Benelux-Overeenkomst op het gebied van natuurbehoud en landschapsbescherming, Brussel, 08-06-1982

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 15-06-1992 t/m heden

Benelux-Overeenkomst op het gebied van natuurbehoud en landschapsbescherming

Authentiek : NL

Benelux-Overeenkomst op het gebied van natuurbehoud en landschapsbescherming

De Regering van het Koninkrijk België,

De Regering van het Groothertogdom Luxemburg,

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

Overwegende dat tijdens de Derde Benelux-Regeringsconferentie, gehouden te Brussel, op 20 en 21 oktober 1975, besloten is dat, in het raam van een actief Benelux-beleid op het gebied van het leefmilieu, het natuurbehoud, het behoud van natuurgebieden en de bescherming van waardevolle landschappen als een concrete doelstelling worden gezien,

Gelet op het door de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad op 13 december 1980 uitgebrachte advies,

Hebben besloten te dien einde een Overeenkomst te sluiten en zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

  • 1 De onderhavige Overeenkomst heeft tot doel het overleg en de samenwerking tussen de drie Regeringen te regelen op het gebied van het behoud, het beheer en het herstel van het natuurlijk milieu en van het landschap.

  • 2 In deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

    • - natuurlijk milieu: de stoffelijke omgeving van de mens, bestaande uit a-biotische (niet levende) componenten (gesteenten, water en atmosfeer) en biotische (levende) componenten, die bestaan uit natuurlijke en half-natuurlijke levensgemeenschappen met inbegrip van wilde flora en fauna;

    • - natuurgebied: een gebied waarin de aanwezige levensgemeenschappen niet, niet meer of slechts in geringe mate worden beïnvloed door menselijk ingrijpen, voor zover dit ingrijpen niet de instandhouding of ontwikkeling van deze levensgemeenschappen ten doel heeft;

    • - landschap: het waarneembare deel van de aarde dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de factoren bodem, reliëf, water, klimaat, flora, fauna en de mens. Binnen een bepaalde landschappelijke eenheid leidt dit samenspel tot een bepaald patroon opgebouwd uit een combinatie van natuurlijke, cultuurhistorische, functionele en visuele aspecten. Het landschap kan beschouwd worden als een afspiegeling van de wijze waarop de samenleving omgaat met en ingrijpt in het natuurlijke milieu;

    • - behoud, beheer en herstel: deze passieve of actieve maatregelen die gericht zijn op de instandhouding of de ontwikkeling van de biologische, cultuurhistorische en esthetische waarden;

    • - grensoverschrijdend park of gebied: park of gebied, dat aan beide zijden van een intra-Benelux-grens ligt.

Artikel 2

Om de in artikel 1 neergelegde doelstellingen te verwezenlijken, verbinden de drie Regeringen zich ertoe om op de navolgende gebieden samen te werken:

  • 1. harmonisatie van de beleidsuitgangspunten en -instrumenten terzake voor zover deze noodzakelijk wordt geacht met name op het vlak van de wetten en reglementeringen betreffende het object van deze Overeenkomst;

  • 2. onderlinge kennisgeving van en overleg over de nieuwe maatregelen en ontwikkelingen teneinde het in de drie landen gevoerde beleid met betrekking tot de grensoverschrijdende natuurgebieden en waardevolle landschappen op elkaar af te stemmen en te coördineren;

  • 3. het organiseren van gecoördineerde voorlichtings- en educatieve campagnes;

  • 4. het uitwisselen van wetenschappelijke gegevens en zonodig het gezamenlijk verrichten van onderzoek;

  • 5. gecoördineerde uitvoering van in een ruimer internationaal verband gesloten akkoorden.

Artikel 3

Met het oog op een doeltreffende bescherming van hun grensoverschrijdende natuurgebieden en waardevolle landschappen worden door de drie Regeringen de navolgende activiteiten ondernomen of bevorderd:

  • 1. het ontwikkelen van een visie op de bescherming en het beheer van grensoverschrijdende natuurgebieden en waardevolle landschappen, met inbegrip van grensoverschrijdende parken alsmede van gebieden die voor migrerende soorten van belang zijn; het formuleren van de criteria waaraan vorenbedoelde gebieden en hun bescherming en beheer zouden moeten voldoen;

  • 2. het inventariseren, het begrenzen van en het verlenen van een beschermingsstatuut aan gebieden bedoeld onder 1 die het onderwerp uitmaken van een beschikking conform artikel 4 van de onderhavige Overeenkomst;

  • 3. het opstellen van op elkaar afgestemde programma's voor het beheer en de bescherming van de onder punt 1 bedoelde gebieden die het onderwerp uitmaken van een beschikking conform artikel 4 van de onderhavige Overeenkomst;

  • 4. regelmatig overleg betreffende de uitvoering van de onder 3 hierboven bedoelde programma's;

  • 5. raadpleging over de voornemens en de ontwikkelingen welke bedoelde grensoverschrijdende gebieden kunnen aantasten.

