Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Socialistische [...] Lanka ter bevordering en bescherming van investeringen, Colombo, 26-04-1984

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-05-1985 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka ter bevordering en bescherming van investeringen

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka ter bevordering en bescherming van investeringen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka,

Ernaar strevend gunstige voorwaarden te scheppen voor uitgebreidere economische samenwerking tussen de twee landen en in het bijzonder voor investeringen door onderdanen en vennootschappen van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat;

In erkenning van de noodzaak om door onderdanen en vennootschappen van de ene Staat binnen het grondgebied van de andere Staat gedane investeringen te beschermen, en om het kapitaalverkeer te stimuleren met het oog op de economische welvaart van de twee Staten;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term:

  • a. „investering” alle vermogensbestanddelen, en omvat in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • (i) roerende en onroerende goederen, evenals alle andere zakelijke rechten zoals hypotheken, verhaalsrechten of pandrechten;

    • (ii) aandelen, effecten en obligaties van vennootschappen of belangen in de eigendom van zulke vennootschappen;

    • (iii) recht op geld of op enige verrichting krachtens contract met een financiële waarde;

    • (iv) auteursrechten, industriële eigendomsrechten (zoals octrooien voor uitvindingen, handelsmerken, handelsnamen, industriële ontwerpen), technische kennis en werkwijzen en goodwill;

    • (v) commerciële concessies krachtens publiek recht of contract, met inbegrip van concessies omtrent het zoeken naar, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen.

  • b. „opbrengsten” de door een investering opgebrachte bedragen en in het bijzonder, doch niet uitsluitend, winst, rente, vermogensaanwas, dividenden, royalty's of honoraria.

  • c. „onderdanen”:

    • (i) met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden: elke persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit volgens het aldaar geldende recht.

    • (ii) met betrekking tot Sri Lanka: een persoon die staatsburger is van Sri Lanka volgens het aldaar geldende recht;

  • d. „vennootschappen”:

    • (i) met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden een volgens het aldaar geldende recht ingestelde rechtspersoon die krachtens de statuten binnen het Koninkrijk gevestigd is.

    • (ii) met betrekking tot Sri Lanka, handelmaatschappijen, firma's of associaties, opgericht of ingesteld ingevolge de in Sri Lanka van kracht zijnde wet;

  • e. „grondgebied”:

    • (i) met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, het grondgebied dat het Koninkrijk der Nederlanden vormt.

    • (ii) met betrekking tot Sri Lanka, het grondgebied dat de Republiek Sri Lanka vormt;

Artikel 2

Met inachtneming van haar rechten, bevoegdheden uit te oefenen haar krachtens haar wetten en voorschriften verleend, schept iedere Overeenkomstsluitende Partij voor onderdanen en vennootschappen van de andere Overeenkomstsluitende Partij gunstige omstandigheden, en bevordert deze, om op haar grondgebied investeringen te doen die overeenkomen met haar algemeen economisch beleid.

Artikel 3

  • 1 Deze Overeenkomst is van toepassing op:

    • (a) investeringen door onderdanen en vennootschappen van Sri Lanka op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, gedaan volgens de wetten en voorschriften in het Koninkrijk der Nederlanden.

    • (b) investeringen door onderdanen en vennootschappen van het Koninkrijk der Nederlanden op het grondgebied van Sri Lanka die uitdrukkelijk schriftelijk zijn goedgekeurd door de Regering van Sri Lanka of door een daartoe door haar aangewezen organisatie, eventueel onder nader aan te geven voorwaarden;

  • 2 Niettegenstaande het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is deze Overeenkomst tevens van toepassing op investeringen door onderdanen en vennootschappen van ieder der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, gedaan vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

Artikel 4

  • 1 Investeringen door onderdanen en vennootschappen van één der Overeenkomstsluitende Partijen worden te allen tijde eerlijk en rechtvaardig behandeld en genieten volledige bescherming en zekerheid op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 2 Geen der twee Overeenkomstsluitende Partijen belemmert op enigerlei wijze, door middel van onredelijke of discriminatoire maatregelen, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de beschikking ten aanzien van investeringen op haar grondgebied door onderdanen of vennootschappen van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 5

