Fytosanitaire Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek Bulgarije, 's-Gravenhage, 21-04-1976

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-07-1977 t/m heden

Fytosanitaire Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek Bulgarije

Authentiek : NL

Fytosanitaire Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek Bulgarije

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en

de Regering van de Volksrepubliek Bulgarije,

In het besef dat het wenselijk is het binnenbrengen van voor planten en plantaardige produkten schadelijke organismen op hun grondgebied te voorkomen;

Verlangende de onderlinge samenwerking op het gebied van de planteziektenbestrijding zoveel mogelijk te vergemakkelijken;

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. „planten”: levende planten en levende delen van planten, met inbegrip van zaaizaden;

  • b. „plantaardige produkten”: voortbrengselen van plantaardige oorsprong, voor zover zij niet zijn verwerkt of slechts een eenvoudige behandeling hebben ondergaan;

  • c. „schadelijke organismen”: organismen, die schadelijk zijn voor planten of plantaardige produkten en die van dierlijke of plantaardige aard zijn, met inbegrip van onkruiden en hun zaden.

Artikel 2

De invoer van planten, plantaardige produkten en grond op het grondgebied van de ene Overeenkomstsluitende Partij, afkomstig van het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, is slechts toegestaan, indien deze vrij zijn van schadelijke organismen, vermeld in bijlage I deel A, respectievelijk deel B, en voldoen aan de bijzondere eisen, gesteld in deel A, respectievelijk deel B van bijlage II.

Artikel 3

Elke zending bestaande uit planten, plantaardige produkten of grond, zoals aangegeven in deel A respectievelijk deel B van bijlage III, en afkomstig van het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, moet bij invoer vergezeld zijn van een door de Planteziektenkundige Dienst van die Overeenkomstsluitende Partij afgegeven gezondheidscertificaat, dat overeenkomt met het laatste model van een gezondheidscertificaat, als aangegeven in het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, dat op 6 december 1951 te Rome onder auspiciën van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties tot stand is gekomen.

Artikel 4

  • 1 Een gezondheidscertificaat voor planten mag niet eerder dan 14 dagen vóór de datum waarop de zending het land van de Overeenkomstsluitende Partij verlaat, zijn afgegeven.

  • 2 Het certificaat moet zijn gesteld in de Duitse taal en er mogen geen wijzigingen of doorhalingen in voorkomen.

  • 3 Indien de zending bestaat uit grond, wordt de tekst van het certificaat dienovereenkomstig aangepast.

Artikel 5

De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen eisen dat de invoer en uitvoer van planten, plantaardige produkten en grond plaatsvinden via grensposten die door de bevoegde autoriteiten der onderscheiden Overeenkomstsluitende Partijen worden aangewezen.

Artikel 6

De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen de invoer verbieden van:

  • a. de planten en plantaardige produkten, vermeld in bijlage IV, deel A, respectievelijk deel B;

  • b. de verpakkingsmiddelen, genoemd in bijlage V.

Artikel 7

De Planteziektenkundige Dienst van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied invoer plaatsvindt van planten, plantaardige produkten of grond, kan deze invoer aan een fytosanitair onderzoek onderwerpen.

Indien daarbij een aantasting door schadelijke organismen in planten, plantaardige produkten of grond wordt vastgesteld, wordt de Planteziektenkundige Dienst van de andere Overeenkomstsluitende Partij onverwijld daarvan in kennis gesteld.

Artikel 8

Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen is gerechtigd te bepalen dat de doorvoer over haar grondgebied van planten, plantaardige produkten en grond, die uit het land van de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn uitgevoerd of voor dat land zijn bestemd, slechts dan is toegelaten indien de zending is vergezeld van een gezondheidscertificaat en voldoet aan de geldende fytosanitaire voorschriften in het land van doorvoer.