Artikel 4

Voor de verwezenlijking van de in artikel 2 en 3 genoemde doelstellingen worden door het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie beschikkingen genomen overeenkomstig artikel 18 van het Unieverdrag en rekening houdend met de aan ieder land of deel daarvan eigen omstandigheden. Deze beschikkingen verbinden de drie Regeringen en worden in ieder der drie Staten bekend gemaakt in de vorm welke aldaar voor de bekendmaking van verdragen is voorgeschreven.

Artikel 5

De drie Regeringen nemen de nodige maatregelen ter uitvoering van de in artikel 3, punt 3 bedoelde programma's, passen deze toe en passen deze zonodig aan.

Artikel 6

De Overeenkomstsluitende Partijen behouden zich de mogelijkheid voor verdergaande voorzieningen te treffen dan die welke in deze Overeenkomst zijn neergelegd.

Artikel 7

  • 1 Ieder der drie Regeringen behoudt zich het recht voor om afwijkingen toe te staan van de bepalingen van deze Overeenkomst en van de ter uitvoering daarvan genomen beschikkingen, nadat dienaangaande overeenstemming is bereikt in het Comité van Ministers door middel van een overeenkomstig artikel 4 van deze Overeenkomst genomen beschikking.

  • 2 In dringende gevallen echter en voor zover hierdoor de doelstellingen van deze Overeenkomst niet worden aangetast, kan elk der Regeringen, in afwachting van de beschikking van het Comité van Ministers, afwijkende maatregelen nemen en toepassen gedurende een tijdvak van ten hoogste drie maanden. Van deze voorlopige afwijking wordt via de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie aan de andere Regeringen kennis gegeven.

Artikel 8

Ter uitvoering van artikel 1, lid 2, van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, worden de bepalingen van deze Overeenkomst, alsmede de ter uitvoering daarvan door het Comité van Ministers genomen beschikkingen, aangewezen als gemeenschappelijke rechtsregels voor de toepassing van de hoofdstukken III en IV van dat Verdrag.

Artikel 9

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt deze Overeenkomst alleen voor het Rijk in Europa.

Artikel 10

  • 1 Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie, die de Overeenkomstsluitende Partijen in kennis stelt van de nederlegging van die akten.

  • 2 Zij treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de derde akte van bekrachtiging.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 8 juni 1982, in drievoud, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk België,

(w.g.) L. C. TINDEMANS

Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg,

(w.g.) P. WURTH

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) C. A. VAN DER KLAAUW

Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie inzake wederzijdse bijstand ter vaststelling van schade veroorzaakt door grensoverschrijdende gevolgen van grondwateronttrekking M(83)26

Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie,

Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Benelux-overeenkomst op het gebied van natuurbehoud en landschapsbescherming, M(81)4 ondertekend te Brussel, op 8 juni 1982 en op 1 oktober 1983 in werking getreden, en artikel 8 van het Unieverdrag,

Overwegende dat tijdens de Derde Benelux-Regeringsconferentie, gehouden te Brussel op 20 en 21 oktober 1975 besloten is dat het overleg en de samenwerking inzake grondwaterwinning in de grensgebieden als een concrete doelstelling moet worden gezien voor een actief Benelux-beleid,

Overwegende dat de Raadgevende Interparlementaire Benelux-Raad op 14 juni 1974 de drie Regeringen een aanbeveling heeft doen toekomen betreffende eventuele schade voor de landbouw, welke door de drinkwaterwinning is veroorzaakt,

Overwegende, dat het in het raam van die doelstelling van belang is de belemmeringen weg te nemen die zich kunnen voordoen ten aanzien van de mogelijkheid tot vaststelling van schade bij grensoverschrijdende gevolgen van grondwateronttrekking in de grensgebieden,

