HOOFDSTUK II. HET TOEPASSELIJKE RECHT
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Artikel 3
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
2 De erfopvolging wordt eveneens beheerst door het recht van de Staat waar de overledene
zijn gewone verblijfplaats had op het tijdstip van zijn overlijden, indien hij daar
gedurende een tijdvak van ten minste vijfjaren onmiddellijk voorafgaande aan zijn
overlijden zijn verblijfplaats had. Echter, in uitzonderlijke omstandigheden, indien
de overledene op het tijdstip van zijn overlijden kennelijk nauwere banden had met
de Staat waarvan hij op dat tijdstip de nationaliteit bezat, is het recht van die
Staat van toepassing.
-
3 Voor het overige wordt de erfopvolging beheerst door het recht van de Staat waarvan
de overledene op het tijdstip van zijn overlijden de nationaliteit bezat, tenzij hij
op dat tijdstip nauwere banden had met een andere Staat, in welk geval het recht van
laatstbedoelde Staat van toepassing is.
Artikel 4
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Indien het ingevolge artikel 3 toepasselijk recht het recht van een niet-Verdragsluitende
Staat is, en indien de verwijzingsregels van die Staat ten aanzien van het geheel
of een gedeelte van de nalatenschap verwijst naar het recht van een andere niet-Verdragsluitende
Staat die zijn eigen recht zou toepassen, is het recht van die andere Staat van toepassing.
Artikel 5
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
2 Deze aanwijzing moet worden uitgedrukt in een verklaring die, wat de vorm betreft,
voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen. Het bestaan en de materiële
geldigheid van de aanwijzingshandeling worden beheerst door het aangewezen recht.
Indien de aanwijzing volgens dat recht ongeldig is, wordt het recht dat de erfopvolging
beheerst, bepaald volgens artikel 3.
-
4 Tenzij de overledene uitdrukkelijk anders heeft bepaald, wordt voor de toepassing
van dit artikel de aanwijzing van het toepasselijke recht geacht betrekking te hebben
op de vererving van de gehele nalatenschap, ongeacht of de overledene zonder een uiterste
wil te hebben gemaakt is overleden dan bij uiterste wil over het geheel of een gedeelte
van zijn nalatenschap heeft beschikt.
Artikel 6
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Een persoon kan het recht van één of meer Staten aanwijzen als het recht dat de vererving
van bepaalde goederen in zijn nalatenschap beheerst. Deze aanwijzing laat evenwel
de toepassing van de dwingende bepalingen van het ingevolge artikel 3 of artikel 5,
eerste lid, toepasselijke recht onverlet.
Artikel 7
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
1 Behoudens het bepaalde in artikel 6 beheerst het ingevolge de artikelen 3 en 5, eerste
lid, toepasselijke recht de vererving van de gehele nalatenschap, ongeacht waar de
goederen zich bevinden.
-
2 Dit recht beheerst:
-
a. de aanwijzing van de erfgenamen en legatarissen, de bepaling van de onderscheidene
erfdelen van deze personen en de verplichtingen die hun door de overledene zijn opgelegd,
alsook andere rechten op de nalatenschap die ontstaan als gevolg van het overlijden,
daaronder begrepen toewijzingen uit de nalatenschap door een rechterlijke of een andere
autoriteit ten gunste van personen die de overledene na stonden;
-
b. de onterving en de uitsluiting wegens onwaardigheid;
-
c. de inbreng en de inkorting van schenkingen en makingen alsmede de wijze waarop deze
bij de berekening van de erfdelen worden verwerkt;
-
d. het beschikbare deel, de wettelijke erfdelen en andere beperkingen van de bevoegdheid
om bij uiterste wil te beschikken;
-
e. de materiële geldigheid van testamentaire beschikkingen.
