Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing [...] der Nederlanden en de Macedonische Regering, 's-Gravenhage, 27-04-2000

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-05-2002 t/m heden

Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Macedonische Regering

Authentiek : NL

Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Macedonische Regering

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Macedonische Regering,

hun Staten hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Gelet op het belang van een juiste vaststelling van de douanerechten en andere belastingen die bij invoer of uitvoer worden geïnd en van het waarborgen van een juiste handhaving van verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

Overwegende dat inbreuken op de douanewetgeving de economische, fiscale, sociale en culturele belangen en de volksgezondheids- en handelsbelangen van de Verdragsluitende Partijen schaden;

Overwegende dat de grensoverschrijdende handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, gevaarlijke stoffen, bedreigde diersoorten en giftig afval een gevaar voor de samenleving vormt;

Erkennende de noodzaak van internationale samenwerking ter zake van aangelegenheden die verband houden met de toepassing en handhaving van de douanewetgeving van de Verdragsluitende Partijen;

Ervan overtuigd dat het optreden tegen inbreuken op de douanewetgeving doeltreffender kan worden door middel van nauwe samenwerking tussen hun douaneadministraties op basis van duidelijke wettelijke bepalingen;

Gelet op de van belang zijnde instrumenten van de Internationale Douaneraad, in het bijzonder de Aanbeveling inzake wederzijdse administratieve bijstand van 5 december 1953;

Tevens gelet op verdragen die verboden, beperkingen en bijzondere controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen bevatten, in het bijzonder het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 20 december 1988;

zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • 1. wordt onder „douaneadministratie" verstaan:

    wat de Nederlandse Verdragsluitende Partij betreft: de centrale administratie die verantwoordelijk is voor de toepassing van de douanewetgeving;

    wat de Macedonische Verdragsluitende Partij betreft: de Macedonische douaneadministratie;

  • 2. wordt onder „douanewetgeving" verstaan: alle wettelijke en administratieve bepalingen die door de douaneadministraties worden toegepast of gehandhaafd in verband met de invoer, uitvoer, overslag, doorvoer, opslag en het vervoer van goederen, met inbegrip van wettelijke en administratieve bepalingen met betrekking tot verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

  • 3. wordt onder „inbreuk op de douanewetgeving" verstaan: elke inbreuk op de douanewetgeving zoals omschreven in de wetgeving van elk der Verdragsluitende Partijen, alsmede elke poging tot een dergelijke inbreuk;

  • 4. wordt onder „douanevordering" verstaan: elk bedrag aan rechten en belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is en aan verhogingen, administratieve boeten, achterstallige betalingen, renten en kosten die betrekking hebben op de genoemde rechten en belastingen die in een van de Verdragsluitende Partijen niet kunnen worden geïnd;

  • 5. wordt onder „persoon" verstaan: zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon;

  • 6. wordt onder „persoonsgegevens" verstaan: alle gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

  • 7. wordt onder „informatie" verstaan: alle gegevens, documenten, rapporten, gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften daarvan, of andere mededelingen in ongeacht welke vorm, met inbegrip van de elektronische vorm;

  • 8. wordt onder „verzoekende administratie" verstaan: de douaneadministratie die om bijstand verzoekt;

  • 9. wordt onder „aangezochte administratie" verstaan: de douaneadministratie die om bijstand wordt verzocht.

HOOFDSTUK II. Toepassingsgebied van het Verdrag

Artikel 2

  • 1 De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar door tussenkomst van hun douaneadministraties administratieve bijstand onder de in dit Verdrag genoemde voorwaarden ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving, alsmede voor de invordering van douanevorderingen.

  • 2 Alle bijstand uit hoofde van dit Verdrag door een van de Verdragsluitende Partijen wordt verleend in overeenstemming met haar wettelijke en administratieve bepalingen en binnen de grenzen van de bevoegdheden en beschikbare middelen van haar douaneadministratie.

  • 3 Dit Verdrag laat onverlet de verplichtingen van de Nederlandse Verdragsluitende Partij ingevolge de wetgeving van de Europese Unie inzake haar huidige en toekomstige verplichtingen als lidstaat van de Europese Unie en alle wetgeving die is vastgesteld om die verplichtingen ten uitvoer te leggen, alsmede haar huidige en toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Unie.

  • 4 Dit Verdrag is uitsluitend bedoeld voor de wederzijdse administratieve bijstand tussen de Verdragsluitende Partijen; particulieren kunnen aan de bepalingen van dit Verdrag niet het recht ontlenen bewijsmateriaal te doen verkrijgen, te doen achterhouden of ontoelaatbaar te doen verklaren dan wel de uitvoering van een verzoek te doen beletten.