Artikel 9

De Overeenkomstsluitende Partijen nemen de verplichting op zich:

  • a. de samenwerking te vergemakkelijken tussen de instanties en instituten voor planteziektenkundig onderzoek;

  • b. de uitwisseling te bevorderen van deskundigen op het gebied van de werking en bestrijding van schadelijke organismen, ten einde elkaar wederzijds op de hoogte te stellen van de bereikte resultaten op dit gebied;

  • c. wettelijke voorschriften betreffende werking en bestrijding van schadelijke organismen uit te wisselen.

Artikel 10

  • 1 De beide Overeenkomstsluitende Partijen kunnen, indien de noodzaak daartoe blijkt, een gemengde commissie instellen, bestaande uit ten hoogste drie deskundigen van elk der Partijen. Als voorzitter van de vergaderingen treden beurtelings de voorzitters der delegaties op.

  • 2 De gemengde commissie heeft tot taak problemen en moeilijkheden die zich bij de toepassing of uitlegging van deze Overeenkomst voordoen, om eventuele andere, met deze Overeenkomst samenhangende kwesties te onderzoeken en daarover advies uit te brengen aan de Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 11

De door toepassing van de artikelen 9 en 10 gemaakte reis- en verblijfkosten worden gedragen door de Overeenkomstsluitende Partijen, elk voor hun eigen deskundigen.

Artikel 12

  • 1 Indien een van de Overeenkomstsluitende Partijen het wenselijk acht enige bepaling in deze Overeenkomst te wijzigen, kan zij de andere Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om overleg;

    dit overleg kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden en begint binnen een tijdvak van twee maanden, te rekenen van de dag waarop het verzoek is gedaan. De aldus overeengekomen wijzigingen worden van kracht een maand na de dag waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld, dat in hun onderscheiden landen de wijzigingen in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zijn goedgekeurd.

  • 2 De bevoegde instanties van beide Overeenkomstsluitende Partijen kunnen ieder voor zich de op haar land betrekking hebbende onderdelen van de bijlagen I, II, III, IV en V wijzigen. Deze wijzigingen worden langs diplomatieke weg medegedeeld aan de bevoegde instanties van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Ieder van de Overeenkomstsluitende Partijen zal ernaar streven de wijzigingen ter kennis te brengen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, voordat deze van kracht worden.

Artikel 13

Deze Overeenkomst maakt geen inbreuk op rechten en verplichtingen die de Overeenkomstsluitende Partijen hebben verkregen of op zich hebben genomen, dan wel alsnog zullen verkrijgen of op zich nemen op grond van andere internationale overeenkomsten.

Artikel 14

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst alleen van toepassing op het Rijk in Europa.

Artikel 15

  • 1 Deze Overeenkomst wordt goedgekeurd overeenkomstig de constitutionele bepalingen van ieder der Overeenkomstsluitende Partijen en treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de uitwisseling der diplomatieke nota's waarin de goedkeuring wordt medegedeeld.

  • 2 Deze Overeenkomst zal voor een tijdvak van vijf jaar gelden. Na afloop van deze termijn wordt de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met een jaar verlengd, indien geen van beide Overeenkomstsluitende Partijen deze Overeenkomst zes maanden voor het verstrijken van deze of elke volgende jaartermijn opzegt.

Artikel 16

Deze Overeenkomst dient te worden geregistreerd bij het Secretariaat der Verenigde Naties overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van deze Organisatie.

De aanmelding voor registratie geschiedt door de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de ondertekening van de Overeenkomst heeft plaatsgevonden.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage, op 21 april 1976 in twee exemplaren ieder in de Nederlandse en de Bulgaarse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) M. VAN DER STOEL

Voor de Regering van de Volksrepubliek Bulgarije

(w.g.) P. MLADENOV

Bijlagen bij de Fytosanitaire Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek Bulgarije

BIJLAGE I

Deel A

Schadelijke organismen die niet zijn toegestaan bij invoer in Nederland

Dieren in elk ontwikkelingsstadium, levend

1.

