Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Republiek Uganda
(hierna te noemen „de Verdragsluitende Partijen”),
In aanmerking nemende dat de Verdragsluitende Partijen hun van oudsher bestaande vriendschapsbanden
wensen te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te
intensiveren, met name wat betreft investeringen door de investeerders van de ene
Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,
Voorts in aanmerking nemende dat de Verdragsluitende Partijen beseffen dat overeenstemming
over de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer
en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de
Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling
van investeringen wenselijk is,
Komen de Verdragsluitende Partijen thans het volgende overeen:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit Verdrag:
-
a. wordt onder de term „investeringen” mede verstaan alle soorten vermogensbestanddelen
en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
i. roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten met betrekking tot
alle soorten vermogensbestanddelen;
-
ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen
en joint ventures;
-
iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische
waarde heeft;
-
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill
en knowhow;
-
v. rechten verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van
rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen.
-
b. omvat de term „investeerders” met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen:
-
i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;
-
ii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;
-
iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende
Partij, maar die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen
zoals omschreven onder i. of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii.
-
c. wordt onder de term „grondgebied” verstaan:
het grondgebied van de betrokken Staat en alle aan de territoriale zee grenzende
gebieden, die krachtens het recht van de betrokken Staat en overeenkomstig het internationale
recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van de betrokken
Staat behoren, en waarin deze Staat rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent.
Artikel 2. Voorwerp van het Verdrag
Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van
investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming
van haar recht de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te
oefenen, staat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.
Artikel 3. Behandeling van investeringen
-
1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling
van de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert
niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de
instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders.
Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige fysieke zekerheid
en bescherming toe.
-
2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling
toe die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen
van haar investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde staat,
naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerder.
-
3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde staat bijzondere voordelen
heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische
unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten
die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet
verplicht dergelijke voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende
Partij.
-
5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van een van beide Verdragsluitende
Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende
Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene
of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan voor investeringen door investeerders
van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kan worden gemaakt op een behandeling
die gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in
zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.
Artikel 4. Billijke fiscale behandeling
Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen
van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere
Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten
bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend
aan haar eigen investeerders of aan die van een derde staat die zich in dezelfde omstandigheden
bevinden, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerders.
Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door
die Partij toegekend:
-
a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of
-
b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke
instelling; of
-
c. op basis van wederkerigheid met een derde staat.
Artikel 5. Waarborg voor vrije overmaking
-
1 De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een
investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare
valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder,
doch niet uitsluitend:
-
a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;
-
b. gelden nodig
-
i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindproducten,
of
-
ii. om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van een investering te waarborgen;
-
c. aanvullende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;
-
d. gelden voor de terugbetaling van leningen;
-
e. royalty's of honoraria;
-
f. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;
-
g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;
-
h. betalingen uit hoofde van artikel 7.
-
2 Een Verdragsluitende Partij kan verlangen, dat voorafgaand aan de overmaking van
betalingen, door de investeerders wordt voldaan aan formaliteiten die voortvloeien
uit ter zake dienende voorschriften, mits deze niet worden gebruikt om het doel van
het eerste lid van dit artikel te dwarsbomen.
Artikel 6. Onteigening van investeringen
Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of indirect aan
investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen,
tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke
rechtsgang;
-
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige toezegging die de Verdragsluitende
Partij die deze maatregelen neemt kan hebben gedaan;
-
c. de maatregelen gaan vergezeld van een rechtvaardige en billijke schadeloosstelling.
Deze schadeloosstelling vertegenwoordigt de werkelijke waarde van de getroffen investeringen,
dient rente te omvatten tegen de gewone commerciële rentevoet op de datum waarop de
maatregelen zijn getroffen, die geldt in het land van de investering, tot de datum
van betaling en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, te worden betaald
en te kunnen worden overgemaakt, zonder vertraging, naar het door de betrokken gerechtigden
aangewezen land en in de valuta van het land waarvan de gerechtigden investeerder
zijn of in een door de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare valuta.
Artikel 7. Schadeloosstelling voor verliezen
Aan investeerders van een Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking
tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens
oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand,
oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat
restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen
minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent
aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde staat, naar gelang
van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerders.
Indien de investeringen van een investeerder van een Verdragsluitende Partij verzekerd
zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling
van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift
of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of
de herverzekeraar of de door een Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de
rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering
of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende
Partij erkend.
Artikel 9. Beslechting van investeringsgeschillen tussen een Verdragsluitende Partij
en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij
Elke Verdragsluitende Partij stemt er bij deze mee in eventuele juridische geschillen
die ontstaan tussen de ene Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere
Verdragsluitende Partij met betrekking tot een investering van die investeerder op
het grondgebied van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij voor te leggen aan het
Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen ter beslechting
door conciliatie of arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen
tussen staten en onderdanen van andere staten, dat op 18 maart 1965 te Washington
werd opengesteld voor ondertekening. Een rechtspersoon die een investeerder is van
de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder
toezicht staat van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming
met artikel 25, tweede lid, letter b) van het Verdrag, voor de toepassing van het
Verdrag behandeld als een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.
Artikel 10. Overgangsclausule
De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop dit in werking treedt, ook
van toepassing op investeringen die voor die datum zijn gedaan.
Artikel 11. Overleg over uitlegging
Elk van de Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg
te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van het
Verdrag. De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende
gelegenheid voor dergelijk overleg.
Artikel 12. Beslechting van geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen
-
1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing
van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn langs diplomatieke weg kan worden
beslecht, wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van een
van beide Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht.
Elke Partij benoemt een scheidsman en de twee aldus benoemde scheidslieden benoemen
tezamen een derde scheidsman die geen onderdaan is van een der Partijen tot hun voorzitter.
-
2 Indien een van de Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en inzien zij binnen
twee maanden geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Partij tot deze
benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de President van het Internationale
Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.
-
4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President
van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen,
of onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President
verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd
is de genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Partijen,
wordt het lid van het Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft, beschikbaar is
en geen onderdaan is van een der Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te
verrichten.
-
5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens
uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke
schikking van het geschil aan de Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen
geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Partijen dit
overeenkomen.
Artikel 13. Het Koninkrijk der Nederlanden
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag van toepassing op het deel
van het Koninkrijk in Europa, op de Nederlandse Antillen en op Aruba, tenzij anders
is bepaald in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.
Artikel 14. Inwerkingtreding en beëindiging
-
2 Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een
van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit
Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke
Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming
van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken
van de termijn van geldigheid.