  • 1 Onverminderd het in artikel 4 bepaalde, onderwerpt geen der Overeenkomstsluitende Partijen op haar grondgebied, investeringen door onderdanen of vennootschappen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, toegelaten volgens het in artikel 3 bepaalde, of opbrengsten van zulke onderdanen of vennootschappen aan een minder gunstige behandeling dan zij verleent aan investeringen of opbrengsten van haar eigen onderdanen of vennootschappen, of aan investeringen of opbrengsten van onderdanen of vennootschappen van een derde Staat, naar gelang het gunstigst is voor de investeerder.

  • 2 Het in het eerste lid bepaalde wordt niet uitgelegd als verplichting van de ene Overeenkomstsluitende Partij aan de onderdanen of vennootschappen van de andere Overeenkomstsluitende Partij het voordeel van een behandeling, voorkeur of voorrecht te doen genieten voortvloeiend uit:

    • (a) een bestaande of toekomstige belastingunie of soortgelijke internationale overeenkomst, waarbij één der Overeenkomstsluitende Partijen partij is of zal kunnen worden, of

    • (b) een internationale overeenkomst of regeling die geheel of voornamelijk op belasting betrekking heeft.

Artikel 6

  • 1 Investeringen door onderdanen of vennootschappen van elk der Overeenkomstsluitende Partijen worden niet genationaliseerd, onteigend, of onderworpen aan maatregelen die een gelijke uitwerking hebben als nationalisatie of onteigening (hierna te noemen „onteigening”) op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, behale voor een openbaar doel met betrekking tot de behoeften van die Partij en op niet-discriminatoire basis, met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang en tegen onmiddellijke betaling van voldoende en doeltreffende schadevergoeding. Zulk een schadevergoeding bedraagt de werkelijke waarde van de onteigende investering onmiddellijk voor de onteigening of op handen zijnde onteigening algemeen bekend werd en houdt rente in tegen een normale commerciële rentevoet tot op de dag van betaling. Betalingen van schadevergoeding vinden onverwijld plaats en dienen vrij te kunnen worden overgemaakt in vrij inwisselbare valuta naar het door de betrokken gerechtigde aangegeven land tegen de officiële op de dag van de vaststelling van de waarde geldende koers. De betrokken onderdaan of vennootschap heeft het recht, krachtens de wet van de Overeenkomstsluitende Partij die de onteigening uitvoert, op onmiddellijke vaststelling van het bedrag van de schadevergoeding, òf bij de wet òf bij overeenkomst tussen de partijen, en op onverwijlde toetsing door een gerechtelijke of andere onafhankelijke instantie van die Overeenkomstsluitende Partij van zijn of haar zaak en van de taxatie van zijn of haar investeringen volgens de in dit lid neergelegde beginselen, onverminderd de in artikel 8 van deze Overeenkomst neergelegde procedure.

  • 2 Indien een Overeenkomstsluitende Partij de eigendom onteigent van een vennootschap die is opgericht of ingesteld ingevolge de in een deel van haar grondgebied van kracht zijnde wet, en waarin onderdanen of vennootschappen van de andere Overeenkomstsluitende Partij aandelen bezitten, draagt zij er zorg voor dat de bepalingen van het eerste lid van dit artikel worden toegepast, voor zover nodig om onmiddellijke, voldoende en doeltreffende schadevergoeding te garanderen met betrekking tot hun investering, aan die onderdanen of vennootschappen van de andere Overeenkomstsluitende Partij die eigenaar zijn van die aandelen.