Acalla schalleriana (F.)

10.

Epichoristodes acerbella (Walk.) Diak.

2.

Anarsia lineatella Zell.

3.

Cacoecimorpha pronubana (Hb.) (= Tortrix)

11.

Gracilaria azaleella Brants

12.

Hyphantria cunea (Drury)

4.

Ceratitis capitata (Wied.)

13.

Lampetia equestris (F.)

5.

Conotrachelus nenuphar (Herbst)

14.

Phthorimaea operculelía (Zell.)

6.

Cydia molesta (Busok) (= Laspeyresia)

15.

Popillia japonica Newman

16.

Prodenia littoralis (Boisd.)

7.

Diarthronomyia crysanthemi Ablb.

17.

Prodenia litura (F.)

18.

Rhagoletis cerasi (L.)

8.

Ditylenchus destructor Thorne

19.

Rhagoletis pomonella (Walsh)

9.

Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev

20.

Scolytidae

21.

Viteus vitifolii (Fitch.)

Dieren in elk ontwikkelingsstadium, waarvan niet kan worden bewezen dat ze dood zijn

1.

Heterodera rostochiensis Woll.

2.

Quadrasρidiotus pernicio sus (Comst.)

Bacteriën

1.

Agrobacterium tume faciens (E.F. Sm. & Town.) Conn.

5.

Pectobacterium parthenii var. dianthicola Hellmers

2.

Aplanobacterium populi Ridé

6.

Pseudomonas caryophylli Starr & Burkh.

3.

Corynebacterium sepedonicum (Spieck, & Kotth.) Skapt & Burkh.

7.

Pseudomonas marginata (McCull.) Stapp

4.

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al

8

Pseudomonas woodsii (E.F. Sm.) Stev.

   

9.

Xanthomonas begoniae (Takimoto) Dows

Schimmels

1.

Ascochyta chrysanthemi F. L. Stevens (perf. Didymella ligulicola (Baker, Dimock & Davis) Arx)

16.

Ophiostoma (Ceratocystis) roboris C. Georgesou & I. Teodoru.

17.

Ovulinia azaleae Weiss

2.

Botrytis convoluta Whet. & Drayt. Perf. Botryotinia convoluta (Drayt.) Whet.)

18.

Peridermium harknessii J. P. Moore

3.

Ceratocystic fagacearum (Bretz.) Hunt.

19.

Phialophora cinerescens (Wr.)

4.

Chrysomyxa arctostaphyli Diet.

20.

Phoma exigua var. foveata (Foister) Boerema

5.

Cronartium comptoniae Arth.

21.

Phytophthora fragariae Hickman

6.

Cronartium fusiforme Hedge & Hunt ex Cumm.

22.

Puccinia horiana P. Henn.

7.

Cronatirum quercuum (Berk.) Miy ex Shirai

23.

Puccinia pelargonii zonalis Doidge

8.

Endothia parasitica (Murr.) P.J. & H.W. Anderson

24.

Rhizoctonia tuliparum Whet. & J.M. Arth. (= Sclerotium)

9.

Fusarium oxysporum Schlecht. f. sp. narcissi Snyd. & Hans.

25.

Sclerotium bulborum (Wakk.) Rehm

10.

Fusarium oxysporum Schlecht. f. sp. gladioli (Massey) Snyd. & Hans.

26.

Septoria musiva Pk. (perf. Mycosphaerella populorum G.E. Thompson)

11.

Guignardia baccae (Cav.) Jacz.

27.

Septoria gladioli Pass.

12.

Guignardia laricina (Saw.) Yam & Ito

28.

Stromatinia gladioli (Drayt.) Whet. (= Sclerotinia)

13.

Hypoxylon pruinatum (Klotzch) Cke.

29.

Synchytrium endobioticum (Schilb.) Perc.

14.

Melampsora albertensis Arth.

30.

Uromyces transversalis (Thüm.) Wint.

