HOOFDSTUK I. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET VERDRAG
Dit Verdrag is van toepassing op beslissingen over onderhoudsverplichtingen voortvloeiend
uit familiebetrekkingen, uit bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap, met inbegrip
van onderhoudsverplichtingen jegens een onwettig kind, gegeven door de rechterlijke
of administratieve autoriteiten van een Verdragsluitende Staat tussen:
-
1. een onderhoudsgerechtigde en een onderhoudsplichtige; of
-
2. een onderhoudsplichtige en een openbare instelling die de terugbetaling vordert van
de aan een onderhoudsgerechtigde verstrekte uitkering.
Het is eveneens van toepassing op schikkingen welke ter zake zijn gemaakt tussen deze
personen ten overstaan van deze autoriteiten.
Het Verdrag is van toepassing op beslissingen en schikkingen, hoe ook omschreven.
Het is eveneens van toepassing op beslissingen of schikkingen waarbij een vroegere
beslissing of schikking wordt gewijzigd, zelfs indien deze beslissing of schikking
afkomstig is van een niet-Verdragsluitende Staat.
Het is van toepassing, ongeacht of de onderhoudsvordering van internationale of binnenlandse
aard is en ongeacht de nationaliteit of de gewone verblijfplaats van de partijen.
Indien de beslissing of schikking niet alleen de onderhoudsverplichting betreft, blijft
de werking van het Verdrag tot deze laatste beperkt.
HOOFDSTUK II. VOORWAARDEN VOOR DE ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN
De in een Verdragsluitende Staat gegeven beslissing moet in een andere Verdragsluitende
Staat worden erkend of uitvoerbaar verklaard indien:
Beslissingen uitvoerbaar bij voorraad en voorlopige maatregelen worden, ook al zijn
zij nog vatbaar voor beroep, erkend of uitvoerbaar verklaard in de aangezochte Staat,
indien soortgelijke beslissingen daar kunnen worden gegeven en ten uitvoer gelegd.
De erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing kan niettemin worden geweigerd
indien:
-
1. de erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing klaarblijkelijk onverenigbaar
is met de openbare orde van de aangezochte Staat; of
-
2. de beslissing werd verkregen door bedrog of arglist in de procedure; of
-
3. een geschil tussen dezelfde partijen en betreffende hetzelfde onderwerp aanhangig
is voor een autoriteit van de aangezochte Staat en daarbij het eerst is aanhangig
gemaakt; of
-
4. de beslissing onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp
gegeven beslissing, welke is gegeven in de aangezochte Staat, hetzij in een andere
Staat, mits zij in het laatste geval voldoet aan de voorwaarden vereist voor haar
erkenning en tenuitvoerlegging in de aangezochte Staat.
Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt een bij verstek gegeven beslissing slechts
erkend of uitvoerbaar verklaard indien het stuk waarmede het geding wordt ingeleid
en dat de hoofdpunten van de eis omvat, overeenkomstig het recht van de Staat van
herkomst is medegedeeld of betekend aan de partij tegen wie het verstek werd verleend,
en indien aan die partij een termijn was gelaten die, de omstandigheden in aanmerking
genomen, voldoende was voor het voeren van verweer.
De autoriteit van de Staat van herkomst wordt bevoegd geacht in de zin van het Verdrag:
-
1. indien de onderhoudsplichtige of de onderhoudsgerechtigde ten tijde van de inleiding
van het geding zijn gewone verblijfplaats had in de Staat van herkomst; of
-
2. de onderhoudsplichtige en de onderhoudsgerechtigde ten tijde van die inleiding van
het geding de nationaliteit van die Staat van oorsprong hadden; of
-
3. de verweerder zich heeft onderworpen aan de bevoegdheid van deze autoriteit, uitdrukkelijk
dan wel door verweer ten gronde te voeren zonder voorbehoud ten aanzien van de bevoegdheid.
Onverminderd het bepaalde in artikel 7 worden de autoriteiten van een Verdragsluitende
Staat die vonnis hebben gewezen inzake een vordering tot onderhoud als bevoegd in
de zin van het Verdrag beschouwd, indien dit onderhoud verschuldigd is op grond van
een echtscheiding, een scheiding van tafel en bed, nietigheid of ongeldigverklaring
van het huwelijk, uitgesproken voor een autoriteit van deze Staat die volgens het
recht van de aangezochte Staat als ter zake bevoegd wordt erkend.
De autoriteit van de aangezochte Staat is gebonden aan de feitelijke overwegingen
op grond waarvan de autoriteit van de Staat van herkomst haar bevoegdheid heeft aangenomen.
