Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek [...] Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, Athene, 16-04-2003

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-05-2004 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie.

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

de President van de Tsjechische Republiek,

Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,

de President van de Bondsrepubliek Duitsland,

de President van de Republiek Estland,

de President van de Helleense Republiek,

Zijne Majesteit de Koning van Spanje,

de President van de Franse Republiek,

de President van Ierland,

de President van de Italiaanse Republiek,

de President van de Republiek Cyprus,

de President van de Republiek Letland,

de President van de Republiek Litouwen,

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,

de President van de Republiek Hongarije,

de President van Malta,

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

de Federale President van de Republiek Oostenrijk,

de President van de Republiek Polen,

de President van de Portugese Republiek,

de President van de Republiek Slovenië,

de President van de Slowaakse Republiek,

de President van de Republiek Finland,

de Regering van het Koninkrijk Zweden,

Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Verenigd in de wil de verwezenlijking van de doelstellingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrondvest voort te zetten,

Vastbesloten, in de geest van deze Verdragen, op de reeds gelegde grondslagen een steeds hechtere eenheid tussen de Europese volkeren tot stand te brengen,

Overwegende dat artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de Europese Staten de mogelijkheid biedt lid van de Unie te worden,

Overwegende dat de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek hebben verzocht lid te worden van de Europese Unie,

Overwegende dat de Raad van de Europese Unie, na advies van de Commissie te hebben ingewonnen en na de instemming van het Europees Parlement te hebben verkregen, zich heeft uitgesproken voor toelating van deze Staten,

Hebben besloten in gemeenschappelijk overleg de voorwaarden voor deze toelating en de in de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrondvest aan te brengen aanpassingen vast te stellen, en hebben daartoe als gevolmachtigden aangewezen:

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

Guy Verhofstadt

Eerste Minister

Louis Michel

Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken

De President van de Tsjechische Republiek,

Václav Klaus

President

Vladimír Špidla

Minister-President

Cyril Svoboda

Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken

Pavel Telička

Hoofd van de delegatie van de Tsjechische Republiek voor de onderhandelingen over de toetreding tot de Europese Unie en Ambassadeur en Hoofd van de Missie van de Tsjechische Republiek bij de Europese Gemeenschappen

Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,

Anders Fogh Rasmussen

Minister-President

Dr. Per Stig Møller

Minister van Buitenlandse Zaken

De President van de Bondsrepubliek Duitsland,

Gerhard Schröder

Bondskanselier

Joseph Fischer

Minister van Buitenlandse Zaken en Plaatsvervanger van de Bondskanselier

De President van de Republiek Estland,

Arnold Rüütel

President

Kristiina Ojuland

Minister van Buitenlandse Zaken

De President van de Helleense Republiek,

Konstantinos Simitis

Eerste minister

Giorgos Papandreou

Minister van Buitenlandse Zaken

Tassos Giannitsis

Onderminister van Buitenlandse Zaken

Zijne Majesteit de Koning van Spanje,

José Maria Aznar López

Minister-President

Ana Palacio Vallerersundi

Minister van Buitenlandse Zaken

De President van de Franse Republiek,

Jean-Pierre Raffarin

Eerste minister

Dominique Galouzeau de Villepin

Minister van Buitenlandse Zaken

Noëlle Lenoir

Minister, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Europese Zaken

De President van Ierland,

Bertie Ahern

Eerste minister (Taoiseach)

Brian Cowen

Minister van Buitenlandse Zaken

De President van de Italiaanse Republiek,

Silvio Berlusconi

Minister-President

Franco Frattini

Minister van Buitenlandse Zaken

De President van de Republiek Cyprus,

Tassos Papadopoulos

President

George Iacovou

Minister van Buitenlandse Zaken

De President van de Republiek Letland,

Vaira Vīķe-Freiberga

President

Einars Repše

Eerste minister

Sandra Kalniete

Minister van Buitenlandse Zaken

Andris Ķesteris

Hoofdonderhandelaar voor de toetreding van de Republiek Estland tot de Europese Unie, Ondersecretaris van Staat bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken

De President van de Republiek Litouwen,

Algirdas Mykolas Brazauskas

Eerste minister

Antanas Valionis

Minister van Buitenlandse Zaken

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,

Jean-Claude Juncker

Minister-President, Minister van Staat

Lydie Polfer

Minister van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel

De President van de Republiek Hongarije,

Dr. Péter Medgyessy

Eerste minister

László Kovács

Minister van Buitenlandse Zaken

Dr. Endre Juhász

Ambassadeur van de Republiek Hongarije,

Hoofdonderhandelaar voor de toetreding van de Republiek Hongarije tot de Europese Unie

De President van Malta,

The Hon Edward Fenech Adami

Eerste minister

The Hon Joe Borg

Minister van Buitenlandse Zaken

Richard Cachia Caruana

Hoofd van de Onderhandelingsdelegatie

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

Jan Pieter Balkenende

Minister-President

Jakob Gijsbert de Hoop Scheffer

Minister van Buitenlandse Zaken

De Federale President van de Republiek Oostenrijk,

Dr. Wolfgang Schüssel

Bondskanselier

Dr. Benita Ferrero-Waldner

Minister van Buitenlandse Zaken

De President van de Republiek Polen,

Leszek Miller

Eerste minister

Włodzimierz Cimoszewicz

Minister van Buitenlandse Zaken

Dr. Danuta Hübner

Staatssecretaris, Ministerie van Buitenlandse Zaken

De President van de Portugese Republiek,

José Manuel Durão Barroso

Minister-President

António Martins da Cruz

Minister van Buitenlandse Zaken

De President van de Republiek Slovenië,

Dr. Janez Drnovšek

President

Anton Rop

Eerste minister

Dr. Dimitrij Rupel

Minister van Buitenlandse Zaken

De President van de Slowaakse Republiek,

Rudolf Schuster

President

Mikuláš Dzurinda

Eerste minister

Eduard Kukan

Minister van Buitenlandse Zaken

Ján Figel'

Hoofdonderhandelaar voor de toetreding van de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

De President van de Republiek Finland,

Paavo Lipponen

Minister-President

Jari Vilén

Minister van Buitenlandse Handel

De Regering van het Koninkrijk Zweden,

Göran Persson

Minister-President

Anna Lindh

Minister van Buitenlandse Handel

Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

The Rt. Hon Tony Blair

Eerste minister

The Rt. Hon Jack Straw

Minister van Buitenlandse Zaken en Gemenebestzaken

Die, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, omtrent de volgende bepalingen

Overeenstemming hebben bereikt:

Artikel 1

  • 1 De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek worden lid van de Europese Unie en worden Partij bij de Verdragen waarop de Unie is gegrondvest, zoals deze Verdragen zijn gewijzigd of aangevuld.

  • 2 De voorwaarden voor de toelating en de daaruit voortvloeiende aanpassingen van de Verdragen waarop de Unie is gegrondvest, zijn neergelegd in de bij dit Verdrag gevoegde Akte. De bepalingen van deze Akte maken een integrerend deel van dit Verdrag uit.

  • 3 De in de in lid 1 genoemde Verdragen voorkomende bepalingen betreffende de rechten en verplichtingen van de lidstaten, alsmede de algemene en bijzondere bevoegdheden van de Instellingen van de Unie, zijn van toepassing ten aanzien van dit Verdrag.

Artikel 2

  • 1 Dit Verdrag zal door de Hoge Verdragsluitende Partijen worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen. De akten van bekrachtiging zullen uiterlijk op 30 april 2004 worden neergelegd bij de Regering van de Italiaanse Republiek.

  • 2 Dit Verdrag treedt in werking op 1 mei 2004, mits alle akten van bekrachtiging voor die datum zijn neergelegd.

    Indien echter niet alle in artikel 1, lid 1, genoemde Staten tijdig hun akten van bekrachtiging hebben neergelegd, treedt het Verdrag in werking voor de Staten die tot de nederlegging zijn overgegaan. In dit geval besluit de Raad van de Europese Unie, met eenparigheid van stemmen, onmiddellijk over de hierdoor noodzakelijk geworden aanpassingen van artikel 3 van het onderhavige Verdrag en van de artikelen 1, 6, lid 6, 11 tot en met 15, 18, 19, 25, 26, 29, 30, 31, 33, 34, 35, 46 tot en met 49, 58 en 61 van de Toetredingsakte, van de bijlagen II tot en met XV van de aanhangsels bij die Akten en van de Protocollen nr. 1 tot en met 10 die daaraan zijn gehecht; de Raad kan eveneens, met eenparigheid van stemmen, de bepalingen van voornoemde Akte, met inbegrip van de daaraan gehechte bijlagen, aanhangsels en Protocollen, waarin een Staat die zijn akte van bekrachtiging niet heeft neergelegd, met name wordt genoemd, vervallen verklaren of aanpassen.

  • 3 In afwijking van lid 2 kunnen de Instellingen van de Unie voor de toetreding de maatregelen vaststellen bedoeld in de artikelen 6, lid 2, tweede alinea, 6, lid 6, tweede alinea, 6, lid 7, tweede en derde alinea, 6, lid 8, tweede en derde alinea, 6, lid 9, derde alinea, 21, 23, 28, lid 1, 32, lid 5, 33, lid 1, 33, lid 4, 33, lid 5, 38, 39, 41, 42, 55, 56 en 57 van de Toetredingsakte, de bijlagen III tot en met XIV van de Akte, en Protocol 2, artikel 6 van Protocol 3, artikel 2, lid 2, van Protocol 4, Protocol 8 en de artikelen 1, 2, 4 van Protocol 10. Deze maatregelen treden slechts in werking onder voorbehoud en op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige Verdrag.

Artikel 3

Dit Verdrag, opgesteld in één enkel exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, zal worden neergelegd in het archief van de Regering van de Italiaanse Republiek, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de Regeringen der andere ondertekenende Staten.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Verdrag hebben gesteld.

GEDAAN te Athene, de zestiende april tweeduizenddrie.

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond

EERSTE DEEL. BEGINSELEN

Artikel 1

In de zin van deze Akte:

  • worden met de uitdrukking „oorspronkelijke Verdragen” bedoeld:

  • worden met de uitdrukking „huidige lidstaten” bedoeld het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;

  • wordt met de uitdrukking „de Unie” bedoeld de Unie zoals tot stand gebracht bij het EU-Verdrag;

  • wordt met de uitdrukking „de Gemeenschap” bedoeld één of beide van de in het eerste streepje vermelde Gemeenschappen, naargelang van het geval;

  • worden met de uitdrukking „nieuwe lidstaten” bedoeld de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek;

  • worden met de uitdrukking „Instellingen” bedoeld de bij de oorspronkelijke Verdragen opgerichte Instellingen.

Artikel 2

Onmiddellijk bij de toetreding zijn de oorspronkelijke Verdragen en de door de Instellingen en de Europese Centrale Bank vóór de toetreding genomen besluiten verbindend voor de nieuwe lidstaten en in deze staten toepasselijk onder de voorwaarden waarin wordt voorzien door die Verdragen en door deze Akte.

Artikel 3

  • 1 De bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen door middel van het Protocol dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna het „Schengenprotocol” genoemd), en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten zoals zij zijn opgesomd in bijlage I bij deze Akte, evenals alle andere dergelijke rechtsbesluiten die eventueel worden aangenomen vóór de toetredingsdatum, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor en toepasselijk in de nieuwe lidstaten.

  • 2 De bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen, en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten welke niet in lid 1 bedoeld worden, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor de nieuwe lidstaten, maar zijn in een nieuwe lidstaat slechts toepasselijk op grond van een daartoe strekkend besluit van de Raad, nadat overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures is geconstateerd dat in die nieuwe lidstaat aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van alle onderdelen van het betreffende acquis is voldaan en na raadpleging van het Europees Parlement.

    De Raad besluit met eenparigheid van stemmen van de leden die de regeringen vertegenwoordigen van de lidstaten ten aanzien waarvan de bepalingen van dit lid reeds van kracht zijn en van de vertegenwoordiger van de regering van de lidstaat ten aanzien waarvan die bepalingen van kracht moeten worden. De leden van de Raad die de regeringen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vertegenwoordigen, nemen aan dit besluit deel voor zover het verband houdt met de bepalingen van het Schengenacquis en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten waaraan deze lidstaten deelnemen.

  • 4 De nieuwe lidstaten verbinden zich ertoe met betrekking tot die overeenkomsten of instrumenten op het gebied van Justitie en Binnenlandse zaken welke onlosmakelijk zijn verbonden met de doelstellingen van het EU-Verdrag:

    • toe te treden tot de overeenkomsten of instrumenten die vóór de datum van toetreding zijn opengesteld voor ondertekening door de huidige lidstaten, alsmede tot de overeenkomsten of instrumenten die door de Raad overeenkomstig Titel VI van het EU-Verdrag zijn opgesteld en waarvan hij de aanneming aan de lidstaten heeft aanbevolen;

    • administratieve en andere regelingen in te voeren in de trant van de regelingen die de huidige lidstaten of de Raad voor de datum van toetreding hebben aangenomen ter vergemakkelijking van de praktische samenwerking tussen de instellingen en organisaties van de lidstaten die actief zijn op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken.

Artikel 4

Vanaf de datum van toetreding neemt elke nieuwe lidstaat aan de Economische en Monetaire Unie deel als lidstaat met een derogatie in de zin van artikel 122 van het EG-Verdrag.

Artikel 5

  • 1 Bij deze Akte treden de nieuwe lidstaten toe tot de door de Vertegenwoordigers van de Regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, genomen besluiten en gesloten overeenkomsten. Zij verbinden zich ertoe op het tijdstip van de toetreding ook toe te treden tot elke andere door de huidige lidstaten gesloten overeenkomst die de werking van de Unie betreft of in nauw verband staat met het optreden van deze Unie.

  • 2 De nieuwe lidstaten verbinden zich ertoe toe te treden tot de overeenkomsten bedoeld in artikel 293 van het EG-Verdrag en tot de overeenkomsten die niet te scheiden zijn van het bereiken van de doelstellingen van het EG-Verdrag, alsmede tot de Protocollen betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van deze overeenkomsten, die door de lidstaten zijn ondertekend, en te dien einde onderhandelingen aan te knopen met de huidige lidstaten om daarin de vereiste aanpassingen aan te brengen.

  • 3 De nieuwe lidstaten bevinden zich ten aanzien van de verklaringen, resoluties of andere standpuntbepalingen van de Europese Raad of de Raad, alsmede ten aanzien van die welke betrekking hebben op de Gemeenschap of de Unie en in onderling overleg tussen de lidstaten zijn aanvaard, in dezelfde situatie als de huidige lidstaten; zij zullen derhalve de beginselen en beleidslijnen die hieruit voortvloeien eerbiedigen en de maatregelen treffen die nodig zouden kunnen blijken ter verzekering van de toepassing daarvan.

Artikel 6

  • 1 De door de Gemeenschap of uit hoofde van artikel 24 of artikel 38 van het EU-Verdrag met een of meer derde Staten, met een internationale organisatie dan wel met een onderdaan van een derde Staat gesloten of voorlopig toegepaste overeenkomsten of akkoorden, zijn verbindend voor de nieuwe lidstaten, en wel onder de in de oorspronkelijke Verdragen en in deze Akte neergelegde voorwaarden.

  • 2 De nieuwe lidstaten verbinden zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de door de huidige lidstaten en de Gemeenschap gezamenlijk gesloten of voorlopig toegepaste overeenkomsten of akkoorden, alsmede tot de door deze Staten gesloten overeenkomsten die verband houden met deze overeenkomsten of akkoorden.

    De toetreding van de nieuwe lidstaten tot de in lid 6 genoemde overeenkomsten of akkoorden alsmede tot de overeenkomsten met Belarus, China, Chili, de Mercosur en Zwitserland die gezamenlijk zijn gesloten of ondertekend door de Gemeenschap en haar lidstaten, wordt geregeld door de sluiting van een protocol bij die overeenkomsten of akkoorden door de Raad, handelend met eenparigheid van stemmen namens de lidstaten, en het (de) betrokken derde land(en) of internationale organisatie. Deze procedure geldt onverminderd de eigen bevoegdheden van de Gemeenschap en laat de verdeling van bevoegdheden tussen de Gemeenschap en de lidstaten op het gebied van de sluiting van dergelijke overeenkomsten in de toekomst dan wel andere, niet met de toetreding verband houdende wijzigingen onverlet. De Commissie voert namens de lidstaten onderhandelingen over deze protocollen, op basis van door de Raad met eenparigheid van stemmen goedgekeurde onderhandelingsrichtsnoeren en in overleg met een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. De Commissie dient een ontwerp van de te sluiten protocollen in bij de Raad.

  • 3 Vanaf hun toetreding tot de in lid 2 bedoelde overeenkomsten en verdragen, verwerven de nieuwe lidstaten dezelfde rechten en verplichtingen uit hoofde van die overeenkomsten en akkoorden als de huidige lidstaten.

  • 6 Vanaf de datum van toetreding, en in afwachting van de sluiting van de nodige protocollen als bedoeld in lid 2, passen de nieuwe lidstaten de bepalingen toe van de overeenkomsten die door de huidige lidstaten, gezamenlijk met de Gemeenschap, zijn gesloten met Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Bulgarije, Kroatië, Egypte, de VJRM, Georgië, Israël, Jordanië, Kazachstan, Kirgizië, Libanon, Mexico, Moldavië, Marokko, Roemenië, de Russische Federatie, San Marino, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Syrië, Tunesië, Turkije, Turkmenistan, Oekraïne en Oezbekistan, evenals het bepaalde in andere overeenkomsten die voor de toetreding door de huidige lidstaten, gezamenlijk met de Gemeenschap, zijn gesloten.

    Eventuele aanpassingen van die overeenkomsten zullen het onderwerp vormen van met de medeovereenkomstsluitende landen te sluiten protocollen overeenkomstig lid 2, tweede alinea. Indien de protocollen niet zijn gesloten op de datum van toetreding, nemen de Gemeenschap en de lidstaten, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, de noodzakelijke maatregelen om op het tijdstip van de toetreding het hoofd te bieden aan die situatie.

  • 7 Onmiddellijk bij de toetreding worden de door de Gemeenschap met derde landen gesloten bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen in de nieuwe lidstaten toegepast.

    De door de Gemeenschap toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van textielproducten en kleding worden aangepast om rekening te houden met de toetreding van de nieuwe lidstaten tot de Gemeenschap. Te dien einde kan door de Gemeenschap met de betrokken derde landen nog voor de toetreding worden onderhandeld over wijzigingen van de bovengenoemde bilaterale overeenkomsten en regelingen.

    Indien de wijzigingen van de bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen nog niet in werking zijn getreden op de datum van toetreding, verricht de Gemeenschap de nodige aanpassingen van haar regels betreffende de invoer van textielproducten en kleding uit derde landen om rekening te kunnen houden met de toetreding van de nieuwe lidstaten tot de Gemeenschap.

  • 8 De door de Gemeenschap toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van staal en staalproducten worden aangepast op basis van de invoer van de nieuwe lidstaten over de afgelopen jaren van staalproducten van oorsprong uit de betrokken leverancierlanden.

    Te dien einde wordt nog voor de toetreding onderhandeld over de nodige wijzigingen in de door de Gemeenschap met derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten en regelingen op het gebied van staal.

    Indien de wijzigingen van de bilaterale overeenkomsten en regelingen nog niet in werking zijn getreden op de datum van toetreding, is de eerste alinea van toepassing.

  • 9 Onmiddellijk bij de toetreding wordt het beheer van door de nieuwe lidstaten gesloten visserijovereenkomsten door de Gemeenschap waargenomen.

    De rechten en plichten die voor de nieuwe lidstaten uit deze overeenkomsten voortvloeien, blijven onverlet gedurende een periode waarin de bepalingen van deze overeenkomsten voorlopig worden gehandhaafd.

    Zo spoedig mogelijk, en in ieder geval vóór het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde overeenkomsten, stelt de Raad, in elk apart geval, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de passende besluiten vast voor het voortduren van de daaruit voortvloeiende visserijactiviteiten, met inbegrip van de mogelijkheid om bepaalde van deze overeenkomsten met ten hoogste één jaar te verlengen.

  • 10 Met ingang van de datum van toetreding zeggen de nieuwe lidstaten elke vrijhandelsovereenkomst met derde landen, inclusief de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, op.

    Voorzover de overeenkomsten tussen één of meer nieuwe lidstaten enerzijds, en één of meer derde landen anderzijds, niet verenigbaar zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit deze Akte, treft de nieuwe lidstaat alle passende maatregelen om geconstateerde onverenigbaarheden weg te werken. Indien een nieuwe lidstaat moeilijkheden ondervindt om een overeenkomst aan te passen die vóór de toetreding is gesloten met één of meer derde landen, trekt zij zich terug uit die overeenkomst met inachtneming van de daarin vervatte voorwaarden.

  • 11 Bij deze Akte en onder de daarin neergelegde voorwaarden treden de nieuwe lidstaten toe tot de interne overeenkomsten welke door de lidstaten werden gesloten met het oog op de toepassing van de in lid 2 en de leden 4 tot en met 6 bedoelde overeenkomsten en akkoorden.

  • 12 De nieuwe lidstaten treffen de passende maatregelen om zo nodig hun positie ten aanzien van internationale organisaties en internationale overeenkomsten waarbij de Gemeenschap of andere lidstaten eveneens partij zijn, aan te passen aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit hun toetreding tot de Unie.

    Met name zeggen zij, op de datum van toetreding of zo spoedig mogelijk daarna, de internationale visserijovereenkomsten en hun lidmaatschap van internationale visserijorganisaties op waarbij ook de Gemeenschap partij is, tenzij hun lidmaatschap geen verband houdt met visserijzaken.

Artikel 7

De bepalingen van deze Akte kunnen, tenzij anders is bepaald, uitsluitend worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken door middel van de procedures voorzien in de oorspronkelijke Verdragen die het mogelijk maken tot een herziening van die Verdragen te komen.

Artikel 8

De door de Instellingen genomen besluiten waarop de in deze Akte vastgestelde overgangsmaatregelen zijn gebaseerd, behouden hun eigen rechtskarakter; met name blijven de voor deze besluiten geldende wijzigingsprocedures van toepassing.

Artikel 9

De bepalingen van deze Akte waarvan het doel of het gevolg is dat besluiten van de Instellingen anders dan bij wijze van overgangsmaatregel worden ingetrokken of gewijzigd, verkrijgen hetzelfde rechtskarakter als de daardoor ingetrokken of gewijzigde bepalingen en zijn onderworpen aan dezelfde regels als laatstgenoemde bepalingen.

Artikel 10

Ten aanzien van de toepassing van de oorspronkelijke Verdragen en van de door de Instellingen genomen besluiten gelden, bij wijze van overgang, de in deze Akte neergelegde afwijkende bepalingen.

TWEEDE DEEL. AANPASSING DER VERDRAGEN

TITEL I. INSTITUTIONELE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 HET EUROPEES PARLEMENT

Artikel 11

[Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; Rome, 25-03-1957. Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie; Rome, 25-03-1957.]

HOOFDSTUK 2. DE RAAD

Artikel 12

  • 1 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; Rome, 25-03-1957. Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie; Rome, 25-03-1957. Wijzigt het Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 07-02-1992.]

  • 2 [Red: Wijzigt het Protocol, gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de uitbreiding van de Europese Unie; Nice, 26-02-2001.]

  • 3 Indien minder dan tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie toetreden, wordt de drempel voor de gekwalificeerde meerderheid bij besluit van de Raad met toepassing van een strikt lineaire rekenkundige interpolatie, met afronding naar boven of naar beneden tot het dichtstbijzijnde stemmenaantal, vastgesteld op een percentage tussen 71% voor een Raad met 300 stemmen en 72,27% voor een EU met 25 lidstaten.

HOOFDSTUK 3. HET HOF VAN JUSTITIE

Artikel 13

[Red: Wijzigt het Protocol, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, betreffende het statuut van het Hof van Justitie; Nice, 26-02-2001.]

HOOFDSTUK 4. HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

Artikel 14

[Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; Rome, 25-03-1957. Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie; Rome, 25-03-1957. Wijzigt het Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 07-02-1992.]

DERDE DEEL PERMANENTE BEPALINGEN

TITEL I. AANPASSINGEN VAN DE BESLUITEN VAN DE INSTELLINGEN

Artikel 20

In de besluiten genoemd in bijlage II van deze Akte worden de aanpassingen aangebracht die in die bijlage worden omschreven.

Artikel 21

De ingevolge de toetreding noodzakelijke aanpassingen van de besluiten genoemd in de lijst in bijlage III van deze Akte worden verricht overeenkomstig de in die bijlage vervatte richtsnoeren en volgens de procedure en op de wijze bepaald in artikel 57.

TITEL II. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 22

De in bijlage IV van deze Akte opgesomde maatregelen worden toegepast op de in die bijlage bepaalde wijze.

Artikel 23

De Raad kan, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement besluiten tot de aanpassingen van de bepalingen van deze Akte betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid welke nodig zouden kunnen blijken ten gevolge van een wijziging van de communautaire voorschriften. Die aanpassingen kunnen vóór de datum van toetreding plaatsvinden.

VIERDE DEEL TIJDELIJKE BEPALINGEN

TITEL I. OVERGANGSMAATREGELEN

Artikel 24

De in de bijlagen V tot en met XIV van deze Akte genoemde maatregelen zijn ten opzichte van de nieuwe lidstaten van toepassing op de wijze als bepaald in die bijlagen.

Artikel 25

Tsjechië

24

Estland

6

Cyprus

6

Letland

9

Litouwen

13

Hongarije

24

Malta

5

Polen

54

Slovenië

7

Slowakije

14

  • 2 In afwijking van artikel 190, lid 1, van het EG-Verdrag en van artikel 108, lid 2, van het Euratom-verdrag, worden de vertegenwoordigers in het Europees Parlement van de volkeren van de nieuwe lidstaten voor de periode vanaf de datum van toetreding tot het begin van de zittingsperiode 2004–2009 van het Europees Parlement aangewezen door de volksvertegenwoordigingen van deze Staten uit hun midden, zulks volgens de door elk dezer Staten vastgestelde procedure.

Artikel 26

  • 2 Ingeval minder dan tien nieuwe lidstaten toetreden tot de Unie, wordt de drempel voor de gekwalificeerde meerderheid tot en met 31 oktober 2004 bij besluit van de Raad zo dicht mogelijk bij 71,26% van het totale aantal stemmen vastgesteld.