15.

Melampsora medusae Thüm.

31.

Verticillium albo-atrum Reinke & Berth.

Virussen

  • 1. Virussen van: Cydonia Mill., Fragaria (Tourn.) L., Ligustrum L. Malus Mill., Populus L., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rosa L., Rubus L., Syringa L.

  • 2. Virussen van de aardappel (Solanum tuberosum L.):

    • a. Potato spindle tuber virus

    • b. Potato stunt virus

    • c. Potato witches' broom virus

    • d. Potato yellow dwarf virus

    • e. Potato yellow vein virus

  • 3. Virussen van de wijnstok (Vitis L. partim)

  • 4. Floëemnecrose van Ulmus L.

BIJLAGE I

Deel B

Schadelijke organismen die niet zijn toegestaan bij invoer in Bulgarije

Dieren in elk ontwikkelingsstadium, levend

1.

Acalla schalleriana L.

20.

Pseudococcus hyacinthi Wakk

2.

Aspidiotus destructor Sign.

3.

Calandra zea mays Motsen.

21.

Quadraspidiotus perniciosus Comst.

4.

Callosobrochus chinensis L

22.

Rhagoletis pomonella Walsh.

5.

Caulophilus latinasus Say.

6.

Ceratitis capitate Wied.

23.

Rhizopertha dominica Fabr.

7.

Conotrachelus nenuphar Herbst.

24.

Taeniothrips dianthi Pr.

8.

Diarthronomya chrysanthemi Ahlb.

25.

Tarsonemus fragariae Zimm.

9.

Eumerus strigatus Fall.

26.

Tortrix pronubana Hb.

10.

Eumerus tuberculatus Rond.

27.

Trogoderma spp.

11.

Epichoristodes acerbella

28.

Ditylenehus destructor Thorne

12.

Gracillaria azalleella Brants.

29.

Heterodera glicines Ichinohe

13.

Hylemia brunescens Zett.

30.

Heterodera pallida

14.

Lampetia equestris F.

31.

Heterodera rostochiensis Moll.

15.

Lophocaterus pupillus Klug.

32.

Longidorus africanus Merny

16.

Pachymerus pallidus Ol.

33.

Meloidogyne spp.

17.

Popillia japonica Newm.

34.

Rhadopholus similis Thorne

18.

Prodenia litura F.

   

19.

Pseudococcus comstocki Kuw.

   

Bacteriën

1.

Door bacteriën veroorzaakte graanziekten

2.

Agrobacterium rhizogenes Ricer.

3.

Agrobacterium tumefaciens Stev.

12.

Pseudomonas caryophylli Burk.

4.

Baeterium stewarti E. F. Smith

13.

Pseudomonas lachrymans (E.F.S.) Ferg.

5.

Corynebacterium betae Migula

14.

Pseudomonas marginalis (Broun) Stevens

6.

Corynebacterium fascians (Tilford) Dowson.

15.

Pseudomonas solanacearum E. F. Smith

7.

Corynebacterium michiganense E. F. Smith

16.

Pseudomonas woodsii (E. F. Smith) Stapp.

8.

Corynebacterium sepedonicum (Speek et Kotth) Scapt et Burkh

17.

Xanthomonas begoniae (Takim) Dows.

9.

Erwinia amylovora Buril

18.

Xanthomonas hyacinthi (Wakker) Dowson

10.

Erwinia chrysanthemi f. dianthi Lev.

19.

Xanthomonas vesicatoria (Doidge) Dowson

11.

Pectobacterium parthenii var. dianthicola Hellm.

   

Schimmels

1.

Ascochyta chrysanthemi Stev.

7.

Phytophthora fragariae Hickn.

2.

Diplodia spp.

8.

Puccinia horiana Henn.

3.

Endothia parasitica (Murr) And et And.

9.

Puccinia pelargenii-zonalis

4.

Exobasidium japonicum Shir.