Overwegende, dat daarmede in het bijzonder de belangen zijn gebaat van degenen die voor de vaststelling van hun aanspraken op vergoeding van zodanige schade de op grond van het van toepassing zijnde nationale recht voorgeschreven administratief-rechtelijke of burgerrechtelijke procedures moeten volgen,

Heeft het volgende beslist:

Artikel 1

Ten behoeve van het onderzoek van aanspraken op vergoeding van schade, aan ene zijde van de Belgisch-Nederlandse grens veroorzaakt door grondwaterwinning aan de andere zijde van die grens, wordt een permanente Gemengde Schadecommissie ingesteld, verder te noemen de Commissie.

Artikel 2

  • 1 Iedere betrokken Regering benoemt in de Commissie drie leden, onder wie een voorzitter en hun plaatsvervangers.

  • 2 Het voorzitterschap van de Commissie wordt beurtelings en voor een periode van 3 jaren door de delegatiehoofden waargenomen.

  • 3 De Commissie kan zich desgewenst laten bijstaan door deskundigen.

  • 4 De Commissie stelt haar reglement van orde vast.

Artikel 3

Degene die meent schade te ondervinden die wordt veroorzaakt door een grondwateronttrekking aan de andere zijde van de grens, kan zich tot de Commissie wenden met een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek om daarnaar een onderzoek in te stellen.

Artikel 4

  • 1 De Commissie gaat zo spoedig mogelijk over tot het instellen van een onderzoek.

  • 2 Indien de Commissie van oordeel is dat aan het verzoek gegevens ontbreken, die voor het onderzoek noodzakelijk zijn en die redelijkerwijs door de verzoeker kunnen worden verschaft, deelt zij dit zo spoedig mogelijk en met redenen omkleed aan verzoeker mede onder het stellen van een termijn binnen welke verzoeker in de gelegenheid is de ontbrekende gegevens te verschaffen.

  • 3 Bij overschrijding van de in het vorige lid bedoelde termijn wordt het verzoek, behoudens het geval dat de Commissie termen aanwezig ziet voor het stellen van een nadere termijn, afgewezen.

Artikel 5

  • 1 De Commissie wijst het verzoek eveneens af indien zij binnen drie maanden na de ontvangst van het verzoek van oordeel is dat er geen redelijke grond aanwezig is voor het vermoeden dat er sprake is van schade die wordt veroorzaakt door een grondwateronttrekking aan de andere zijde van de grens. De mededeling aan verzoeker, waarbij diens verzoek wordt afgewezen, geschiedt schriftelijk en is met redenen omkleed.

  • 2 Indien daarentegen de Commissie van oordeel is dat er wel redelijke grond is voor zodanig vermoeden deelt zij dit de verzoeker zo spoedig mogelijk mee. De Commissie zet in dat geval haar onderzoek voort, zodra verzoeker zich schriftelijk heeft verbonden de aan dat onderzoek verbonden kosten, voorzover deze bij de Commissie in rekening worden gebracht, te zullen voldoen uit het bij minnelijke regeling of rechterlijk vonnis vast te stellen schadevergoedingsbedrag dat hij zal ontvangen van de onttrekker van grondwater door wiens toedoen de schade is veroorzaakt.

Artikel 6

  • 1 De Commissie legt haar bevindingen over de grensoverschrijdende gevolgen van grondwaterwinning en over de soort en omvang van de schade neer in een rapport dat aan verzoeker wordt toegezonden.

  • 2 Indien naar het oordeel van de Commissie sprake is van schade veroorzaakt door een grondwaterwinning aan de andere zijde van de grens, zendt zij haar rapport bovendien toe aan degene door wiens toedoen naar haar oordeel de schade wordt veroorzaakt, alsmede aan de beide Regeringen.

  • 3 In het geval, bedoeld in het tweede lid, gaat het rapport van de Commissie vergezeld van een ontwerpakkoord ten behoeve van een minnelijke regeling. Dit ontwerp betreft de hoogte van de te vergoeden schade alsmede eventuele maatregelen ter ondervanging, beperking of voorkoming van verdere schade.