Artikel 27

  • 1 De „rechten van het Gemeenschappelijke Douanetarief en andere douanerechten" genoemde ontvangsten, bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), van Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad betreffende het stelsel van de eigen middelen van de Europese Gemeenschappen3 , of de overeenkomstige bepaling in enig besluit dat dit vervangt, omvatten de douanerechten die worden berekend op basis van de rechten die voortvloeien uit het gemeenschappelijk douanetarief en alle daarmee samenhangende tariefconcessies die de Gemeenschap in het handelsverkeer van de nieuwe lidstaten met derde landen toepast., of de overeenkomstige bepaling in enig besluit dat dit vervangt, omvatten de douanerechten die worden berekend op basis van de rechten die voortvloeien uit het gemeenschappelijk douanetarief en alle daarmee samenhangende tariefconcessies die de Gemeenschap in het handelsverkeer van de nieuwe lidstaten met derde landen toepast.

  • 2 Voor 2004 zijn de in artikel 2, lid 1, onder c), respectievelijk d), van Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad bedoelde geharmoniseerde BTW-grondslag en BNP-grondslag (bruto nationaal product) van elke nieuwe lidstaat gelijk aan twee derde van de jaarbasis. De BNP-grondslag van elke nieuwe lidstaat waarmee rekening zal worden gehouden bij de berekening van de in artikel 5, lid 1, van Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad bedoelde financiering van de correctie voor begrotingsonevenwichtigheden die aan het Verenigd Koninkrijk is toegestaan, is eveneens gelijk aan twee derde van de jaarbasis.

  • 3 Voor de bepaling van het in artikel 2, lid 4, onder b), van Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad bedoelde „bevroren percentage" voor 2004, worden de afgetopte BTW-grondslagen voor de nieuwe lidstaten berekend op basis van twee derde van de niet-afgetopte BTW-grondslag en twee derde van hun BNP.

Artikel 28

  • 1 De algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2004 wordt aangepast om rekening te houden met de toetreding van de nieuwe lidstaten: dit gebeurt door middel van een wijzigingsbegroting die op 1 mei 2004 van kracht wordt.

  • 2 De twaalf maandelijkse twaalfden van de op de BTW en op het BNP gebaseerde middelen die door de nieuwe lidstaten moeten worden betaald krachtens deze gewijzigde begroting, alsmede de aanpassing met terugwerkende kracht van de maandelijkse twaalfden voor het tijdvak januari–april 2004 die uitsluitend gelden voor de huidige lidstaten, worden omgezet in achtsten die tijdens de periode mei–december 2004 moeten worden afgedragen. De aanpassingen met terugwerkende kracht die voortvloeien uit eventuele later in 2004 aangenomen gewijzigde begrotingen, worden op dezelfde wijze omgezet in gelijke delen die tijdens de rest van het jaar moeten worden afgedragen.

Artikel 29

De Gemeenschap stort op de eerste werkdag van elke maand aan Tsjechië, Cyprus, Malta en Slovenië, uit hoofde van de uitgaven van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, één achtste in 2004 vanaf de datum van toetreding en één twaalfde in 2005 en 2006 van de volgende bedragen bij wijze van tijdelijke begrotingscompensatie:

2004

2005

2006

(miljoen euro – prijzen van 1999)

Tsjechië

125,4

178,0

85,1

Cyprus

68,9

119,2

112,3

Malta

37,8

65,6

62,9

Slovenië

29,5

66,4

35,5

Artikel 30

De Gemeenschap stort op de eerste werkdag van elke maand aan Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, uit hoofde van de uitgaven van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, één achtste in 2004 vanaf de datum van toetreding en één twaalfde in 2005 en 2006 van de volgende bedragen bij wijze van forfaitaire speciale cash flow-faciliteit:

2004

2005

2006

(miljoen euro – prijzen van 1999)

Tsjechië

174,7

91,55

91,55

Estland

15,8

2,9

2,9

Cyprus

27,7

5,05

5,05

Letland

19,5

3,4

3,4

Litouwen

34,8

6,3

6,3

Hongarije

155,3

27,95

27,95

Malta

12,2

27,15

27,15

Polen

442,8

550,0

450,0

Slovenië

65,4

17,85

17,85

Slowakije

63,2

11,35

11,35

Een in de forfaitaire speciale cash flow-faciliteit opgenomen bedrag van 1 miljard euro voor Polen en van 100 miljoen euro voor de Tsjechische Republiek wordt in aanmerking genomen voor berekeningen betreffende de verdeling van de structuurfondsen voor de jaren 2004 tot en met 2006.

Artikel 31

  • 1 De hieronder vermelde nieuwe lidstaten betalen de volgende bijdragen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal als bedoeld in Besluit 2002/234/EGKS van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 februari 2002 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal4 :

    (miljoen euro – huidige prijzen)

    Tsjechië

    39,88

    Estland

    2,5

    Letland

    2,69

    Hongarije

    9,93

    Polen

    92,46

    Slovenië

    2,36

    Slowakije

    20,11

  • 2 De bijdragen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal worden in vier keer betaald, te beginnen in 2006, volgens het onderstaande schema, steeds op de eerste werkdag van de eerste maand van elk jaar:

2006: 15%

2007: 20%

2008: 30%

2009: 35%.

Artikel 32

  • 1 Voorzover in dit Verdrag niet anders is bepaald, worden na 31 december 2003 geen financiële verbintenissen aangegaan ten behoeve van de nieuwe lidstaten uit hoofde van het Phare-programma5, het Phare-programma voor grensoverschrijdende samenwerking6, de pretoetredingsinstrumenten voor Cyprus en Malta7, het ISPA-programma8 en het Sapard-programma9. De nieuwe lidstaten krijgen met ingang van 1 januari 2004 dezelfde behandeling als de huidige lidstaten wat betreft uitgaven onder de eerste drie rubrieken van de financiële vooruitzichten, als bepaald in de Interinstitutionele Overeenkomst van 6 mei 199910 , met inachtneming van de hieronder vermelde individuele specificaties en uitzonderingen of zoals anderszins is bepaald in dit Verdrag. De maximum aanvullende vastleggingen voor de rubrieken 1, 2, 3 en 5 van de Financiële Perspectieven in verband met de toetreding staan in bijlage XV. Voor geen enkel programma of geen enkele orgaan mogen echter financiële verbintenissen worden aangegaan uit hoofde van de begroting voor 2004 voordat de betrokken nieuwe lidstaat is toegetreden., het Phare-programma voor grensoverschrijdende samenwerking, de pretoetredingsinstrumenten voor Cyprus en Malta, het ISPA-programma en het Sapard-programma. De nieuwe lidstaten krijgen met ingang van 1 januari 2004 dezelfde behandeling als de huidige lidstaten wat betreft uitgaven onder de eerste drie rubrieken van de financiële vooruitzichten, als bepaald in de Interinstitutionele Overeenkomst van 6 mei 1999, met inachtneming van de hieronder vermelde individuele specificaties en uitzonderingen of zoals anderszins is bepaald in dit Verdrag. De maximum aanvullende vastleggingen voor de rubrieken 1, 2, 3 en 5 van de Financiële Perspectieven in verband met de toetreding staan in bijlage XV. Voor geen enkel programma of geen enkele orgaan mogen echter financiële verbintenissen worden aangegaan uit hoofde van de begroting voor 2004 voordat de betrokken nieuwe lidstaat is toegetreden.

  • 2 Lid 1 is niet van toepassing op uitgaven uit hoofde van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, overeenkomstig artikel 2, lid 1, artikel 2, lid 2, en artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid11, die pas vanaf de datum van toetreding voor communautaire financiering in aanmerking komen, overeenkomstig artikel 2 van deze Akte., die pas vanaf de datum van toetreding voor communautaire financiering in aanmerking komen, overeenkomstig artikel 2 van deze Akte.

    Lid 1 van dit artikel is echter wel van toepassing op uitgaven voor uit hoofde van door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, gefinancierde plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel 47 bis van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen12 , met inachtneming van de voorwaarden daaraan verbonden in de wijziging van deze verordening in bijlage II bij deze Akte.

  • 3 Onder voorbehoud van de laatste zin van lid 1, nemen de nieuwe lidstaten vanaf 1 januari 2004 deel aan communautaire programma's en organen, met financiering uit de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen volgens dezelfde regels en voorwaarden als de huidige lidstaten. De regels en voorwaarden van besluiten van de Associatieraden, overeenkomsten en memoranda van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschappen en de nieuwe lidstaten betreffende hun deelname aan communautaire programma's en organen worden met ingang van 1 januari 2004 vervangen door de bepalingen die op deze programma's en organen van toepassing zijn.

  • 4 Indien één van de, in artikel 1, lid 1, van het Toetredingsverdrag genoemde staten niet in de loop van 2004 tot de Gemeenschap toetreedt, dan zijn alle verzoeken van of uit dat land om uitgavensteun uit hoofde van de eerste drie rubrieken van de Financiële Perspectieven voor 2004 nietig. In dat geval blijft het betreffende besluit van de Associatieraad, de betreffende overeenkomst of het memorandum van overeenstemming ten aanzien van die staat gedurende het hele jaar 2004 van toepassing.

  • 5 Indien er maatregelen moeten worden genomen om de overgang tussen de pretoetredingsregeling en die welke voortvloeit uit de toepassing van dit artikel te vergemakkelijken, neemt de Commissie de vereiste maatregelen.

Artikel 33

  • 1 Vanaf de datum van toetreding worden de aanbesteding, de afsluiting, de uitvoering en de betaling met betrekking tot pretoetredingsmiddelen in het kader van het Phare-programma13, het GS-programma in het kader van Phare14 en de pretoetredingsmiddelen voor Cyprus en Malta15beheerd door een uitvoeringsinstantie in de nieuwe lidstaten.

    Van de voorafgaande goedkeuring door de Commissie in verband met de aanbesteding en de afsluiting van de overeenkomst zal worden afgezien bij een besluit van de Commissie te dien einde, na een als positief beoordeelde aanvraag voor een versterkt gedecentraliseerd uitvoeringssysteem (EDIS), overeenkomstig de criteria en de voorwaarden van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/8916.

    Indien de beslissing van de Commissie om af te zien van voorafgaande goedkeuring niet is genomen vóór de toetreding, heeft dat tot gevolg dat overeenkomsten die zijn ondertekend tussen de toetredingsdatum en de datum waarop de Commissie haar beslissing neemt, niet in aanmerking komen voor pretoetredingsbijstand.

    Indien evenwel, bij wijze van uitzondering, de beslissing van de Commissie om af te zien van voorafgaande goedkeuring pas kan worden getroffen na de toetredingsdatum om redenen die niet kunnen worden toegeschreven aan de autoriteiten van de nieuwe lidstaat, kan de Commissie in naar behoren gemotiveerde gevallen aanvaarden dat overeenkomsten die zijn gesloten tussen de toetredingsdatum en de datum van de beslissing van de Commissie, in aanmerking komen voor pretoetredingsbijstand, en dat de uitvoering van de pretoetredingsbijstand nog gedurende een beperkte periode wordt voortgezet, op voorwaarde dat de Commissie vooraf haar goedkeuring verleent aan de aanbesteding en de afsluiting van de overeenkomst.

  • 2 Algemene begrotingsverplichtingen die zijn aangegaan voor de toetreding krachtens de in lid 1 bedoelde financiële instrumenten voor de pretoetredingssteun, met inbegrip van de afsluiting en registratie van latere individuele vastleggingen en betalingen die na de toetreding zijn verricht, blijven vallen onder de regels en voorschriften van de financiële instrumenten in het kader van de pretoetredingsbijstand en blijven ten laste van de desbetreffende begrotingshoofdstukken tot de betrokken programma's en projecten worden afgesloten. Onverminderd hetgeen voorafgaat, worden procedures inzake overheidsopdrachten die worden ingeleid na de toetreding, uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke communautaire richtlijnen.

  • 3 De laatste programmeringsperiode voor de in lid 1 bedoelde pretoetredingsbijstand valt samen met het laatste volledige kalenderjaar dat aan de toetreding voorafgaat. Voor de acties uit hoofde van deze programma's dient binnen de twee volgende jaren een overeenkomst te worden gesloten; de betalingen worden verricht zoals in het financieringsmemorandum17 is vastgesteld, normaliter tegen het einde van het derde jaar nadat de betalingsverplichting is aangegaan. Er worden geen verlengingen toegestaan voor de termijn van de overeenkomsten. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, is een beperkte verlenging van de termijnen mogelijk voor de betalingen. is vastgesteld, normaliter tegen het einde van het derde jaar nadat de betalingsverplichting is aangegaan. Er worden geen verlengingen toegestaan voor de termijn van de overeenkomsten. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, is een beperkte verlenging van de termijnen mogelijk voor de betalingen.

  • 4 Om te zorgen voor de noodzakelijke geleidelijke beëindiging van de in lid 1 bedoelde financiële instrumenten voor de pretoetredingsbijstand en van het ISPA-programma18, alsmede voor een vlotte overgang tussen de regels die voor, respectievelijk na de toetreding gelden, kan de Commissie alle passende maatregelen treffen om in de nieuwe lidstaten het nodige wettelijk vereiste personeel te handhaven gedurende een periode van maximaal 15 maanden na de toetreding. Tijdens die periode genieten de ambtenaren die in de nieuwe lidstaten voor de toetreding gedetacheerd waren en die in die lidstaten in dienst blijven na de toetreding bij wijze van uitzondering dezelfde financiële en materiële voorwaarden als die welke door de Commissie vóór de toetreding werden toegepast overeenkomstig bijlage X van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen zoals die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/6819. De administratieve uitgaven, met inbegrip van de salarissen van andere personeelsleden, die nodig zijn voor het beheer van de pretoetredingsbijstand, worden tijdens het gehele jaar 2004 en tot eind juli 2005 gefinancierd ten laste van de begrotingspost„ondersteuningsuitgaven voor acties" (het vroegere deel B van de begroting) of ten laste van overeenkomstige begrotingsposten voor de in lid 1 bedoelde instrumenten, alsmede het ISPA-programma, van de desbetreffende pretoetredingsbegrotingen. , alsmede voor een vlotte overgang tussen de regels die voor, respectievelijk na de toetreding gelden, kan de Commissie alle passende maatregelen treffen om in de nieuwe lidstaten het nodige wettelijk vereiste personeel te handhaven gedurende een periode van maximaal 15 maanden na de toetreding. Tijdens die periode genieten de ambtenaren die in de nieuwe lidstaten voor de toetreding gedetacheerd waren en die in die lidstaten in dienst blijven na de toetreding bij wijze van uitzondering dezelfde financiële en materiële voorwaarden als die welke door de Commissie vóór de toetreding werden toegepast overeenkomstig bijlage X van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen zoals die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68. De administratieve uitgaven, met inbegrip van de salarissen van andere personeelsleden, die nodig zijn voor het beheer van de pretoetredingsbijstand, worden tijdens het gehele jaar 2004 en tot eind juli 2005 gefinancierd ten laste van de begrotingspost„ondersteuningsuitgaven voor acties" (het vroegere deel B van de begroting) of ten laste van overeenkomstige begrotingsposten voor de in lid 1 bedoelde instrumenten, alsmede het ISPA-programma, van de desbetreffende pretoetredingsbegrotingen.

  • 5 Wanneer krachtens Verordening (EG) nr. 1268/1999 goedgekeurde projecten niet langer uit hoofde van dat instrument kunnen worden gefinancierd, kunnen zij worden geïntegreerd in de programmering inzake plattelandsontwikkeling en gefinancierd door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw. Indien in dit verband specifieke overgangsmaatregelen nodig zijn, worden deze door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 50, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen20.

Artikel 34

  • 1 Tussen de datum van toetreding en eind 2006 verstrekt de Unie aan de nieuwe lidstaten tijdelijke financiële bijstand (hierna de „overgangsfaciliteit" te noemen) voor de ontwikkeling en versterking van hun administratieve capaciteit om de communautaire wetgeving uit te voeren en te handhaven, en de uitwisseling van beste praktijken tussen overeenkomstige instanties in verschillende landen te bevorderen.

  • 2 Deze bijstand is gericht op de blijvende noodzaak om de institutionele capaciteit op bepaalde terreinen te versterken door middel van maatregelen die niet door de structuurfondsen kunnen worden gefinancierd, in het bijzonder op de volgende gebieden:

    • justitie en binnenlandse zaken (versterking van het rechtssysteem, controle aan de buitengrenzen, anticorruptiestrategie, versterking van de wetshandhavingscapaciteiten);

    • financiële controle;

    • bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en fraudebestrijding;

    • interne markt, met inbegrip van douane-unie;

    • milieu;

    • veterinaire diensten, en opbouw van de administratieve capaciteit in verband met de voedselveiligheid;

    • structuren op het stuk van bestuur en controle voor landbouw en plattelandsontwikkeling, met inbegrip van het GBCS (Geïntegreerd beheers- en controlesysteem);

    • nucleaire veiligheid (versterking van de effectiviteit en de competentie van de voor nucleaire veiligheid verantwoordelijke autoriteiten en van de organisaties die hen op technisch vlak bijstaan, alsook van de openbare instanties voor het beheer van radioactief afval);

    • statistiek;

    • versterking van de overheidsdiensten overeenkomstig de behoeften die worden gesignaleerd in het alomvattende Monitoringverslag van de Commissie en die niet onder de structuurfondsen vallen.

  • 3 Over de bijstand uit hoofde van de overgangsfaciliteit wordt besloten overeenkomstig de procedure van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen van Midden- en Oost-Europa21.

  • 4 Het programma wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 53, lid 1, onder a) en b), van het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen22 . Voor samenwerkingsverbonden tussen overheidsinstanties met het oog op institutionele ontwikkeling blijft de procedure met betrekking tot het doen van voorstellen via het netwerk van contactpunten in de huidige lidstaten van toepassing; deze procedure is vastgelegd in de kaderovereenkomsten met de huidige lidstaten met betrekking tot de pretoetredingssteun.. Voor samenwerkingsverbonden tussen overheidsinstanties met het oog op institutionele ontwikkeling blijft de procedure met betrekking tot het doen van voorstellen via het netwerk van contactpunten in de huidige lidstaten van toepassing; deze procedure is vastgelegd in de kaderovereenkomsten met de huidige lidstaten met betrekking tot de pretoetredingssteun.

    De vastleggingen voor de overgangsfaciliteit bedragen, tegen de prijzen van 1999, 200 miljoen euro voor 2004, 120 miljoen euro in 2005 en 60 miljoen euro in 2006. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegekend binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 35

  • 1 Hierbij wordt een Schengenfaciliteit als tijdelijk instrument ingesteld om de begunstigde lidstaten vanaf de datum van toetreding tot eind 2006 te helpen bij de financiering van acties aan de nieuwe buitengrenzen van de Unie met het oog op de uitvoering van het Schengenacquis en de controle aan de buitengrenzen.

    Om de bij de voorbereiding voor deelname aan Schengen ontdekte tekortkomingen te verhelpen, komen de volgende soorten acties in aanmerking voor financiering uit hoofde van de Schengenfaciliteit:

    • investering in bouw, renovatie of verbetering van de infrastructuur aan grensovergangen en daarmee verband houdende gebouwen;

    • investeringen in alle soorten van werkmaterieel (bv. laboratoriumapparatuur, detectieapparatuur, apparatuur en programmatuur voor het Schengeninformatiesysteem SIS 2, vervoersmiddelen);

    • opleiding van grenswachten;

    • ondersteuning van logistieke en operationele kosten.

  • 2 De volgende bedragen worden in het kader van de Schengenfaciliteit beschikbaar gesteld en als forfaitaire steunbetalingen uitgekeerd aan de onderstaande begunstigde lidstaten:

    2004

    2005

    2006

    (miljoen euro – prijzen van 1999)

    Estland

    22,9

    22,9

    22,9

    Letland

    23,7

    23,7

    23,7

    Litouwen

    44,78

    61,07

    29,85

    Hongarije

    49,3

    49,3

    49,3

    Polen

    93,34

    93,33

    93,33

    Slovenië

    35,64

    35,63

    35,63

    Slowakije

    15,94

    15,93

    15,93

  • 3 Het is de taak van de begunstigde lidstaten om de afzonderlijke operaties overeenkomstig dit artikel te selecteren en uit te voeren. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor het coördineren van het gebruik van de faciliteit met steun uit andere communautaire instrumenten, voor de compatibiliteit met het beleid en de maatregelen van de Gemeenschap en voor de naleving van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

    De forfaitaire steunbetalingen worden binnen drie jaar na de eerste betaling gebruikt en ongebruikte of onterecht uitgegeven middelen worden teruggevorderd door de Commissie. De begunstigde lidstaten dienen, uiterlijk zes maanden na de termijn van drie jaar, een overzichtsverslag in over de wijze waarop de forfaitaire steunbetalingen zijn gebruikt, met een verklaring waarin de uitgaven worden gerechtvaardigd.

    De begunstigde lidstaat oefent deze verantwoordelijkheid uit onverminderd de bevoegdheden van de Commissie inzake de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en overeenkomstig het bepaalde in het financieel reglement betreffende gedecentraliseerd beheer.

  • 4 De Commissie houdt een toetsingsrecht via het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). De Commissie en de Rekenkamer kunnen tevens controles ter plaatse uitvoeren volgens de passende procedures.

  • 5 De Commissie kan de voor de werking van deze faciliteit noodzakelijke technische bepalingen aannemen.

Artikel 36

De in de artikelen 29, 30, 34 en 35 genoemde bedragen worden jaarlijks aangepast in het kader van de technische aanpassing op grond van punt 15 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999.

TITEL II. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 37

  • 1 Indien zich voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding ernstige en mogelijk aanhoudende moeilijkheden voordoen in een sector van het economische leven, dan wel moeilijkheden die de economische toestand van een bepaalde streek ernstig kunnen verstoren, kan een nieuwe lidstaat machtiging vragen om beschermingsmaatregelen te nemen, zodat de toestand weer in evenwicht kan worden gebracht en de betrokken sector kan worden aangepast aan de economie van de gemeenschappelijke markt.

    Onder dezelfde voorwaarden kan een van de huidige lidstaten verzoeken gemachtigd te worden beschermingsmaatregelen te nemen ten opzichte van een of meer van de nieuwe lidstaten.

  • 2 Op verzoek van de betrokken staat stelt de Commissie door middel van een spoedprocedure onverwijld de beschermingsmaatregelen vast welke zij noodzakelijk acht, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.

    In geval van ernstige economische moeilijkheden spreekt de Commissie zich op uitdrukkelijk verzoek van de betrokken lidstaat uit binnen een termijn van vijf werkdagen na de ontvangst van het met redenen omkleed verzoek. De aldus getroffen maatregelen zijn onmiddellijk van toepassing, houden rekening met de belangen van alle betrokken partijen en leiden niet tot grenscontroles.

  • 3 De overeenkomstig lid 2 toegestane maatregelen kunnen afwijkingen van de regels van het EG-Verdrag en van deze Akte inhouden, voorzover en voor zolang zij strikt noodzakelijk zijn om de in lid 1 bedoelde doelstellingen te verwezenlijken. Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de gemeenschappelijke markt het minst verstoren.

Artikel 38

Bij niet-naleving door een nieuwe lidstaat van in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen waardoor de werking van de interne markt ernstig wordt verstoord, met inbegrip van verbintenissen inzake sectoraal beleid betreffende economische activiteiten met grensoverschrijdende gevolgen, of bij onmiddellijke dreiging van een dergelijke verstoring, kan de Commissie tot aan het einde van een periode van ten hoogste drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze Akte op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat dan wel op eigen initiatief passende maatregelen treffen.

Deze maatregelen moeten evenredig zijn en er moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de werking van de interne markt het minst verstoren en, in voorkomend geval, aan de toepassing van de bestaande sectorale vrijwaringsmechanismen. Deze vrijwaringsmaatregelen mogen echter niet worden gebruikt als middel tot willekeurige discriminatie noch als verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de clausule kan vanaf de datum van toetreding van kracht worden. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken verplichting is nagekomen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast indien de betrokken verplichtingen niet zijn nagekomen. In antwoord op de vooruitgang die door de betrokken nieuwe lidstaat bij het nakomen van zijn verplichtingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis alvorens zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.

Artikel 39

Indien er zich in een nieuwe lidstaat ernstige tekortkomingen of directe risico's op dergelijke tekortkomingen voordoen bij de omzetting, de stand van de uitvoering of de toepassing van de kaderbesluiten of andere ter zake doende verbintenissen, samenwerkingsinstrumenten en besluiten betreffende wederzijdse erkenning in strafzaken uit hoofde van titel VI van het EU-Verdrag en richtlijnen en verordeningen inzake wederzijdse erkenning in burgerlijke zaken uit hoofde van titel IV van het EG-verdrag, kan de Commissie tot aan het einde van een periode van ten hoogste drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze Akte op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat dan wel op eigen initiatief en na overleg met de lidstaten passende maatregelen treffen, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.

Deze maatregelen kunnen de vorm aannemen van een tijdelijke schorsing van de toepassing van de betrokken bepalingen en besluiten in de betrekkingen tussen een nieuwe lidstaat en een andere lidstaat of andere lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de verdere nauwe justitiële samenwerking. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de clausule kan vanaf de datum van toetreding van kracht worden. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken tekortkomingen zijn verholpen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast zo lang de betrokken tekortkomingen blijven bestaan. In antwoord op de vooruitgang die door de betrokken nieuwe lidstaat bij het verhelpen van de aangegeven tekortkomingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen na overleg met de lidstaten. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis alvorens zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.

Artikel 40

Teneinde de goede werking van de interne markt niet te verstoren mag de tenuitvoerlegging van de nationale voorschriften van de nieuwe lidstaten gedurende de in de bijlagen V tot en met XIV bedoelde overgangsperioden niet leiden tot grenscontroles tussen de lidstaten.

Artikel 41

Indien overgangsmaatregelen nodig zijn ter vergemakkelijking van de overgang van de in de nieuwe lidstaten bestaande regeling naar die welke voortvloeit uit de toepassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid overeenkomstig het bepaalde in deze Akte, worden deze maatregelen door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker23 of, naargelang van het geval, van de desbetreffende artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten of volgens de desbetreffende comitéprocedure van de toepasselijke wetgeving. De in dit artikel bedoelde overgangsmaatregelen kunnen worden genomen gedurende een tijdvak dat drie jaar na de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak. De Raad kan dit tijdvak met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement verlengen.