Artikel 7

Iedere Overeenkomstsluitende Partij garandeert met betrekking tot investeringen aan onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij de vrije overmaking, in inwisselbare valuta, naar het door die onderdanen of vennootschappen aangegeven land, van hun investeringen en de opbrengsten daaruit, met inachtneming van het recht van iedere Overeenkomstsluitende Partij, ingeval van uitzonderlijke moeilijkheden wat haar betalingsbalans betreft en voor beperkte tijd, op billijke wijze en te goeder trouw en op een wijze die niet in strijd is met haar rechten en verplichtingen als lid van het Internationale Monetaire Fonds, de bevoegdheden verleend krachtens haar wetten en voorschriften uit te oefenen. Van zodanige bevoegdheden wordt evenwel geen gebruik gemaakt om de overdracht van winsten, renten, dividenden, royalty's of honoraria te belemmeren.

Artikel 8

  • 1 Iedere Overeenkomstsluitende Partij stemt er hierbij in toe tussen die Overeenkomstsluitende Partij en een onderdaan of vennootschap van de andere Overeenkomstsluitende Partij rijzende rechtsgeschillen omtrent een investering door die andere Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij gedaan, te onderwerpen aan het Internationale Centrum voor de beslechting van investeringsgeschillen (hierna te noemen het Centrum) voor beslechting door bemiddeling of arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten van 18 maart 1965.

  • 2 Een vennootschap, opgericht of ingesteld krachtens de wet van kracht op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij en de aandelen waarvan, voordat een dergelijk geschil rijst, in meerderheid het eigendom zijn van onderdanen of vennootschappen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt overeenkomstig artikel 25 (2) (b) van het Verdrag ter fine van dat Verdrag beschouwd als een vennootschap van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Indien een dergelijk geschil rijst en overeenstemming niet kan worden bereikt of het geschil niet definitief binnen 12 maanden tussen de bij het geschil betrokken Partijen door gebruikmaking van plaatselijke rechtsmiddelen of anderszins kan worden bijgelegd, dan kan indien de desbetreffende onderdaan of vennootschap tevens schriftelijke toestemming heeft verleend het geschil te onderwerpen aan het Centrum voor beslechting door bemiddeling of arbitrage krachtens het Verdrag, elk van beide Partijen een procedure aanhangig maken door een desbetreffend rekest te richten aan de Secretaris-Generaal van het Centrum als bepaald in de artikelen 28 en 36 van het Verdrag. In geval van verschil van mening omtrent bemiddeling of arbitrage als de meest passende procedure, heeft de betrokken onderdaan of vennootschap het recht hieruit te kiezen. De Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil werpt niet te eniger tijd tijdens de procedure of tenuitvoerlegging van een uitspraak als bezwaar op het feit dat de onderdaan of vennootschap die de andere partij is bij het geschil, ingevolge een verzekeringscontract een schadevergoeding heeft ontvangen met betrekking tot sommige van, of al zijn of haar verliezen.

Artikel 9

  • 1 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst dienen, indien mogelijk, langs diplomatieke weg te worden bijgelegd.

  • 2 Indien een geschil tussen de Overeenkomstsluitende Partijen niet op bovengenoemde wijze kan worden bijgelegd, wordt het, op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen, voorgelegd aan een scheidsgerecht.

  • 3 Zulk een scheidsgerecht wordt voor elk individueel geval op de volgende wijze samengesteld. Binnen twee maanden na ontvangst van het rekest inzake bemiddeling benoemt elke Overeenkomstsluitende Partij één lid van het scheidsgerecht. Deze twee leden kiezen dan een onderdaan van een derde Staat, die na goedkeuring door de twee Overeenkomstsluitende Partijen tot voorzitter van het scheidsgerecht wordt benoemd. De voorzitter moet worden benoemd binnen twee maanden na de datum van benoeming van de andere twee leden.