Artikel 7

  • 1 Iedere betrokken Regering stelt de Commissie op haar verzoek de bijstand ter beschikking van de onder haar ressorterende technische of administratieve diensten die bevoegd zijn ten aanzien van de grondwaterwinning op ieders grondgebied.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde diensten stellen de Commissie op haar verzoek de technische gegevens beschikbaar waarover die diensten uit hoofde van hun bemoeienis met de grondwaterwinning de beschikking hebben, voor zover die gegevens redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht voor de vaststelling van de gevolgen van de grondwaterwinning en van de omvang van de schade.

Artikel 8

Iedere betrokken Regering verleent de Commissie de bevoegdheid tot het zelf verrichten van onderzoek ter plaatse van de grondwateronttrekking en in het gebied waarover de gevolgen van de grondwaterwinning zich kunnen uitstrekken.

Artikel 9

Iedere betrokken Regering bevordert dat de voor de vergunningverlening bevoegde autoriteit aan vergunningen voor grondwaterwinning, waarvan redelijkerwijs grensoverschrijdende gevolgen zijn te verwachten, het voorschrift verbindt dat de vergunninghouder de nodige waarnemingen van de grondwaterstand op zijn kosten doet verrichten, op dezelfde voet als wanneer de gevolgen zich alleen over het nationale grondgebied zouden uitstrekken.

Artikel 10

  • 1 Deze Beschikking treedt in werking met ingang van de datum van ondertekening.

  • 2 Binnen zes maanden na die datum brengen de beide Regeringen verslag uit aan het Comité van Ministers over de maatregelen die zijn getroffen ter uitvoering van deze Beschikking. Bij dit verslag zal de tekst van de nationale uitvoeringsmaatregelen worden gevoegd.

GEDAAN te Brussel, op 17 oktober 1983.

De Voorzitter van het Comité van Ministers,

(w.g.) C. FLESCH

Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie inzake de introductie in de natuur van niet-inheemse diersoorten M(83)27

Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Benelux Overeenkomst inzake natuurbehoud en landschapsbescherming, M(81) 4 ondertekend te Brussel op 8 juni 1982 en op 1 oktober 1983 in werking getreden,

Gelet op artikel 8 van het Unieverdrag,

Overwegende dat de regeringen tijdens de Derde Benelux Regeringsconferentie van 20 en 21 oktober 1975 besloten hebben het beleid ten aanzien van het leefmilieu te coördineren,

Heeft het volgende beslist,

Artikel 1

De regeringen van de Beneluxlanden dragen, met het oog op het tegengaan van fauna-vervalsing en de oncontroleerbare ontwikkeling van niet-inheemse diersoorten, er zorg voor dat in ieder partnerland de introductie in de natuur van deze diersoorten wordt verboden, behoudens vergunning van de Ministers, verantwoordelijk voor de bescherming en het beheer van fauna en flora.

Artikel 2

De regeringen van de Beneluxlanden dragen er zorg voor dat de in artikel 1 bedoelde vergunning enkel wordt verleend, nadat een grondig onderzoek heeft plaatsgehad van de weerslag van de introductie in de natuur van bedoelde diersoorten op de inheemse fauna en levensgemeenschappen en een inzicht is verworven in hun verspreidingskansen in aangrenzende gebieden.

Zij dragen er zorg voor dat de introductie in de natuur van niet-inheemse diersoorten geen nadelige invloed heeft op de plaatselijke fauna en flora.

Artikel 3

De regeringen van de Beneluxlanden plegen voorafgaandelijk overleg met betrekking tot het vergunningenbeleid en wisselen de in artikel 2 bedoelde onderzoeksresultaten uit.

Het overleg en de informatie-uitwisseling zoals bedoeld in dit artikel vindt plaats in het kader van de Bijzondere Commissie voor het Leefmilieu, Sectie ‘Natuurbehoud en Landschapsbescherming’.

Artikel 4

  • a) Deze beschikking treedt op de datum van ondertekening in werking.

  • b) Binnen zes maanden, te rekenen vanaf die datum, brengen de regeringen verslag uit aan het Comité van Ministers over de maatregelen die zijn getroffen ter uitvoering van onderhavige beschikking. Bij dit verslag zal de tekst van de nationale uitvoeringsmaatregelen worden gevoegd.

GEDAAN te Brussel, op 17 oktober 1983.