De overgangsmaatregelen die betrekking hebben op de toepassing van ingevolge de toetreding vereiste maar niet in deze Akte gespecificeerde instrumenten betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid, worden vóór de datum van toetreding door de Raad op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid aangenomen of, indien die maatregelen gevolgen hebben voor oorspronkelijk door de Commissie aangenomen instrumenten, door de Commissie volgens de procedure die is vereist voor de aanneming van de betrokken instrumenten.

Artikel 42

Indien er overgangsmaatregelen nodig zijn om de overgang te vergemakkelijken van de in de nieuwe lidstaten bestaande regeling naar de regeling die voortvloeit uit de toepassing van de communautaire veterinaire en fytosanitaire wetgeving, dienen deze maatregelen door de Commissie volgens de in de toepasselijke wetgeving vastgestelde comitologieprocedure te worden aangenomen. Deze maatregelen worden genomen gedurende een tijdvak dat drie jaar na de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak.

VIJFDE DEEL BEPALINGEN BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN DEZE AKTE

TITEL I. HET IN WERKING STELLEN VAN DE INSTELLINGEN

Artikel 43

Het Europees Parlement brengt in zijn Reglement de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.

Artikel 44

De Raad brengt in zijn Reglement van Orde de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.

Artikel 45

  • 1 Elke staat die toetreedt heeft het recht om een van zijn onderdanen tot lid van de Commissie te doen benoemen.

  • 2 Niettegenstaande het bepaalde in artikel 213, lid 1, artikel 241, lid 1, eerste alinea, artikel 214, lid 2, van het EG-Verdrag en artikel 126 van het Euratom-Verdrag:

    • a. wordt op de dag van toetreding een onderdaan van elke nieuwe lidstaat benoemd tot lid van de Commissie. De nieuwe leden van de Commissie worden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en in overeenstemming met de voorzitter van de Commissie door de Raad benoemd,

    • b. verstrijkt de ambtstermijn van de overeenkomstig punt a) benoemde leden en van de per 23 januari 2000 benoemde leden op 31 oktober 2004,

    • c. treedt op 1 november 2004 een nieuwe Commissie aan, bestaande uit één onderdaan van elke lidstaat; de ambtstermijn van de leden van die nieuwe Commissie verstrijkt op 31 oktober 2009,

    • d. wordt in artikel 4, lid 1, van het aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag gehechte Protocol betreffende de uitbreiding van de Europese Unie de datum „1 januari 2005” vervangen door „1 november 2004”.

  • 3 De Commissie brengt in haar Reglement van Orde de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.

Artikel 46

  • 1 Bij het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg worden tien rechters benoemd.

  • 2

    • a. De ambtstermijn van vijf van de overeenkomstig lid 1 benoemde rechters bij het Hof van Justitie loopt af op 6 oktober 2006. Deze rechters worden door het lot aangewezen. De ambtstermijn van de andere rechters loopt af op 6 oktober 2009.

    • b. De ambtstermijn van vijf van de overeenkomstig lid 1 benoemde rechters bij het Gerecht van Eerste Aanleg loopt af op 31 augustus 2004. Deze rechters worden door het lot aangewezen. De ambtstermijn van de andere rechters loopt af op 31 augustus 2007.

  • 3

    • a. Het Hof van Justitie brengt in zijn reglement voor de procesvoering de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.

    • b. Het Gerecht van eerste aanleg brengt in overeenstemming met het Hof van Justitie in zijn reglement voor de procesvoering de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.

    • c. Het aldus aangepaste reglement voor de procesvoering moet door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden goedgekeurd.

  • 4 Voor het wijzen van vonnis in zaken die op de datum van toetreding bij het Hof of het Gerecht aanhangig zijn en waarvoor de mondelinge procedure vóór deze datum is geopend, komen het Hof en het Gerecht in voltallige zitting of de Kamers bijeen in de samenstelling van voor de toetreding en passen zij het reglement voor de procesvoering toe zoals dit op de dag voor de toetredingsdatum gold.

Artikel 47

De Rekenkamer wordt aangevuld door de benoeming van tien extra leden met een ambtstermijn van zes jaar.

Artikel 48

Het Economisch en Sociaal Comité wordt aangevuld door de benoeming van 95 leden die de verschillende economische en sociale componenten van de georganiseerde civiele samenleving in de nieuwe lidstaten vertegenwoordigen. Het mandaat van de aldus benoemde leden eindigt tegelijk met het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.

Artikel 49

Het Comité van de Regio's wordt aangevuld door de benoeming van 95 leden die een regionaal of lokaal lichaam uit de nieuwe lidstaten vertegenwoordigen, en die ofwel in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn ofwel politiek verantwoording schuldig zijn aan een gekozen vergadering. Het mandaat van de aldus benoemde leden eindigt tegelijk met het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.

Artikel 50

Artikel 51

De door de toetreding noodzakelijk geworden aanpassingen van de statuten en van de reglementen van orde van de bij de oorspronkelijke Verdragen ingestelde comités geschieden zo spoedig mogelijk na de toetreding.

Artikel 52

  • 1 Voor wat de in bijlage XVI vermelde, bij de Verdragen en door de wetgever opgerichte comités, groepen en andere instanties betreft, verstrijkt de ambtstermijn der nieuwe leden tegelijk met de ambtstermijn van de leden die op het tijdstip van de toetreding in functie zijn.

  • 2 De ambtstermijn van de nieuwe leden van de in bijlage XVII vermelde, door de Commissie opgerichte comités en groepen verstrijkt tegelijk met de ambtstermijn van de leden die op het tijdstip van de toetreding in functie zijn.

  • 3 De in bijlage XVIII vermelde comités worden bij de toetreding volledig vernieuwd.

TITEL II. TOEPASSING VAN DE BESLUITEN VAN DE INSTELLINGEN

Artikel 53

Vanaf het tijdstip van toetreding wordt ervan uitgegaan dat de richtlijnen en beschikkingen in de zin van artikel 249 van het EG-Verdrag en van artikel 161 van het Euratom-Verdrag, eveneens tot de nieuwe lidstaten zijn gericht, voorzover deze richtlijnen en beschikkingen tot alle huidige lidstaten zijn gericht. Behoudens wat betreft richtlijnen en beschikkingen die in werking treden overeenkomstig artikel 254, leden 1 en 2, van het EG-Verdrag, wordt ervan uitgegaan dat van deze richtlijnen en beschikkingen onmiddellijk bij de toetreding kennis is gegeven aan de nieuwe lidstaten.

Artikel 54

De nieuwe lidstaten stellen de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf het tijdstip van toetreding uitvoering te geven aan de richtlijnen en beschikkingen in de zin van artikel 249 van het EG-Verdrag en van artikel 161 van het Euratom-Verdrag, tenzij in de in artikel 24 bedoelde bijlagen of in andere bepalingen van de onderhavige Akte of de bijlagen daarvan een andere termijn is vastgesteld.

Artikel 55

Op een met redenen omkleed verzoek van een van de nieuwe lidstaten kan de Raad, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie vóór 1 mei 2004 maatregelen treffen die tijdelijke afwijkingen behelzen van de door de instellingen tussen 1 november 2002 en de datum van ondertekening van het Toetredingsverdrag genomen besluiten.

Artikel 56

Behoudens andersluidende bepalingen, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de maatregelen vast die nodig zijn ter uitvoering van het bepaalde in de bijlagen II, III en IV, waarnaar wordt verwezen in de artikelen 20, 21 en 22 van deze Akte.

Artikel 57

  • 1 Indien besluiten van de Instellingen van vóór de toetreding in verband met de toetreding moeten worden aangepast, en in deze Akte of de bijlagen daarvan niet in de noodzakelijke aanpassingen is voorzien, worden deze aanpassingen aangebracht overeenkomstig de procedure van lid 2. Deze aanpassingen treden onmiddellijk bij de toetreding in werking.

  • 2 De daartoe noodzakelijke teksten worden, op voorstel van de Commissie, door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, of door de Commissie vastgesteld, naargelang de oorspronkelijke besluiten door de ene dan wel door de andere Instelling zijn aangenomen.

Artikel 58

De teksten van de vóór de toetreding aangenomen besluiten van de Instellingen en van de Europese Centrale Bank die door de Raad, de Commissie of de Europese Centrale Bank in de Estse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Sloveense, de Slowaakse en de Tsjechische taal zijn vastgesteld, zijn vanaf het tijdstip van toetreding op gelijke wijze authentiek als de in de elf huidige talen vastgestelde teksten. Zij worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, wanneer de teksten in de huidige talen aldus zijn bekendgemaakt.

Artikel 59

De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de bescherming van de gezondheid van de werknemers en van de bevolking op het grondgebied van de nieuwe lidstaten tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren worden overeenkomstig artikel 33 van het Euratom-Verdrag door deze staten aan de Commissie medegedeeld binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de toetreding.

TITEL III. SLOTBEPALINGEN

Artikel 60

De aan deze Akte gehechte bijlagen I tot en met XVIII, de aanhangsels daarbij en de Protocollen 1 tot en met 10 maken daar een integrerend deel van uit.

Artikel 61

De Regering van de Italiaanse Republiek zendt aan de Regeringen van de nieuwe lidstaten een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal toe van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Verdragen tot wijziging of aanvulling daarvan, met inbegrip van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, het Verdrag betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie.

De teksten van deze Verdragen in de Estse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Sloveense, de Slowaakse, en de Tsjechische taal worden aan de onderhavige Akte gehecht. Deze teksten zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten van de in de eerste alinea genoemde Verdragen die zijn opgesteld in de huidige talen.

Artikel 62

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie zal een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de internationale overeenkomsten die zijn nedergelegd in het archief van het secretariaat-generaal, aan de Regeringen van de nieuwe lidstaten toezenden.

Bijlage I. Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen en van de daarop voortbouwende of anderszins daarmee verband houdende rechtsbesluiten die voor de nieuwe lidstaten vanaf de toetreding bindend en toepasselijk zijn (bedoeld in artikel 3 van de Toetredingsakte)

  • 1. Het op 14 juni 1985 ondertekende Akkoord tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen24.

  • 2. De volgende bepalingen van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst25 ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de bijbehorende Slotakte en desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de hieronder in punt 7 vermelde rechtsbesluiten: ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de bijbehorende Slotakte en desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de hieronder in punt 7 vermelde rechtsbesluiten:

    Artikel 1, voor zover het betrekking heeft op het bepaalde in dit punt; de artikelen 3 tot en met 7, met uitzondering van artikel 5, lid 1, onder d); artikel 13; de artikelen 26 en 27; artikel 39; de artikelen 44 tot en met 59; de artikelen 61 tot en met 63; de artikelen 65 tot en met 69; de artikelen 71 tot en met 73; de artikelen 75 en 76; artikel 82; artikel 91; de artikelen 126 tot en met 130, voorzover zij betrekking hebben op het bepaalde in dit punt; en artikel 136; de gemeenschappelijke verklaringen 1 en 3 van de Slotakte.

  • 3. De volgende bepalingen van de Overeenkomsten betreffende de toetreding tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de Slotakten daarvan en de desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de hieronder in punt 7 vermelde rechtsbesluiten:

    • a. de op 27 november 1990 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek:

      • artikel 4;

      • Gemeenschappelijke Verklaring nr.1 in Deel II van de Slotakte

    • b. de op 25 juni 1991 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje:

      • artikel 4;

      • Gemeenschappelijke Verklaring nr.1 in Deel II van de Slotakte; en

      • Verklaring nr. 2 in Deel III van de Slotakte

    • c. de op 25 juni 1991 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek:

      • de artikelen 4, 5 en 6;

      • Gemeenschappelijke Verklaring nr.1 in Deel II van de Slotakte

    • d. de op 6 november 1992 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek:

      • de artikelen 3, 4 en 5;

      • Gemeenschappelijke Verklaring nr.1 in Deel II van de Slotakte;

      • Verklaring nr. 2 in Deel III van de Slotakte

    • e. de op 28 april 1995 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk:

      • artikel 4;

      • Gemeenschappelijke Verklaring nr.1 in Deel II van de Slotakte

    • f. de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken:

      • de artikelen 4, 5, lid 2, en 6;

      • de Gemeenschappelijke Verklaringen 1 en 3 in Deel II van de Slotakte

    • g. de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland:

      • de artikelen 4 en 5;

      • de Gemeenschappelijke Verklaringen 1 en 3 in Deel II van de Slotakte;

      • Verklaring van de Regering van de Republiek Finland betreffende de Åland-eilanden in Deel III van de Slotakte

    • h. de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden:

      • de artikelen 4 en 5;

      • de Gemeenschappelijke Verklaringen 1 en 3 in Deel II van de Slotakte.

  • 4. Het bepaalde in de volgende besluiten van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de hieronder in punt 7 vermelde rechtsbesluiten:

    SCH/Com-ex (93) 10 Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verklaringen van de ministers en staatssecretarissen

    SCH/Com-ex (93) 14 Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verbetering van de praktijk inzake de justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen

    SCH/Com-ex (93) 22 herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende het vertrouwelijk karakter van bepaalde documenten

    SCH/Com-ex (94) 16 herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 november 1994 betreffende de aanschaf van gemeenschappelijke in- en uitreisstempels

    SCH/Com-ex(94) 28 herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en psychotrope stoffen als bedoeld in artikel 75

    SCH/Com-ex (94) 29 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 19 juni 1990

    SCH/Com-ex(95) 21 Besluit van het Uitvoerend Comité van 20 december 1995 betreffende de snelle uitwisseling tussen de Schengenstaten van statistische en concrete gegevens welke wijzen op een eventuele disfunctionaliteit aan de buitengrenzen

    SCH/Com-ex (98) 1 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende de rapportage door de Task Force, voorzover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 dezes

    SCH/Com-ex (98) 17 Besluit van het Uitvoerend Comité van 23 juni 1998 betreffende de vertrouwelijkheid van bepaalde documenten

    SCH/Com-ex (98) 26 def. Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de oprichting van de Permanente Commissie Schengenuitvoeringsovereenkomst

    SCH/Com-ex (98) 35 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de terbeschikkingstelling van het Gemeenschappelijk Handboek aan de EU-toetredingskandidaten

    SCH/Com-ex (98) 37 def. 2 Besluit van het Uitvoerend Comité van 27 oktober 1998 betreffende het actieplan ter bestrijding van illegale immigratie, voorzover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 dezes

    SCH/Com-ex (98) 51 3e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de grensoverschrijdende politiële samen-werking op verzoek bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten

    SCH/Com-ex (98) 52 Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de leidraad voor de grensoverschrijdende politiële samenwerking, voorzover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 dezes

    SCH/Com-ex(98) 57 Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de invoering van een geharmoniseerd formulier ter staving van een uitnodiging, een garantstellingsverklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring

    SCH/Com-ex (98) 59 herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de gecoördineerde inzet van documentenadviseurs

    SCH/Com-ex (99) 1 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende het acquis inzake verdovende middelen

    SCH/Com-ex (99) 6 Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende het Schengenacquis op het gebied van telecommunicatie

    SCH/Com-ex (99) 7 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de verbindingsfunctionarissen

    SCH/Com-ex (99) 8 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de algemene beginselen voor betaling van informanten en vertrouwenspersonen

    SCH/Com-ex (99) 10 Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de illegale vuurwapenhandel

    SCH/Com-ex (99) 13 Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de nieuwe versies van het Gemeenschappelijk handboek en van de Gemeenschappelijke visuminstructie:

    • Bijlagen 1 tot en met 3, 7, 8 en 15 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie

    • Het Gemeenschappelijk Handboek, voorzover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 dezes, met inbegrip van de Bijlagen 1, 5, 5A, 6, 10 en 13

    SCH/Com-ex (99) 18 Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de verbetering van de politiële samenwerking bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten.

  • 5. De volgende verklaringen van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor zover zij betrekking hebben op de in bovenstaand punt 2 vermelde bepalingen:

    SCH/Com-ex (96) decl. 6 2e herz. Verklaring van het Uitvoerend Comité van 26 juni 1996 inzake de uitlevering

    SCH/Com-ex (97) decl. 13 2e herz. Verklaring van het Uitvoerend Comité van 9 februari 1998 inzake de ontvoering van minderjarigen

  • 6. De volgende besluiten van de Centrale Groep die is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor zover zij betrekking hebben op de in bovenstaand punt 2 vermelde bepalingen:

    SCH/C (98) 117 Besluit van de Centrale Groep van 27 oktober 1998 betreffende het actieplan ter bestrijding van illegale immigratie

    SCH/C (99) 25 Besluit van de Centrale Groep van 20 maart 1999 betreffende de algemene beginselen voor de betaling van informanten en vertrouwenspersonen.

  • 7. De volgende rechtsbesluiten die voortbouwen op het Schengenacquis of die daar anderszins verband mee houden:

    Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1)

    Beschikking 1999/307/EG van de Raad van 1 mei 1999 tot vaststelling van de wijze waarop het Schengensecretariaat in het secretariaat-generaal van de Raad wordt opgenomen (PB L 119 van 7.5.1999, blz. 49)

    Besluit 1999/435/EG van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrondslag van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengen-acquis vormen (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 1)

    Besluit 1999/436/EG van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrondslagen van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 17)

    Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31)

    Besluit 1999/848/EG van de Raad van 13 december 1999 betreffende de volledige toepassing van het Schengenacquis in Griekenland (PB L 327 van 21.12.1999, blz. 58)

    Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43)

    Besluit 2000/586/JBZ van de Raad van 28 september 2000 tot vast-stelling van een procedure voor de wijziging van artikel 40, leden 4 en 5, artikel 41, lid 7, en artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 248 van 3.10.2000, blz. 1)

    Besluit 2000/751/EG van de Raad van 30 november 2000 houdende derubricering van sommige delen van het Gemeenschappelijk Handboek, aangenomen door het bij de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 14 juni 1985 ingestelde Uitvoerend Comité (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 29)

    Besluit 2000/777/EG van de Raad van 1 december 2000 inzake de inwerkingstelling van het Schengenacquis in Denemarken, Finland en Zweden, alsmede in IJsland en Noorwegen (PB L 309 van 9.10.2000, blz. 24)

    Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1)

    Verordening (EG) nr. 789/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen (PB L 116 van 26.4.2001, blz. 2)

    Verordening (EG) nr. 790/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures inzake de uitvoering van de controle en de bewaking aan de grenzen (PB L 116 van 26.4.2001, blz. 5)

    Beschikking 2001/329/EG van de Raad van 24 april 2001 betreffende de bijwerking van deel VI en van de bijlagen 3, 6 en 13 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en van de bijlagen 5 a), 6 a) en 8 van het Gemeenschappelijk Handboek, voor zover zij betrekking heeft op bijlage 3 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en bijlage 5 a) van het Gemeenschappelijk Handboek

    Richtlijn 2001/51/EG van de Raad van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (PB L 187 van 10.7.2001, blz. 45)

    Besluit 2001/886/JBZ van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 328 van 13.12.2001, blz. 1)

    Verordening (EG) nr. 2414/2001 van de Raad van 7 december 2001 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 327 van 12.12.2001, blz. 1)

    Verordening (EG) nr. 2424/2001 van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 328 van 13.12.2001, blz. 4)

    Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4)

    Verordening (EG) nr. 334/2002 van de Raad van 18 februari 2002 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1683/95 betreffende de invoering van een uniform visummodel (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 7)

    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20)

    Beschikking 2002/352/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de herziening van het Gemeenschappelijk handboek (PB L 123 van 9.5.2002, blz. 47)

    Besluit 2002/353/EG van de Raad van 25 april 2002 houdende derubricering van deel II van het Gemeenschappelijk handboek, aangenomen door het bij de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 14 juni 1985 ingestelde Uitvoerend Comité (PB L 123 van 9.5.2002, blz. 49)

    Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1)

    Beschikking 2002/587/EG van de Raad van 12 juli 2002 betreffende de herziening van het Gemeenschappelijk handboek (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 50)

    Kaderbesluit 2002/946/JBZ van de Raad van 28 november 2002 tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 1)

    Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 17).

[Red: Lijst van bijlagen]

Bijlage II:

Lijst bedoeld in artikel 20 van de Toetredingsakte26

Bijlage III:

Lijst bedoeld in artikel 21 van de Toetredingsakte27

Bijlage IV:

Lijst bedoeld in artikel 22 van de Toetredingsakte28

Bijlage V:

Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Tsjechië29

Bijlage VI:

Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Estland30

Bijlage VII:

Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Cyprus31

Bijlage VIII:

Lijst bedoeld in artikel 24 van het Toetredingsverdrag: Letland32

Bijlage IX:

Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Litouwen33

Bijlage X:

Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Hongarije34

Bijlage XI:

Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Malta35

Bijlage XII:

Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Polen36

Bijlage XIII:

Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Slovenië37

Bijlage XIV:

Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Slowakije38

Bijlage XV:

Maximum aanvullende kredieten bedoeld in artikel 31, lid 1, van de Toetredingsakte39

Bijlage XVI:

Lijst bedoeld in artikel 52, lid 1, van de Toetredingsakte40

Bijlage XVII:

Lijst bedoeld in artikel 52, lid 2, van de Toetredingsakte41

Bijlage XVIII:

Lijst bedoeld in artikel 52, lid 3, van de Toetredingsakte42

Protocol nr. 1. betreffende wijzigingen van de Statuten van de Europese Investeringsbank

TWEEDE DEEL. OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 2

Het Koninkrijk Spanje stort het bedrag van 309 686 775 euro, als aandeel in het kapitaal gestort voor de verhoging van het geplaatste kapitaal. Deze bijdrage wordt gestort in acht gelijke termijnen die vervallen op 30/09/2004, 30/09/2005, 30/09/2006, 31/03/2007, 30/09/2007, 31/03/2008, 30/09/2008 en 31/03/200943.

Het Koninkrijk Spanje draagt in acht gelijke termijnen die vervallen op de bovengenoemde data bij tot de reserves en de met reserves gelijk te stellen voorzieningen, alsmede tot het nog naar de reserves en voorzieningen over te boeken bedrag, bevattende het saldo van de verlies- en winstrekening, zoals deze aan het einde van de maand voorafgaande aan de toetreding zijn vastgesteld en in de balans van de Bank voorkomen, door storting van bedragen die overeenkomen met 4,1292% van de reserves en voorzieningen.

Artikel 3

Vanaf de datum van toetreding storten de nieuwe lidstaten de volgende bedragen overeenkomende met hun aandeel in het kapitaal gestort voor het geplaatste kapitaal als gedefinieerd in artikel 4 van de statuten:44

Polen

EUR 181 751 525

Tsjechië

EUR 60 629 500

Hongarije

EUR 56 079 150

Slowakije

EUR 20 424 475

Slovenië

EUR 18 971 450

Litouwen

EUR 12 542 600

Cyprus

EUR 9 037 350

Letland

EUR 7 809 625

Estland

EUR 5 758 600

Malta

EUR 3 692 450

Deze bijdragen worden gestort in acht gelijke termijnen die vervallen op 30/09/2004, 30/09/2005, 30/09/2006, 31/03/2007, 30/09/2007, 31/03/2008, 30/09/2008 en 31/03/200945.

Artikel 4

De nieuwe lidstaten dragen in acht gelijke termijnen die vervallen op de in artikel 3 genoemde data bij tot de reserves, de met reserves gelijk te stellen voorzieningen, alsmede tot het nog naar de reserves en voorzieningen over te boeken bedrag, bevattende het saldo van de verlies- en winstrekening, zoals deze aan het einde van de maand voorafgaande aan de toetreding zijn vastgesteld en in de balans van de Bank voorkomen, door storting van bedragen die overeenkomen met de volgende percentages van de reserves en voorzieningen46:

Polen

2,4234%

Tsjechië

0,8084%

Hongarije

0,7477%

Slowakije

0,2723%

Slovenië

0,2530%

Litouwen

0,1672%

Cyprus

0,1205%

Letland

0,1041%

Estland

0,0768%

Malta

0,0492%

Artikel 5

De in de artikelen 2, 3 en 4 van dit Protocol bedoelde stortingen worden door het Koninkrijk Spanje en de nieuwe lidstaten verricht in contanten in euro, behoudens afwijkingen waartoe door de Raad van gouverneurs met eenparigheid van stemmen wordt besloten.

Artikel 6

  • 1 Bij de toetreding benoemt de Raad van gouverneurs overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de statuten voor elk van de nieuwe lidstaten een bewindvoerder, alsook plaatsvervangers.

  • 2 De ambtsperiode van de aldus benoemde bewindvoerders en plaatsvervangers loopt af aan het einde van de jaarvergadering van de Raad van gouverneurs tijdens welke het jaarverslag over het boekjaar 2007 wordt behandeld.

  • 3 Bij de toetreding coöpteert de Raad van bewind de deskundigen en hun plaatsvervangers.

Protocol nr. 2. betreffende de herstructurering van de Tsjechische ijzer- en staalindustrie

  • 1. Onverminderd de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag wordt overheidssteun die van 1997 tot en met 2003 door Tsjechië wordt verleend voor de herstructurering van nader bepaalde delen van de Tsjechische ijzer- en staalindustrie als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwd onder de volgende voorwaarden:

    • de periode waarin is voorzien in artikel 8, lid 4, van Protocol 2 betreffende EGKS-producten bij de Europa-overeenkomst waarbij een associatie wordt tot stand gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Tsjechische Republiek, anderzijds47, is verlengd tot de datum van toetreding,

    • de voorwaarden van het herstructureringsplan op basis waarvan voornoemd protocol werd verlengd, worden in de periode 2002–2006 nageleefd,

    • er is voldaan aan de in dit protocol bepaalde voorwaarden, en

    • na de datum van toetreding zal geen staatssteun aan de Tsjechische staalindustrie worden betaald.

  • 2. De herstructurering van de Tsjechische ijzer- en staalindustrie, zoals beschreven in de individuele bedrijfsplannen van de in bijlage 1 vermelde ondernemingen, en in overeenstemming met de voorwaarden van dit protocol, moet uiterlijk op 31 december 2006 (hierna „het einde van de herstructureringsperiode” genoemd) voltooid zijn.

  • 3. Uitsluitend in bijlage 1 vermelde ondernemingen (hierna „begunstigde ondernemingen” genoemd) komen in aanmerking voor overheidssteun in het kader van het herstructureringsprogramma van de Tsjechische ijzer- en staalindustrie.