HOOFDSTUK III. OVEREENKOMSTEN INZAKE ERFOPVOLGING
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Artikel 8
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Voor de toepassing van dit Hoofdstuk is een overeenkomst inzake erfopvolging een schriftelijke
of uit wederkerige testamentaire beschikkingen voortvloeiende overeenkomst die, met
of zonder tegenprestatie, rechten op de toekomstige nalatenschap van één of meer personen
die partij zijn bij een zodanige overeenkomst, in het leven roept, wijzigt of doet
vervallen.
Artikel 9
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
1 Wanneer de overeenkomst slechts betrekking heeft op de nalatenschap van één persoon,
worden de materiële geldigheid en de gevolgen van de overeenkomst, alsmede de omstandigheden
die het tenietgaan van deze gevolgen meebrengen, bepaald door het recht dat ingevolge
de artikelen 3 of 5, eerste lid, van toepassing zou zijn geweest op de erfopvolging
van deze persoon indien hij op de dag waarop de overeenkomst is gesloten, zou zijn
overleden.
-
2 Indien de overeenkomst volgens dat recht ongeldig is, wordt zij niettemin als geldig
beschouwd indien zij geldig is volgens het recht dat ingevolge de artikelen 3 of 5,
eerste lid, op het tijdstip van overlijden op de erfopvolging van toepassing is. Ditzelfde
recht beheerst dan de gevolgen van de overeenkomst en de omstandigheden die het tenietgaan
van deze gevolgen meebrengen.
Artikel 10
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
1 Wanneer de overeenkomst betrekking heeft op de nalatenschappen van meer dan één persoon,
is de overeenkomst alleen dan materieel geldig, indien zij aldus wordt beschouwd volgens
elk recht dat ingevolge de artikelen 3 of 5, eerste lid, de erfopvolging van elk van
deze personen zou hebben beheerst indien hij op de dag waarop de overeenkomst is gesloten,
zou zijn overleden.
Artikel 11
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
De partijen kunnen door een uitdrukkelijke aanwijzing overeenkomen dat de overeenkomst,
voor zover het betreft haar materiële geldigheid, de gevolgen en de omstandigheden
die het tenietgaan daarvan meebrengen, onderworpen is aan het recht van een Staat
waar de persoon of één van de personen wiens nalatenschap zij betreft, op het tijdstip
waarop de overeenkomst werd gesloten zijn gewone verblijfplaats heeft of waarvan hij
op dat tijdstip de nationaliteit bezit.
Artikel 12
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
1 De materiële geldigheid van een overeenkomst die geldig is volgens het recht dat ingevolge
de artikelen 9, 10 of 11 van toepassing is, kan niet worden bestreden op grond van
het feit dat de overeenkomst volgens het recht dat ingevolge de artikelen 3 of 5,
eerste lid, van toepassing is, als ongeldig zou worden beschouwd.
-
2 De toepassing van het ingevolge de artikelen 9, 10 of 11 toepasselijk recht maakt
evenwel geen inbreuk op de rechten van personen die geen partij zijn bij de overeenkomst,
die volgens het ingevolge de artikelen 3 of 5, eerste lid, toepasselijke recht, recht
hebben op een wettelijk erfdeel of op enig ander recht: waarover de persoon wiens
nalatenschap het betreft, niet mocht beschikken.
HOOFDSTUK IV. ALGEMENE BEPALINGEN
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Artikel 13
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Wanneer twee of meer personen wier erfopvolging door verschillende rechtsstelsels
wordt beheerst, overlijden onder omstandigheden waaronder onzeker is in welke volgorde
zij zijn overleden, en wanneer deze situatie in die rechtsstelsels op uiteenlopende
wijze is geregeld of in het geheel niet is geregeld, heeft geen van de overleden personen
rechten ten aanzien van de nalatenschap van de ander of anderen.
Artikel 14
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
1 Wanneer bij uiterste wilsbeschikking een trust in het leven wordt geroepen, belet
de toepassing van het ingevolge dit Verdrag toepasselijk recht op de erfopvolging
niet, dat op de trust een ander recht wordt toegepast. Omgekeerd belet de toepassing
op de trust van het daarop betrekking hebbende recht niet, dat op de erfopvolging
het ingevolge dit Verdrag toepasselijke recht wordt toegepast.