De Voorzitter van het Comité van Ministers,

(w.g.) C. FLESCH

Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie inzake overleg en samenwerking bij de voorbereiding van beslissingen omtrent vergunningen voor grondwateronttrekkingen waarvan grensoverschrijdende gevolgen mogelijk zijn M(84)16

Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie,

Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Benelux-Overeenkomst op het gebied van natuurbehoud en landschapsbescherming, M(81)4 ondertekend te Brussel, op 8 juni 1982 en op 1 oktober 1983 in werking getreden en gelet op artikel 8 van het Verdrag,

Gelet op de Beschikking van het Comité van Ministers van 17 oktober 1983 inzake wederzijdse bijstand ter vaststelling van schade veroorzaakt door grensoverschrijdende gevolgen van grondwateronttrekking, M(83)26,

Overwegende dat de Raadgevende Interparlementaire Benelux-Raad op 14 juni 1974 de drie Regeringen heeft aanbevolen mogelijke aan de landbouw toegebrachte schade ten gevolge van drinkwatervoorziening te voorkomen,

Overwegende dat tijdens de Derde Benelux-Regeringsconferentie, gehouden te Brussel op 20 en 21 oktober 1975, besloten is dat het overleg en de samenwerking inzake grondwaterwinning in de grensgebieden als een concrete doelstelling moet worden gezien voor een actief Benelux-beleid,

Overwegende dat het in het raam van die doelstelling nodig is dat afspraken worden gemaakt omtrent de wijze waarop wordt gehandeld indien het de voorbereiding betreft van beslissingen over vergunningen voor grondwateronttrekkingen waarvan grensoverschrijdende gevolgen mogelijk zijn,

Heeft het volgende beslist,

Artikel 1

Indien een aanvraag is ingediend terzake van een vergunning voor een grondwateronttrekking die groter is dan 1.000 m3 per dag of 200.000 m3per jaar en vanwege de omvang en de plaats van die winning kan worden verwacht dat deze de grondwaterreserves in een aan de andere zijde van de Belgisch-Nederlandse grens gelegen gebied kan beïnvloeden, zal de autoriteit die met het onderzoek is belast zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag in overleg treden met de voor het waterbeleid in dat gebied bevoegde autoriteit, teneinde deze in de gelegenheid te stellen op zijn gebied een onderzoek in te stellen.

Artikel 2

Aan de in artikel 1 bedoelde autoriteit die bevoegd is voor het aan de andere zijde van de Belgisch-Nederlandse grens gelegen gebied, zal tevens worden gevraagd om binnen een door de autoriteit die met het onderzoek is belast te stellen termijn over de in de vergunning op te nemen voorwaarden ter bescherming van de landbouw en de natuur en van de bovengrondse eigendommen advies uit te brengen.

De autoriteit die met het onderzoek is belast betrekt het haar tijdig uitgebracht advies in haar overwegingen ten aanzien van de aanvraag.

Artikel 3

Indien op grond van de vigerende wetgeving en/of reglementering terzake bij de aanvraag een technisch rapport over de gevolgen van de grondwaterwinning moet worden overgelegd, dan wel naar aanleiding daarvan moet worden uitgebracht, verlenen de bevoegde autoriteiten aan elkander de noodzakelijke medewerking onder meer door het verschaffen van de voor het opstellen van het rapport vereiste gegevens.

Artikel 4

  • 1 Indien tussen de autoriteit die met het onderzoek van de aanvraag is belast en de autoriteit die bevoegd is voor het waterbeleid aan de andere zijde van de Belgisch-Nederlandse grens verschil van inzicht bestaat over de betekenis die moet worden toegekend aan een rapport dat bij de aanvraag is overgelegd, dan wel nadien is uitgebracht, zal eerstbedoelde autoriteit daarover het advies vragen van de Gemengde Schadecommissie, als voorzien in de Beschikking van het Comité van Ministers van 17 oktober 1983 inzake wederzijdse bijstand ter vaststelling van schade veroorzaakt door grensoverschrijdende gevolgen van grondwateronttrekking, M(83)26. Het advies zal worden uitgebracht binnen de door de bevoegde autoriteiten te stellen termijn. De autoriteit die met het onderzoek is belast betrekt het haar tijdig uitgebracht advies in haar overwegingen ten aanzien van de aanvraag.

  • 2 Ten behoeve van een ingevolge het eerste lid uit te brengen advies stellen de bevoegde autoriteiten de bijstand van de onder haar ressorterende technische diensten aan de Commissie ter beschikking.

Artikel 5

  • 1 Deze Beschikking treedt in werking met ingang van de datum van ondertekening.