  • 4. Het is een begunstigde onderneming niet toegestaan:

    • a. in geval van fusie met een niet in bijlage 1 genoemde onderneming, de aan de begunstigde onderneming verleende steun door te geven;

    • b. het actief over te nemen van niet in bijlage 1 genoemde ondernemingen, die in het tijdvak tot 31 december 2006 failliet worden verklaard.

  • 5. Als een begunstigde onderneming op een later tijdstip geprivatiseerd wordt, moeten de voorwaarden en beginselen inzake levensvatbaarheid, overheidssteun en capaciteitsvermindering zoals in dit protocol omschreven in acht worden genomen.

  • 6. De totale herstructureringssteun die aan de begunstigde ondernemingen kan worden verleend, wordt bepaald aan de hand van het goedgekeurde Tsjechische herstructureringsplan en door de Raad goedgekeurde individuele bedrijfsplannen. In elk geval is de in de periode 1997–2003 te betalen steun beperkt tot een maximumbedrag van CZK 14 147 425 201. Van dit totaalbedrag ontvangt Nová Hut' ten hoogste CZK 5 700 075 201, Vítkovice Steel ten hoogste CZK 8 155 350 000 en Válcovny Plechu Frýdek Místek ten hoogste CZK 292 000 000, afhankelijk van de bepalingen van het goedgekeurde herstructureringsplan. De steun wordt slecht één keer verleend. Tsjechië verleent daarna geen verdere overheidssteun voor herstructurering meer aan de Tsjechische ijzer- en staalindustrie.

  • 7. De netto capaciteitsvermindering die Tsjechië in de periode 1997–2006 voor afgewerkte producten moet bereiken, bedraagt 590 000 ton.

    Voor de berekening van de capaciteitsvermindering wordt alleen definitieve sluiting van productie-installaties door middel van fysieke vernietiging in aanmerking genomen, zodat de productie-installaties niet opnieuw in bedrijf kunnen worden gesteld. De faillietverklaring van een ijzer- en staalonderneming komt niet in aanmerking als capaciteitsvermindering.

    Bovengenoemde netto capaciteitsvermindering moet, samen met eventuele andere in het kader van herstructureringsprogramma's noodzakelijk geachte capaciteitsverminderingen, worden voltooid volgens het in bijlage 2 opgenomen tijdschema.

  • 8. Tsjechië moet de handelsbelemmeringen op de kolenmarkt in overeenstemming met het acquis tegen de toetreding opheffen, zodat de Tsjechische staalbedrijven kolen tegen internationale marktprijzen kunnen aankopen.

  • 9. Het bedrijfsplan voor de begunstigde onderneming Nová Hut zal worden uitgevoerd. Daarbij worden met name de volgende maatregelen genomen:

    • a. de installatie van Vysoké Pece Ostrava moet in het organisatorisch kader van Nová Hut' worden opgenomen door verwerving van de volledige eigendom. Voor deze fusie moet een streefdatum worden vastgesteld en er moet worden bepaald wie verantwoordelijk is voor de uitvoering ervan;

    • b.

      • Nová Hut' moet evolueren van een op productie gericht bedrijf naar een op verkoop gericht bedrijf en moet de efficiëntie en de effectiviteit van zijn bedrijfsbeheer verbeteren, onder meer door een grotere transparantie met betrekking tot de kosten;

      • Nová Hut' moet zijn productmix herbekijken en markten met een grotere toegevoegde waarde aanboren;

      • Nová Hut' moet de nodige investeringen doen om de kwaliteit van de eindproducten op korte termijn te verbeteren;

    • c. er moet werk worden gemaakt van arbeidsherstructurering; vóór 31 december 2006 moeten productiviteitsniveaus worden gehaald die vergelijkbaar zijn met die van de Europese productgroepen in de staalindustrie, hetgeen zal worden beoordeeld op basis van de geconsolideerde cijfers van de betrokken begunstigde ondernemingen;

    • d. het relevante communautaire acquis op het gebied van milieubescherming moet vóór toetreding worden toegepast, en het bedrijfsplan moet daartoe onder meer in de nodige investeringen voorzien. In overeenstemming met het bedrijfsplan moeten ook de nodige toekomstige IPPC-gerelateerde investeringen worden gedaan, teneinde ervoor te zorgen dat Richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging48 vóór 1 november 2007 wordt toegepast.

  • 10. Het bedrijfsplan voor de begunstigde onderneming Vítkovice Steel zal worden uitgevoerd. Daarbij worden met name de volgende maatregelen genomen:

    • a. de Duofabriek moet uiterlijk op 31 december 2006 definitief gesloten zijn. Indien het bedrijf wordt gekocht door een strategische investeerder, moet de verkoopovereenkomst afhankelijk worden gesteld van sluiting op voornoemde datum;

    • b.

      • meer rechtstreekse verkoop en meer aandacht voor kostenverlaging, aangezien deze punten van wezenlijk belang zijn voor een efficiënter bedrijfsbeheer;

      • inspelen op de vraag op de markt en de activiteiten verleggen naar producten met een hogere toegevoegde waarde;

      • de geplande investering in het secundaire staalproductieproces vervroegen van 2004 naar 2003, om het bedrijf in staat te stellen concurrerend te zijn op basis van kwaliteit veeleer dan op basis van prijs;

    • c. het relevante communautaire acquis op het gebied van milieubescherming moet vanaf de toetreding worden toegepast, met inbegrip van de in het bedrijfsplan opgenomen noodzakelijke investeringen, waaronder de toekomstige IPPC-gerelateerde investeringen.

  • 11. Het bedrijfsplan voor de begunstigde onderneming Válcovny Plechu Frýdek Místek (VPFM) zal worden uitgevoerd. Daarbij worden met name de volgende maatregelen genomen:

    • a de warmwalserijen nrs. 1 en 2 moeten vóór eind 2004 definitief gesloten zijn;

    • b.

      • de investeringen die nodig zijn om de kwaliteit van de eindproducten op korte termijn te verbeteren;

      • voorrang voor de als cruciaal aangemerkte mogelijkheden om de winst te verhogen (waaronder arbeidsherstructurering, kostenverlaging, hoger rendement, heroriëntering van de distributie).

  • 12. Voor alle daaropvolgende wijzigingen in het algemene herstructureringsplan en de individuele plannen is de goedkeuring van de Commissie en, waar passend, van de Raad vereist.

  • 13. De uitvoering van de herstructurering moet in volledige transparantie en op basis van gezonde markteconomische beginselen plaatsvinden.

  • 14. De Commissie en de Raad zullen, overeenkomstig de punten 15 tot en met 18, nauwlettend toezien op de uitvoering van de herstructurering en de nakoming van de in dit protocol opgenomen voorwaarden inzake levensvatbaarheid, overheidssteun en capaciteitsverminderingen vóór en na de toetreding, tot het einde van de herstructureringsperiode. Daartoe brengt de Commissie verslag uit aan de Raad.

  • 15. De benchmarks voor herstructurering, waarop de Commissie en de Raad zullen toezien, staan in bijlage 3.

  • 16. Het toezicht omvat een onafhankelijke evaluatie in 2003, 2004, 2005 en 2006. De levensvatbaarheidstest van de Commissie vormt een belangrijk element om te verifiëren dat levensvatbaarheid is bereikt.

  • 17. Tsjechië zal volledig meewerken met alle regelingen voor toezicht. Tsjechië doet in het bijzonder de volgende stappen:

    • Tsjechië zal de Commissie halfjaarlijkse verslagen over de herstructurering van de begunstigde ondernemingen toezenden, uiterlijk op 15 maart en 15 september van elk jaar tot het einde van de herstructureringsperiode;

    • het eerste verslag moet bij de Commissie inkomen uiterlijk op 15 maart 2003 en het laatste uiterlijk op 15 maart 2007, tenzij de Commissie anders beslist;

    • de verslagen moeten alle nodige informatie bevatten voor het toezicht op het herstructureringsproces en op de capaciteitsvermindering, en moeten toereikende financiële gegevens verstrekken om te kunnen beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden en de voorschriften van dit protocol. De verslagen bevatten ten minste de in bijlage 4 omschreven informatie; de Commissie behoudt zich het recht voor om hierin wijzigingen aan te brengen op grond van haar ervaringen tijdens het toezicht. Als aanvulling op de individuele bedrijfsplannen van de in bijlage 1 opgenomen ondernemingen, zal tevens verslag worden uitgebracht over de algemene toestand van de Tsjechische ijzer- en staalsector, met inbegrip van recente macro-economische ontwikkelingen.

    • Tsjechië verplicht de begunstigde ondernemingen om alle relevante gegevens bekend te maken die onder andere omstandigheden wellicht als vertrouwelijk zouden worden beschouwd. In de verslagen aan de Raad zorgt de Commissie ervoor dat vertrouwelijke informatie die specifiek is voor een onderneming niet wordt bekendgemaakt.

  • 18. De Commissie kan te allen tijde beslissen om een onafhankelijke adviseur opdracht te geven de resultaten van het toezicht te beoordelen, alle nodige onderzoek te verrichten en verslag uit te brengen aan de Commissie en de Raad.

  • 19. Indien de Commissie op basis van de in lid 16 bedoelde verslagen constateert dat er aanzienlijke afwijkingen zijn ten opzichte van de financiële gegevens op basis waarvan de levensvatbaarheidsbeoordeling is verricht, kan zij eisen dat Tsjechië de passende maatregelen neemt om de herstructureringsmaatregelen van de betrokken begunstigde ondernemingen aan te scherpen.

  • 20. Indien uit het toezicht blijkt dat:

    • a. niet is voldaan aan de voorwaarden van de in dit protocol opgenomen overgangsregelingen, of

    • b. dat de verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van de verlenging van de periode tijdens welke Tsjechië uitzonderlijk overheidssteun mag verlenen voor de herstructurering van zijn ijzer- en staalindustrie overeenkomstig de Europa-Overeenkomst49, niet zijn nagekomen, of

    • c. dat Tsjechië in de loop van de herstructureringsperiode bijkomende, onverenigbare overheidssteun heeft verleend aan de ijzer- en staalindustrie en in het bijzonder aan de begunstigde ondernemingen,

    gelden de in dit protocol opgenomen overgangsregelingen niet.

    De Commissie neemt de passende maatregelen om van betrokken ondernemingen de terugbetaling te eisen van eventuele steun die werd verleend zonder dat de in dit protocol bepaalde voorwaarden werden nagekomen.

Bijlage 1. Ondernemingen waaraan overheidssteun wordt verleend in het kader van het herstructureringsprogramma voor de ijzer- en staalindustrie van Tsjechië

NOVÁ HUT, a.s.

Vratimovská 689

707 02 Ostrava-Kuncice

Czech Republic

VÍTKOVICE STEEL, a.s.

Ruská 2887/101

706 02 Ostrava - Vítkovice

Czech Republic

VÁLCOVNY PLECHU, a.s.

Krizíkova 1377

Frýdek - Místek

Czech Republic

Bijlage 2. Tijdschema voor capaciteitswijzigingen (verminderingen en verhogingen)50

Bedrijf

Installatie

Capaciteits- wijziging (ton/jaar)

Datum waarop productie wordt aangepast

Datum van definitieve sluiting

Poldi Hütte

Walserijen V1–V8

– 120 000

01.08.1999

31.05.2000

VPFM

Warmwalserijen nr. 1 en 2

– 70 000

31.12.2004

31.12.2005

Vítkovice Steel

Walserij van de Duo-fabriek

– 130 000

30.06.2006

31.12.2006

Nová Hut'

Zwaarprofielwalserij – HCC

– 600 000

31.08.2006

31.12.2006

Nová Hut'

Profielwalserij

+ 330 000

01.01.2007

Nettocapaciteitswijziging

– 590 000

Bijlage 3. Benchmarks voor en toezicht op de herstructurering

  • 1. Levensvatbaarheid

    Rekening houdend met de bijzondere boekhoudkundige regels die door de Commissie worden toegepast, moet iedere begunstigde onderneming uiterlijk op 31 december 2006 jaarlijks een minimaal brutobedrijfsresultaat van de omzet halen (10% voor niet-geïntegreerde staalbedrijven, 13,5% voor geïntegreerde staalbedrijven) en een minimumrendement van 1,5% van de omzet op het eigen vermogen. Dit zal worden geverifieerd bij de onafhankelijke beoordeling die van 2003 tot en met 2006 jaarlijks wordt verricht, zoals bepaald in punt 16 van het protocol.

  • 2. Productiviteit

    Tegen 31 december 2006 moet geleidelijk een totale productiviteit worden bereikt die vergelijkbaar is met die van de EU-ijzer- en staalnijverheid. Dit zal worden geverifieerd bij de onafhankelijke beoordeling die van 2003 tot en met 2006 jaarlijks wordt verricht, zoals bepaald in punt 16 van het protocol.

  • 3. Kostenverlagingen

    Bijzonder belang wordt gehecht aan kostenverlagingen als een van de cruciale elementen van de levensvatbaarheid. De kostenverlagingen moeten volledig worden uitgevoerd, in overeenstemming met de bedrijfsplannen van de begunstigde ondernemingen.

Bijlage 4. Indicatieve lijst van informatievereisten

  • 1. Productie en gevolgen voor de markt

    • maandelijkse productie van ruwstaal, halffabrikaten en eindproducten per categorie en per productengamma;

    • verkochte producten, met inbegrip van volumes, prijzen en markten; splitsing per productengamma.

  • 2. Investeringen

    • nadere gegevens betreffende de verrichte investeringen;

    • datum van voltooiing;

    • kosten van de investering, financieringsbronnen en het totale bedrag van eventuele steun die in dat verband werd verleend;

    • datum van betaling van eventuele steun.

  • 3. Inkrimpingen van het personeelsbestand

    • aantal banen dat geschrapt wordt en tijdschema;

    • evolutie in de tewerkstelling bij de begunstigde ondernemingen (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen directe en indirecte tewerkstelling).

  • 4. Capaciteit (in verhouding tot de gehele ijzer- en staalsector in Tsjechië)

    • datum of verwachte datum van stopzetting van de productie van te sluiten capaciteiten uitgedrukt in MPP (maximaal mogelijke jaarlijkse productie in gewone arbeidsomstandigheden), en beschrijving van die capaciteiten;

    • datum (of verwachte datum) voor sloping, als gedefinieerd in Beschikking nr. 3010/91/EGKS van de Commissie houdende voorschriften met betrekking tot de door de ondernemingen van de staalindustrie ter zake van hun investeringen te verstrekken inlichtingen51, van de betrokken installatie en nadere gegevens betreffende de sloping;

    • datum (of verwachte datum) voor de invoering van nieuwe capaciteiten en beschrijving van deze capaciteiten;

    • evolutie van de totale capaciteit in Tsjechië van ruwstaal en eindproducten per categorie.

  • 5. Kosten

    • uitsplitsing van de kosten en evolutie van deze kosten in het verleden en in de toekomst, in het bijzonder wat betreft kostenbesparingen inzake personeel, energieverbruik, kostenbesparing op grondstoffen, vermindering van bijkomende kosten en externe diensten.

  • 6. Financiële prestaties

    • evolutie van geselecteerde cruciale financiële kengetallen ten einde te waarborgen dat de levensvatbaarheid toeneemt (de financiële resultaten en kengetallen moeten zodanig gepresenteerd worden dat vergelijking met het financiële herstructureringsplan van de onderneming mogelijk is; ook moet de levensvatbaarheidstest van de Commissie erin voorkomen);

    • niveau van financiële lasten;

    • nadere gegevens betreffende verleende steun en tijdschema daarvan;

    • nadere gegevens betreffende de uitbetaling van reeds toegekende steun en tijdschema daarvan;

    • voorwaarden voor eventuele nieuwe leningen (ongeacht de bron).

  • 7. Privatisering

    • verkoopprijs en behandeling van bestaande schulden;

    • bestemming van de opbrengst van de verkoop;

    • datum van verkoop;

    • financiële toestand van de onderneming op het tijdstip van verkoop;

    • waarde van de onderneming/de activa op het tijdstip van verkoop en gebruikte ramingsmethode.

  • 8. Oprichting van een nieuwe onderneming of nieuwe installaties die capaciteitsuitbreidingen omvatten

    • identiteit van iedere deelnemer uit de particuliere en de openbare sector;

    • financieringsbronnen waaruit de deelnemers de oprichting van de nieuwe onderneming of de nieuwe installaties bekostigen;

    • voorwaarden voor de participatie van de aandeelhouders uit de particuliere en de openbare sector;

    • beheersstructuur van een nieuwe onderneming.

Protocol nr. 3. betreffende de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen

De Hoge Verdragsluitende Partijen,

Eraan herinnerend dat in de gemeenschappelijke verklaring betreffende de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen („Sovereign Base Areas", hierna „SBA's" genoemd), welke gehecht is aan de Slotakte bij het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de Europese Gemeenschappen, gesteld wordt dat de regels die gelden voor de betrekkingen tussen de Europese Economische Gemeenschap en deze zones zullen worden vastgesteld in het kader van een eventuele regeling tussen deze Gemeenschap en de Republiek Cyprus;

Rekening houdend met de bepalingen over de SBA's in het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus (hierna het „Oprichtingsverdrag" genoemd) en de daarbij horende notawisseling van 16 augustus 1960;

Akte nemend van de notawisseling tussen de Regering van het Verenigd Koninkrijk en de Regering van de Republiek Cyprus betreffende het bestuur van de SBA's van 16 augustus 1960 en de daaraan gehechte verklaring van de Regering van het Verenigd Koninkrijk dat een der hoofddoelstellingen de bescherming is van de belangen van personen die in een SBA verblijven of werken, en in dit verband overwegend dat de bedoelde personen zo veel mogelijk dezelfde behandeling moeten krijgen als personen die in de Republiek Cyprus verblijven of werken;

Tevens nota nemend van de bepalingen van het Oprichtingsverdrag betreffende de douaneregelingen tussen de SBA's en de Republiek Cyprus en met name van die welke vervat zijn in bijlage F bij dat verdrag;

Tevens nota nemend van de toezegging van het Verenigd Koninkrijk om geen douaneposten of andere grensafsluitingen te installeren tussen de SBA's en de Republiek Cyprus, alsmede van de regelingen die getroffen zijn uit hoofde van het Oprichtingsverdrag waarbij de autoriteiten van de Republiek Cyprus allerlei openbare diensten verrichten in de SBA's, inclusief op het gebied van landbouw, douane en belastingen;

Bevestigend dat de toetreding van de Republiek Cyprus tot de Europese Unie de rechten en verplichtingen van de partijen bij het Oprichtingsverdrag onverlet dient te laten;

Erkennend derhalve dat sommige bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de daaraan gerelateerde communautaire wetgeving dienen te worden toegepast op de SBA's en dat speciale regelingen dienen te worden getroffen voor de uitvoering van deze bepalingen in de SBA's,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

[Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; Rome, 25-03-1957.]

Artikel 2

  • 1 De SBA's worden opgenomen in het douanegebied van de Gemeenschap; hiertoe zijn de in deel I van de bijlage bij dit protocol opgesomde instrumenten op het gebied van douane en gemeenschappelijk handelsbeleid, met de in de Bijlage vermelde wijzigingen, van toepassing op de SBA's.

  • 2 De besluiten inzake omzetbelasting, accijnzen en andere vormen van indirecte belasting in deel II van de bijlage bij dit protocol zijn, met de in de bijlage vermelde wijzigingen, van toepassing op de SBA's, alsook de relevante bepalingen die van toepassing zijn op Cyprus, als vervat in de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie.

  • 3 De besluiten in deel III van de bijlage bij dit protocol worden in de in de bijlage uiteengezette zin gewijzigd om het Verenigd Koninkrijk in staat te stellen de in het Oprichtingsverdrag vastgelegde verminderingen en vrijstellingen van rechten en heffingen op leveringen aan zijn strijdkrachten en daarmee geassocieerd personeel, te handhaven.

Artikel 3

De volgende bepalingen van het verdrag en daarmee verband houdende bepalingen zijn van toepassing op de SBA's:

Artikel 4

Personen die wonen of werken op het grondgebied van de SBA's en die krachtens de regelingen die zijn getroffen uit hoofde van het Oprichtingsverdrag en de daarmee verband houdende notawisseling van 16 augustus 1960 onderworpen zijn aan de socialezekerheidswetgeving van de Republiek Cyprus, worden voor Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen52 behandeld alsof zij op het grondgebied van de Republiek Cyprus wonen of werken.

Artikel 5

  • 1 De Republiek Cyprus behoeft geen controle uit te oefenen op personen die haar land- en zeegrenzen met een SBA overschrijden; op dergelijke personen zijn eventuele communautaire beperkingen op overschrijding van de buitengrenzen niet van toepassing.

  • 2 Het Verenigd Koninkrijk oefent conform de verbintenissen in deel IV van de bijlage bij dit protocol controle uit op personen die de buitengrenzen van een SBA overschrijden.

Artikel 6

De Raad kan, in het belang van een doeltreffende uitvoering van de doelstellingen van dit protocol, met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie de artikelen 2 tot en met 5 alsook de bijlage wijzigen, dan wel andere bepalingen van het EG-Verdrag en daarmee verband houdende communautaire wetgeving op de door hem bepaalde wijze en voorwaarden op de SBA's toepassen. De Commissie raadpleegt het Verenigd Koninkrijk en de Republiek Cyprus alvorens een voorstel in te dienen.

Artikel 7

  • 1 Onverminderd lid 2 is het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk voor de uitvoering van dit protocol in de SBA's. In het bijzonder geldt het volgende:

    • a. het Verenigd Koninkrijk is verantwoordelijk voor de toepassing van de in dit protocol gespecificeerde communautaire maatregelen op het gebied van douane, indirecte belastingen en het gemeenschappelijk handelsbeleid met betrekking tot goederen die Cyprus binnenkomen of verlaten via een haven of luchthaven binnen een SBA;

    • b. goederen die door de strijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk via een haven of luchthaven in de Republiek Cyprus in Cyprus zijn ingevoerd, c.q. uit Cyprus zijn uitgevoerd kunnen binnen de SBA's aan douanecontrole worden onderworpen;

    • c. het Verenigd Koninkrijk is verantwoordelijk voor de afgifte van de vergunningen en certificaten die krachtens toepasselijke communautaire maatregelen vereist zijn met betrekking tot goederen die door de strijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk in Cyprus zijn ingevoerd, c.q. uit Cyprus zijn uitgevoerd.

  • 2 De Republiek Cyprus is verantwoordelijk voor het beheer en de uitbetaling van de gelden waarvoor personen in de SBA's krachtens artikel 3 van dit protocol uit hoofde van de toepassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de SBA's in aanmerking komen; de Republiek Cyprus legt aan de Commissie verantwoording af voor dergelijke uitgaven.

  • 3 Onverminderd de leden 1 en 2 kan het Verenigd Koninkrijk de uitoefening van taken die bij of krachtens een bepaling als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5 aan een lidstaat zijn opgelegd, in overeenstemming met de regelingen die krachtens het Oprichtingsverdrag zijn getroffen, overdragen aan de bevoegde autoriteiten van de Republiek Cyprus.

  • 4 Het Verenigd Koninkrijk en de Republiek Cyprus werken samen in het belang van de doeltreffende uitvoering van dit protocol in de SBA's, en sluiten in voorkomend geval nadere akkoorden voor de overdracht van de uitvoering van bepalingen als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5. Van dergelijke akkoorden wordt een afschrift verstrekt aan de Commissie.

Artikel 8

De in dit protocol vastgelegde regeling heeft uitsluitend betrekking op de speciale situatie van de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen en kan op geen enkel ander grondgebied van de Gemeenschap worden toegepast, noch geheel of gedeeltelijk als precedent dienen voor enige andere speciale regeling die reeds bestaat of kan worden ingevoerd op een ander Europees grondgebied als bedoeld in artikel 299 van het Verdrag.

Artikel 9

De Commissie brengt om de vijf jaar verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van dit protocol.

Bijlage

Verwijzingen in dit protocol naar richtlijnen en verordeningen worden opgevat als verwijzingen naar deze teksten zoals ze in voorkomend geval gewijzigd of vervangen zijn en naar de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.

DEEL I

  • 1. Artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek wordt vervangen door:

    „De volgende gebieden worden, hoewel zij buiten het grondgebied van de lidstaten zijn gelegen, gezien de daarop van toepassing zijnde overeenkomsten en verdragen, beschouwd als deel uitmakende van het douanegebied van de Gemeenschap:

    • a. FRANKRIJK

      Het grondgebied van het Vorstendom Monaco, zoals omschreven in de op 18 mei 1963 in Parijs ondertekende douaneovereenkomst (Journal Officiel van de Franse Republiek van 27 september 1963, blz. 8679).

    • b. CYPRUS

      Het grondgebied van Akrotiri en Dhekelia, zijnde de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen als omschreven in het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus, ondertekend in Nicosia op 16 augustus 1960 (United Kingdom Treaty Series No 4 (1961), Cmnd 1252)";

  • 2. Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief;

  • 3. Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen;

  • 4. Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek;

  • 5. Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen;

  • 6. Richtlijn 92/109/EEG van de Raad van 14 december 1992 inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen;

  • 7. Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen;

  • 8. Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden;

  • 9. Verordening (EG) nr. 1367/95 van de Commissie van 16 juni 1995 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte en door piraterij verkregen goederen te verbieden;

  • 10. Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik.

DEEL II

  • 1. De Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag; wordt als volgt gewijzigd:

    • a. Artikel 3, lid 4, eerste alinea, wordt vervangen door de volgende tekst:

      „In afwijking van lid 1 en gezien:

      • de overeenkomsten en verdragen die het Vorstendom Monaco en het eiland Man respectievelijk met de Franse Republiek en met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland hebben gesloten,

      • het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus,

      worden het Vorstendom Monaco, het eiland Man, en Akrotiri en Dhekelia, zijnde de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, voor de toepassing van de onderhavige richtlijn niet behandeld als het grondgebied van een derde land.";

    • b. Artikel 3, lid 4, tweede alinea, wordt gewijzigd door toevoeging van het volgende derde streepje:

      „– Akrotiri en Dhekelia, zijnde de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, behandeld worden als transacties met als land van herkomst of bestemming de Republiek Cyprus.".

