Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de [...] en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving, Brasília, 07-03-2002

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-06-2006 t/m heden

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Federatieve Republiek Brazilië inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving

Authentiek : NL

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Federatieve Republiek Brazilië inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Federatieve Republiek Brazilië,

hun Staten hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Gelet op het belang van een juiste vaststelling van de douanerechten en andere belastingen die bij invoer of uitvoer worden geïnd en van het waarborgen van een juiste handhaving van verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

Overwegende dat inbreuken op de douanewetgeving hun economische, fiscale, sociale, culturele belangen en handelsbelangen schaden;

Overwegende dat grensoverschrijdende handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, gevaarlijke stoffen, bedreigde diersoorten en giftig afval een gevaar voor de volksgezondheid en de samenleving vormt;

Erkennende de noodzaak van internationale samenwerking ter zake van aangelegenheden die verband houden met de toepassing en handhaving van hun douanewetgeving;

Ervan overtuigd dat het optreden tegen inbreuken op de douanewetgeving doeltreffender kan worden door middel van nauwe samenwerking tussen hun douaneadministraties op basis van duidelijke wettelijke bepalingen;

Gelet op de van belang zijnde instrumenten van de Internationale Douaneraad, tegenwoordig bekend als de Wereld Douane Organisatie, in het bijzonder de Aanbeveling inzake wederzijdse administratieve bijstand van 5 december 1953;

Tevens gelet op verdragen die verboden, beperkingen en bijzondere controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen bevatten, in het bijzonder het Enkelvoudig Verdrag van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen, het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 21 februari 1971 en het Verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 20 december 1988, alle tot stand gebracht onder auspiciën van de Verenigde Naties;

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag,

  • 1. wordt onder „douaneadministratie" verstaan:

    wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft: de centrale administratie die verantwoordelijk is voor de toepassing van de douanewetgeving; wat de Federatieve Republiek Brazilië betreft: het Secretaria da Receita Federal, Ministério da Fazenda;

  • 2. wordt onder „douanewetgeving" verstaan: alle wettelijke en administratieve bepalingen die door de douaneadministraties worden toegepast of gehandhaafd in verband met de invoer en uitvoer, waaronder eveneens speciale regelingen dienaangaande begrepen, overslag, doorvoer, opslag en het vervoer van goederen, met inbegrip van wettelijke en administratieve bepalingen met betrekking tot verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

  • 3. wordt onder „inbreuk op de douanewetgeving" verstaan: elke schending van de douanewetgeving zoals omschreven in de wetgeving van elk der Verdragsluitende Partijen, alsmede elke poging tot een dergelijke schending;

  • 4. wordt onder „douanevordering" verstaan: elk bedrag aan rechten en belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is en aan verhogingen, administratieve boeten, achterstallige betalingen, renten en kosten die betrekking hebben op de genoemde rechten en belastingen die in een van de Verdragsluitende Partijen niet kunnen worden geïnd;

  • 5. wordt onder „persoon" verstaan: een individu of een rechtspersoon;

  • 6. wordt onder „persoonsgegevens" verstaan: alle gegevens betreffende een geïdentificeerd of identificeerbaar individu;

  • 7. wordt onder „verdovende middelen en psychotrope stoffen" verstaan: de producten op de lijst van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 30 maart 1961, het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 21 februari 1971, alsmede chemische stoffen op de lijst van Bijlagen I en II bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 20 december 1988;

  • 8. wordt onder „informatie" verstaan: alle gegevens, documenten, rapporten of andere mededelingen in ongeacht welke vorm, inclusief elektronisch, alsmede gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften daarvan;

  • 9. wordt onder „inlichtingen" verstaan: informatie die is verwerkt of geanalyseerd om een aanwijzing te verstrekken met betrekking tot een inbreuk op de douanewetgeving;

  • 10. wordt onder „verzoekende administratie" verstaan: de douaneadministratie die om bijstand verzoekt;

  • 11. wordt onder „aangezochte administratie" verstaan: de douaneadministratie die om bijstand wordt verzocht.