  • 2 Binnen zes maanden na die datum brengen beide Regeringen verslag uit aan het Comité van Ministers over de maatregelen die zijn getroffen ter uitvoering van deze Beschikking. Bij dit verslag zal de tekst van de uitvoeringsmaatregelen van ieder land worden gevoegd.

GEDAAN te Brussel, op 12 december 1984.

De Voorzitter van het Comité van Ministers,

(w.g.) L. TINDEMANS

Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot een Belgisch-Nederlands grenspark „Kalmthoutse Heide”

M (87)10

Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie,

Gelet op de Benelux-Overeenkomst inzake natuurbehoud en landschapsbescherming, M (81) 4, ondertekend te Brussel op 8 juni 1982 en met name de artikelen 2, 3 en 4,

Overwegende dat de totstandkoming van grensoverschrijdende parken een belangrijke doelstelling is van de bovengenoemde Overeenkomst,

Heeft het volgende beslist:

Artikel 1

  • 1 Voor het gebied „Kalmthoutse Heide”, zoals begrensd op de bij deze beschikking behorende kaart1, worden gedurende een periode van drie jaar, de mogelijkheden nagegaan om dit gebied aan te wijzen als grensoverschrijdend park in de zin van artikel 3 van de Benelux-Overeenkomst inzake natuurbehoud en landschapsbescherming. De periode van drie jaar kan ten hoogste eenmaal met één jaar worden verlengd.

  • 2 Na afloop van de periode, bedoeld in het eerste lid, zal worden beslist over de aanwijzing als grensoverschrijdend park van het gebied.

Artikel 2

De bevoegde autoriteiten verbinden zich ten behoeve van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde beslissing:

  • 1. de nodige procedures in gang te zetten en

  • 2. bijzondere aandacht te besteden aan de mogelijkheden om middels op elkaar afgestemde maatregelen in het in artikel 1 bedoelde gebied:

    • a. de instandhouding van de aard en van de waarde van het landschap en natuurgebieden en de bescherming van het water te waarborgen;

    • b. de afstemming van de economische activiteiten, in het bijzonder op het gebied van bos- en landbouw, op de kwaliteit van het landschap en het natuurlijk milieu, te bewerkstelligen,

een en ander met in achtneming van de sociale en culturele belangen van de betrokken bewoners.

Artikel 3

  • 1 De bevoegde autoriteiten informeren elkaar over de voortgang van nationale procedures.

  • 2 De bevoegde autoriteiten bevorderen het overleg gericht op de mogelijkheid voor het gebied, bedoeld in artikel 1, gemeenschappelijke beleidslijnen te ontwikkelen en op de mogelijkheden tot geharmoniseerde en gecoördineerde toepassing van die beleidslijnen en van beheersmaatregelen voor het gebied.

GEDAAN te Brussel, op 24 november 1987.

Voor de Voorzitter van het Comité van Ministers,

(w.g.) M. EYSKENS

Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie inzake overleg en samenwerking bij de voorbereiding van beslissingen die van belang zijn voor de bescherming van het grondwater in de grensgebieden

M (88) 8

Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie,

Gelet op de Benelux-Overeenkomst op het gebied van natuurbehoud en landschapsbescherming, M (81) 4, met name de artikelen 2, 3 en 4,

Overwegende dat het van belang is dat gelijke voorwaarden worden geschapen voor de bescherming van het grondwater aan beide zijden van de intra-grenzen,

Overwegende dat het nodig is dat afspraken worden gemaakt omtrent de wijze waarop wordt gehandeld ingeval beslissingen moeten worden genomen die van belang zijn voor de bescherming van grensoverschrijdende waterlagen,

Heeft het volgende beslist,

Artikel 1

  • 1 De bevoegde autoriteit, waaraan de aanvraag is gericht voor een vergunning voor een handeling die gereglementeerd is ter bescherming van het grondwater tegen verontreiniging, dient een kopie van de bedoelde aanvraag voor advies over te maken aan de bevoegde autoriteit aan de andere zijde van de grens indien deze handeling de kwaliteit van het grondwater aldaar nadelig zou kunnen beïnvloeden.

  • 2 Aan laatstbedoelde autoriteit zal worden verzocht om over de vergunningverlening en de daaraan te stellen voorwaarden binnen een daarbij gestelde termijn advies uit te brengen.