  • 2. Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop: artikel 2, lid 4, wordt gewijzigd door toevoeging van het volgende vijfde streepje:

    „– Akrotiri en Dhekelia, zijnde de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, behandeld worden als transacties met als land van herkomst of bestemming de Republiek Cyprus.".

DEEL III

  • 1. Artikel 135 van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen wordt gewijzigd door toevoeging van het volgende nieuwe punt d):

    „d. door het Verenigd Koninkrijk, van de vrijstellingen op de invoer van goederen ten behoeve van zijn strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines die het gevolg zijn van het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus van 16 augustus 1960."

  • 2. De Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag; wordt als volgt gewijzigd:

    • a. aan artikel 14, lid 1, onder g), wordt het volgende vierde streepje toegevoegd:

      „– de in het derde streepje bedoelde vrijstellingen gelden eveneens voor de invoer van goederen door en de levering van diensten aan de strijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk die op Cyprus zijn gestationeerd overeenkomstig het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus van 16 augustus 1960, ten behoeve van de strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines.";

    • b. artikel 17, lid 3, onder b), wordt vervangen door de volgende tekst:

      „b. door de belastingplichtige verrichte handelingen die overeenkomstig artikel 14, lid 1, sub g) en i), artikel 15 en artikel 16, lid 1, punten B en C, en lid 2, zijn vrijgesteld".

  • 3. Artikel 23, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, wordt gewijzigd door toevoeging van het volgende nieuwe streepje:

    „– voor de strijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk die op Cyprus zijn gestationeerd overeenkomstig het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus van 16 augustus 1960, ten behoeve van de strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines".

DEEL IV

  • 1. In dit protocol wordt het volgende verstaan onder:

    • a. „SBA-buitengrenzen": de zeegrenzen en de luchthavens en zeehavens van de SBA's, uitgezonderd de land- en zeegrenzen van de SBA's met de Republiek Cyprus;

    • b. „doorlaatpost": elke doorlaatpost waar de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk het overschrijden van de buitengrenzen hebben toegestaan.

  • 2. Het Verenigd Koninkrijk staat het overschrijden van de SBA-buitengrenzen uitsluitend toe aan de doorlaatposten.

  • 3.

    • a. Onderdanen van derde landen mogen de SBA-buitengrenzen uitsluitend overschrijden indien

      • i. zij in het bezit zijn van een geldig reisdocument;

      • ii. zij in het bezit zijn van een geldig visum voor de Republiek Cyprus, voorzover dit vereist is;

      • iii. zij bij een defensiegerelateerde activiteit betrokken zijn of gezinslid zijn van een persoon die bij een dergelijke activiteit betrokken is, en

      • iv. zij geen bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

    • b. Het Verenigd Koninkrijk kan alleen van deze voorwaarden afwijken om humanitaire redenen, om redenen van nationaal belang of om zijn internationale verplichtingen na te komen.

    • c. Voor de verbintenis onder a ii worden de leden van de strijdkrachten, de burgercomponent daarvan en personen ten laste, als omschreven in bijlage C bij het Oprichtingsverdrag, vrijgesteld van de visumplicht voor de Republiek Cyprus.

  • 4. Het Verenigd Koninkrijk voert controles uit op personen die de SBA-buitengrenzen overschrijden. Deze controles betreffen tevens de reisdocumenten. Eenieder ondergaat ten minste één controle ter vaststelling van zijn identiteit.

  • 5. De bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk zetten mobiele eenheden in voor het uitoefenen van toezicht langs de buitengrenzen tussen de doorlaatposten en buiten de normale openingstijden aan de doorlaatposten. Dit toezicht wordt op zodanige wijze uitgeoefend dat ontduiking van de controles aan de doorlaatposten ontmoedigd wordt. De bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk zetten voldoende geschikte ambtenaren in om controle en toezicht uit te oefenen langs de SBA-buitengrenzen.

  • 6. 6. De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk werken doorlopend nauw samen met de autoriteiten van de Republiek Cyprus met het oog op het doeltreffend uitoefenen van controle en toezicht.

  • 7.

    • a. Een asielzoeker die van buiten de Europese Unie Cyprus voor de eerste maal is binnengekomen via één van de SBA's wordt op verzoek van de lidstaat van de Europese Unie op het grondgebied waarvan hij zich bevindt door de desbetreffende SBA terug- of overgenomen.

    • b. De Republiek Cyprus werkt op grond van humanitaire overwegingen samen met het Verenigd Koninkrijk teneinde praktische methoden te ontwikkelen om in overeenstemming met de relevante wetgeving van het SBA-bestuur de rechten van asielzoekers en illegale immigranten te respecteren en in hun behoeften te voorzien.

VERKLARING VAN DE EUROPESE COMMISSIE

De Europese Commissie bevestigt haar interpretatie dat de bepalingen van het Gemeenschapsrecht welke krachtens artikel 3, onder a), van dit protocol van toepassing zijn op de SBA's, tevens de volgende bepalingen omvatten:

  • a. Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen;

  • b. Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen, voorzover vereist bij Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) met het oog op de financiering van maatregelen voor plattelandsontwikkeling in de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen binnen de Afdeling Garantie van het EOGFL.

Protocol nr. 4. betreffende de kerncentrale van Ignalina in Litouwen

De Hoge Verdragsluitende Partijen,

Uiting gevend aan de bereidheid van de Unie om ook na de toetreding van Litouwen tot de Europese Unie voor de periode tot 2006 en daarna voldoende aanvullende communautaire steun te geven voor de ontmantelingswerkzaamheden van Litouwen, en er nota van nemend dat Litouwen, gezien dit blijk van solidariteit van de Unie, heeft toegezegd reactor 1 en reactor 2 van de kerncentrale van Ignalina vóór respectievelijk 2005 en 2009 te zullen sluiten,

Zich er rekenschap van gevend dat de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina, met twee van de voormalige Sovjet-Unie geërfde reactoren van het RBMK-type met een vermogen van 1500 MW, een ongekend grootscheepse onderneming is die voor Litouwen een uitzonderlijk zware financiële last met zich meebrengt die niet in verhouding staat tot de omvang en de economische draagkracht van het land, en dat de ontmanteling ook na afloop van de huidige financiële vooruitzichten perspectieven van de Gemeenschap nog zal voortgaan,

Nota nemend van de noodzaak uitvoeringsbepalingen vast te stellen voor de aanvullende communautaire steun teneinde de gevolgen van de sluiting en de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina te ondervangen,

Er nota van nemend dat Litouwen bij het gebruik van de communautaire steun naar behoren rekening zal houden met de behoeften van de regio's die het meest getroffen worden door de sluiting van de kerncentrale van Ignalina,

Verklarend dat bepaalde maatregelen waarvoor staatssteun wordt verleend, beschouwd zullen worden als verenigbaar met de interne markt, zoals de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina, de aanpassing aan de milieu-eisen overeenkomstig het acquis en de modernisering van de conventionele elektriciteitsopwekkingscapaciteit die nodig is om de gevolgen van de sluiting van de twee reactoren van de kerncentrale van Ignalina te kunnen ondervangen,

Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen:

Artikel 1

Uit erkentelijkheid voor de bereidheid van de Unie om voldoende aanvullende communautaire steun te verlenen voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina door Litouwen en ter onderstreping van dit blijk van solidariteit, zegt Litouwen toe reactor 1 en reactor 2 van de kerncentrale van Ignalina uiterlijk op respectievelijk 31 december 2005 en 31 december 2009 te zullen sluiten en vervolgens te zullen ontmantelen.

Artikel 2

  • 1 In de periode 2004–2006 zal de Gemeenschap Litouwen aanvullende financiële steun verlenen ter ondersteuning van de ontmanteling en om de gevolgen van de sluiting en ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina te ondervangen (hierna „het Ignalina-programma” genoemd).

  • 2 De maatregelen in het kader van het Ignalina-programma worden vastgesteld en uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa53 , laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/200154.

  • 3 Het Ignalina-programma omvat onder meer het volgende: maatregelen ter ondersteuning van de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina; maatregelen voor aanpassing aan de milieu-eisen overeenkomstig het acquis en voor modernisering van de conventionele elektriciteitsopwekkingscapaciteit ter vervanging van de productiecapaciteit van de twee reactoren van de kerncentrale van Ignalina; andere maatregelen die voortvloeien uit het besluit tot sluiting en ontmanteling van deze centrale en die bijdragen tot de noodzakelijke herstructurering, aanpassing aan de milieu-eisen en modernisering van de sectoren voor de productie, het transport en de distributie van energie in Litouwen, alsook tot de verbetering van de energievoorzieningszekerheid en van de energie-efficiëntie in Litouwen.

  • 4 Het Ignalina-programma omvat maatregelen die ertoe moeten bijdragen dat het personeel van de centrale een hoog niveau van operationele veiligheid van de kerncentrale van Ignalina kan handhaven in de perioden voorafgaand aan de sluiting en tijdens de ontmanteling van de beide reactoren.

  • 5 Voor de periode 2004–2006 zal het Ignalina-programma 285 miljoen euro aan vastleggingskredieten belopen, vast te leggen in gelijke bedragen per jaar.

  • 6 De bijdrage in het kader van het Ignalina-programma kan voor bepaalde maatregelen tot 100% van de totale uitgaven belopen. Alles moet in het werk gesteld worden om de medefinanciering in het kader van de pretoetredingssteun voor de ontmantelingswerkzaamheden van Litouwen voort te zetten, en om, waar nodig, medefinanciering uit andere bronnen aan te trekken.

  • 7 De steun in het kader van het Ignalina-programma, of delen daarvan, kan beschikbaar worden gesteld in de vorm van een bijdrage van de Gemeenschap aan het Internationale steunfonds voor de ontmanteling van Ignalina, dat beheerd wordt door de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

  • 8 Staatssteun uit nationale, communautaire en internationale bronnen:

    • voor de aanpassing aan de milieu-eisen overeenkomstig het acquis en de modernisering van de Litouwse thermische centrale in Elektrenai als belangrijkste vervanging voor de opwekkingscapaciteit van de twee reactoren van de Ignalina-kerncentrale; en

    • voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina

    dient verenigbaar te zijn met de interne markt als omschreven in het EG-Verdrag.

  • 9 Staatssteun uit nationale, communautaire en internationale bronnen ter ondersteuning van de inspanningen van Litouwen om de gevolgen van de sluiting en ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina te ondervangen, mag voor elk afzonderlijk geval geacht worden – in het kader van het EG-Verdrag – verenigbaar te zijn met de interne markt, met name wanneer het gaat om staatssteun ter verbetering van de energievoorzieningszekerheid.

Artikel 3

  • 1 De EU geeft er zich rekenschap van dat de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina een langetermijnproject is en voor Litouwen uitzonderlijke financiële lasten met zich meebrengt, belasting die niet in verhouding staat tot de omvang en de economische draagkracht van het land, en bevestigt uit solidariteit met Litouwen bereid te zijn ook na 2006 voldoende aanvullende communautaire steun voor de ontmanteling te zullen blijven verlenen.

  • 2 Met het oog hierop wordt het Ignalina-programma ononderbroken voortgezet en verlengd tot na 2006. De uitvoeringsbepalingen voor het verlengde Ignalina-programma worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 56 van de Akte van toetreding en treden uiterlijk op de einddatum van de huidige financiële vooruitzichten in werking.

  • 3 Het overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 2, van dit Protocol verlengde Ignalina-programma is gebaseerd op dezelfde elementen en beginselen als omschreven in artikel 2 van dit Protocol.

  • 4 Voor de periode van de volgende financiële vooruitzichten zullen de algemene gemiddelde vastleggingen in het kader van het verlengde Ignalina-programma toereikend zijn. De programmering van deze middelen zal gebaseerd zijn op de feitelijke betalingsbehoeften en opnamecapaciteit.

Artikel 4

Onverminderd het bepaalde in artikel 1 is tot en met 31 december 2012 de algemene vrijwaringsclausule bedoeld in artikel 37 van de Akte van toetreding van toepassing indien de energievoorziening in Litouwen verstoord wordt.

Protocol nr. 5. betreffende de doorreis van personen over land tussen de regio Kaliningrad en andere delen van de Russische Federatie

De Hoge Verdragsluitende Partijen,

Gezien de bijzondere positie van de regio Kaliningrad van de Russische Federatie in de context van de uitbreiding van de Unie,

Indachtig de verplichtingen en toezeggingen van Litouwen betreffende het acquis inzake de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid,

Er nota van nemend dat Litouwen het EG-acquis met betrekking tot de lijst van landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum, en van landen waarvan de onderdanen zijn vrijgesteld van deze plicht, alsook het EG-acquis inzake een uniform visummodel uiterlijk vanaf de toetreding volledig zal toepassen en implementeren,

Erkennend dat de doorreis van personen over land tussen de regio Kaliningrad en andere delen van de Russische Federatie over EU-grondgebied een aangelegenheid is die de Unie als geheel betreft en als zodanig behandeld moet worden en geen negatieve gevolgen voor Litouwen mag hebben,

Overwegende het door de Raad te nemen besluit om de controles aan de binnengrenzen op te heffen nadat hij heeft vastgesteld dat aan de daartoe noodzakelijke voorwaarden voldaan is,

Vastbesloten Litouwen bij te staan de voorwaarden te vervullen om zo spoedig mogelijk volledig te kunnen deelnemen aan het Schengengebied zonder binnengrenzen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

De communautaire voorschriften en regelingen voor de doorreis van personen over land tussen de regio Kaliningrad en andere delen van de Russische Federatie, met name Verordening (EG) nr. 693/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot invoering van een specifiek Doorreisfaciliteringsdocument (FTD), een Doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) en tot wijziging van de Gemeenschappelijke Visum-instructie en het Gemeenschappelijk Handboek55, vormen als zodanig geen reden tot uitstel of belemmering voor de volledige deelname van Litouwen aan het Schengenacquis, inclusief de opheffing van de binnengrenscontroles.

Artikel 2

De Gemeenschap staat Litouwen bij bij de implementatie van de voorschriften en regelingen voor de doorreis van personen tussen de regio Kaliningrad en andere delen van de Russische Federatie, opdat Litouwen zo spoedig mogelijk volledig aan het Schengenacquis kan deelnemen.

De Gemeenschap staat Litouwen bij bij het beheer van de doorreis van personen tussen de regio Kaliningrad en andere delen van de Russische Federatie en neemt met name alle extra kosten voor de implementatie van de specifieke bepalingen van het acquis voor deze doorreis voor haar rekening.

Artikel 3

Onverminderd de soevereine rechten van Litouwen zullen latere besluiten inzake de doorreis van personen tussen de regio Kaliningrad en andere delen van de Russische Federatie pas na de toetreding van Litouwen worden genomen; de Raad neemt deze besluiten met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie.

Protocol nr. 6. inzake het verwerven van tweede woningen in Malta

De Hoge Verdragsluitende Partijen

Zijn het volgende overeengekomen:

Gelet op het zeer beperkte aantal woningen op Malta en de zeer beperkt beschikbare bouwgrond, die slechts de basisbehoeften ten gevolge van de demografische ontwikkeling van de huidige bewoners kan dekken, mag Malta op niet-discriminerende basis de in de wet inzake eigendom van onroerend goed (verwerving door niet ingezetenen) (Hoofdstuk 246) vastgestelde regels handhaven ten aanzien van het recht van EU-burgers die nog niet ten minste vijf jaar legaal ingezetene van Malta zijn om tweede woningen te verwerven en te bezitten.

Malta zal daartoe vergunningsprocedures toepassen voor de verwerving van tweede woningen in Malta die gebaseerd zijn op algemeen bekende, objectieve, duurzame en transparante criteria. Die criteria dienen op niet-discriminerende wijze te worden toegepast en mogen geen onderscheid maken tussen onderdanen van Malta en van de overige lidstaten. Malta dient ervoor te zorgen dat onderdanen van de lidstaten onder geen beding een meer restrictieve behandeling krijgen dan een onderdaan van een derde land.

Wanneer de waarde van het onroerend goed dat een onderdaan van de lidstaten wil kopen hoger is dan de in de Maltese wetgeving vastgestelde grens van 30.000 MTL voor appartementen en 50.000 MTL voor andere woningen dan appartementen en woningen met een historisch belang, zal een vergunning verleend worden. Malta mag de in die wetgeving vastgestelde grenzen herzien om rekening te houden met de ontwikkeling van de prijzen op de Maltese vastgoedmarkt.

Protocol nr. 7. over abortus in Malta

De Hoge Verdragsluitende Partijen

Zijn het volgende overeengekomen:

Niets in het Verdrag betreffende de Europese Unie of in de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, of in de verdragen of akten tot wijziging of aanvulling van die verdragen, doet afbreuk aan de toepassing op het grondgebied van Malta van de nationale abortuswetgeving.

Protocol nr. 8. betreffende de herstructurering van de Poolse ijzer- en staalindustrie

  • 1. Onverminderd de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag wordt overheidssteun die door Polen wordt verleend voor de herstructurering van nader bepaalde delen van de Poolse ijzer- en staalindustrie als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwd onder de volgende voorwaarden:

    • de periode waarin is voorzien in artikel 8, lid 4, van Protocol nr. 2 betreffende EGKS-producten bij de Europa-overeenkomst waarbij een associatie wordt tot stand gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds56, is verlengd tot de datum van toetreding, en

    • er in de periode 2002–2006 is voldaan aan de eisen van het herstructureringsplan op basis waarvan voornoemd protocol werd verlengd,

    • er is voldaan aan de in dit protocol bepaalde voorwaarden, en

    • er na de datum van toetreding geen staatssteun vor herstructurering aan de Poolse staalindustrie behoeft te worden betaald.

  • 2. De herstructurering van de Poolse ijzer- en staalindustrie, zoals beschreven in de individuele bedrijfsplannen van de in bijlage 1 vermelde ondernemingen, en in overeenstemming met de voorwaarden van dit protocol, moet uiterlijk op 31 december 2006 (hierna „het einde van de herstructureringsperiode” genoemd) voltooid zijn.

  • 3. Uitsluitend in bijlage 1 vermelde ondernemingen (hierna „begunstigde ondernemingen” genoemd) komen in aanmerking voor overheidssteun in het kader van het herstructureringsprogramma van de Poolse ijzer- en staalindustrie.

  • 4. Het is een begunstigde onderneming niet toegestaan:

    • a. in geval van een fusie met een niet in bijlage 1 genoemde onderneming, de aan de begunstigde onderneming verleende steun door te geven;

    • b. het actief over te nemen van niet in bijlage 1 genoemde ondernemingen die in het tijdvak tot 31 december 2006 failliet worden verklaard.

  • 5. Als een begunstigde onderneming op een later tijdstip geprivatiseerd wordt, moet rekening worden gehouden met de noodzaak van transparantie en moeten de voorwaarden en beginselen inzake levensvatbaarheid, overheidssteun en capaciteitsvermindering zoals in dit protocol omschreven in acht worden genomen. Er mag geen verdere staatssteun worden verleend als onderdeel van de verkoop van een onderneming of afzonderlijke activa.

  • 6. De herstructureringssteun die aan de begunstigde ondernemingen wordt verleend, wordt bepaald aan de hand van het goedgekeurde Poolse herstructureringsplan en door de Raad goedgekeurde individuele bedrijfsplannen. Het in de periode 1997–2003 uitbetaalde totaalbedrag ligt in geen geval hoger dan PLN 3 387 070 000.

    Over de opsplitsing van dit totaalbedrag wordt het volgende opgemerkt:

    • wat Polskie Huty Stali (hierna „PHS” genoemd) betreft, zal de reeds verleende dan wel de vanaf 1997 tot eind 2003 verleende/te verlenen steun voor herstructurering niet meer bedragen dan PLN 3 140 360 000. PHS heeft in de periode 1997–2001 reeds PLN 62 360 000 aan herstructureringssteun ontvangen; in 2002 en 2003 zal de onderneming nog eens maximaal PLN 3 078 000 000 ontvangen afhankelijk van de in het goedgekeurde herstructureringsplan gestelde eisen (volledig uit te betalen in 2002 indien het in Protocol nr. 2 bij de Europa-overeenkomst voorziene uitstel eind 2002 is toegekend, zo niet in 2003);

    • wat Huta Andrzej S.A., Huta Bankowa Sp. z o.o., Huta Batory S.A., Huta Buczek S.A., Huta L.W. Sp. z o.o., Huta Labedy S.A., en Huta Pokój S.A. (hierna „andere begunstigde ondernemingen” genoemd) betreft, zal de reeds verleende dan wel de vanaf 1997 tot eind 2003 verleende/te verlenen steun voor herstructurering van de ijzer- en staalsector niet meer bedragen dan PLN 246 710 000. Deze ondernemingen hebben in de periode 1997–2001 reeds PLN 37 160 000 aan herstructureringssteun ontvangen; zij zullen nog eens maximaal PLN 210 210 000 ontvangen afhankelijk van de in het goedgekeurde herstructureringsplan gestelde eisen (waarvan PLN 182 170 000 in 2002 en PLN 27 380 000 in 2003 indien het in Protocol nr. 2 bij de Europa-overeenkomst voorziene uitstel eind 2002 is toegekend, zo niet PLN 210 210 000 in 2003).

    Polen verleent daarna geen verdere overheidssteun voor herstructurering meer aan de Poolse ijzer- en staalindustrie.

  • 7. De netto capaciteitsvermindering die Polen in de periode 1997–2006 voor afgewerkte producten moet bereiken, bedraagt minimum 1 231 000 ton. De totale capaciteitsvermindering behelst ook netto capaciteitsreducties van ten minste 715 000 ton per jaar van warmgewalste producten en 716 000 ton per jaar van koudgewalste producten, alsmede een capaciteitstoename van ten hoogste 200 000 ton per jaar van andere eindfabrikaten.

    Voor de berekening van de capaciteitsvermindering wordt alleen definitieve sluiting van productie-installaties door middel van fysieke vernietiging in aanmerking genomen, zodat de productie-installaties niet opnieuw in bedrijf kunnen worden gesteld. De faillietverklaring van een ijzer- en staalonderneming komt niet in aanmerking als capaciteitsvermindering.

    De in bijlage 2 vermelde netto capaciteitsverminderingen zijn minima en feitelijke netto capaciteitsverminderingen die moeten worden verwezenlijkt; het daarvoor geldende tijdschema zal worden opgesteld op basis van het definitieve Poolse herstructureringsplan en individuele bedrijfsplannen uit hoofde van de Europa-Overeenkomst, rekening houdend met de doelstelling dat de betrokken ondernemingen tegen 31 december 2006 leefbaar moeten zijn.

  • 8. Het bedrijfsplan voor de begunstigde onderneming PHS zal worden uitgevoerd. Daarbij worden met name de volgende maatregelen genomen:

    • a.

      • reorganiseren van de productie-installaties van PHS op een productgerichte basis en zorgen voor een horizontale taakgerichte organisatie (aankoop, productie, verkoop),

      • opzetten van één enkele managementstructuur in PHS, om bij de consolidering voor volledige synergie te kunnen zorgen,

      • verschuiven van het strategisch doel van PHS, van productie naar verkoop,

      • verbeteren van de efficiëntie en de effectiviteit van het bedrijfsbeheer van PHS, en zorgen voor een betere controle op de directe verkoop,

      • evalueren door PHS, op basis van gezonde economische overwegingen, van de strategie van spin-off-bedrijven en voor zover nodig diensten opnieuw in het moederbedrijf integreren,

      • evalueren door PHS van de productmix, verminderen van overcapaciteit op het gebied van lange halfafgewerkte producten en in het algemeen zich verder ontwikkelen op de markt voor producten met een grotere toegevoegde waarde,

      • investeringen van PHS om de kwaliteit van de afgewerkte producten te verbeteren; een bijzonder punt van aandacht moet zijn dat tegen de in het tijdschema voor de uitvoering van het PHS-herstructureringsprogramma vast te stellen datum en niet later dan eind 2006 in de PHS-vestiging in Kraków productie van 3-Sigma-kwaliteit wordt gehaald;

    • b. tijdens de herstructureringsperiode zal in PHS maximaal bespaard worden op de kosten door verbetering van de energie-efficiëntie, door een beter aankoopbeleid en door te zorgen voor een productiviteitsniveau dat vergelijkbaar is met dat in de Europese Unie;

    • c. er moet werk worden gemaakt van arbeidsherstructurering; vóór 31 december 2006 moeten productiviteitsniveaus worden gehaald die vergelijkbaar zijn met die van de productgroepen in de ijzer- en staalindustrie in de EU, hetgeen zal worden beoordeeld op basis van de geconsolideerde cijfers, met inbegrip van indirecte werkgelegenheid in de volledig eigen dienstenbedrijven;

    • d. bij een eventuele privatisering wordt rekening gehouden met de noodzaak van transparantie en wordt de handelswaarde van PHS volledig in aanmerking genomen. Er mag geen verdere staatssteun worden verleend als onderdeel van de verkoop.

  • 9. Het bedrijfsplan voor de andere begunstigde ondernemingen zal worden uitgevoerd. Daarbij worden met name de volgende maatregelen genomen:

    • a.

      • verschuiven van het strategisch doel van productie naar verkoop,

      • verbeteren van de efficiëntie en de effectiviteit van het bedrijfsbeheer van de ondernemingen, en zorgen voor een betere controle op de directe verkoop,

      • evalueren, op basis van gezonde economische overwegingen, van de strategie van spin-off-bedrijven en voor zover nodig diensten opnieuw in de moederbedrijven integreren;

    • b. voor Huta Bankowa, het kostenbesparingsprogramma uitvoeren;

    • c. voor Huta Buczek, van de schuldeisers en de plaatselijke financiële instellingen de nodige financiële steun verkrijgen en het kostenbesparingsprogramma uitvoeren, daaronder begrepen een vermindering van de investeringskosten door een aanpassing van de bestaande productie-installaties;

    • d. voor Huta Labedy, uitvoeren van het kostenbesparingsprogramma en verminderen van de afhankelijkheid van de mijnbouwindustrie;

    • e. voor Huta Pokój, in de dochterondernemingen de internationale productiviteitsnormen halen, besparingen op het energieverbruik verwezenlijken en de voorgenomen investeringen in de verwerkende en constructie-afdelingen annuleren;

    • f. voor Huta Batory, een akkoord bereiken over schuldherschikking en investeringsleningen met de schuldeisers en financiële instellingen. Voorts moet het bedrijf substantiële extra kostenbesparingen tot stand brengen, samen met een herstructurering van het personeelsbestand en een verbetering van het rendement;

    • g. voor Huta Andrzej, een stabiele financiële basis leggen voor zijn ontwikkeling door via onderhandelingen een akkoord te bereiken met zijn huidige leninggevers, langetermijnschuldeisers, handelsschuldeisers en financiële instellingen. Verder zijn nieuwe investeringen nodig in de warmewalsgroep voor buizen en moet het programma ter vermindering van het personeelsbestand worden uitgevoerd;

    • h. voor Huta L.W., investeren in zijn warmwalserijen, hefapparatuur en milieuprestaties. Dit bedrijf moet voorts hogere productieniveaus halen door verdere herstructurering van het personeelsbestand en vermindering van de kosten voor externe diensten.