HOOFDSTUK II. Toepassingsgebied van het Verdrag

Artikel 2

  • 1 De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar door tussenkomst van hun douaneadministraties administratieve bijstand onder de in dit Verdrag genoemde voorwaarden ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving, alsmede voor de invordering van douanevorderingen, mits aan de voorwaarden van artikel 8 is voldaan.

  • 2 Alle bijstand uit hoofde van dit Verdrag door een van de Verdragsluitende Partijen wordt verleend in overeenstemming met haar wettelijke en administratieve bepalingen en binnen de grenzen van de bevoegdheden en beschikbare middelen van haar douaneadministratie.

  • 3 Dit Verdrag is uitsluitend bedoeld voor de wederzijdse administratieve bijstand tussen de Verdragsluitende Partijen; particulieren kunnen aan dit Verdrag niet het recht ontlenen bewijsmateriaal te doen verkrijgen, te doen achterhouden of ontoelaatbaar te doen verklaren dan wel de uitvoering van een verzoek te doen beletten.

  • 4 Dit Verdrag laat onverlet de regelgeving inzake wederzijdse bijstand in strafzaken. Indien wederzijdse bijstand dient te worden verleend in overeenstemming met een ander geldend verdrag tussen de Verdragsluitende Partijen, geeft de aangezochte administratie aan welke autoriteiten het betreft.

HOOFDSTUK III. Reikwijdte van de bijstand

Artikel 3

  • 1 De douaneadministraties verstrekken elkaar op verzoek of uit eigen beweging informatie met het oog op de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving, alsmede de invordering van douanevorderingen, mits aan de voorwaarden van artikel 8 is voldaan.

  • 2 Elk van beide douaneadministraties handelt bij het instellen van een onderzoek namens de andere douaneadministratie alsof het onderzoek werd ingesteld ten behoeve van haarzelf of op verzoek van een andere autoriteit van haar eigen staat.

Artikel 4

  • 1 De aangezochte administratie verstrekt, op verzoek, alle informatie over de in die Verdragsluitende Partij toepasselijke douanewetgeving en -regelingen die van belang is respectievelijk zijn voor het onderzoek met betrekking tot een inbreuk op de douanewetgeving.

  • 2 Elk van beide douaneadministraties verstrekt, uit eigen beweging en onverwijld, alle beschikbare informatie met betrekking tot:

    • a. nieuwe handhavingstechnieken betreffende de douanewetgeving die hun doeltreffendheid hebben bewezen;

    • b. nieuwe trends, middelen of werkwijzen betreffende het maken van inbreuken op de douanewetgeving.

HOOFDSTUK IV. Bijzondere vormen van bijstand

Artikel 5

  • 1 De aangezochte administratie verstrekt de verzoekende administratie op verzoek met name de volgende informatie:

    • a. of goederen die worden ingevoerd in het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze zijn uitgevoerd uit het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij;

    • b. of goederen die worden uitgevoerd uit het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze zijn ingevoerd in het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij en over de douaneregeling waaronder de goederen eventueel zijn gebracht.

Artikel 6

  • 1 De aangezochte administratie houdt, op verzoek, bijzonder toezicht op:

    • a. personen ten aanzien van wie het de verzoekende administratie bekend is dat zij een inbreuk op de douanewetgeving hebben gemaakt of die daarvan worden verdacht, met name diegenen die het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij betreden en verlaten;

    • b. goederen in vervoer of in opslag die door de verzoekende administratie in verband gebracht worden met vermoedelijke inbreuken op de douanewetgeving in het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij;

    • c. vervoermiddelen waarvan de verzoekende administratie vermoedt dat zij worden gebruikt voor het maken van inbreuken op de douanewetgeving in het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij;

    • d. panden waarvan de verzoekende administratie vermoedt dat zij worden gebruikt voor het maken van inbreuken op de douanewetgeving in het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij;

    • e. betaalmiddelen die door de verzoekende douaneadministratie in verband gebracht worden met vermoedelijk ongeoorloofd verkeer naar het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij.

  • 2 De douaneadministraties kunnen, in overeenstemming met hun nationale wetgeving, met wederzijdse overeenstemming en door middel van een wederzijdse regeling, toestemming verlenen voor de onder hun toezicht verrichte invoer in, uitvoer uit of doorvoer via het douanegebied van hun respectieve staten van goederen die betrokken zijn bij ongeoorloofde handel om deze ongeoorloofde handel tegen te gaan.