10.

Septoria azaleae Vogl.

5.

Fusarium oxysporum

11.

Septoria linicola Gerassini

6.

Phialophora cinerescens (Wr) van Beyma

12.

Synchytrium endobioticum Schilb.

Virussen

  • 1. Virussen van de aardappel

    • a. Potato spindle tuber virus

    • b. Potato stunt virus

    • c. Potato witches' broom virus

    • d. Potato yellow dwarf virus

    • e. Potato yellow vein virus

  • 2. Virussen van het graan

  • 3. Virussen van vruchtbomen, de wijnstok en de aardbei

  • 4. Virussen van de sierplant

Onkruiden

  • 1. Ambrosia spp.

  • 2. Acroptilon picris Fall.

  • 3. Cuscuta spp.

  • 4. Striga spp.

BIJLAGE II

Deel A

Bijzondere eisen bij invoer in Nederland

1.

Hout van de iep (Ulmus L.)

Het hout moet van de bast zijn ontdaan.

2.

Kastanjeplanten (Castanea Mill.)

De planten moeten zijn gegroeid op een terrein waarop bij inspectie door een officiële instantie tijdens het voorafgaande groeiseizoen geen verschijnselen veroorzaakt door Endothia parasitica zijn waargenomen.

3.

Eikeplanten (Quercus L.)

De planten moeten zijn gegroeid op een terrein waarop bij inspectie door een officiële instantie tijdens het voorafgaande groeiseizoen geen verschijnselen veroorzaakt door Endothia parasitica of Cronartium quercuum zijn waargenomen.

4.

Populiereplanten (Populus L.), met uitzondering van vruchten en zaden

De planten moeten zijn gegroeid op een terrein waarop bij inspectie door een officiële instantie tijdens het voorafgaande groeiseizoen geen verschijnselen veroorzaakt door Septoria musiva zijn waargenomen.

De planten moeten tijdens de voorafgaande vegetatieperiode te velde gekeurd zijn door een officiële instantie en daarbij vrij zijn van door virusziekten veroorzaakte verschijnselen.

5.

Planten van het geslacht Pinus L., met uitzondering van vruchten en zaden

De planten moeten zijn gegroeid op een terrein waarop bij inspectie door een officiële instantie tijdens het voorafgaande groeiseizoen geen verschijnselen veroorzaakt door Cronartium quercuum zijn waargenomen.

6.

Aardappelen, met uitzondering van pootaardappelen

De aardappelen moeten zijn gegroeid op een terrein waarop bij inspectie door een officiële instantie geen Synchrytrium endobioticum of Corynebacterium sepedonicum is waargenomen.

7.

Pootaardappelen

De aardappelen moeten zijn gegroeid op een terrein waarop bij inspectie door een officiële instantie geen Synchytrium endobioticum of Corynebacterium sepedonicum is waargenomen en dat vrij is bevonden van Heterodera rostochiensis. De aardappelen moeten afkomstig zijn van een gewas dat tijdens de voorafgaande vegetatieperiode door een officiële instantie te velde is gekeurd en daarbij vrij is bevonden van de virusziekten van de aardappel, genoemd in bijlage I, deel A.

8.

Bewortelde planten die zijn opgepot of bestemd voor uitplanten en die gekweekt zijn in de volle grond

De planten moeten zijn gegroeid op een terrein waarop bij inspectie door een officiële instantie geen Synchytrium endobioticum of Corynebacterium sepedonicum is waargenomen en dat vrij is bevonden van Heterodera rostochiensis.

9.

Crataegus L., Cotoneaster B. Ehrh., Cydonia Mill., Malus Mill., Pyracantha Roem., Pyrus L., Sorbus L., Stranvaesia Ldl, met uitzondering van siertakken, vruchten en zaden

De planten moeten zijn gegroeid op een terrein waarop, evenals in de naaste omgeving, bij inspectie door een officiële instantie tijdens het voorafgaande groeiseizoen geen verschijnselen veroorzaakt door Erwinia amylovora zijn waargenomen.