  • 10. Voor alle daaropvolgende wijzigingen in het algemene herstructureringsplan en de individuele plannen is de goedkeuring van de Commissie en, waar passend, van de Raad vereist.

  • 11. De uitvoering van de herstructurering moet in volledige transparantie en op basis van gezonde markteconomische beginselen plaatsvinden.

  • 12. De Commissie en de Raad zullen, overeenkomstig de leden 13 tot en met 18, nauwlettend toezien op de uitvoering van de herstructurering en de nakoming van de in dit protocol opgenomen voorwaarden inzake levensvatbaarheid, overheidssteun en capaciteitsverminderingen vóór en na de toetreding, tot het 0einde van de herstructureringsperiode. De Commissie zal daartoe verslag uitbrengen bij de Raad.

  • 13. De Commissie en de Raad zullen, naast het toezicht op de staatssteun, ook toezien op de in bijlage 3 vermelde benchmarks voor herstructurering.

  • 14. Het toezicht omvat een onafhankelijke evaluatie in 2003, 2004, 2005 en 2006. De levensvatbaarheidstest van de Commissie zal worden toegepast; in het kader van de evaluatie zal ook de productiviteit worden gemeten.

  • 15. Polen zal volledig meewerken met alle regelingen voor toezicht. Daarbij worden met name de volgende maatregelen genomen:

    • Polen zal de Commissie halfjaarlijkse verslagen over de herstructurering van de begunstigde ondernemingen toezenden, uiterlijk op 15 maart en 15 september van elk jaar tot het einde van de herstructureringsperiode;

    • het eerste verslag moet bij de Commissie inkomen uiterlijk op 15 maart 2003 en het laatste uiterlijk op 15 maart 2007, tenzij de Commissie anders beslist;

    • de verslagen moeten alle nodige informatie bevatten voor het toezicht op het herstructureringsproces, de staatssteun en op de capaciteitsvermindering, en moeten toereikende financiële gegevens verstrekken om te kunnen beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden en de voorschriften van dit protocol. De verslagen bevatten ten minste de in bijlage 4 omschreven informatie; de Commissie behoudt zich het recht voor om hierin wijzigingen aan te brengen op grond van haar ervaringen tijdens het toezicht. Als aanvulling op de individuele bedrijfsplannen van de in bijlage 1 opgenomen ondernemingen, zal tevens verslag worden uitgebracht over de algemene toestand van de Poolse ijzer- en staalsector, met inbegrip van recente macro-economische ontwikkelingen;

    • Polen verstrekt voorts alle aanvullende informatie voor de in punt 14 bedoelde onafhankelijke evaluatie;

    • Polen verplicht de begunstigde ondernemingen om alle relevante gegevens bekend te maken die onder andere omstandigheden wellicht als vertrouwelijk zouden worden beschouwd. In de verslagen aan de Raad zorgt de Commissie ervoor dat vertrouwelijke informatie die specifiek is voor een onderneming niet wordt bekendgemaakt.

  • 16. De Commissie kan te allen tijde beslissen om een onafhankelijke adviseur opdracht te geven de resultaten van het toezicht te beoordelen, alle nodige onderzoek te verrichten en verslag uit te brengen aan de Commissie en de Raad.

  • 17. Indien de Commissie bij de uitoefening van het toezicht constateert dat er aanzienlijke afwijkingen zijn ten opzichte van de financiële gegevens op basis waarvan de levensvatbaarheidsbeoordeling is verricht, kan zij eisen dat Polen de passende maatregelen neemt om de herstructureringsmaatregelen van de betrokken begunstigde ondernemingen aan te scherpen of te wijzigen.

  • 18. Indien uit het toezicht blijkt dat:

    • a. niet is voldaan aan de voorwaarden van de in dit protocol opgenomen overgangsregelingen, of

    • b. dat de verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van de verlenging van de periode tijdens welke Polen uitzonderlijk overheidssteun mag verlenen voor de herstructurering van zijn ijzer- en staalindustrie overeenkomstig de Europa-Overeenkomst57, niet zijn nagekomen, of

    • c. dat Polen in de loop van de herstructureringsperiode bijkomende, onverenigbare overheidssteun heeft verleend aan de ijzer- en staalindustrie en in het bijzonder aan de begunstigde ondernemingen, gelden de in dit protocol opgenomen overgangsregelingen niet.

    De Commissie neemt de passende maatregelen om van betrokken ondernemingen de terugbetaling te eisen van eventuele steun die werd verleend zonder dat de in dit protocol bepaalde voorwaarden werden nagekomen.

Bijlage 1. Ondernemingen die staatssteun ontvangen in het kader van het herstructureringsprogramma voor de ijzer- en staalsector van Polen

„Polskie Huty Stali" S.A.

Katowice

Huta Andrzej S.A.

Zawadzkie

Huta Bankowa Sp. z o.o.

Dabrowa Górnicza,

Huta Batory S.A.

Chorzów

Huta Buczek S.A.

Sosnowiec

Huta L.W. Sp. z o.o.

Warszawa

Huta Labedy S.A.

Gliwice

Huta Pokój S.A.

Ruda Śląska.

Bijlage 2. Tijdschema voor capaciteitswijzigingen (verminderingen en verhogingen)58

Bedrijf

Faciliteit

Minimum Capaciteits- wijziging (tpy)

Datum van productie-wijziging

Datum van definitieve sluiting

PHS

Fabriek van lichte en middelgrote profielen, Swietochlowice

– 340 000

1997

1997

Labedy

Fabriek van middelgrote profielen

– 90 000

2000

2000

PHS

Verzinkerij, Swietochlowice

+ 100 000

2000

PHS

Warmbreedbandwalserij, Kraków

– 700 000

31.12.2002

31.03.2005

PHS

Koudbreedbandwalserij, Swietochlowice

– 36 000

31.12.2002

31.12.2005

L.W.

Koudbandwalserij

– 30 000

31.12.2002

31.12.2004

Labedy

Fabriek van middelgrote profielen

– 90 000

30.09.2003

30.09.2003

Labedy

Fabriek van universaalplaten

– 35 000

31.12.2003

31.12.2003

Bankowa

Fabriek van middelgrote profielen

– 60 000

31.12.2004

31.12.2006

PHS

Draadwalserij, Sosnowiec

+ 200 000

01.01.2005

PHS

Fabriek van organisch beklede platen, Świętochlowice

+ 100 000

01.01.2005

PHS

Koudbreedbandwalserij, Kraków (omkeerbare vierwalsenwalserij & walserij met quintowalstuig)

– 650 000

31.12.2005

31.12.2006

PHS

Warmwalserij voor plaatstaal, Kraków

+ 400 000

01.01.2006

Netto capaciteitswijzigingen

– 1 231 000

Bijlage 3. Benchmarks voor en toezicht op de herstructurering

  • 1. Levensvatbaarheid

    Rekening houdend met de bijzondere boekhoudkundige regels die door de Commissie worden toegepast, moet iedere begunstigde onderneming uiterlijk op 31 december 2006 jaarlijks een minimaal brutobedrijfsresultaat van de omzet halen (10% voor niet-geïntegreerde staalbedrijven, 13,5% voor geïntegreerde staalbedrijven) en een minimumrendement van 1,5% van de omzet op het eigen vermogen. Dit zal worden geverifieerd bij de onafhankelijke beoordeling die van 2003 tot en met 2006 jaarlijks wordt verricht, zoals bepaald in punt 14 van het protocol.

  • 2. Productiviteit

    Tegen 31 december 2006 moet geleidelijk een totale productiviteit – afgemeten aan de geconsolideerde cijfers inzake kosten en arbeidsplaatsen en cijfers inzake directe arbeidsplaatsen – worden bereikt die vergelijkbaar is met die van de EU-ijzer- en staalnijverheid. Dit zal worden geverifieerd bij de onafhankelijke beoordeling die van 2003 tot en met 2006 jaarlijks wordt verricht, zoals bepaald in punt 14 van het protocol.

  • 3. Kostenverlagingen

    Bijzonder belang wordt gehecht aan kostenverlagingen als een van de cruciale elementen van de levensvatbaarheid. De kostenverlagingen moeten volledig worden uitgevoerd, in overeenstemming met de bedrijfsplannen van de begunstigde ondernemingen. De kostenverlagingen worden doorgevoerd in de herstructureringsperiode, zodat tegen het einde van die periode kostenniveaus worden gehaald die vergelijkbaar zijn met de kostenniveaus in de ijzer- en staalindustrie in de EU.

Bijlage 4. Indicatieve lijst van informatievereisten

  • 1. Productie en gevolgen voor de markt

    • maandelijkse productie en verwachte productie tijdens de rest van de herstructureringsperiode van ruwstaal, halffabrikaten en eindproducten per categorie en per productengamma;

    • verkochte producten en verwachte verkoop tijdens de rest van de herstructureringsperiode, met inbegrip van volumes, prijzen en markten; splitsing per productengamma.

  • 2. Investeringen

    • nadere gegevens betreffende de verrichte investeringen;

    • datum van voltooiing;

    • kosten van de investering, financieringsbronnen en het totale bedrag van eventuele steun die in dat verband werd verleend;

    • datum van betaling van eventuele steun;

    • nadere gegevens betreffende de geplande investeringen.

  • 3. Inkrimpingen van het personeelsbestand

    • aantal banen dat geschrapt wordt en tijdschema;

    • evolutie in de tewerkstelling bij de begunstigde ondernemingen (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen directe en indirecte tewerkstelling);

    • uitsplitsing van de kosten in verband met het personeelsbestand en overeenkomsten inzake externe diensten.

  • 4. Capaciteit (in verhouding tot de gehele ijzer- en staalsector in Polen)

    • datum of verwachte datum van stopzetting van de productie van te sluiten capaciteiten uitgedrukt in MPP (maximaal mogelijke jaarlijkse productie in gewone arbeidsomstandigheden), en beschrijving van die capaciteiten;

    • datum (of verwachte datum) voor sloping, als gedefinieerd in Beschikking nr. 3010/91/EGKS van de Commissie houdende voorschriften met betrekking tot de door de ondernemingen van de staalindustrie ter zake van hun investeringen te verstrekken inlichtingen59van de betrokken installatie en nadere gegevens betreffende de sloping;

    • datum (of verwachte datum) voor de invoering van nieuwe capaciteiten en beschrijving van deze capaciteiten;

    • evolutie van de totale capaciteit in Polen van ruwstaal en eindproducten per categorie.

  • 5. Kosten

    • uitsplitsing van de kosten en evolutie van deze kosten in het verleden en in de toekomst, in het bijzonder wat betreft kostenbesparingen inzake personeel, energieverbruik, kostenbesparing op grondstoffen, vermindering van bijkomende kosten en externe diensten.

  • 6. Financiële prestaties

    • evolutie van geselecteerde cruciale financiële kengetallen ten einde te waarborgen dat de levensvatbaarheid toeneemt (de financiële resultaten en kengetallen moeten zodanig gepresenteerd worden dat vergelijking met het financiële herstructureringsplan van de onderneming mogelijk is; ook moet de levensvatbaarheidstest van de Commissie erin voorkomen);

    • niveau van financiële lasten;

    • nadere gegevens betreffende verleende steun en tijdschema daarvan;

    • nadere gegevens betreffende de uitbetaling van reeds toegekende steun en tijdschema daarvan;

    • voorwaarden voor eventuele nieuwe leningen (ongeacht de bron);

    • gecontroleerde rekeningen van de onderneming.

  • 7. Privatisering

    • privatiseringsprocedure;

    • verkoopprijs, verkoopvoorwaarden en behandeling van bestaande schulden;

    • bestemming van de opbrengst van de verkoop;

    • datum van verkoop;

    • financiële toestand van de onderneming op het tijdstip van verkoop;

    • waarde van de onderneming/de activa op het tijdstip van verkoop en gebruikte ramingsmethode.

  • 8. Oprichting van een nieuwe onderneming of nieuwe installaties die capaciteitsuitbreidingen omvatten

    • identiteit van iedere deelnemer uit de particuliere en de openbare sector;

    • financieringsbronnen waaruit de deelnemers de oprichting van de nieuwe onderneming of de nieuwe installaties bekostigen;

    • voorwaarden voor de participatie van de aandeelhouders uit de particuliere en de openbare sector;

    • beheersstructuur van de nieuwe onderneming.

  • 9. Alle aanvullende informatie die nodig wordt geacht voor de in punt 14 van het protocol bedoelde onafhankelijke evaluatie.

Protocol nr. 9. betreffende reactor 1 en reactor 2 van de V1-kerncentrale van Bohunice in Slowakije

De Hoge Verdragsluitende Partijen,

Nota nemend van de toezegging van Slowakije dat het reactor 1 en reactor 2 van de V1-kerncentrale in Bohunice uiterlijk in respectievelijk 2006 en 2008 zal sluiten, en uiting gevend aan de bereidheid van de Unie om tot 2006 financiële steun te blijven verlenen ter voortzetting van de pretoetredingssteun in het kader van het PHARE-programma, teneinde Slowakije bij te staan bij de ontmanteling,

Nota nemend van de noodzaak om uitvoeringsbepalingen vast te stellen voor de voortzetting van de communautaire steun,

Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen:

Artikel 1

Slowakije verbindt zich ertoe reactor 1 en reactor 2 van de V1-kerncentrale van Bohunice uiterlijk op respectievelijk 31 december 2006 en 31 december 2008 te sluiten en vervolgens te ontmantelen.

Artikel 2

  • 1 In de periode 2004–2006 zal de Gemeenschap Slowakije financiële steun verlenen ter ondersteuning van de ontmanteling en om de gevolgen van de sluiting en ontmanteling van reactor 1 en reactor 2 van de V1-kerncentrale in Bohunice te ondervangen (hierna „de steun" genoemd).

  • 2 De steun wordt vastgesteld en uitgevoerd – ook na de toetreding van Slowakije tot de Unie – overeenkomstig het bepaalde van Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa60, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/200161.

  • 3 Voor de periode 2004–2006 zal de steun 90 miljoen euro aan vastleggingskredieten belopen, vast te leggen in gelijke bedragen per jaar.

  • 4 De steun of delen daarvan kunnen beschikbaar worden gesteld als bijdrage van de Gemeenschap aan het Internationale steunfonds voor de ontmanteling van Bohunice, dat beheerd wordt door de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

Artikel 3

De Europese Unie is zich ervan bewust dat de ontmanteling van de V1-kerncentrale van Bohunice ook na afloop van de huidige financiële vooruitzichten zal moeten voortduren en dat deze inspanning een aanzienlijke financiële last vormt voor Slowakije. Bij besluiten over de voortzetting van EU-steun op dit gebied na 2006 zal met deze situatie rekening worden gehouden.

Protocol nr. 10. over Cyprus

De Hoge Verdragsluitende Partijen,

Nogmaals bevestigend dat zij zich verbonden hebben tot een algehele regeling van het vraagstuk Cyprus, in overeenstemming met de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, en dat zij de inspanningen te dien einde van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties krachtig steunen,

Overwegende dat een dergelijke algehele regeling van het vraagstuk Cyprus nog niet tot stand is gekomen,

Overwegende dat derhalve de invoering van het acquis moet worden opgeschort in de zones van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent,

Overwegende dat deze opschorting zal worden ingetrokken zodra het vraagstuk Cyprus is opgelost,

Overwegende dat de Europese Unie bereid is, in overeenstemming met de beginselen waarop zij is gegrondvest, zich naar de voorwaarden van een dergelijke regeling te schikken,

Overwegende dat de voorwaarden moeten worden vastgesteld waaronder de toepasselijke rechtsvoorschriften van de EU gelden ten aanzien van de grens tussen enerzijds de bovengenoemde zones en anderzijds de zones waarover de regering van de Republiek Cyprus feitelijk het gezag uitoefent, alsmede de oostelijke zone onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en Noord-Ierland,

De wens uitend dat de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie alle Cypriotische burgers ten goede komt en vrede en verzoening bevordert,

Overwegende derhalve dat dit Protocol in geen enkel opzicht een beletsel mag zijn voor daartoe strekkende maatregelen,

Overwegende dat zulke maatregelen onverlet laten, de toepassing van het acquis in alle andere gebiedsdelen van de Republiek Cyprus volgens de voorwaarden van het Toetredingsverdrag,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

  • 1 De invoering van het acquis wordt opgeschort in de zones van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

  • 2 De Raad besluit, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen over de intrekking van de in lid 1 bedoelde opschorting.

Artikel 2

  • 1 De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen de voorwaarden vast waaronder de rechtsvoorschriften van de EU gelden ten aanzien van de grens tussen de in artikel 1 bedoelde gebieden en de gebieden waarover de regering van de Republiek Cyprus feitelijk het gezag uitoefent.

  • 2 De grens tussen de oostelijke zone onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de in artikel 1 bedoelde zones wordt, voor de toepassing van deel IV van de bijlage bij het Protocol betreffende de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen, beschouwd als een deel van de buitengrenzen van de zones die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen, zulks voor de duur van de opschorting van de invoering van het acquis uit hoofde van artikel 1.

Artikel 3

  • 1 Dit Protocol vormt in geen enkel opzicht een beletsel voor maatregelen die worden getroffen ter bevordering van de economische ontwikkeling van de in artikel 1 bedoelde zones.

  • 2 Die maatregelen laten onverlet, de toepassing van het acquis in alle andere gebiedsdelen van de Republiek Cyprus, volgens de voorwaarden van het Toetredingsverdrag.

Artikel 4

Indien een regeling tot stand komt, besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen omtrent over de aanpassingen die met betrekking tot de Turks-Cypriotische gemeenschap worden aangebracht in de voorwaarden betreffende de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie.

Slotakte

I. TEKST VAN DE SLOTAKTE

De Gevolmachtigden van:

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

de President van de Tsjechische Republiek,

Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,

de President van de Bondsrepubliek Duitsland,

de President van de Republiek Estland,

de President van de Helleense Republiek,

Zijne Majesteit de Koning van Spanje,

de President van de Franse Republiek,

de President van Ierland,

de President van de Italiaanse Republiek,

de President van de Republiek Cyprus,

de President van de Republiek Letland,

de President van de Republiek Litouwen,

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,

de President van de Republiek Hongarije,

de President van Malta,

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

de Federale President van de Republiek Oostenrijk,

de President van de Republiek Polen,

de President van de Portugese Republiek,

de President van de Republiek Slovenie,

de President van de Slowaakse Republiek,

de President van de Republiek Finland,

de Regering van het Koninkrijk Zweden,

Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

In Athene bijeen op zestien april Anno Domini 2003 ter gelegenheid van de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie,

Hebben er akte van genomen dat de volgende teksten zijn opgesteld en aangenomen in de Conferentie tussen de lidstaten van de Europese Unie en de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie.

  • I. het Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie;

  • II. de akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond;

  • III. de onderstaande teksten die zijn gehecht aan de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond:

    • A.

      Bijlage I:

      Lijst van de bepalingen van het Schengenaquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten die vanaf de toetreding bindend en toepasselijk zijn in de nieuwe lidstaten (bedoeld in artikel 3 van de Toetredingsakte)

      Bijlage II:

      Lijst bedoeld in artikel 20 van de Toetredingsakte

      Bijlage III:

      Lijst bedoeld in artikel 21 van de Toetredingsakte

      Bijlage IV:

      Lijst bedoeld in artikel 22 van de Toetredingsakte; Aanhangsel

      Bijlage V:

      Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Tsjechische Republiek; Aanhangsels A en B

      Bijlage VI:

      Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Estland

      Bijlage VII:

      Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Cyprus; Aanhangsel

      Bijlage VIII:

      Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Letland; Aanhangsels A en B

      Bijlage IX:

      Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Litouwen; Aanhangsels A en B

      Bijlage X:

      Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Hongarije; Aanhangsels A en B

      Bijlage XI:

      Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Malta; Aanhangsels A, B en C

      Bijlage XII:

      Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Polen; Aanhangsels A, B en C

      Bijlage XIII:

      Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Slovenië; Aanhangsels A en B

      Bijlage XIV:

      Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Slowakije; Aanhangsel

      Bijlage XV:

      Lijst bedoeld in artikel 32, lid 1, van de Toetredingsakte

      Bijlage XVI:

      Lijst bedoeld in artikel 52, lid 1, van de Toetredingsakte

      Bijlage XVII:

      Lijst bedoeld in artikel 52, lid 2, van de Toetredingsakte

      Bijlage XVIII:

      Lijst bedoeld in artikel 52, lid 3, van de Toetredingsakte

    • B. Protocol nr. 1 betreffende wijzigingen van de statuten van de Europese Investeringsbank

      Protocol nr. 2 betreffende de herstructurering van de Tsjechische ijzer- en staalindustrie

      Protocol nr. 3 betreffende de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen

      Protocol nr. 4 betreffende de kerncentrale van Ignalina in Litouwen

      Protocol nr. 5 betreffende de doorreis van personen over land tussen de regio Kaliningrad en andere delen van de Russische Federatie

      Protocol nr. 6 inzake het verwerven van tweede woningen in Malta

      Protocol nr. 7 over abortus in Malta

      Protocol nr. 8 betreffende de herstructurering van de Poolse ijzer- en staalindustrie

      Protocol nr. 9 betreffende reactor 1 en reactor 2 van de V1-kerncentrale van Bohunice in Slowakije

      Protocol nr. 10 betreffende Cyprus

    • C. De teksten van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, alsmede de Verdragen waarbij zij zijn gewijzigd of aangevuld, met inbegrip van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot de Europese Economische Gemeenschap en tot de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, het Verdrag betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, in de Estse, Hongaarse, Letse, Litouwse, Maltese, Poolse, Slowaakse, Sloveense en Tsjechische taal.

      De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe de Commissie en elkaar alle voor de toepassing van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing der verdragen vereiste informatie toe te zenden. Waar nodig, zal die informatie tijdig vóór de toetredingsdatum worden verstrekt, zodat de Akte vanaf de toetredingsdatum integraal kan worden toegepast, in het bijzonder wat betreft de werking van de interne markt. De Commissie kan de nieuwe Verdragsluitende Partijen in kennis stellen van het tijdstip dat zij passend acht voor de ontvangst of de toezending van andere specifieke informatie. Voor de dag van ondertekening hebben de Verdragsluitende Partijen een lijst ontvangen met de verplichtingen op informatiegebied voor veterinaire vraagstukken.

De Gevolmachtigden hebben nota genomen van de aan deze Slotakte gehechte briefwisseling tussen de Europese Unie en de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek betreffende een informatie- en overlegprocedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat.

II. VERKLARINGEN AANGENOMEN DOOR DE GEMACHTIGDEN

Voorts hebben de Gevolmachtigden hun goedkeuring gehecht aan de volgende, aan deze Slotakte gehechte verklaringen.

  • 1. Gemeenschappelijke verklaring: Één Europa

  • 2. Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

1. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING: ÉÉN EUROPA

Het is vandaag een belangrijke dag voor Europa. Wij hebben thans de toetredingsonderhandelingen tussen de Europese Unie en Cyprus, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije en Slovenië afgesloten. 75 miljoen mensen zullen als nieuwe burgers van de Europese Unie worden verwelkomd.

Wij, de huidige en de toetredende lidstaten, betuigen onze volledige steun voor het continue, alomvattende en onomkeerbare uitbreidingsproces. De toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië zullen worden voortgezet op basis van dezelfde beginselen die tot nu toe aan de onderhandelingen ten grondslag hebben gelegen. Aan de resultaten die in deze onderhandelingen reeds zijn bereikt, zal niet worden getornd. Naar gelang van de vooruitgang die wordt geboekt bij het voldoen aan de lidmaatschapscriteria is het de bedoeling Bulgarije en Roemenië in 2007 als nieuwe leden van de Europese Unie te verwelkomen. Wij zijn ook verheugd over de belangrijke besluiten die vandaag zijn genomen over de volgende fase van de kandidatuur van Turkije voor het lidmaatschap van de Europese Unie.

Het is onze gemeenschappelijke wens Europa tot een continent van democratie, vrijheid, vrede en vooruitgang te maken. De Unie blijft vastbesloten nieuwe scheidslijnen in Europa te vermijden, en stabiliteit en voorspoed binnen en buiten de nieuwe grenzen van de Unie te bevorderen. Wij verheugen ons op de samenwerking in ons gemeenschappelijke streven om dit doel te bereiken.

Ons doel is één Europa.

België

Tsjechië

Denemarken

Duitsland

Estland

Griekenland

Spanje

Frankrijk

Ierland

Italië

Cyprus

Letland

Litouwen

Luxemburg

Hongarije

Malta

Nederland

Oostenrijk

Polen

Portugal

Slovenië

Slowakije

Finland

Zweden

Verenigd Koninkrijk

2. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Overeenkomstig artikel 222 van het EG-Verdrag en artikel 138 van het Euratom-Verdrag kan de Raad, indien het Hof van Justitie daarom verzoekt, met eenparigheid van stemmen het aantal advocaten-generaal verhogen. Voor het overige zullen de nieuwe lidstaten in de bestaande toerbeurtregeling voor hun benoeming worden opgenomen.