Indien het niet binnen de bevoegdheid van de douaneadministratie ligt dergelijke toestemming te verlenen, zal deze administratie zich inspannen om tot samenwerking te komen met nationale autoriteiten met een dergelijke bevoegdheid of draagt zij de zaak over aan een dergelijke autoriteit.

Artikel 7

  • 1 De douaneadministraties verstrekken elkaar, op verzoek of uit eigen beweging, informatie en inlichtingen over verrichte of voorgenomen transacties die een inbreuk op de douanewetgeving vormen of lijken te vormen.

  • 2 In ernstige gevallen die aanzienlijke schade voor de economie, volksgezondheid, openbare veiligheid of enig ander vitaal belang van de ene Verdragsluitende Partij met zich mee zouden kunnen brengen, verstrekt de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij waar mogelijk onverwijld en uit eigen beweging informatie en inlichtingen.

Artikel 8

  • 1 De douaneadministraties verlenen elkaar bijstand met het oog op de invordering van douanevorderingen overeenkomstig hun respectieve wettelijke en administratieve bepalingen voor het invorderen van hun eigen vorderingen betreffende rechten en belastingen, mits beide Verdragsluitende Partijen de noodzakelijke wettelijke en administratieve bepalingen hebben vastgelegd.

  • 2 De douaneadministraties schrijven in onderlinge overeenstemming regels voor met betrekking tot de toepassing van dit artikel overeenkomstig het tweede lid van artikel 18 van dit Verdrag, zodra aan de voorwaarden van het eerste lid van dit artikel is voldaan. Deze regels kunnen voorwaarden bevatten waaronder de toepassing door de aangezochte douaneadministratie van haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt overgelaten aan het oordeel van die administratie.

HOOFDSTUK V. Informatie

Artikel 9

  • 1 De aangezochte administratie verstrekt, op verzoek, naar behoren gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften van bestanden, documenten of elektronische informatie.

  • 2 Om originele informatie wordt slechts verzocht in gevallen waarin niet met gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften kan worden volstaan, en deze wordt zo spoedig mogelijk teruggezonden; zulks laat rechten van de aangezochte administratie of van derden ter zake onverlet.

De aangezochte administratie kan dergelijke originele informatie verstrekken onder de voorwaarden die deze administratie noodzakelijk acht.

  • 3 Alle ingevolge dit Verdrag uit te wisselen informatie en inlichtingen gaan vergezeld van alle gegevens die van belang zijn om deze te interpreteren of te gebruiken.

HOOFDSTUK VI. Deskundigen en getuigen

Artikel 10

De aangezochte administratie kan op verzoek haar ambtenaren machtigen om ter zake van een inbreuk op de douanewetgeving als deskundige of getuige te verschijnen in gerechtelijke of administratieve procedures van de andere Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK VII. Toezending van verzoeken

Artikel 11

  • 1 Verzoeken om bijstand uit hoofde van dit Verdrag worden, schriftelijk en vergezeld van nuttig geachte documenten, rechtstreeks aan de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij gericht. Wanneer de omstandigheden dit vereisen, kunnen verzoeken ook mondeling of via andere middelen worden gedaan, met inbegrip van elektronische; dergelijke verzoeken worden onmiddellijk schriftelijk bevestigd.

  • 2 Verzoeken ingevolge het eerste lid van dit artikel bevatten de volgende bijzonderheden:

    • a. de administratie die het verzoek doet;

    • b. het onderwerp van en de reden voor het verzoek;

    • c. een korte beschrijving van de zaak, de juridische aspecten en de aard van de procedure;

    • d. de namen en adressen van de bij de procedure betrokken personen, voor zover bekend.

  • 3 De in dit Verdrag bedoelde informatie en inlichtingen worden alleen medegedeeld aan ambtenaren die door elke douaneadministratie hiertoe zijn aangewezen. Een lijst van aldus aangewezen ambtenaren wordt aan de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij verstrekt in overeenstemming met artikel 18, tweede lid, van dit Verdrag.