Artikel 15
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Het ingevolge het Verdrag toepasselijke recht maakt geen inbreuk op bijzondere erfrechtsregimes
waaraan bepaalde onroerende goederen, ondernemingen of andere bijzondere categorieën
goederen in de Staat waar zij zich bevinden zijn onderworpen uit hoofde van hun economische
of maatschappelijke bestemming, dan wel hun belang voor de familie.
Artikel 16
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Wanneer er volgens het ingevolge het Verdrag toepasselijke recht geen erfgenaam of
legataris is uit hoofde van een uiterste wilsbeschikking, noch een natuurlijke persoon
die wettelijk erfgenaam is, belet de toepassing van het aldus bepaalde recht niet
dat een Staat of een daartoe door die Staat aangewezen instantie zich de goederen
uit de nalatenschap die zich op zijn grondgebied bevinden, toeëigent.
Artikel 17
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
In dit Verdrag wordt, behoudens het bepaalde in artikel 4, onder recht verstaan de
rechtsregels die in een Staat gelden, met uitzondering van de verwijzingsregels.
Artikel 18
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
De toepassing van een door dit Verdrag aangewezen recht kan slechts worden geweigerd
indien deze kennelijk in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 19
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
1 Wanneer een Staat twee of meer gebiedsdelen omvat, waarvan elk zijn eigen rechtsstelsel
of zijn eigen rechtsregels ter zake van erfopvolging heeft, dient volgens de bepalingen
van dit artikel te worden vastgesteld welk recht ingevolge dit Verdrag van toepassing
is.
-
2 Indien in een dergelijke Staat regels van kracht zijn die bepalen welke van de rechtsstelsels
van de twee of meer gebiedsdelen van toepassing zijn in de gevallen welke in dit artikel
zijn geregeld,, is het recht van dat gebiedsdeel van toepassing. Bij gebreke van dergelijke
regels zijn de volgende leden van dit artikel van toepassing.
-
4 Wanneer in dit Verdrag een recht van een Staat wordt genoemd, waarmee de nauwste banden
bestonden, wordt bedoeld het recht van het gebiedsdeel van die Staat waarmee de overledene
het nauwst verbonden was.
-
5 Indien de overledene overeenkomstig dit Verdrag, behoudens het bepaalde in artikel
6, het recht van een gebiedsdeel heeft aangewezen van een Staat waarvan hij op het
tijdstip van de aanwijzing of van zijn overlijden
-
a. de nationaliteit bezat, is deze aanwijzing slechts geldig indien hij te eniger tijd
zijn gewone verblijfplaats had in dat gebiedsdeel, of bij gebreke van een dergelijke
gewone verblijfplaats, nauwe banden met dat gebiedsdeel had;
-
b. niet de nationaliteit bezat, is deze aanwijzing slechts geldig indien de overledene
op dat tijdstip zijn gewone verblijfplaats had in dat gebiedsdeel, of, ingeval hij
zijn gewone verblijfplaats niet in dat gebiedsdeel maar wel in die Staat had, indien
hij te eniger tijd zijn gewone verblijfplaats in dat gebiedsdeel had.
-
6 Indien de overledene met toepassing van artikel 6 ten aanzien van sommige goederen
het recht van een Staat heeft aangewezen, wordt behoudens bewijs van tegengestelde
bedoeling verondersteld dat het recht van elk gebiedsdeel waarin die goederen zich
bevinden, is bedoeld.
-
7 Voor de toepassing van artikel 3, tweede lid, is de vereiste verblijfsduur wanneer
de overledene gedurende de vijf jaren die onmiddellijk voorafgingen aan zijn overlijden
zijn verblijfplaats in die Staat had, ongeacht of hij gedurende dat tijdvak in meer
dan één van de gebiedsdelen van die Staat zijn verblijfplaats heeft gehad.