Wanneer de beslissing verschillende punten van de eis tot onderhoud betreft en de
erkenning of tenuitvoerlegging niet voor alle punten kan worden toegestaan, past de
autoriteit van de aangezochte Staat het Verdrag toe op het gedeelte van de beslissing
dat kan worden erkend of uitvoerbaar verklaard.
Wanneer de beslissing de uitkering van onderhoud door middel van periodieke betalingen
beveelt, wordt de tenuitvoerlegging toegestaan zowel voor de reeds verschuldigde als
voor de nog verschuldigde betalingen.
Tenzij het Verdrag anders bepaalt, wordt door de autoriteit van de aangezochte Staat
niet onderzocht of de beslissing juist is.
HOOFDSTUK III. PROCEDURE VOOR DE ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN
Tenzij het Verdrag anders bepaalt, wordt de procedure voor de erkenning of tenuitvoerlegging
van de beslissing beheerst door het recht van de aangezochte Staat.
Gedeeltelijke erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing kan steeds worden
verzocht.
De onderhoudsgerechtigde die in de Staat van herkomst vergunning heeft verkregen om
kosteloos of tegen verminderd tarief te procederen, geniet bij een procedure tot erkenning
of tenuitvoerlegging de gunstigste bijstand of de ruimste vrijstelling van kosten
waarin het recht van de aangezochte Staat voorziet.
Geen enkele zekerheidstelling of depot, onder welke benaming ook, kan worden verlangd
ter waarborging van de betaling van de proceskosten in de bij het Verdrag bedoelde
procedures.
De partij die de erkenning van een beslissing inroept of de tenuitvoerlegging daarvan
verlangt moet overleggen:
-
1. een volledig en authentiek afschrift van de beslissing;
-
2. alle stukken aan de hand waarvan kan worden vastgesteld, dat tegen de beslissing geen
gewoon rechtsmiddel kan worden aangewend in de Staat van herkomst en, eventueel, dat
zij daar uitvoerbaar is;
-
3. indien de beslissing bij verstek gegeven is, het origineel of een voor eensluidend
gewaarmerkt afschrift van het stuk aan de hand waarvan kan wonden vastgesteld dat
het stuk waarmede het geding is ingeleid en dat de hoofdpunten van de eis omvat, overeenkomstig
het recht van de Staat van herkomst op regelmatige wijze is medegedeeld of betekend
aan de partij tegen wie het verstek werd verleend;
-
4. eventueel, elk stuk aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat deze partij in
de Staat van herkomst vergunning had verkregen om kosteloos of tegen verminderd tarief
te procederen;
-
5. de voor eensluidend gewaarmerkte vertaling van de bovengenoemde stukken, tenzij de
autoriteit van de aangezochte Staat vrijstelling hiervan verleent.
Bij gebreke van overlegging van de bovengenoemde stukken of indien de inhoud van de
beslissing het de autoriteit van de aangezochte Staat niet mogelijk maakt na te gaan
of aan de voorwaarden van het Verdrag is voldaan, bepaalt deze autoriteit een termijn
voor de overlegging van alle vereiste stukken.
Geen legalisatie of soortgelijke formaliteit mag worden geëist.
HOOFDSTUK VI. DIVERSE BEPALINGEN
De Verdragsluitende Staten wier wet beperkingen oplegt aan de overmaking van gelden,
kennen de hoogste prioriteit toe aan overmakingen van gelden bestemd om te worden
betaald als onderhoud of ter dekking van de kosten en uitgaven voor een verzoek op
grond van dit Verdrag.
Het Verdrag belet niet dat een beroep wordt gedaan op een andere internationale akte
die de Staat van herkomst en de aangezochte Staat bindt, of op het niet op verdragen
gebaseerde recht van de aangezochte Staat ter verkrijging van de erkenning of tenuitvoerlegging
van een beslissing of een schikking.
Het Verdrag is van toepassing ongeacht de datum waarop de beslissing is gegeven.
Wanneer de beslissing is gegeven vóór de inwerkingtreding van het Verdrag in de betrekkingen
tussen de Staat van herkomst en de aangezochte Staat wordt zij in laatstgenoemde Staat
slechts uitvoerbaar verklaard voor wat betreft de na deze inwerkingtreding verschuldigde
betalingen.
Elke Verdragsluitende Staat kan te allen tijde verklaren dat, in zijn betrekkingen
met de Staten die dezelfde verklaring hebben afgelegd, de bepalingen van het Verdrag
worden uitgebreid tot alle authentieke akten welke ten overstaan van een autoriteit
of een Overheidsfunctionaris zijn opgemaakt en uitvoerbaar zijn in de Staat van herkomst,
voor zover die bepalingen op die akten toepasselijk zijn.