HOOFDSTUK VIII. Uitvoering van verzoeken

Artikel 12

  • 1 Indien de aangezochte administratie niet over de gevraagde informatie beschikt, zal zij in overeenstemming met haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen:

    • a. een onderzoek instellen om die informatie te verkrijgen; of

    • b. het verzoek onmiddellijk doorzenden naar de daarvoor in aanmerking komende instantie; of

    • c. aangeven welke autoriteiten het betreft.

  • 2 Onderzoeken uit hoofde van het eerste lid van dit artikel kunnen mede omvatten het optekenen van verklaringen van personen van wie informatie wordt verlangd in verband met een inbreuk op de douanewetgeving en van getuigen en deskundigen.

Artikel 13

  • 1 Op schriftelijk verzoek kunnen door de verzoekende administratie aangewezen ambtenaren, met instemming van de aangezochte administratie en onder de door laatstgenoemde hieraan verbonden voorwaarden, ten behoeve van de opsporing van een inbreuk op de douanewetgeving:

    • a. ten kantore van de aangezochte administratie de documenten, registers en andere van belang zijnde gegevens raadplegen om daaruit alle informatie met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving over te nemen;

    • b. kopieën maken van de documenten, registers en andere gegevens die met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving van belang zijn;

    • c. aanwezig zijn bij een door de aangezochte administratie geleid onderzoek in het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij dat van belang is voor de verzoekende administratie.

  • 2 Wanneer, onder de in artikel 10 of in het eerste lid van dit artikel bedoelde omstandigheden, ambtenaren van de verzoekende administratie aanwezig zijn in het douanegebied van de andere Verdragsluitende Partij, moeten zij te allen tijde in staat zijn hun ambtelijke hoedanigheid aan te tonen.

  • 3 Gedurende hun verblijf aldaar genieten zij dezelfde bescherming als die welke wordt toegekend aan douaneambtenaren van de andere Verdragsluitende Partij, in overeenstemming met de aldaar geldende wetgeving en zijn zij verantwoordelijk voor de strafbare feiten die zij eventueel begaan.

HOOFDSTUK IX. Vertrouwelijk karakter van informatie en inlichtingen

Artikel 14

  • 1 Alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie of inlichtingen mogen slechts voor de doeleinden van dit Verdrag en door de douaneadministraties worden gebruikt, behalve in de gevallen waarin de douaneadministratie die deze informatie of inlichtingen heeft verstrekt, uitdrukkelijk haar goedkeuring hecht aan het gebruik daarvan voor andere doeleinden of door andere autoriteiten. In dat geval is dat gebruik onderworpen aan eventuele beperkingen die zijn vastgesteld door de douaneadministratie die de informatie of inlichtingen heeft verstrekt. Deze informatie of inlichtingen mogen, indien de nationale wetgeving van de verstrekkende Verdragsluitende Partij dat voorschrijft, slechts bij strafrechtelijke vervolgingen worden gebruikt nadat het openbaar ministerie of de rechterlijke autoriteiten in de verstrekkende Verdragsluitende Partij met dit gebruik hebben ingestemd.

  • 2 Voor alle uit hoofde van dit Verdrag door een Verdragsluitende Partij verkregen informatie of inlichtingen geldt dezelfde vertrouwelijkheid als die welke geldt voor informatie of inlichtingen verkregen uit hoofde van de nationale wetgeving van die Partij, dan wel geldt hiervoor de vertrouwelijkheid onder de voorwaarden die van toepassing zijn in de verstrekkende Verdragsluitende Partij, indien deze voorwaarden restrictiever zijn.

Artikel 15

  • 1 Uitwisseling van persoonsgegevens uit hoofde van dit Verdrag zal niet beginnen totdat de Verdragsluitende Partijen, overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van dit Verdrag, onderling zijn overeengekomen dat aan de gegevens een mate van bescherming wordt toegekend die voldoet aan de eisen van de nationale wetgeving van de verstrekkende Verdragsluitende Partij.

  • 2 In het kader van dit artikel verstrekken de Verdragsluitende Partijen elkaar de van toepassing zijnde wetgeving met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens.