  • 5 Dit Verdrag laat onverlet de regelgeving inzake wederzijdse bijstand in strafzaken. Indien wederzijdse bijstand dient te worden verleend in overeenstemming met een andere geldende overeenkomst tussen de Verdragsluitende Partijen, geeft de aangezochte administratie aan welke autoriteiten het betreft.

HOOFDSTUK III. Reikwijdte van de bijstand

Artikel 3

  • 1 De douaneadministraties verstrekken elkaar op verzoek of uit eigen beweging informatie met het oog op de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving, alsmede de invordering van douanevorderingen.

  • 2 Elk van beide douaneadministraties handelt bij het instellen van een onderzoek namens de andere douaneadministratie alsof het onderzoek werd ingesteld ten behoeve van haarzelf of op verzoek van een andere autoriteit van haar eigen Staat.

Artikel 4

  • 1 De aangezochte administratie verstrekt, op verzoek, alle informatie over de in die Verdragsluitende Partij toepasselijke douanewetgeving en -regelingen die van belang is voor het onderzoek met betrekking tot een inbreuk op de douanewetgeving.

  • 2 Elk van beide douaneadministraties verstrekt, uit eigen beweging en onverwijld, alle beschikbare informatie met betrekking tot:

    • a. nieuwe handhavingstechnieken betreffende de douanewetgeving die hun doeltreffendheid hebben bewezen;

    • b. nieuwe trends, middelen of werkwijzen betreffende het maken van inbreuken op de douanewetgeving.

HOOFDSTUK IV. Bijzondere vormen van bijstand

Artikel 5

De aangezochte administratie verstrekt de verzoekende administratie op haar verzoek met name de volgende informatie:

  • a. of goederen die worden ingevoerd in het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze zijn uitgevoerd uit het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij;

  • b. of goederen die worden uitgevoerd uit het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze zijn ingevoerd in het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij en over de douaneregeling waaronder de goederen eventueel zijn gebracht.

Artikel 6

  • 1 De aangezochte administratie houdt, op verzoek, bijzonder toezicht op:

    • a. personen ten aanzien van wie het de verzoekende administratie bekend is dat zij een inbreuk op de douanewetgeving hebben gemaakt of die daarvan worden verdacht, met name diegenen die het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij betreden en verlaten;

    • b. goederen in vervoer of in opslag ten aanzien waarvan door de verzoekende administratie is medegedeeld dat er een vermoeden van ongeoorloofd verkeer naar het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij bestaat;

    • c. vervoermiddelen, met inbegrip van containers, waarvan de verzoekende administratie vermoedt dat zij worden gebruikt voor het maken van inbreuken op de douanewetgeving in het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij.

  • 2 De douaneadministraties kunnen, in overeenstemming met hun nationale wetgeving, met wederzijdse overeenstemming en door middel van een wederzijdse regeling, toestemming verlenen voor de onder hun toezicht verrichte invoer in, uitvoer uit of doorvoer via het douanegebied van hun respectieve staten van goederen die zijn betrokken bij ongeoorloofde handel om deze ongeoorloofde handel tegen te gaan.

Artikel 7

  • 1 De douaneadministraties verstrekken elkaar, op verzoek of uit eigen beweging, informatie over verrichte of voorgenomen transacties die een inbreuk op de douanewetgeving vormen of lijken te vormen.

  • 2 In ernstige gevallen die aanzienlijke schade voor de economie, volksgezondheid, openbare veiligheid of enig ander vitaal belang van de ene Verdragsluitende Partij met zich zouden kunnen brengen, verstrekt de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij waar mogelijk onverwijld uit eigen beweging informatie.

Artikel 8

  • 1 De aangezochte administratie verleent op verzoek bijstand met het oog op het innen van douanevorderingen overeenkomstig de respectieve nationale wetgeving of administratieve praktijk van de Verdragsluitende Partijen.

  • 2 De aangezochte administratie gaat op verzoek over tot invordering van douanevorderingen van de verzoekende administratie overeenkomstig de nationale wetgeving en administratieve praktijk met betrekking tot de invordering van haar eigen vorderingen betreffende rechten en belastingen. Deze douanevorderingen genieten in de aangezochte Verdragsluitende Partij evenwel geen voorrang en kunnen niet worden ingevorderd door middel van gijzeling van de schuldenaar. De aangezochte administratie is niet verplicht maatregelen gericht op executie te nemen waarin de wetgeving van de verzoekende Verdragsluitende Partij niet voorziet.