Wanneer de vereiste verblijfsduur is bereikt, en de overledene op dat tijdstip zijn
gewone verblijfplaats in die Staat had, maar geen gewone verblijfplaats in een bepaald
gebiedsdeel van die Staat, is toepasselijk het recht van het gebiedsdeel waarin de
overledene het laatst verbleef, tenzij hij op dat tijdstip nauwere banden had met
een ander gebiedsdeel van die Staat, in welk geval het recht van dat laatste gebiedsdeel
van toepassing is.
Artikel 20
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Wanneer een Staat ter zake van erfopvolging twee of meer rechtsstelsels heeft die
van toepassing zijn op verschillende categorieën van personen, wordt ter bepaling
van het volgens dit Verdrag toepasselijke recht elke verwijzing naar het recht van
een dergelijke Staat beschouwd als een verwijzing naar het rechtsstelsel dat wordt
aangewezen door de regels die in die Staat van kracht zijn. Bij gebreke van dergelijke
regels wordt de verwijzing beschouwd als verwijzing naar het rechtsstelsel waarmee
de overledene de nauwste banden had.
Artikel 21
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Een Verdragsluitende Staat waarin verschillende rechtsstelsels of meer dan één geheel
van rechtsregels van toepassing zijn op erfopvolging, is niet gehouden de regels van
het Verdrag toe te passen op conflicten uitsluitend tussen deze verschillende rechtsstelsels
of rechtsregels.
Artikel 22
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
3 Wanneer de partijen bij een overeenkomst inzake erfopvolging op een tijdstip voorafgaand
aan de inwerkingtreding van het Verdrag in die Staat het op die overeenkomst toepasselijke
recht hebben aangewezen, wordt die aanwijzing daarin als geldig beschouwd indien zij
voldoet aan de bepalingen van artikel 11.
Artikel 23
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Artikel 24
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
1 Elke Staat kan op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring
of toetreding het voorbehoud maken:
-
a. dat hij het Verdrag niet zal toepassen op overeenkomsten inzake erfopvolging als omschreven
in artikel 8, en dat hij derhalve een overeenkomstig artikel 5 gedane aanwijzing niet
zal erkennen indien de aanwijzing niet is uitgedrukt in een verklaring die voldoet
aan de vormvereisten voor een testamentaire beschikking;
-
b. dat hij artikel 4 niet zal toepassen;
-
c. dat hij een aanwijzing niet zal erkennen indien deze overeenkomstig artikel 5 is gedaan
door een persoon die op het tijdstip van zijn overlijden niet of niet meer de nationaliteit
bezat van de Staat waarvan hij het recht had aangewezen of daar niet of niet meer
zijn gewone verblijfplaats had, maar op dat tijdstip de nationaliteit bezat van de
Staat die het voorbehoud heeft gemaakt en daar zijn gewone verblijfplaats had;
-
d. dat hij een overeenkomstig artikel 5 gedane aanwijzing niet zal erkennen indien aan
elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
-
- het recht van de Staat die het voorbehoud heeft gemaakt zou het krachtens artikel
3 toepasselijke recht zijn geweest indien niet overeenkomstig artikel 5 een geldige
aanwijzing was gedaan,
-
- de toepassing van het overeenkomstig artikel 5 aangewezen recht zou de echtgenoot
of een kind van de overledene geheel of voor een zeer belangrijk deel een toebedeling
van erfrechtelijke of familierechtelijke aard ontzeggen waarop de echtgenoot of het
kind recht zou hebben gehad op grond van de dwingende bepalingen van het recht van
de Staat die het voorbehoud heeft gemaakt,
-
- de echtgenoot of het kind heeft zijn gewone verblijfplaats in de Staat die het voorbehoud
heeft gemaakt of bezit daarvan de nationaliteit.