    De eerstbedoelde autoriteit betrekt het haar tijdig uitgebracht advies in haar overwegingen t.a.v. de aanvraag.

  • 3 Indien de vergunning is verleend geeft de betrokken autoriteit hiervan bericht aan de autoriteit aan de nadere kant van de grens.

Artikel 2

Indien een autoriteit die belast is met het onderzoek voor de afbakening van de zonering (grondwaterbeschermingsgebieden) van oordeel is dat, vanwege de aanwezigheid van grensoverschrijdende waterlagen, in dat onderzoek ook het gebied aan de andere zijde van de Belgisch-Nederlandse grens moet worden betrokken, verleent de daar met betrekking tot vaststelling van beschermingszones bevoegde autoriteit haar medewerking door het verschaffen van gegevens over de bodemgesteldheid en over de aanwezigheid van factoren die op de kwaliteit van het grondwater in de grensoverschrijdende waterlaag van invloed kunnen zijn en zo mogelijk door het uitbrengen van advies.

Artikel 3

De autoriteiten die belast zijn met de voorbereiding van de besluiten tot afbakening van zonering (aanwijzing grondwaterbeschermingsgebieden), en tot vaststelling van gebruiksvoorschriften met betrekking tot het waterwingebied respectievelijk het grondwaterbeschermingsgebied, betrekken daarbij tijdig de autoriteiten die aan de andere zijde van de Belgisch-Nederlandse grens bevoegd zijn tot het nemen van soortgelijke besluiten.

Artikel 4

  • 1 Ontwerpen van besluiten of voorschriften, in de zin van artikel 3, die om commentaar worden toegezonden aan adviesinstanties of die ter visie worden gelegd, worden tot datzelfde doel ook toegezonden aan de autoriteiten die bevoegd zijn ten aanzien van het aan de andere zijde van de Belgisch-Nederlandse grens gelegen deel van de grensoverschrijdende waterlaag en die uit dien hoofde bevoegd zijn tot eventuele zonering ter bescherming van de waterwinning. Deze toezending behelst tevens het verzoek om tijdig commentaar.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde autoriteiten zenden de besluiten waarbij de zonering ter bescherming van waterwinning in grensoverschrijdende waterlagen en de gebruiksvoorschriften zijn vastgesteld, aan elkander toe.

Artikel 5

De vaststelling van zonering (aanwijzing grondwaterbeschermingsgebieden) en in verband daarmee van gebruiksvoorschriften aan de ene zijde van de Belgisch-Nederlandse grens, uitsluitend of in hoofdzaak met het oog op een grondwaterbeschermingsgebied aan de andere zijde van die grens, geschiedt onder het voorbehoud dat, voorzover de uit die vaststelling voortvloeiende beperking krachtens de aan de ene zijde van die grens toepasselijke wetgeving grond kan zijn voor het toekennen van schadevergoeding aan derden, de kosten daarvan in rekening kunnen worden gebracht door de bevoegde autoriteit of bij de begunstigde vergunninghouder aan de andere zijde van die grens.

Artikel 6

Indien tussen de autoriteit aan de ene zijde van de Belgisch-Nederlandse grens en die aan de andere zijde van die grens verschil van inzicht bestaat over de betekenis die moet worden verbonden aan de feiten en omstandigheden in een door laatstgenoemde autoriteit uitgebracht advies in de zin van artikel 1 of artikel 2, een commentaar in de zin van artikel 4 lid 1, dan wel een verzoek tot schadevergoeding in de zin van artikel 5, zal eerstbedoelde autoriteit daarover het advies vragen van de Gemengde Schadecommissie, als voorzien in de Beschikking van het Comité van Ministers van 17 oktober 1983 inzake wederzijdse bijstand ter vaststelling van schade veroorzaakt door grensoverschrijdende gevolgen van grondwateronttrekking, M (83) 26. Het advies zal worden uitgebracht binnen de door de bevoegde autoriteiten te stellen termijn. De autoriteit die met het onderzoek is belast betrekt het haar tijdig uitgebracht advies in haar overwegingen ten aanzien van de aanvraag.

Artikel 7

Indien bij de bevoegde autoriteit aan de ene zijde van de grens het vermoeden bestaat dat de kwaliteit van het grondwater nadelig is of wordt beïnvloed door bepaalde handelingen die aan de andere zijde van de grens plaatsvinden in strijd met de daarvoor gestelde voorschriften, doet zij daarvan mededeling aan de bevoegde autoriteit aan de andere zijde van de grens. Laatstbedoelde autoriteit zal de andere autoriteit binnen redelijke termijn op de hoogte houden.