  • 3 De bepalingen van het tweede lid van dit artikel zijn slechts van toepassing op douanevorderingen die het voorwerp zijn van een executoriale titel in de verzoekende Verdragsluitende Partij en die niet worden betwist. Indien de vordering echter betrekking heeft op de verschuldigdheid van rechten of belastingen door een persoon die geen inwoner van de verzoekende Verdragsluitende Partij is, is het tweede lid slechts van toepassing indien de douanevordering niet langer kan worden betwist.

  • 4 De verplichting om bijstand te verlenen bij het invorderen van douanevorderingen betreffende een overledene of zijn nalatenschap is beperkt tot de waarde van de nalatenschap of van de goederen verkregen door iedere begunstigde van de nalatenschap, afhankelijk van de vraag of de vordering dient te worden ingevorderd uit de nalatenschap of bij de begunstigden daarvan.

  • 5 De aangezochte administratie is niet verplicht het verzoek in te willigen:

    • a. indien de verzoekende administratie niet alle op haar eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend, tenzij aanwending van die middelen zou leiden tot onevenredige moeilijkheden;

    • b. indien en voorzover zij de douanevordering in strijd acht met de bepalingen van dit Verdrag of van enig ander verdrag waarbij beide Verdragsluitende Partijen partij zijn.

  • 6 Het verzoek om administratieve bijstand bij de invordering van een douanevordering gaat vergezeld van:

    • a. een verklaring dat de douanevordering een recht of belasting betreft waarop het Verdrag van toepassing is en dat wordt voldaan aan de voorwaarden van het derde lid van dit artikel;

    • b. een officieel afschrift van de executoriale titel in de verzoekende Verdragsluitende Partij;

    • c. ieder ander document dat vereist is voor invordering;

    • d. indien van toepassing, een gewaarmerkt afschrift van een op de vordering betrekking hebbende beslissing genomen door een administratief lichaam of een rechterlijke instantie.

  • 7 De verzoekende administratie zal de in te vorderen douanevordering aangeven in zowel de valuta van de verzoekende Verdragsluitende Partij als de valuta van de aangezochte Verdragsluitende Partij. De wisselkoers die met het oog op de voorafgaande zin moet worden gebruikt, is de meest recente verkoopprijs op de meest representatieve wisselmarkt of wisselmarkten van de verzoekende Verdragsluitende Partij. Ieder door de aangezochte administratie ingevorderd bedrag wordt overgemaakt naar de verzoekende administratie in de valuta van de aangezochte Verdragsluitende Partij. De overmaking geschiedt binnen een termijn van een maand na de datum van de invordering.

  • 8 Met het oog op de invordering van een douanevordering neemt de aangezochte administratie op verzoek conservatoire maatregelen, zelfs indien de douanevordering wordt betwist of nog niet het voorwerp is van een executoriale titel, voorzover dit is toegestaan volgens de wetgeving en administratieve praktijk van de aangezochte Verdragsluitende Partij.

  • 9 De executoriale titel in de verzoekende Verdragsluitende Partij wordt, indien passend en in overeenstemming met de in de aangezochte Verdragsluitende Partij van kracht zijnde bepalingen, zo spoedig mogelijk na de datum van ontvangst van het verzoek om bijstand aanvaard, erkend of aangevuld, dan wel vervangen door een executoriale titel in de aangezochte Verdragsluitende Partij.

  • 10 Vragen betreffende het tijdvak waarbuiten een douanevordering niet langer kan worden ingevorderd worden beheerst door de wetgeving van de verzoekende Verdragsluitende Partij. Het verzoek om bijstand bij de invordering geeft bijzonderheden aangaande dat tijdvak.

  • 11 Door de aangezochte administratie ingevolge het verzoek om bijstand verrichte invorderingshandelingen die overeenkomstig de wetgeving van de aangezochte Verdragsluitende Partij een schorsing of onderbreking van het in het tiende lid bedoelde tijdvak tot gevolg zouden hebben, worden geacht hetzelfde gevolg te hebben voor de toepassing van de wetgeving van de verzoekende Verdragsluitende Partij. De aangezochte administratie stelt de verzoekende administratie van deze handelingen op de hoogte.

  • 12 De aangezochte administratie kan uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan, indien haar wetgeving of haar administratieve praktijk dit in soortgelijke omstandigheden toelaat, maar stelt de verzoekende administratie daarvan eerst in kennis.

  • 13 De douaneadministraties schrijven in onderlinge overeenstemming regels voor betreffende minimumbedragen van douanevorderingen die vatbaar zijn voor een verzoek om bijstand in de nadere regelingen ter uitvoering van dit Verdrag, vast te stellen op grond van artikel 18, tweede lid, van dit Verdrag.

HOOFDSTUK V. Informatie

Artikel 9

  • 1 Om originele informatie wordt slechts verzocht in gevallen waarin niet met gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften kan worden volstaan, en deze wordt zo spoedig mogelijk teruggezonden; zulks laat rechten van de aangezochte administratie of van derden terzake onverlet.