10.

Cydonia Mill., Ligustrum L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rosa L., Rubus L., Syringa L., met uitzondering van afgesneden bloemen, siertakken, vruchten en zaden

De planten moeten tijdens de voorafgaande vegetatieperiode te velde gekeurd zijn door een officiële instantie en daarbij vrij zijn bevonden van door virusziekten veroorzaakte verschijnselen.

11.

De volgende, tot het geslacht Prunus behorende plantesoorten:

Prunus cerasifera, P. domestica, P. insititia, P. salicina, P. armeniaca, P. amygdalus, P. persica, P. brigantina, P. nigracerasifera, P. spinosa, P. tomentosa, P. triloba, met uitzondering van vruchten, zaden en siertakken

Onverminderd de in punt 10 gestelde eis moeten a) de planten, uitgezonderd zaailingen, afkomstig zijn van planten die door een officiële instantie zijn gekeurd en vrij van het virus Sharka zijn bevonden, en b) de planten zijn gegroeid op een terrein waarop, evenals in de naaste omgeving, bij inspectie door een officiële instantie tijdens het voorafgaande groeiseizoen geen verschijnselen van het virus Sharka zijn waargenomen.

12.

Planten van het geslacht Vitis L. partim, met uitzondering van vruchten en zaden

De planten moeten tijdens de voorafgaande vegetatieperiode te velde gekeurd zijn door een officiële instantie en daarbij vrij zijn bevonden van door virusziekten veroorzaakte verschijnselen.

13.

Aardbeiplanten (Fragaria (Tourn.) L.), met uitzondering van vruchten en zaden

De planten moeten zijn gegroeid op een terrein waarop bij inspectie door een officiële instantie tijdens het voorafgaande groeiseizoen geen verschijnselen veroorzaakt door Phytophthora fragariae zijn waargenomen.

De planten moeten tijdens de voorafgaande vegetatieperiode te velde gekeurd zijn door een officiële instantie en daarbij vrij zijn bevonden van door virusziekten veroorzaakte verschijnselen.

14.

Tulpe- en Narcissebollen (Tulipa L. en Narcissus L.)

De planten moeten zijn gegroeid op een terrein waarop bij inspectie door een officiële instantie tijdens het voorafgaande groeiseizoen geen verschijnselen veroorzaakt door Ditylenchus dipsaci var. tulipae zijn waargenomen.

15.

Gladiolen (Gladiolus (Tourn.) L.)

De planten moeten zijn gegroeid op een terrein waarop bij inspectie door een officiële instantie tijdens het voorafgaande groeiseizoen geen verschijnselen veroorzaakt door Uromyces transversalis var. tulipae zijn waargenomen.

16.

Acer L., Cotoneaster B. Ehrhart, Crataegus L., Cydonia Mill., Euonymus L., Fagus L., Juglans L., Ligustrum L., Malus Mill., Populus L., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rosa L., Salix L., Sorbus L., Syringa L., Tilia L., Ulmus L., Vitus L.

De planten moeten bij invoer doeltreffend worden ontsmet met een middel ter bestrijding van de San José schildluis, met uitzondering van enten, snijbloemen, siertakken, zaaizaden en ondergrondse delen van deze planten.

BIJLAGE II

Deel B

Bijzondere eisen bij invoer in Bulgarije

  • 1. Aardappelen: de aardappelen moeten afkomstig zijn van terreinen die vrij zijn van Synchytrium endobioticum en Heterodera rostochiensis.

    Pootaardappelen moeten zijn verkregen van zodanige planten die in de voorafgaande vegetatieperiode te velde zijn geïnspecteerd, waarbij is vastgesteld dat ze niet waren aangetast door de in Bijlage I, deel B, vermelde aardappelvirusziekten.