Elke Verdragsluitende Staat kan, overeenkomstig, artikel 34, zich het recht voorbehouden
niet te erkennen of uitvoerbaar te verklaren:
-
1. beslissingen en schikkingen betreffende onderhoud verschuldigd voor het tijdvak na
het huwelijk of na de eenentwintigste verjaardag van de onderhoudsgerechtigde door
een andere onderhoudsplichtige dan de echtgenoot of voormalige echtgenoot van de onderhoudsgerechtigde;
-
2. beslissingen en schikkingen inzake onderhoudsverplichtingen
-
3. beslissingen en schikkingen die niet voorzien in onderhoudsuitkeringen door middel
van periodieke betalingen.
Een Verdragsluitende Staat die een voorbehoud heeft gemaakt is niet gerechtigd de
toepassing van het Verdrag te eisen op beslissingen en schikkingen welke door zijn
voorbehoud zijn uitgesloten.
Indien een Verdragsluitende Staat ter zake van onderhoudsverplichtingen twee of meer
rechtsstelsels kent die van toepassing zijn op verschillende categorieën personen,
worden verwijzingen maar de wet van die Staat zo uitgelegd, dat daarmede het rechtsstelsel
wordt bedoeld dat volgens zijn recht is aangewezen als van toepassing op een bepaalde
categorie personen.
Indien een Verdragsluitende Staat twee of meer gebiedsdelen omvat waarin, wat betreft
de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake onderhoudsverplichtingen,
verschillende rechtsstelsels worden toegepast:
-
1. wordt een verwijzing naar de wet, de procedure of de autoriteit van de Staat van herkomst
zo uitgelegd dat daarmede de wet, de procedure of de autoriteit wordt bedoeld van
het gebiedsdeel waar de beslissing is gegeven;
-
2. wordt een verwijzing naar de wet, de procedure of de autoriteit van de aangezochte
Staat zo uitgelegd dat daarmede de wet, de procedure of de autoriteit wordt bedoeld
van het gebiedsdeel waar de erkenning of tenuitvoerlegging wordt gevorderd;
-
3. moet een verwijzing bij toepassing van de punten 1 en 2 naar de wet of de procedure
van de Staat van herkomst dan wel naar de wet of de procedure van de aangezochte Staat,
zo worden uitgelegd dat zij omvat de desbetreffende regels en rechtsbeginselen van
deze Verdragsluitende Staat die op de gebiedsdelen van die Staat toepasselijk zijn;
-
4. wordt een verwijzing naar de gewone verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde of
de onderhoudsplichtige in de Staat van herkomst zo uitgelegd dat daaronder wordt verstaan
zijn gewone verblijfplaats in het gebiedsdeel waar die beslissing is gegeven.
Elke Verdragsluitende Staat kan te allen tijde verklaren dat hij een of meer van deze
regels niet zal toepassen op een of meer bepalingen van het Verdrag.
HOOFDSTUK VII. SLOTBEPALINGEN
Het Verdrag staat open voor ondertekening door de Staten die lid waren van de Haagse
Conferentie voor internationaal privaatrecht ten tijde van haar twaalfde zitting.
Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd en de akten van bekrachtiging,
aanvaarding of goedkeuring dienen te worden nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van Nederland.
Elke Staat die eerst na de twaalfde zitting lid van de Conferentie is geworden, of
die lid is van de Organisatie der Verenigde Naties of van een van de gespecialiseerde
organisaties daarvan, of die partij is bij het Statuut van het Internationaal Gerechtshof, kan tot dit Verdrag toetreden na de inwerkingtreding ervan overeenkomstig de eerste
alinea van artikel 35.
De akte van toetreding dient te worden nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van Nederland.
De toetreding geldt slechts voor de betrekkingen tussen de toetredende Staat en de
Verdragsluitende Staten die binnen twaalf maanden na ontvangst van de kennisgeving
bedoeld in artikel 37, onder 3, geen bezwaar hebben gemaakt tegen zijn toetreding.
Een zodanig bezwaar kan tevens door elke Lid-Staat worden gemaakt op het tijdstip
van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van het Verdrag na de toetreding door
die Staat. Deze bezwaren worden ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van Nederland.
Elke Staat kan, op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding
of toetreding verklaren dat het Verdrag zich uitstrekt tot alle gebieden voor welker
internationale betrekkingen hij verantwoordelijk is of tot een of meer van deze gebieden.
Deze verklaring wordt van kracht op de datum van die inwerkingtreding van het Verdrag
voor genoemde Staat.
Daarna dient elke zodanige uitbreiding ter kennis te wonden gebracht van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken van Nederland.