III. ANDERE VERKLARINGEN

De Gevolmachtigden hebben nota genomen van de volgende verklaringen die zijn afgelegd en aan deze Slotakte zijn gehecht:

  • A. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige lidstaten/Estland

    • 3. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de jacht op bruine beren in Estland

  • B. Gemeenschappelijke verklaringen: Diverse huidige lidstaten/diverse nieuwe lidstaten

    • 4. Gemeenschappelijke verklaring van de Tsjechische Republiek en de Republiek Oostenrijk over hun bilaterale overeenkomst betreffende de kerncentrale van Temelin

  • C. Gemeenschappelijke verklaringen van de huidige lidstaten

    • 5. Verklaring inzake plattelandsontwikkeling

    • 6. Verklaring betreffende het vrije verkeer van werknemers: Tsjechië

    • 7. Verklaring betreffende het vrije verkeer van werknemers: Estland

    • 8. Verklaring betreffende olieschalie, de interne markt voor elektriciteit en Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (elektriciteitsrichtlijn): Estland

    • 9. Verklaring met betrekking tot de Estse en de Litouwse visserijactiviteiten in de zone rond Spitsbergen

    • 10. Verklaring betreffende het vrije verkeer van werknemers: Letland

    • 11. Verklaring betreffende het vrije verkeer van werknemers: Litouwen

    • 12. Verklaring over de doorreis van personen over land tussen de regio Kaliningrad en andere delen van de Russische Federatie

    • 13. Verklaring betreffende het vrije verkeer van werknemers: Hongarije

    • 14. Verklaring betreffende het vrije verkeer van werknemers: Malta

    • 15. Verklaring betreffende het vrije verkeer van werknemers: Polen

    • 16. Verklaring betreffende het vrije verkeer van werknemers: Slovenië

    • 17. Verklaring over de ontwikkeling van het trans-Europese netwerk in Slovenië

    • 18. Verklaring betreffende het vrije verkeer van werknemers: Slowakije

  • D. Gemeenschappelijke verklaringen van verschillende van de huidige lidstaten

    • 19. Gemeenschappelijke verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk betreffende het vrije verkeer van werknemers: Tsjechië, Estland, Hongarije, Litouwen, Letland, Polen, Slovenië en Slowakije.

    • 20. Gemeenschappelijke verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk over het toezicht op nucleaire veiligheid

  • E. Algemene gemeenschappelijke verklaring van de huidige lidstaten

    • 21. Algemene gemeenschappelijke verklaring

  • F. Gemeenschappelijke verklaringen van diverse nieuwe lidstaten

    • 22. Gemeenschappelijke verklaring van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Litouwen, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek over artikel 38 van de Toetredingsakte

    • 23. Gemeenschappelijke verklaring van de Republiek Hongarije en de Republiek Slovenië over bijlage X, Hoofdstuk 7, punt 1, onder a, ii, en bijlage XIII, Hoofdstuk 6, punt 1, onder a, i, van de Akte van Toetreding

  • G. Verklaringen van de Tsjechische Republiek

    • 24. Verklaring van de Tsjechische Republiek betreffende het vervoersbeleid

    • 25. Verklaring van de Tsjechische Republiek betreffende werknemers

    • 26. Verklaring van Tsjechië betreffende artikel 35 van het EU-Verdrag

  • H. Verklaringen van de Republiek Estland

    • 27. Verklaring van de Republiek Estland betreffende de staalindustrie

    • 28. Verklaring van de Republiek Estland betreffende de visserij

    • 29. Verklaring van de Republiek Estland betreffende de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC)

    • 30. Verklaring van de Republiek Estland betreffende de voedselveiligheid

  • I. Verklaringen van de Republiek Letland

    • 31. Verklaring van de Republiek Letland betreffende de stemmenweging in de Raad

    • 32. Verklaring van de Republiek Letland betreffende de visserij

    • 33. Verklaring van de Republiek Letland betreffende artikel 142 bis van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk

  • J. Verklaring van de Republiek Litouwen

    • 34. Verklaring van de Republiek Litouwen met betrekking tot de Litouwse visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied van de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC)

  • K. Verklaringen van de Republiek Malta

    • 35. Verklaring van de Republiek Malta betreffende neutraliteit

    • 36. Verklaring van de Republiek Malta betreffende het eiland Gozo

    • 37. Verklaring van de Republiek Malta betreffende de handhaving van een BTW-nultarief

  • L. Verklaringen van de Republiek Polen

    • 38. Verklaring van de Republiek Polen betreffende het concurrentievermogen van de Poolse productie van bepaalde soorten vruchten

    • 39. Verklaring van de Regering van de Republiek Polen over de openbare zedelijkheid

    • 40. Verklaring van de Regering van de Republiek Polen over de uitlegging van de vrijstelling van de voorschriften van Richtlijn 2001/82/EG en Richtlijn 2001/83/EG

  • M. Verklaringen van de Republiek Slovenië

    • 41. Verklaring van de Republiek Slovenië over de toekomstige regionale indeling van de Republiek Slovenië

    • 42. Verklaring van de Republiek Slovenië over de Sloveense inheemse bijensoort Apis mellifera Carnica (kranjska čebela)Apis mellifera Carnica (kranjska čebela)

  • N. Verklaringen van de Europese Commissie

    • 43. Verklaring van de Europese Commissie over de algemene economische vrijwaringsclausule, de vrijwaringsclausule voor de interne markt en de vrijwaringsclausule op het gebied van justitie en binnenlandse zaken

    • 44. Verklaring van de Europese Commissie over de conclusies van de toetredingsconferentie met Letland

A. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN: DE HUIDIGE LIDSTATEN/ESTLAND

3. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE JACHT OP BRUINE BEREN IN ESTLAND

Wat bruine beren betreft, zal Estland de voorschriften van Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de habitatrichtlijn) volledig naleven. Estland zal uiterlijk bij de toetreding een stelsel van strikte bescherming instellen dat voldoet aan artikel 12 van die richtlijn.

Hoewel de algemene jacht op bruine beren niet kan worden toegestaan, merkt de Conferentie op dat Estland op grond van artikel 16, lid 1, van de habitatrichtlijn de jacht op bruine beren in bepaalde omstandigheden mag toestaan, met inachtneming van de procedures van artikel 16, leden 2 en 3.

B. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN: DIVERSE HUIDIGE LIDSTATEN/DIVERSE NIEUWE LIDSTATEN

4. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK EN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK OVER HUN BILATERALE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE KERNCENTRALE VAN TEMELIN

De Tsjechische Republiek en de Republiek Oostenrijk zullen hun bilaterale verplichtingen uit hoofde van de onderling overeengekomen conclusies van het proces van Melk en de follow-up daarvan van 29 november 2001 nakomen.

C. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE LIDSTATEN

5. VERKLARING INZAKE PLATTELANDSONTWIKKELING

Wat betreft het beleid inzake plattelandsontwikkeling voor de nieuwe lidstaten uit hoofde van het tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling, gefinancierd door het EOGFL, Afdeling Garantie, neemt de Unie er nota van dat de volgende bedragen voor elke van de nieuwe lidstaten te verwachten zijn:

Initiële toewijzing (in miljoen euro)

2004

2005

2006

2004–2006

Tsjechië

147,9

161,6

172,0

481,5

Estland

41,0

44,8

47,7

133,5

Cyprus

20,3

22,2

23,9

66,4

Letland

89,4

97,7

103,9

291,0

Litouwen

133,4

145,7

155,1

434,2

Hongarije

164,2

179,4

190,8

534,4

Malta

7,3

8,0

8,5

23,8

Polen

781,2

853,6

908,2

2 543,0

Slovenië

76,7

83,9

89,2

249,8

Slowakije

108,2

118,3

125,8

352,3

Totaal

1 570,0

1 715,0

1 825,0

5 110,0

6. VERKLARING BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS: TSJECHIË

De EU benadrukt de sterke elementen van differentiatie en flexibiliteit in de regeling voor het vrije verkeer van werknemers. De lidstaten zullen ernaar streven de toegang tot de arbeidsmarkt krachtens de nationale wetgeving voor Tsjechische staatsburgers te verruimen, teneinde de aanpassing aan het acquis te bespoedigen. Als consequentie daarvan moet de werkgelegenheid voor Tsjechische staatsburgers in de EU bij de toetreding van Tsjechië aanzienlijk toenemen. Bovendien zullen de lidstaten van de EU de voorgestelde regeling zo goed mogelijk benutten om het acquis op het gebied van het vrije verkeer van werknemers zo spoedig mogelijk volledig toe te passen.

7. VERKLARING BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS: ESTLAND

De EU benadrukt de sterke elementen van differentiatie en flexibiliteit in de regeling voor het vrije verkeer van werknemers. De lidstaten zullen ernaar streven de toegang tot de arbeidsmarkt krachtens de nationale wetgeving voor Estse staatsburgers te verruimen, teneinde de aanpassing aan het acquis te bespoedigen. Als consequentie daarvan moet de werkgelegenheid voor Estse staatsburgers in de EU bij de toetreding van Estland aanzienlijk toenemen. Bovendien zullen de lidstaten van de EU de voorgestelde regeling zo goed mogelijk benutten om het acquis op het gebied van het vrije verkeer van werknemers zo spoedig mogelijk volledig toe te passen.

8. VERKLARING BETREFFENDE OLIESCHALIE, DE INTERNE MARKT VOOR ELEKTRICITEIT EN RICHTLIJN 96/92/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN 19 DECEMBER 1996 BETREFFENDE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS VOOR DE INTERNE MARKT VOOR ELEKTRICITEIT (ELEKTRICITEITSRICHTLIJN): ESTLAND

De Unie zal er nauwlettend op toezien dat Estland zijn toezeggingen gestand doet, met name wat betreft de verdere voorbereiding op de interne energiemarkt (herstructurering van de olieschaliesector en van de elektriciteitssector, wetgeving, versterking van de inspectiedienst voor de energiemarkt, enz.).

De Unie attendeert Estland op de conclusies van de Europese Raden van Lissabon en Barcelona, waarin ertoe opgeroepen wordt de liberalisering te bespoedigen in onder andere de sectoren gas en elektriciteit, met het doel op deze gebieden tot een volledig operationele interne markt te komen; zij neemt nota van de verklaringen die Estland dienaangaande heeft afgelegd op 27 mei 2002 in de context van de toetredingsonderhandelingen. Onverminderd de noodzaak van een spoedige inwerkingtreding van een operationele interne elektriciteitsmarkt, neemt de Unie er nota van dat Estland zijn standpunt omtrent toekomstige wetgevende ontwikkelingen op dit gebied in beraad houdt. De Unie erkent in dit verband de specifieke situatie met betrekking tot de herstructurering van de olieschaliesector, die nog tot eind 2012 bijzondere inspanningen zal vergen, alsmede de noodzaak van een geleidelijke openstelling van de Estse elektriciteitsmarkt voor niet-huishoudelijke verbruikers tot aan die datum.

De Unie merkt op dat met het oog op de beperking van mogelijke concurrentieverstoringen op de interne elektriciteitsmarkt eventueel vrijwaringsmechanismen, zoals de wederkerigheidsclausule van Richtlijn 96/92/EG, zullen moeten worden toegepast.

De Commissie zal nauwlettend toezien op de ontwikkeling van de elektriciteitsproductie en op eventuele veranderingen op de elektriciteitsmarkt van Estland en de buurlanden.

Onverminderd het voorgaande, kan elke lidstaat vanaf 2009 de Commissie verzoeken om de ontwikkeling van de elektriciteitsmarkten van het Oostzeegebied te evalueren. Op basis van deze evaluatie, met volledige inachtneming van het unieke karakter van olieschalie en van de sociale en economische overwegingen in verband met de winning, de productie en het verbruik van olieschalie in Estland, en rekening houdend met de doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van de elektriciteitsmarkt, brengt de Commissie bij de Raad verslag uit, en doet zij passende aanbevelingen.

9. VERKLARING MET BETREKKING TOT DE ESTSE EN DE LITOUWSE VISSERIJACTIVITEITEN IN DE ZONE ROND SPITSBERGEN

De Europese Gemeenschap is gecommitteerd aan de handhaving van een gezond beheer gebaseerd op duurzame instandhouding en optimaal gebruik van de visbestanden in de wateren rond Spitsbergen, en verklaart bereid te zijn het huidige door de Europese Gemeenschap en door Estland en Litouwen toegepaste beheerssysteem voort te zetten.

10. VERKLARING BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS: LETLAND

De EU benadrukt de sterke elementen van differentiatie en flexibiliteit in de regeling voor het vrije verkeer van werknemers. De lidstaten zullen ernaar streven de toegang tot de arbeidsmarkt krachtens de nationale wetgeving voor Letse staatsburgers te verruimen, teneinde de aanpassing aan het acquis te bespoedigen. Als consequentie daarvan moet de werkgelegenheid voor Letse staatsburgers in de EU bij de toetreding van Letland aanzienlijk toenemen. Bovendien zullen de lidstaten van de EU de voorgestelde regeling zo goed mogelijk benutten om het acquis op het gebied van het vrije verkeer van werknemers zo spoedig mogelijk volledig toe te passen.

11. VERKLARING BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS: LITOUWEN

De EU benadrukt de sterke elementen van differentiatie en flexibiliteit in de regeling voor het vrije verkeer van werknemers. De lidstaten zullen ernaar streven de toegang tot de arbeidsmarkt krachtens de nationale wetgeving voor Litouwse staatsburgers te verruimen, teneinde de aanpassing aan het acquis te bespoedigen. Als consequentie daarvan moet de werkgelegenheid voor Litouwse staatsburgers in de EU bij de toetreding van Litouwen aanzienlijk toenemen. Bovendien zullen de lidstaten van de EU de voorgestelde regeling zo goed mogelijk benutten om het acquis op het gebied van het vrije verkeer van werknemers zo spoedig mogelijk volledig toe te passen.

12. VERKLARING OVER DE DOORREIS VAN PERSONEN OVER LAND TUSSEN DE REGIO KALININGRAD EN ANDERE DELEN VAN DE RUSSISCHE FEDERATIE

De Gemeenschap zal Litouwen bijstaan in zijn streven om zo spoedig mogelijk aan de voorwaarden voor volledige deelname aan het Schengenacquis te voldoen, zodat Litouwen bij de eerste groep van nieuwe lidstaten is die ten volle deelneemt aan het Schengenacquis. Volledige deelname wordt afhankelijk gesteld van een objectieve beoordeling of aan alle noodzakelijke voorwaarden van het Schengenacquis voldaan is.

13. VERKLARING BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS: HONGARIJE

De EU benadrukt de sterke elementen van differentiatie en flexibiliteit in de regeling voor het vrije verkeer van werknemers. De lidstaten zullen ernaar streven de toegang tot de arbeidsmarkt krachtens de nationale wetgeving voor Hongaarse staatsburgers te verruimen, teneinde de aanpassing aan het acquis te bespoedigen. Als consequentie daarvan moet de werkgelegenheid voor Hongaarse staatsburgers in de EU bij de toetreding van Hongarije aanzienlijk toenemen. Bovendien zullen de lidstaten van de EU de voorgestelde regeling zo goed mogelijk benutten om het acquis op het gebied van het vrije verkeer van werknemers zo spoedig mogelijk volledig toe te passen.

14. VERKLARING BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS: MALTA

Indien de toetreding van Malta problemen doet rijzen in verband met het vrije verkeer van werknemers, dan kunnen die problemen aan de instellingen van de Unie worden voorgelegd om er een oplossing voor te vinden. Deze oplossing moet strikt overeenstemmen met de bepalingen van de Verdragen (met inbegrip van die van het Verdrag betreffende de Europese Unie) en de krachtens de Verdragen vastgestelde bepalingen, met name die betreffende het vrije verkeer van werknemers.

15. VERKLARING BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS: POLEN

De EU benadrukt de sterke elementen van differentiatie en flexibiliteit in de regeling voor het vrije verkeer van werknemers. De lidstaten zullen ernaar streven de toegang tot de arbeidsmarkt krachtens de nationale wetgeving voor Poolse staatsburgers te verruimen, teneinde de aanpassing aan het acquis te bespoedigen. Als consequentie daarvan moet de werkgelegenheid voor Poolse staatsburgers in de EU bij de toetreding van Polen aanzienlijk toenemen. Bovendien zullen de lidstaten van de EU de voorgestelde regeling zo goed mogelijk benutten om het acquis op het gebied van het vrije verkeer van werknemers zo spoedig mogelijk volledig toe te passen.

16. VERKLARING BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS: SLOVENIË

De EU benadrukt de sterke elementen van differentiatie en flexibiliteit in de regeling voor het vrije verkeer van werknemers. De lidstaten zullen ernaar streven de toegang tot de arbeidsmarkt krachtens de nationale wetgeving voor Sloveense staatsburgers te verruimen, teneinde de aanpassing aan het acquis te bespoedigen. Als consequentie daarvan moet de werkgelegenheid voor Sloveense staatsburgers in de EU bij de toetreding van Slovenië aanzienlijk toenemen. Bovendien zullen de lidstaten van de EU de voorgestelde regeling zo goed mogelijk benutten om het acquis op het gebied van het vrije verkeer van werknemers zo spoedig mogelijk volledig toe te passen.

17. VERKLARING OVER DE ONTWIKKELING VAN HET TRANS-EUROPESE NETWERK IN SLOVENIË

De Unie herinnert aan het belang van de vervoersinfrastructuur in Slovenië voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnetwerk, en zal daar naar behoren rekening mee houden bij de bepaling van projecten van gemeenschappelijk belang overeenkomstig artikel 155 van het EG-Verdrag.

18. VERKLARING BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS: SLOWAKIJE

De EU benadrukt de sterke elementen van differentiatie en flexibiliteit in de regeling voor het vrije verkeer van werknemers. De lidstaten zullen ernaar streven de toegang tot de arbeidsmarkt krachtens de nationale wetgeving voor Slowaakse staatsburgers te verruimen, teneinde de aanpassing aan het acquis te bespoedigen. Als consequentie daarvan moet de werkgelegenheid voor Slowaakse staatsburgers in de EU bij de toetreding van Slowakije aanzienlijk toenemen. Bovendien zullen de lidstaten van de EU de voorgestelde regeling zo goed mogelijk benutten om het acquis op het gebied van het vrije verkeer van werknemers zo spoedig mogelijk volledig toe te passen.

D. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN VERSCHILLENDE VAN DE HUIDIGE LIDSTATEN

19. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS: TSJECHIË, ESTLAND, HONGARIJE, LITOUWEN, LETLAND, POLEN, SLOVENIË, SLOWAKIJE

De tekst van punt 13 van de overgangsmaatregelen voor het vrije verkeer van werknemers overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG in de bijlagen V, VI, VIII, IX, X, XII, XIII en XIV wordt door de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenlijk in overleg met de Commissie uitgelegd als implicerend dat „bepaalde regio's" in voorkomend geval ook het gehele nationale grondgebied kan omvatten.

20. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK OVER HET TOEZICHT OP NUCLEAIRE VEILIGHEID

De Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk benadrukken het belang van de voortzetting van het toezicht op de uitvoering van de aanbevelingen voor een verbeterde nucleaire veiligheid in de toetredende lidstaten, overeenkomstig de bevindingen van de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen van 10 december 2002, totdat er resultaat is geboekt.

E. ALGEMENE GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE HUIDIGE LIDSTATEN

21. ALGEMENE GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

De huidige lidstaten beklemtonen dat de aan deze Slotakte gehechte verklaringen niet mogen worden uitgelegd of toegepast op een wijze die strijdig is met de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit het Toetredingsverdrag en de Toetredingsakte.

De huidige lidstaten nemen er nota van dat de Commissie het bovenstaande volledig onderschrijft.

F. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DIVERSE NIEUWE LIDSTATEN

22. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK ESTLAND, DE REPUBLIEK LITOUWEN, DE REPUBLIEK POLEN, DE REPUBLIEK SLOVENIË EN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK OVER ARTIKEL 38 VAN DE TOETREDINGSAKTE

  • 1. De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Litouwen, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek gaan ervan uit dat het begrip „niet-naleving door een nieuwe lidstaat van in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen" alleen slaat op de uit de oorspronkelijke verdragen voortvloeiende verplichtingen die gelden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Litouwen, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, onder de in de Toetredingsakte vastgestelde voorwaarden, en de in deze Akte neergelegde verplichtingen.

    De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Litouwen, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek gaan er derhalve van uit dat de Commissie de toepassing van artikel 38 alleen zal overwegen in gevallen van beweerde schendingen van de in de vorige alinea bedoelde verplichtingen.

  • 2. De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Litouwen, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek gaan ervan uit dat artikel 38 geen afbreuk doet aan de rechtsmacht van het Hof van Justitie zoals die is omschreven in artikel 230 van het EG-Verdrag inzake door de Commissie overeenkomstig artikel 38 ingestelde beroepen.

  • 3. De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Litouwen, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek gaan ervan uit dat de Commissie, alvorens te besluiten tot toepassing ten aanzien van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Litouwen, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek van de maatregelen waarin artikel 38 voorziet, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Litouwen, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek de mogelijkheid zal bieden hun mening en standpunt uiteen te zetten, overeenkomstig de verklaring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de algemene vrijwaringsclausule, de vrijwaringsclausule voor de interne markt en de vrijwaringsclausule op het gebied van justitie en binnenlandse zaken die aan deze Slotakte is gehecht.

23. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE EN DE REPUBLIEK SLOVENIË OVER BIJLAGE X, HOOFDSTUK 7, punt 1, onder a), ii), en BIJLAGE XIII, HOOFDSTUK 6, punt 1, onder a), i), VAN DE AKTE VAN TOETREDING

Indien de in artikel 28, lid 1, van de zesde BTW-richtlijn bedoelde overgangsperiode medio 2007 niet is vervangen door een definitieve regeling en het voorstel ter vervanging ervan nog niet in een zodanige fase is gekomen dat vervanging voor eind 2007 mogelijk is, zullen de Republiek Hongarije en de Republiek Slovenië de Commissie verzoeken bij de Raad een verslag in te dienen over de werking van de overgangsregeling als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk 7, punt 1, onder a), ii), en bijlage XIII, hoofdstuk 6, punt 1, onder a), i), van de Akte van Toetreding, dat te gelegener tijd dient te worden opgesteld. Dat verslag dient rekening te houden met de goede werking van de interne markt en met eventuele nadelige gevolgen voor de sector restauratiediensten in de Republiek Hongarije en de Republiek Slovenië, in het bijzonder banenverlies, een toename van zwart werk, en de mate waarin de prijzen van restauratiediensten voor de eindverbruiker toenemen.

G. VERKLARINGEN VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK

24. VERKLARING VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK BETREFFENDE HET VERVOERSBELEID

Overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt van de EU over het hoofdstuk vervoersbeleid kunnen de huidige en de nieuwe lidstaten geleidelijk cabotagevergunningen uitwisselen op basis van bilaterale overeenkomsten, met ook de mogelijkheid van volledige liberalisering. In dat licht verwacht de Tsjechische Republiek dat de bilaterale besprekingen met de lidstaten in de loop van 2003 zullen worden voortgezet met het oog op de totstandbrenging van hetzij een bilaterale overeenkomst over volledige liberalisering van de cabotage, hetzij een geleidelijke uitwisseling van cabotagevergunningen indien een overgangsperiode is vereist.

De Tsjechische Republiek is verheugd over het bereiken van overeenstemming met Duitsland over het verrichten van een analyse van een kostenstructuur op basis waarvan vanaf het jaar 2004 toetreding bilaterale cabotagequota kunnen worden vastgesteld.

25. VERKLARING VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK BETREFFENDE WERKNEMERS

Tsjechië verklaart dat het verwacht dat de voornemens van een huidige lidstaat om de toegang van Tsjechische werknemers tot zijn arbeidsmarkt op basis van afzonderlijke sectoren en beroepsgroepen te liberaliseren, het onderwerp van bilaterale besprekingen tussen de betrokken lidstaat en Tsjechië zullen vormen.

26. VERKLARING VAN TSJECHIË BETREFFENDE ARTIKEL 35 VAN HET EU-VERDRAG

Tsjechië aanvaardt de rechtsmacht van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig het bepaalde in artikel 35, lid 2 en lid 3, onder b), van het EU-Verdrag. Tsjechië behoudt zich het recht voor in het nationale recht te bepalen dat, wanneer een vraag over de geldigheid of de uitlegging van een in artikel 35, lid 1, van het EU-Verdrag genoemde besluit wordt opgeworpen in een zaak voor een nationaal rechter tegen wiens beslissing naar nationaal recht geen beroep mogelijk is, die rechter gehouden is de zaak bij het Hof van Justitie aanhangig te maken.

H. VERKLARINGEN VAN DE REPUBLIEK ESTLAND

27. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK ESTLAND BETREFFENDE DE STAALINDUSTRIE

De staalverwerkende industrie van Estland kent momenteel een dynamische ontwikkeling.

Bij de onderhandelingen over de nodige aanpassingen van de kwantitatieve beperkingen waarin is voorzien in de bilaterale staalovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de Russische Federatie, Oekraïne en Kazachstan, en bij de vaststelling van andere regelingen ter zake moet rekening worden gehouden met de invoerbehoeften die het gevolg zullen zijn van de te voorziene expansie van de staalindustrie van Estland in de nabije toekomst. Estland onderstreept dat het zijn verwachte invoerbehoeften aan de Toetredingsconferentie heeft meegedeeld.

28. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK ESTLAND BETREFFENDE DE VISSERIJ

Estland is zich ervan bewust dat het beheer van de Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Estland en de regering van de Russische Federatie inzake samenwerking bij de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het gebied van het Peipus-, het Lämmi- en het Pihkvameer door Estland zal worden verzorgd, in nauwe samenwerking met de Commissie, voor zover de Gemeenschap geen afgeleide wetgeving heeft of zal hebben over het beheer van visbestanden in de binnenwateren.

29. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK ESTLAND BETREFFENDE DE VISSERIJCOMMISSIE VOOR HET NOORDOOSTELIJK DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN (NEAFC)

In overeenstemming met het beginsel van de uitsluitende communautaire bevoegdheid zullen de belangen van Estland in de NEAFC vanaf de toetreding door de Gemeenschap worden behartigd. Ingeval Estland voor het tijdstip van toetreding geen lid is van de NEAFC, vertrouwt Estland erop dat de Gemeenschap ervoor zal zorgen dat de door Estland als „samenwerkende niet-verdragsluitende partij" in het kader van het „samenwerkingsquotum" gevangen hoeveelheden die door de NEAFC worden geregistreerd, worden opgenomen in het communautaire aandeel.

30. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK ESTLAND BETREFFENDE DE VOEDSELVEILIGHEID

Ten aanzien van derde landen zal Estland de voorschriften van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, volledig naleven.

