnerships and associations deriving their status as such from the law in force in the Netherlands.

  • 3 The taxation on a permanent establishment which an enterprise of one of the States has in the other State shall not be less favourably levied in that other State than the taxation levied on enterprises of that other State carrying on the same activities.

    This provision shall not be construed as obliging one of the States to grant to residents of the other State any personal allowances, reliefs and reductions for taxation purposes on account of civil status or family responsibilities which it grants to its own residents.

  • 4 Enterprises of one of the States, the capita! of which is wholly or partly owned or controlled, directly or indirectly, by one or more residents of the other State, shall not be subjected in the first-mentioned State to any taxation or any requirement connected therewith which is other or more burdensome than the taxation and connected requirements to which other similar enterprises of that first-mentioned State are or may be subjected.

Article 26. Mutual agreement procedure

  • 1 Where a resident of one of the States considers that the actions of one or both of the States result or will result for him in taxation not in accordance with this Convention, he may, notwithstanding the remedies provided by the national laws of those States, present his case to the competent authority of the State of which he is a resident.

  • 2 The competent authority shall endeavour, if the objection appears to it to be justified and if it is not itself able to arrive at an appropriate solution, to resolve the case by mutual agreement with the competent authority of the other State, with a view to the avoidance of taxation not in accordance with this Convention.

  • 3 The competent authorities of the States shall endeavour to resolve by mutual agreement any difficulties or doubts arising as to the interpretation or application of this Convention. They may also consult together for the elimination of double taxation in cases not provided for in this Convention.

  • 4 The competent authorities of the States may communicate with each other directly for the purpose of reaching an agreement in the sense of the preceding paragraphs.

Article 27. Exchange of information

  • 1 The competent authorities of the States shall exchange such information as is foreseeably relevant for carrying out the provisions of this Convention or to the administration or enforcement of the domestic laws concerning taxes of every kind and description imposed on behalf of the States, or of their political subdivisions or local authorities, insofar as the taxation thereunder is not contrary to the Convention. The exchange of information is not restricted by Articles 1 and 2.

  • 2 Any information received under paragraph 1 by a State shall be treated as secret in the same manner as information obtained under the domestic laws of that State and shall be disclosed only to persons or authorities (including courts and administrative bodies) concerned with the assessment or collection of, the enforcement or prosecution in respect of, the determination of appeals in relation to the taxes referred to in paragraph 1, or the oversight of the above. Such persons or authorities shall use the information only for such purposes. They may disclose the information in public court proceedings or in judicial decisions.

  • 3 In no case shall the provisions of paragraphs 1 and 2 be construed so as to impose on a State the obligation:

    • a. to carry out administrative measures at variance with the laws and administrative practice of that or of the other State;

    • b. to supply information which is not obtainable under the laws or in the normal course of the administration of that or of the other State;

    • c. to supply information which would disclose any trade, business, industrial, commercial or professional secret or trade process, or information, the disclosure of which would be contrary to public policy (ordre public).

  • 4 If information is requested by a State in accordance with this Article, the other State shall use its information gathering measures to obtain the requested information, even though that other State may not need such information for its own tax purposes. The obligation contained in the preceding sentence is subject to the limitations of paragraph 3 but in no case shall such limitations be construed to permit a State to decline to supply information solely because it has no domestic interest in such information.

  • 5 In no case shall the provisions of paragraph 3 be construed to permit a State to decline to supply information solely because the information is held by a bank, other financial institution, nominee or person acting in an agency or a fiduciary capacity or because it relates to ownership interests in a person.

Article 28. Territorial extension

  • 1 This Convention may be extended, either in its entirety or with any necessary modifications, to either or both of the countries of Surinam or the Netherlands Antilles, if the country concerned imposes taxes substantially similar in character to those to which this Convention applies. Any such extension shall take effect from such date and subject to such modifications and conditions, including conditions as to termination, as may be specified and agreed in notes to be exchanged through diplomatic channels.

  • 2 Unless otherwise agreed the termination of this Convention under Article 30 shall not also terminate the application of this Convention to any country to which it has been extended under this Article.

Article 29. Entry into force

This Convention shall come into force on the date on which the respective Governments have notified each other in writing that in their respective States the last of all such things have been done as are necessary to give this Convention title force of law, and shall thereupon have effect -

  • (a) in the case of the Netherlands:

    for taxable years and periods beginning on or after the first day of January 1968;

  • (b) in the case of Singapore:

    for years of assessment beginning on or after the first day of January 1969.

Article 30. Termination

This Convention shall continue in force indefinitely but either State may, on or before the 30th day of June in any calendar year not earlier than the year 1973, give to the other State, through diplomatic channels, written notice of termination and, in such event, this Convention shall cease to be effective

  • (a) in the case of the Netherlands:

    for taxable years and periods beginning after the end of the calendar year in which the notice is given;

  • (b) in the case of Singapore:

    for years of assessment beginning on or after the first day of January in the second calendar year following that in which such notice is given.

IN WITNESS WHEREOF the undersigned, duly authorised thereto, have signed this Convention.

DONE in duplicate this 19th day of February, 1971, at Singapore, in the Netherlands and English languages, both texts being equally authentic.

For the Government of the Kingdom of the Netherlands,

(sd.) R. C. PEKELHARING

For the Government of the Republic of Singapore,

(sd.) HON SUI SEN

Protocol

At the moment of signing the Convention for the avoidance of double taxation and for the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital, this day concluded between the Government of the Kingdom of the Netherlands, and the Government of the Republic of Singapore, the undersigned, duly authorised thereto, have agreed that the following provisions shall form an integral part of the Convention,

II. Ad Articles 10 and 11

Applications for the restitution of tax levied contrary to the provisions of Articles 10 and 11 have to be lodged with the authority concerned of the State having levied the tax within a period of three years after the expiration of the calendar year in which the tax has been levied.

III. Ad Article 19

The income mentioned in paragraph 1 of Article 19 which is paid by the Netherlands or a political subdivison or a local authority thereof, shall be exempt from Singapore tax unless the recipient is a citizen of Singapore who is not also a national of the Netherlands.

IV. Ad Article 24

It is understood that, insofar as the Netherlands income tax or company tax is concerned, the basis meant in the first paragraph of Article 24 is the “onzuivere inkomen” or “winst” in terms of the Netherlands income tax law or company tax law, respectively.

DONE in duplicate this 19th day of February, 1971, at Singapore, in the Netherlands and English languages, both texts being equally authentic.

For the Government of the Kingdom of the Netherlands,

(sd.) R. C. PEKELHARING

For the Government of the Republic of Singapore,

(sd.) HON SUI SEN

Naar boven