Artikel 8

De bevoegde autoriteiten, in de zin van artikel 3, maken onderling nadere afspraken over het dadelijk melden van de nodige gegevens met betrekking tot calamiteiten of andere onvoorziene gebeurtenissen die besmetting van de grensoverschrijdende waterlaag ten gevolge hebben.

Artikel 9

  • 1 De onderhavige Beschikking wordt van kracht op de dag van haar ondertekening.

  • 2 Elk van de drie Beneluxlanden neemt de nodige maatregelen opdat de bepalingen van de onderhavige Beschikking vanaf de eerste dag van de tiende maand volgend op de dag van ondertekening worden toegepast.

  • 3 Binnen zes maanden te rekenen vanaf die datum brengt ieder der drie Regeringen verslag uit aan het Comité van Ministers over de maatregelen die zijn getroffen ter uitvoering van onderhavige Beschikking. Bij dit verslag zal de tekst van de nationale uitvoeringsmaatregelen worden gevoegd.

GEDAAN te Brussel, op 25 mei 1988.

De voorzitter van het Comité van Ministers,

J. F. POOS

Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie tot instelling van een Bijzondere Commissie van overleg en advies tot opstelling van een beheers- en inrichtingsplan voor het toekomstig grensoverschrijdend park de Zoom-Kalmthoutse Heide

M (92) 3

Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, Gelet op de artikelen 30, 31 en 32 van het Unieverdrag,

Gelet op de Benelux-Overeenkomst inzake natuurbehoud en landschapsbescherming, M (81) 4, ondertekend te Brussel op 8 juni 1982 en met name de artikelen 2, 3 en 4,

Gelet op de Benelux-Beschikking, M (87) 10, ondertekend te Brussel op 24 november 1987, met betrekking tot een Belgisch-Nederlands grenspark „Kalmthoutse Heide”,

Overwegende dat de totstandkoming van grensoverschrijdende parken een belangrijke doelstelling is van de bovengenoemde Overeenkomst en kadert in van toepassing zijnde internationale regelingen,

Mede gelet op het terzake uitgebrachte advies van de Nederlandse Voorlopige Commissie Nationale Parken en het Rapport van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,

Heeft het volgende beslist:

Artikel 1

Voor het gebied „De Zoom-Kalmthoutse Heide” zoals begrensd op de bij deze beschikking horende kaart2wordt een Bijzondere Commissie van Overleg en Advies tot opstelling van een beheers- en inrichtingsplan ingesteld.

Artikel 2

  • 1 In deze commissie zijn de in het gebied betrokken publiekrechte lijke instanties alsmede de grondeigenaren/beheerders vertegenwoordigd. Het voorzitterschap wordt bekleed door een door het Comité van Ministers aan te wijzen onafhankelijke voorzitter.

  • 2 Binnen de zes maanden na ondertekening van deze beschikking doen de bevoegde instanties aan de Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie opgave van samenstelling. Elk van de twee delegaties bestaat uit maximaal 10 leden die zich kunnen doen bijstaan door deskundigen.

Artikel 3

  • 1 Binnen een termijn van 2 jaar, hoogstens verlengbaar met 1 jaar, wordt het beheers- en inrichtingsplan opgesteld en ter goedkeuring aan het Comité van Ministers aangeboden. Op basis van dit goedgekeurde plan kan het grensoverschrijdend park door het Comité van Ministers bij beschikking worden ingesteld.

  • 2 Bij de opstelling van dit beheers- en inrichtingsplan gelden de hoofduitgangspunten van het advies van de Nederlandse Voorlopige Commissie Nationale Parken en de standpunten van het rapport van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Artikel 4

In afwachting van de goedkeuring van het beheers- en inrichtingsplan nemen de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen voor de instandhouding van de aard en van de waarde van het landschap en de natuurgebieden in het in artikel 1 bedoelde gebied.

GEDAAN te Luxemburg, op 15 juni 1992.

De Voorzitter van het Comité van Ministers,

(w.g.) W. CLAES

  1. [Red: De kaart is niet afgedrukt.] ^ [1]
  2. [Red: Niet afgedrukt.] ^ [2]
Naar boven