De uitbreiding geldt voor de betrekkingen tussen die Verdragsluitende Staten die niet
binnen twaalf maanden na de ontvangst van de kennisgeving bedoeld in artikel 37, onder
4, bezwaar daartegen hebben gemaakt, en het gebied of die gebieden voor welker internationale
betrekkingen de betrokken Staat verantwoordelijk is en voor welke de kennisgeving
is gedaan.
Een zodanig bezwaar kan tevens door elke Lid-Staat worden gemaakt op het tijdstip
van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van het Verdrag na de uitbreiding.
Deze bezwaren worden ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
van Nederland.
Elke Verdragsluitende Staat die twee of meer gebiedsdelen omvat waarbinnen verschillende
rechtsstelsels van toepassing zijn ter zake van de erkenning en tenuitvoerlegging
van beslissingen inzake onderhoudsverplichtingen, kan op het tijdstip van ondertekening,
bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren dat dit Verdrag zich
zal uitstrekken tot al zijn gebiedsdelen of slechts tot een of meer daarvan en kan
te allen tijde deze verklaring wijzigen door een nieuwe verklaring af te leggen.
Deze verklaringen worden ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
van Nederland en geven uitdrukkelijk aan op welk(e) gebiedsdeel (delen) het Verdrag
van toepassing is.
De andere Verdragsluitende Staten kunnen weigeren een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen
te erkennen indien, op de datum waarop de erkenning wordt ingeroepen, het Verdrag
niet van toepassing is op het gebiedsdeel waarin die beslissing werd verkregen.
Elke Staat kan, uiterlijk op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring
of toetreding, een of meer van de voorbehouden maken bedoeld in artikel 26. Andere
voorbehouden zijn niet toegestaan.
Elke Staat kan tevens, bij de kennisgeving van een uitbreiding van de toepassing van
het Verdrag overeenkomstig artikel 32, een of meer van deze voorbehouden maken waarvan
de werking is beperkt tot de gebiedsdelen of tot enkele van de gebiedsdelen bedoeld
in de kennisgeving.
Elke Verdragsluitende Staat kan te allen tijde een door hem gemaakt voorbehoud intrekken.
Deze intrekking wordt ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
van Nederland.
De geldigheid van het voorbehoud eindigt op de eerste dag van de derde kalendermaand
na de kennisgeving bedoeld in de voorgaande alinea.
Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van die derde kalendermaand na de nederlegging
van de derde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring bedoeld in artikel
30. Daarna treedt het Verdrag in werking:
-
- voor elke ondertekenende Staat die het daarna bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt,
op de eerste dag van de derde kalendermaand na de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging,
aanvaarding of goedkeuring;
-
- voor elke toetredende Staat op de eerste dag van de derde kalendermaand na het verstrijken
van de termijn bedoeld in artikel 31;
-
- voor de gebiedsdelen waartoe het Verdrag zich uitstrekt overeenkomstig artikel 32,
op de eerste dag van de derde kalendermaand na het verstrijken van de in genoemd artikel
bedoelde termijn.
Het Verdrag heeft een looptijd van vijf jaar vanaf de datum van zijn inwerkingtreding
overeenkomstig de eerste alinea van artikel 35, zelfs voor de Staten die het daarna
hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd of daartoe zijn toegetreden.
Behoudens opzegging wordt het Verdrag stilzwijgend verlengd, telkens voor een tijdvak
van vijf jaar.
De opzegging wordt, uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van het tijdvak van
vijf jaar, ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.
Zij kan worden beperkt tot bepaalde gebiedsdelen waarop het Verdrag van toepassing
is.
De opzegging geldt slechts ten aanzien van de Staat die haar heeft gedaan. Voor de
andere Verdragsluitende Staten blijft het Verdrag van kracht.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland stelt de Lid-Staten van de Conferentie,
alsmede de Staten die overeenkomstig het bepaalde in artikel 31 zijn toegetreden,
in kennis van:
-
1. de ondertekeningen, bekrachtigingen, aanvaardingen en goedkeuringen bedoeld in artikel
30;
-
2. de datum waarop dit Verdrag in werking treedt overeenkomstig het bepaalde in artikel
35;
-
3. de toetredingen bedoeld in artikel 31 en de datum waarop zij van kracht worden;
-
4. de uitbreidingen bedoeld in artikel 32 en de datum waarop zij van kracht wonden;
-
5. de bezwaren tegen toetredingen en uitbreidingen bedoeld in de artikelen 31 en 32;
-
6. de verklaringen genoemd in de artikelen 25 en 32;
-
7. de opzeggingen bedoeld in artikel 36;
-
8. de voorbehouden bedoeld in de artikelen 26 en 34, en de intrekking van de voorbehouden
bedoeld in artikel 34.