  • 4 Indien binnen de in het derde lid van dit artikel vermelde perioden de noodzakelijke benoemingen niet zijn gedaan, kan ieder der Overeenkomstsluitende Partijen, bij gebrek aan elke andere overeenstemming, de President van het Internationale Gerechtshof uitnodigen de noodzakelijke benoemingen te doen. Indien de President een onderdaan is van één der Overeenkomstsluitende Partijen of indien hij anderszins is uit gesloten van het vervullen van bedoelde functie, wordt de Vice-President uitgenodigd de noodzakelijke benoemingen te doen. Indien de Vice-President een onderdaan is van één der Overeenkomstsluitende Partijen, of indien hij ook is uitgesloten van het vervullen van bedoelde functie, wordt het lid van het Internationale Gerechtshof dat op hem volgt in anciënniteit en dat geen onderdaan is van één der Overeenkomstsluitende Partijen, uitgenodigd de noodzakelijke benoemingen te doen.

  • 5 Het scheidsgerecht beslist met meerderheid van stemmen, welke beslissing voor beide Overeenkomstsluitende Partijen bindend is. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van haar eigen lid van het scheidsgerecht en van haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure; de kosten van de voorzitter en de nog overblijvende kosten worden in gelijke delen gedragen door de Overeenkomstsluitende Partijen. Het scheidsgerecht kan echter in zijn beslissing voorschrijven dat een groter deel van de kosten wordt gedragen door één der twee Overeenkomstsluitende Partijen, en deze uitspraak is voor beide Overeenkomstsluitende Partijen bindend. Het scheidsgerecht stelt zijn eigen procedure vast.

  • 6 Het scheidsgerecht doet uitspraak op de grondslag van eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak te doen kan het scheidsgerecht in elke stand van het geding een minnelijke schikking van het geschil aan de partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van het scheidsgerecht, in het geschil een uitspraak ex aequo et bono te doen, indien de partijen daarmee instemmen.

Artikel 10

Indien de investeringen van een onderdaan of van een vennootschap van de ene Overeenkomstsluitende Partij tegen niet-commerciële risico's zijn verzekerd krachtens een door middel van de wet ingesteld systeem, moet subrogatie van de verzekeraar of herverzekeraar in de rechten van bedoelde onderdaan of vennootschap ingevolge de voorschriften van zulk een verzekering worden erkend door de andere Overeenkomstsluitende Partij, met dien verstande echter dat de verzekeraar of herverzekeraar niet gerechtigd is andere rechten uit te oefenen dan die welke de onderdaan of de vennootschap gerechtigd zou zijn geweest uit te oefenen.

Artikel 11

Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen onderling te beraadslagen omtrent de uitvoering van dit Verdrag.

De andere Partij neemt deze beraadslaging in welwillende overweging en geeft daartoe voldoende gelegenheid. De beraadslaging vindt plaats door middel van een Gezamenlijke Commissie, die door de twee Partijen wordt ingesteld.

De Gezamenlijke Commissie bestaat uit vertegenwoordigers, aan te stellen door de onderscheiden Regeringen.

Artikel 12

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst alleen van toepassing op het deel van het Koninkrijk in Europa.

Artikel 13

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de daarvoor in hun onderscheiden landen grondwettelijk vereiste procedures is voldaan.

  • 2 De Overeenkomst blijft van kracht voor een tijdvak van vijftien jaar. Daarna blijft zij van kracht tot zes maanden zijn verstreken vanaf de datum waarop één der Overeenkomstsluitende Partijen aan de ander schriftelijk kennisgeving van beëindiging heeft gedaan, met dien verstande dat met betrekking tot investeringen, gedaan terwijl de Overeenkomst van kracht is, de bepalingen ervan van kracht blijven met betrekking tot zulke investeringen voor een tijdvak van vijftien jaar na de datum van beëindiging en onverminderd de daaropvolgende toepassing van de regels van het algemene internationale recht.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Colombo op 26 april 1984 in het Nederlands, in het Sinhala en in het Engels, zijnde de drie teksten gelijkelijk gezaghebbend. In geval van verschil van uitleg is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) DAMAN WILLEMS

J. H. Daman Willems

Voor de Regering van de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka,

(w.g.) MENIKDIWELA

W. M. P. B. Menikdiwela

Naar boven