  • 2. Bewortelde planten: de planten moeten vrij zijn van virusziekten en van terreinen afkomstig zijn die vrij zijn van Synchytrium endobioticum en Heterodera rostochiensis.

BIJLAGE III

Deel A

Planten, plantaardige produkten en grond, die bij invoer in Nederland vergezeld moet(en) zijn van een gezondheidscertificaat, afgegeven door de bevoegde instantie in het land van oorsprong

  • 1. aardappelen.

  • 2. bewortelde planten, uitgezonderd aquariumplanten.

  • 3. stekken en enten van houtige planten.

  • 4. stekken van Chrysanthemum, Dianthus, Pelargonium en Humulus lupulus.

  • 5. snijbloemen en siertakken van Chrysanthemum, Dianthus, Gladiolus, Prunus, Rosa, Salix en Syringa.

  • 6. in rusttoestand zijnde bloembollen, bloemknollen en wortelstokken van Iris (Iris L.).

  • 7. verse vruchten van Citrus, Cydonia, Malus, Prunus, Pyrus, Ribes, Rubus en Vitis.

  • 8. zaaizaden van Castanea en Quercus.

  • 9. grond, plantedelen of humus bevattend, uitgezonderd turf.

  • 10. onbewerkt hout, bekapt en bezaagd hout en houtafval van de iep (Ulmus L.)

BIJLAGE III

Deel B

Planten, plantaardige produkten en grond, die bij invoer in Bulgarije vergezeld moet (en) zijn van een gezondheidscertificaat, afgegeven door de bevoegde instantie in het land van oorsprong

  • 1. zaden van gekweekte en wilde planten.

  • 2. levende planten en plantedelen.

  • 3. graan voor voedingsdoeleinden; verse en gedroogde groenten en vruchten, katoen, linnen, jute en andere - in het bijzonder vezelgewassen, walnoten, aardnoten, koffie, cacao, specerijen, meel, tabak, geneeskrachtige planten en dergelijke, die geen chemische of thermische behandeling hebben ondergaan.

  • 4. monolieten en grondmonsters.

  • 5. verzamelingen van gedroogde planten.

  • 6. houtvezels, houten bouwmaterialen en houten steunen.

  • 7. veevoeder; hooi, lijnkoeken en andere.

  • 8. planten en/of plantaardige produkten in de bagage van reizigers en personeel van binnenkomende treinen, vliegtuigen, schepen en gemotoriseerde vervoermiddelen.

  • 9. pakketten met planten en/of plantaardige produkten.

  • 10. postpakketten met planten en/of plantaardige produkten.

  • 11. strolegers bij de invoer van dieren.

BIJLAGE IV

Deel A

Planten (en plantaardige produkten) waarvan de invoer in Nederland is verboden

  • 1. Iepebast.

  • 2. Van 16 april t/m 1 oktober:

    Acer L., Cotoneaster B. Ehrhart, Crataegus L., Cydonia Mill. Euonymus L., Fagus L., Juglans L., Ligustrum L., Malus Mill, Populus L., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rosa L., Salix L., Sorbus L., Syringa L., Tilia L., Ulmus L., Vitis L., met uitzondering van enten, snijbloemen, siertakken, zaaizaden en ondergrondse delen van deze planten.

Deel B

Planten (en plantaardige produkten) waarvan de invoer in Bulgarije is verboden

Crataegus L., Cotoneaster B. Ehrhart, Cydonia Mill, Malus Mill, Pyracantha Roem., Pyrus L., Sorbus L., Stranvaesia Ldl.

BIJLAGE V

Deel A

Verpakkingsmiddelen waarvan de invoer in Nederland kan worden verboden

Geen.

Deel B

Verpakkingsmiddelen waarvan de invoer in Bulgarije kan worden verboden

  • 1. Stro

  • 2. Strohaksel

  • 3. Hooi

  • 4. Bladeren en ander plantenafval.

Naar boven