De in artikel VI, paragraaf 21, van de standaardbepalingen genoemde voorrechten,
immuniteiten, vrijstellingen en faciliteiten worden aan de Secretaris-Generaal van
de Organisatie, aan de plaatsvervangend Secretaris-Generaal, aan de Secretaris van
de Maritieme Veiligheidscommissie en aan de Directeuren van de Afdeling Administratie,
de Afdeling Technische Samenwerking, de Afdeling Juridische Zaken en Externe Betrekkingen,
de Afdeling Conferentie en de Afdeling Mariene Milieu toegekend, mits de bepalingen
van dit lid van een Lid op het grondgebied waarvan de Organisatie haar Hoofdkwartier
heeft niet eisen dat het artikel VI, paragraaf 21, van de standaardbepalingen toepast
op personen die de nationaliteit van dat Lid bezitten. Indien de Organisatie op enig
moment de benaming van de functie van een Directeur verandert, behoudt de persoon
die op dat moment de functie bekleedt de in dit lid genoemde voorrechten, immuniteiten,
vrijstellingen en faciliteiten.