HOOFDSTUK X. Ontheffing

Artikel 16

  • 1 Wanneer een aangezochte Verdragsluitende Partij bepaalt dat het verlenen van bijstand inbreuk zou kunnen maken op haar soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of een ander wezenlijk nationaal belang, of strijdig zou zijn met haar wettelijke en administratieve bepalingen, of tot een schending van een industrieel, commercieel of beroepsgeheim zou kunnen leiden, kan zij bijstand weigeren of onthouden.

  • 2 Indien de verzoekende administratie niet in staat zou zijn een soortgelijk verzoek van de aangezochte administratie in te willigen, wijst zij daarop in haar verzoek. Inwilliging van een dergelijk verzoek wordt overgelaten aan het oordeel van de aangezochte administratie.

  • 3 De bijstand kan door de aangezochte administratie worden uitgesteld op grond van het feit dat een lopend onderzoek of een lopende vervolging of procedure hiermee wordt doorkruist. In een dergelijk geval pleegt de aangezochte administratie overleg met de verzoekende administratie om te bepalen of de bijstand kan worden verleend onder de voorwaarden of omstandigheden die de aangezochte administratie verlangt.

  • 4 Wanneer de bijstand wordt geweigerd, nagelaten of uitgesteld, dienen de redenen hiervoor te worden gegeven.

HOOFDSTUK XI. Kosten

Artikel 17

  • 1 De douaneadministraties zien af van alle vorderingen tot vergoeding ter uitvoering van dit Verdrag, met uitzondering van bedragen en vergoedingen betaald aan deskundigen en getuigen alsook de kosten van vertalers of tolken die niet in dienst zijn van de Regering, welke worden gedragen door de verzoekende administratie.

  • 2 Indien met de uitvoering van het verzoek aanmerkelijke kosten van buitengewone aard zijn of zullen zijn gemoeid, plegen de Verdragsluitende Partijen overleg om de voorwaarden te bepalen waaronder het verzoek zal worden uitgevoerd, alsmede de wijze waarop de kosten worden gedragen.

HOOFDSTUK XII. Uitvoering van de Overeenkomst

Artikel 18

  • 1 De douaneadministraties nemen maatregelen opdat hun met de opsporing of bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving belaste ambtenaren persoonlijke en rechtstreekse betrekkingen met elkaar kunnen onderhouden.

  • 2 De douaneadministraties besluiten over nadere regelingen, binnen het kader van dit Verdrag, ter vergemakkelijking van de uitvoering van dit Verdrag.

  • 3 De douaneadministraties streven ernaar eventuele problemen of twijfels naar aanleiding van de interpretatie of toepassing van dit Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.

  • 4 Conflicten waarvoor geen oplossing wordt gevonden, worden langs diplomatieke weg geregeld.

HOOFDSTUK XIII. Toepassing

Artikel 19

  • 1 Wat de Federatieve Republiek Brazilië betreft, is dit Verdrag van toepassing op haar douanegebied zoals omschreven in haar wettelijke en administratieve bepalingen.

  • 2 Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op zijn grondgebied in Europa. Het Verdrag kan echter, hetzij in zijn geheel, hetzij met de nodige wijzigingen, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen of Aruba.

  • 3 Bedoelde uitbreiding wordt van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, met inbegrip van voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, die nader worden vastgesteld en overeengekomen bij diplomatieke notawisseling.

HOOFDSTUK XIV. Inwerkingtreding en beëindiging

Artikel 20

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de Verdragsluitende Partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.

Artikel 21

  • 1 Dit Verdrag wordt in principe voor onbepaalde tijd gesloten, maar elk van beide Verdragsluitende Partijen kan het te allen tijde langs diplomatieke weg opzeggen.

  • 2 De beëindiging wordt van kracht drie maanden na de datum van de kennisgeving van opzegging aan de andere Verdragsluitende Partij. Lopende procedures op het tijdstip van beëindiging worden niettemin voltooid in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

TEN BLIJKE waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Brasília op 7 maart 2002, in tweevoud, in de Nederlandse, Portugese en Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) G. YBEMA

Voor de Federatieve Republiek Brazilië

(w.g.) C. LAFER

Naar boven