I. VERKLARINGEN VAN DE REPUBLIEK LETLAND

31. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK LETLAND BETREFFENDE DE STEMMENWEGING IN DE RAAD

In Verklaring nr. 20 bij het Verdrag van Nice is bepaald dat de Republiek Letland, uitgaande van een Unie met 27 lidstaten, met ingang van 1 januari 2005 over vier van de in totaal 345 stemmen in de Raad zal beschikken.

Aangezien een toereikende, vergelijkbare en gelijke vertegenwoordiging van de lidstaten in de Raad in verhouding tot hun inwonertal moet worden gewaarborgd, behoudt de Republiek Letland zich het recht voor om de stemmenweging in de Raad te bespreken tijdens de volgende intergouvernementele conferentie.

32. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK LETLAND BETREFFENDE DE VISSERIJ

Met betrekking tot Verordening (EEG) nr. 3760/92 tot vaststelling van het aan de lidstaten toe te wijzen aandeel in de communautaire vismogelijkheden voor bestanden waarvan de bevissingsgraad door een vangstbeperking is gereglementeerd, gaat Letland ervan uit dat de specifieke bepalingen van deze Akte inzake de vismogelijkheden die in de Oostzee moeten worden toegewezen aan Letland verwijzen naar het bestaande beheerssysteem in het kader van de IBSFC zoals dat is berekend voor de EU-15 en Estland, Letland, Litouwen en Polen.

Met betrekking tot de vangstmogelijkheden in het kader van de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) verklaart Letland dat het belangstelling heeft voor visserijactiviteiten in dat gebied, hoewel het er tijdens de afgelopen jaren geen significante hoeveelheden heeft gevangen. Letland is samenwerkende partij bij de NEAFC en leeft alle besluiten en regels van deze commissie na, en verwacht dan ook dat naar behoren rekening zal worden gehouden met zijn belangen wanneer de vangstmogelijkheden worden toegewezen aan Letland en andere nieuwe lidstaten.

33. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK LETLAND BETREFFENDE ARTIKEL 142 BIS VAN VERORDENING (EG) NR. 40/94 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1993 INZAKE HET GEMEENSCHAPSMERK

De Republiek Letland gaat ervan uit dat de toepassing van artikel 142 bis, lid 5, van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk niet uitsluit dat het gebruik van een Gemeenschapsmerk op het grondgebied van de Republiek Letland wordt verboden uit hoofde van artikel 106, lid 2, van de verordening.

J. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN

34. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN MET BETREKKING TOT DE LITOUWSE VISSERIJACTIVITEITEN IN HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED VAN DE VISSERIJCOMMISSIE VOOR HET NOORDOOSTELIJK DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN (NEAFC)

Litouwen verklaart belangstelling te hebben voor de voortzetting van zijn traditionele visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied van de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) na zijn toetreding tot de Europese Unie. Litouwen rekent op steun van de EU voor zijn toetreding tot de NEAFC. Litouwen verwacht dat de Litouwse visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied van de NEAFC na zijn toetreding tot de EU zullen worden voortgezet en dat aan Litouwen passende quota zullen worden toegewezen in dit gebied overeenkomstig het beginsel van relatieve stabiliteit.

K. VERKLARINGEN VAN DE REPUBLIEK MALTA

35. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK MALTA BETREFFENDE NEUTRALITEIT

Malta verklaart zich gecommitteerd aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie als uiteengezet in het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Malta bevestigt dat zijn deelname aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie zijn neutraliteit onverlet laat. Het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat ieder besluit van de Unie tot instelling van een gemeenschappelijke defensie met eenparigheid van stemmen van de Europese Raad moet worden genomen en door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen moet worden aangenomen.

36. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK MALTA BETREFFENDE HET EILAND GOZO

De regering van Malta,

erop wijzende dat het eiland Gozo specifieke economische en sociale kenmerken en handicaps heeft ten gevolge van het gecombineerde effect van zijn dubbele hoedanigheid van eiland, zijn kwetsbaarheid op milieugebied, zijn gering aantal inwoners in combinatie met een hoge bevolkingsdichtheid en zijn inherent beperkte hulpmiddelen;

erop wijzende dat het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking op Gozo aanzienlijk lager is dan in Malta als geheel;

erop wijzende dat Malta een specifiek economisch en sociaal beleid met betrekking tot het eiland Gozo voert, dat ten doel heeft de permanente structurele handicaps van het eiland te overwinnen;

erkennende dat, bij de toetreding van Malta tot de Europese Unie, ten gevolge van het akkoord dat Malta in aanmerking komt voor de doelstellingen van de structuurfondsen en voor bijstand uit het Cohesiefonds, evenals van de akkoorden betreffende het BTW-nultarief voor personenvervoer tussen de eilanden en de overgangsperiode voor het vervoer van landbouwproducten tussen de eilanden, Gozo zal profiteren van maatregelen die specifiek de structurele handicaps van het eiland aanpakken, terwijl het tevens zal deelhebben in maatregelen die meer algemene economische en sociale voordelen zullen opleveren;

tevens erkennende dat de NUTS 3-indeling van het eiland Gozo op zich wellicht geen waarborg is voor implementatie van de verbintenis van de Europese Unie om maatregelen ten gunste van probleemgebieden te nemen;

verklaart dat Malta, voor het einde van iedere communautaire begrotingsperiode waarbij het regionaal beleid van de Gemeenschap opnieuw wordt bepaald, de Commissie zal verzoeken aan de Raad verslag uit te brengen over de economische en sociale situatie van Gozo en met name over de verschillen in het niveau van sociale en economische ontwikkeling tussen Gozo en Malta. De Commissie zal worden verzocht indien nodig passende maatregelen voor te stellen in het kader van het regionaal beleid of andere relevante beleidssectoren van de Gemeenschap, om de verdere verkleining van de verschillen tussen Gozo en Malta en de verdere integratie van Gozo in de interne markt onder billijke voorwaarden te waarborgen. Met name zou, indien Malta als geheel niet meer in aanmerking komt voor bepaalde regionale beleidsmaatregelen, in dat verslag moeten worden beoordeeld of de specifieke economische situatie van Gozo rechtvaardigt dat Gozo gedurende de referentieperiode wel in aanmerking blijft komen voor die maatregelen, en onder welke voorwaarden.

37. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK MALTA BETREFFENDE DE HANDHAVING VAN EEN BTW-NULTARIEF

Malta's aanvaarding van een overgangsperiode tot 1 januari 2010 voor het behoud van het BTW-nultarief in plaats van het standaardtarief van 5% op de leveringen van voedingsmiddelen en farmaceutische producten is gebaseerd op het uitgangspunt dat de in artikel 28, lid 1, van de zesde BTW-richtlijn bedoelde overgangsperiode op die dag zal verstrijken.

L. VERKLARINGEN VAN DE REPUBLIEK POLEN

38. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK POLEN BETREFFENDE HET CONCURRENTIEVERMOGEN VAN DE POOLSE PRODUCTIE VAN BEPAALDE SOORTEN VRUCHTEN

Polen neemt er nota van dat de toepassing op Polen van het gemeenschappelijk douanetarief van de EU nadelige en onmiddellijke gevolgen kan hebben voor het concurrentievermogen van de Poolse producenten van klein fruit, zure kersen, en appelen. Indien zich na de toetreding ernstige en mogelijk aanhoudende moeilijkheden zouden voordoen in die sectoren, zal Polen verzoeken om de algemene vrijwaringsclausule met spoed toe te passen, en zal het verzoeken om de vaststelling van instrumenten waarmee voorgoed een eind kan worden gemaakt aan de concurrentieverstoringen in de sectoren klein fruit, zure kersen, en appelen.

39. VERKLARING VAN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK POLEN OVER DE OPENBARE ZEDELIJKHEID

De regering van de Republiek Polen gaat ervan uit dat niets in de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en van verdragen tot wijziging of aanvulling van die verdragen de Poolse staat ervan weerhoudt om regels uit te vaardigen over morele vraagstukken en de regelgeving in verband met de bescherming van het menselijk leven.

40. VERKLARING VAN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK POLEN OVER DE UITLEGGING VAN DE VRIJSTELLING VAN DE VOORSCHRIFTEN VAN RICHTLIJN 2001/82/EG EN RICHTLIJN 2001/83/EG

Polen is van oordeel dat de geneesmiddelen van de lijst in aanhangsel A bij bijlage XII van deze Akte met daartoe strekkende vergunningen in Polen op de markt kunnen worden gebracht.

M. VERKLARINGEN VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË

41. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË OVER DE TOEKOMSTIGE REGIONALE INDELING VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË

De Republiek Slovenië benadrukt hoeveel belang zij hecht aan een evenwichtige regionale ontwikkeling en aan de noodzaak om de sociaal-economische ongelijkheden tussen haar regio's te verminderen.

De Republiek Slovenië neemt er nota van dat zij bij uitsluiting bevoegd is voor alle besluiten over haar regionale indeling. Een uitzondering daarop is de territoriale indeling van Slovenië in het kader van de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS).

In de context van de toetredingsonderhandelingen is het vraagstuk van de regionale indeling van Slovenië op NUTS 2-niveau voorlopig geregeld op de negentiende vergadering van de Conferentie op plaatsvervangersniveau op 29 juli 2002, onder de in de conclusies van de Conferentie vermelde voorwaarden. Die conclusies zijn bevestigd op de vergadering van de Conferentie op ministerieel niveau op 1 oktober 2002.

In de conclusies van de Conferentie is toen een verklaring van de Republiek Slovenië opgenomen waartegen geen van de lidstaten bezwaar heeft aangetekend, en waarvan het desbetreffende onderdeel als volgt luidt:

„Slovenië neemt er met genoegen kennis van dat de EU ervan uitgaat dat het gehele Sloveense grondgebied tot eind 2006 zal worden beschouwd als één enkele regio op NUTS 2-niveau, en er nota van heeft genomen dat Slovenië voornemens is een enkelvoudig programmeringsdocument toe te passen voor het gehele grondgebied van Slovenië tijdens de programmeringsperiode tot eind 2006, en dat Slovenië de gesprekken met de Commissie zal voortzetten over een territoriale indeling die moet zorgen voor een evenwichtige regionale ontwikkeling, zulks teneinde als lidstaat tegen eind 2006 zijn NUTS-indeling te herzien.

Indien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) wordt aangenomen en in werking treedt voor de toetreding van Slovenië, zal Slovenië zo nodig met de EU onderhandelingen aanknopen over de toepassing ervan op de territoriale indeling van Slovenië.

Op deze basis kan Slovenië met het EU-voorstel instemmen en aanvaarden dat in dit stadium niet verder over dit hoofdstuk behoeft te worden onderhandeld.".

42. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË OVER DE SLOVEENSE INHEEMSE BIJENSOORT Apis mellifera carnica (kranjska čebela)

Rekening houdend met het feit dat de Sloveense bijenondersoortApis mellifera Carnica (tevens bekend onder de namen„kranjska čebela", „Carniolan bee", „Krainer Biene", „Carnica", en „Kärntner Biene") in de Republiek Slovenië een inheemse dierenpopulatie vormt,

Gelet op het feit dat eeuwenlang aanhoudende inspanningen zijn geleverd om de inheemse bijensoort te handhaven en te selecteren op het grondgebied van het huidige Slovenië, onder meer met het oog op de instandhouding van het inheems genetisch materiaal, waardoor een genetisch stabiele en evenwichtige bijenpopulatie is ontstaan,

Gelet op de dwingende noodzaak om deze inheemse bijenpopulatie met haar afzonderlijke kenmerken te vrijwaren en aldus bij te dragen tot het behoud van de biodiversiteit,

verklaart de Republiek Slovenië voornemens te zijn om alle passende maatregelen te blijven treffen om ervoor te zorgen dat de inheemse bijensoort Apis mellifera Carnica op het grondgebied van de Republiek Slovenië in stand wordt gehouden.

De Republiek Slovenië memoreert dat zij dit vraagstuk in het kader van de toetredingsonderhandelingen aan de orde heeft gesteld, en dat de Europese Unie in dit verband heeft benadrukt dat op grond van artikel 30 van het Verdrag nationale maatregelen kunnen worden getroffen, onder voorbehoud van het proportionaliteitsbeginsel, en dat opneming van dit vraagstuk in de onderhandelingen niet nodig was.

N. VERKLARINGEN VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

De Hoge Verdragsluitende Partijen namen nota van de volgende verklaringen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen:

43. VERKLARING VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN OVER DE ALGEMENE ECONOMISCHE VRIJWARINGSCLAUSULE, DE VRIJWARINGSCLAUSULE VOOR DE INTERNE MARKT EN DE VRIJWARINGSCLAUSULE OP HET GEBIED VAN JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Alvorens te besluiten om de vrijwaringsclausule voor de interne markt en de vrijwaringsclausule op het gebied van justitie en binnenlandse zaken toe te passen, zal de Commissie van de Europese Gemeenschappen de meningen en standpunten beluisteren van de lidstaten die rechtstreeks door dergelijke maatregelen worden getroffen, en zal zij naar behoren rekening houden met die meningen en standpunten.

De algemene economische vrijwaringsclausule geldt ook voor de landbouw. Op deze clausule kan een beroep worden gedaan wanneer specifieke landbouwsectoren te kampen hebben met ernstige en mogelijk aanhoudende moeilijkheden, of met moeilijkheden die de economische toestand van een bepaalde streek ernstig kunnen doen verslechteren. Rekening houdend met de specifieke problemen van de landbouwsector in Polen kunnen de maatregelen die door de Commissie uit hoofde van de algemene vrijwaringsclausule ter voorkoming van marktverstoringen worden genomen, systemen voor de monitoring van handelsstromen tussen Polen en andere lidstaten omvatten.

44. VERKLARING VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN OVER DE CONCLUSIES VAN DE TOETREDINGSCONFERENTIE MET LETLAND

De aanwending van onbeheerd land, bijvoorbeeld om de traditionele milieuomstandigheden op dat land te herstellen en/of om gesloten landschappen te voorkomen, komt in aanmerking voor steun als een maatregel uit hoofde van artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 in het enkelvoudig programmeringsdocument onder doelstelling I.

Artikel 33 biedt in dit verband verscheidene mogelijkheden: bijvoorbeeld onder het achtste streepje betreffende het waterbeheer in de landbouw, maar in het bijzonder onder het elfde streepje, waarin is bepaald dat steun kan worden verleend voor milieubehoud in samenhang met land- en bosbouw en landschapsbeheer, en met verbetering van het welzijn van dieren. Die steun kan worden verleend in de vorm van een eenmalige betaling voor milieuvriendelijke behandeling van onbeheerd land.

De voorgestelde maatregel mag daarbij niet specifiek ten doel hebben dat land opnieuw wordt gebruikt voor landbouwproductie waarvoor een gemeenschappelijke marktordening geldt of voor braaklegging. Land dat eigendom is van landbouwers en dat wordt aangewend zoals hierboven beschreven, zou echter door de landbouwers in combinatie met hun bestaande landbouwgrond kunnen worden gebruikt om hun huidige landbouwproductiemethoden aan te passen met het oog op de bescherming van het milieu en het behoud van het platteland. In dit geval is verdere steun mogelijk uit hoofde van de in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 bedoelde milieumaatregelen in de landbouw.

IV. BRIEFWISSELING

Briefwisseling tussen de Europese Unie en de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek betreffende een informatie- en overlegprocedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat

Brief nr. 1

Mijnheer,

Ik heb de eer te verwijzen naar de kwestie van de informatie- en overlegprocedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die voorafgaat aan de toetreding van uw land tot de Europese Unie, die in het kader van de toetredingsonderhandelingen is besproken.

Ik bevestig bij dezen dat de Europese Unie onder de in de bijlage bij deze brief genoemde voorwaarden instemt met deze procedure, die kan worden toegepast vanaf de datum waarop onze onderhandelingsdelegaties verklaren dat de onderhandelingen betreffende de uitbreiding volledig zijn afgerond.

Ik moge U verzoeken mij te willen bevestigen dat uw Regering met de inhoud van deze brief instemt.

Hoogachtend,

Brief nr. 2

Mijnheer,

Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van uw brief welke als volgt luidt:

„Ik heb de eer te verwijzen naar de kwestie van de informatie- en overlegprocedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die voorafgaat aan de toetreding van uw land tot de Europese Unie, die in het kader van de toetredingsonderhandelingen is besproken.

Ik bevestig bij dezen dat de Europese Unie onder de in de bijlage bij deze brief genoemde voorwaarden instemt met deze procedure, die kan worden toegepast vanaf de datum waarop onze onderhandelingsdelegaties verklaren dat de onderhandelingen betreffende de uitbreiding volledig zijn afgerond.

Ik moge U verzoeken mij te willen bevestigen dat uw Regering met de inhoud van deze brief instemt.".

Ik heb de eer U te bevestigen dat de inhoud van deze brief voor mijn Regering aanvaardbaar is.

Hoogachtend,

Bijlage Informatie- en overlegprocedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat

I.

  • 1 Teneinde te waarborgen dat de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, hierna „toetredende staten" te noemen, voldoende worden ingelicht, worden alle voorstellen, mededelingen, aanbevelingen of initiatieven die kunnen leiden tot besluiten van de instellingen of organen van de Europese Unie, na toezending aan de Raad ter kennis van de toetredende staten gebracht.

  • 2 Er wordt overleg gepleegd op een met redenen omkleed verzoek van een toetredende staat, die daarin zijn belangen als toekomstig lid van de Unie dient uiteen te zetten en zijn opmerkingen daarin neerlegt.

  • 3 Besluiten inzake beheer vormen in het algemeen geen aanleiding tot overleg.

  • 4 Het overleg vindt plaats in een Interimcomité, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Unie en van de toetredende staten.

  • 5 Aan de zijde van de Unie zijn de leden van het Interimcomité de leden van het Comité van permanente vertegenwoordigers of diegenen die deze laatsten daarvoor aanwijzen. De Commissie wordt uitgenodigd zich bij deze werkzaamheden te doen vertegenwoordigen.

  • 6 Het Interimcomité wordt bijgestaan door een secretariaat, dat het secretariaat van de Conferentie is, dat tot dat doel in functie blijft.

  • 7 Het overleg vindt normaliter plaats zodra de voorbereidende werkzaamheden op communautair niveau met het oog op de aanvaarding van besluiten door de Raad zover zijn gevorderd dat de gemeenschappelijke strekking ervan het mogelijk maakt een dergelijk overleg met vrucht te organiseren.

  • 8 Mochten er na het overleg nog ernstige moeilijkheden bestaan, dan kan het probleem op verzoek van een toetredende staat op ministerieel niveau worden besproken.

  • 9 Bovenstaande bepalingen worden mutatis mutandis toegepast op de besluiten van de Raad van Gouverneurs van de Europese Investeringsbank.

  • 10 De in de voorgaande punten omschreven procedure is eveneens van toepassing op alle door de toetredende staten te nemen besluiten die van invloed kunnen zijn op de verbintenissen die voortvloeien uit hun hoedanigheid van toekomstige leden van de Unie.

II.

  • 1 Onverminderd de hiernavolgende bepalingen is de onder I bedoelde procedure mutatis mutandis van toepassing op de ontwerpen van gemeenschappelijke strategieën van de Raad in de zin van artikel 13, de ontwerpen van gemeenschappelijke optredens van de Raad in de zin van artikel 14 en de ontwerpen van gemeenschappelijke standpunten van de Raad in de zin van artikel 15 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

  • 2 Het staat aan de voorzitter deze ontwerpen onder de aandacht van de toetredende staten te brengen wanneer het voorstel of de mededeling afkomstig is van een lidstaat.

  • 3 Behoudens een met redenen omkleed bezwaar van een toetredende staat mag overleg plaatsvinden in de vorm van een uitwisseling van berichten langs elektronische weg.

  • 4 Indien overleg plaatsvindt in het Interimcomité, kunnen de leden van dat Comité die lid zijn van de Unie, waar passend, bestaan uit de leden van het Politiek en Veiligheidscomité.

III.

  • 1 Onverminderd de hiernavolgende bepalingen is de onder I bedoelde procedure mutatis mutandis van toepassing op de ontwerpen van gemeenschappelijke standpunten, kaderbesluiten en besluiten van de Raad in de zin van artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, alsmede op de opstelling van overeenkomsten als bedoeld in dat artikel.

  • 2 Het staat aan de voorzitter deze ontwerpen onder de aandacht van de toetredende staten te brengen wanneer het voorstel of de mededeling afkomstig is van een lidstaat.

IV.

  • 1 De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek nemen de nodige maatregelen om hun toetreding tot de in artikel 3, lid 4, artikel 5, lid 1, tweede zin, artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, eerste alinea en artikel 6, lid 5, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen bedoelde overeenkomsten of akkoorden voorzover mogelijk, en overeenkomstig het in die Akte bepaalde, te doen samenvallen met de inwerkingtreding van het toetredingsverdrag.

    Voorzover de in artikel 3, lid 4, artikel 5, lid 1, tweede zin en artikel 5, lid 2, bedoelde overeenkomsten of akkoorden slechts in de vorm van een ontwerp bestaan, nog niet zijn ondertekend en waarschijnlijk in het tijdvak dat aan de toetreding voorafgaat niet meer kunnen worden ondertekend, zullen de toetredende Staten worden uitgenodigd om na de ondertekening van het Verdrag betreffende de toetreding volgens passende procedures deel te nemen aan de uitwerking, in positieve zin, en zodanig dat de sluiting daarvan wordt bevorderd, van die ontwerpen.

V.

Ten aanzien van de onderhandelingen over overgangs- en aanpassingsprotocollen met de in artikel 6, leden 2 en 6, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden genoemde landen worden de vertegenwoordigers van de toetredende Staten als waarnemers bij de werkzaamheden betrokken, naast de vertegenwoordigers van de huidige lidstaten.

Bepaalde door de Gemeenschap gesloten niet-preferentiële akkoorden die ook na de datum van toetreding blijven gelden, kunnen worden aangepast om rekening te houden met de uitbreiding van de Unie. De Unie zal de vertegenwoordigers van de toetredende staten overeenkomstig de in de vorige alinea omschreven procedure bij de onderhandelingen over deze aanpassing betrekken.

VI.

De Instellingen van de Unie stellen tijdig de in de artikelen 58 en 61 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen bedoelde bepalingen vast.

  1. PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. ^ [1]
  2. PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3. ^ [2]
  3. PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42. ^ [3]
  4. PB L 79 van 22.3.2002, blz. 42. ^ [4]
  5. Verordening (EEG) nr. 3906/89 (PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11), zoals gewijzigd. ^ [5]
  6. Verordening (EG) nr. 2760/98 (PB L 345 van 19.12.1998, blz. 49), zoals gewijzigd. ^ [6]
  7. Verordening (EG) nr. 555/2000 (PB L 68 van 16.3.2000, blz. 3), zoals gewijzigd. ^ [7]
  8. Verordening (EG) nr. 1267/1999 (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73), zoals gewijzigd. ^ [8]
  9. Verordening (EG) nr. 1268/1999 (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87). ^ [9]
  10. Interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1). ^ [10]
  11. PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103. ^ [11]
  12. PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80. ^ [12]
  13. Verordening (EEG) nr. 3906/89 (PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11), zoals gewijzigd. ^ [13]
  14. Verordening (EG) nr. 2760/98 (PB L 345 van 19.12.1998, blz. 49), zoals gewijzigd. ^ [14]
  15. Verordening (EG) nr. 555/2000 (PB L 68 van 16.3.2000, blz. 3), zoals gewijzigd. ^ [15]
  16. PB L 232 van 2.9.1999, blz. 34. ^ [16]
  17. Zoals omschreven in de Phare-richtsnoeren (SEC(1999) 1596, bijgewerkt op 6.9.2002 bij C 3303/2). ^ [17]
  18. Verordening (EG) nr. 1267/99 (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73), zoals gewijzigd. ^ [18]
  19. PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 2265/02 (PB L 347 van 20.12.2002, blz. 1). ^ [19]
  20. PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1447/2001 (PB L 198 van 21.7.2001, blz. 1). ^ [20]
  21. PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/2001 (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1). ^ [21]
  22. Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1). ^ [22]
  23. PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. ^ [23]
  24. PB L 239 van 22.9.2000, blz. 13. ^ [24]
  25. PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19. ^ [25]
  26. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [26]
  27. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [27]
  28. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [28]
  29. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [29]
  30. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [30]
  31. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [31]
  32. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [32]
  33. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [33]
  34. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [34]
  35. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [35]
  36. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [36]
  37. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [37]
  38. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [38]
  39. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [39]
  40. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [40]
  41. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [41]
  42. De Bijlagen II tot en met XVIII zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de parlementaire documentatiedienst van de Tweede Kamer in Den Haag. ^ [42]
  43. Bij deze data wordt uitgegaan van de daadwerkelijke toetreding van de nieuwe lidstaten uiterlijk twee maanden vóór 30/09/2004. ^ [43]
  44. De genoemde cijfers zijn indicatief en zijn gebaseerd op de voor 2002 door Eurostat (New Cronos) gepubliceerde ramingen. ^ [44]
  45. Bij deze data wordt uitgegaan van de effectieve toetreding van de nieuwe lidstaten uiterlijk twee maanden vóór 30/09/2004. ^ [45]
  46. De genoemde cijfers zijn indicatief en zijn gebaseerd op de voor 2002 door Eurostat (New Cronos) gepubliceerde ramingen. ^ [46]
  47. PB L 360 van 31.12.1994, blz. 2. ^ [47]
  48. PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26. ^ [48]
  49. PB L 360 van 31.12.1994, blz. 2. . ^ [49]
  50. De capaciteitsverminderingen moeten definitief zijn, als bedoeld in Beschikking nr. 3010/91/EGKS van de Commissie (PB L 286 van 16.10.1991, blz. 20) ^ [50]
  51. PB L 286 van 16.10.1991, blz. 20. ^ [51]
  52. PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2. ^ [52]
  53. PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. ^ [53]
  54. PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1. ^ [54]
  55. PB L 99 van 17.4.2003, blz. 8. ^ [55]
  56. PB L 348 van 31.12.1993, blz. 2. ^ [56]
  57. PB L 348 van 31.12.1993, blz. 2. ^ [57]
  58. Capaciteitsverminderingen moeten definitief zijn overeenkomstig Commissiebesluit nr. 3010/91/EGKS (PB L 286 van 16.10.1991, blz. 20). ^ [58]
  59. PB L 286 van 16.10.1991, blz. 20. ^ [59]
  60. PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. ^ [60]
  61. PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1. ^ [61]
Naar boven