  • 2 Alle ingevolge dit Verdrag uit te wisselen informatie gaat vergezeld van alle gegevens die van belang zijn om deze te interpreteren of te gebruiken.

HOOFDSTUK VI. Deskundigen en getuigen

Artikel 10

De aangezochte administratie machtigt op verzoek haar ambtenaren om ter zake van een inbreuk op de douanewetgeving als deskundige of getuige te verschijnen voor een rechterlijke instantie in de andere Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK VII. Toezending van verzoeken

Artikel 11

  • 1 Verzoeken om bijstand uit hoofde van dit Verdrag worden, schriftelijk en vergezeld van nuttig geachte documenten, rechtstreeks aan de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij gericht. Wanneer de omstandigheden dit vereisen, kunnen ook mondeling verzoeken worden gedaan. Dergelijke verzoeken worden onmiddellijk schriftelijk bevestigd.

  • 2 Verzoeken ingevolge het eerste lid van dit artikel bevatten de volgende bijzonderheden:

    • a. de administratie die het verzoek doet;

    • b. het onderwerp van en de reden voor het verzoek;

    • c. een korte beschrijving van de zaak, de juridische aspecten en de aard van de te nemen stappen;

    • d. de namen en adressen van de betrokken personen, voorzover bekend.

  • 3 Een verzoek van een van de douaneadministraties om een bepaalde procedure te volgen wordt ingewilligd, met inachtneming van de wettelijke en administratieve bepalingen van de aangezochte Verdragsluitende Partij.

  • 4 De in dit Verdrag bedoelde informatie wordt alleen medegedeeld aan ambtenaren die door elke douaneadministratie hiertoe zijn aangewezen. Een lijst van aldus aangewezen ambtenaren wordt aan de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij verstrekt in overeenstemming met artikel 18, tweede lid, van dit Verdrag.

HOOFDSTUK VIII. Uitvoering van verzoeken

Artikel 12

Indien de aangezochte administratie niet over de gevraagde informatie beschikt, stelt zij een onderzoek in om die informatie te verkrijgen in overeenstemming met haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen. Dit onderzoek omvat mede het optekenen van verklaringen van personen van wie informatie wordt verlangd in verband met een inbreuk op de douanewetgeving en van getuigen en deskundigen.

Artikel 13

  • 1 Op schriftelijk verzoek kunnen door de verzoekende administratie aangewezen ambtenaren, met instemming van de aangezochte administratie en onder de door laatstgenoemde hieraan verbonden voorwaarden, ten behoeve van de opsporing van een inbreuk op de douanewetgeving:

    • a. ten kantore van de aangezochte administratie de documenten, registers en andere van belang zijnde gegevens raadplegen om daaruit alle informatie met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving over te nemen;

    • b. kopieën maken van de documenten, registers en andere gegevens die met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving van belang zijn;

    • c. aanwezig zijn bij een door de aangezochte administratie geleid onderzoek in het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij dat van belang is voor de verzoekende administratie.

  • 2 Wanneer, onder de in artikel 10 of in het eerste lid van dit artikel bedoelde omstandigheden, ambtenaren van de verzoekende administratie aanwezig zijn op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, moeten zij te allen tijde in staat zijn hun ambtelijke hoedanigheid aan te tonen.

  • 3 Gedurende hun verblijf aldaar genieten zij dezelfde bescherming als die welke wordt toegekend aan douaneambtenaren van de andere Verdragsluitende Partij, in overeenstemming met de aldaar geldende wetgeving en zijn zij verantwoordelijk voor de strafbare feiten die zij eventueel begaan.

HOOFDSTUK IX. Vertrouwelijk karakter van informatie

Artikel 14

  • 1 Alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie mag slechts voor de doeleinden van dit Verdrag en door de douaneadministraties worden gebruikt, behalve in de gevallen waarin de douaneadministratie die deze informatie heeft verstrekt, uitdrukkelijk haar goedkeuring hecht aan het gebruik daarvan voor andere doeleinden of door andere autoriteiten. In dat geval is dat gebruik onderworpen aan eventuele beperkingen die zijn vastgesteld door de douaneadministratie die de informatie heeft verstrekt. Deze informatie mag, indien de nationale wetgeving van de verstrekkende Verdragsluitende Partij dat voorschrijft, slechts bij strafrechtelijke vervolgingen worden gebruikt nadat het openbaar ministerie of de rechterlijke autoriteiten in de verstrekkende Verdragsluitende Partij met dit gebruik hebben ingestemd.

  • 2 Onverminderd het eerste lid kunnen de in het kader van administratieve bijstand ontvangen inlichtingen, mededelingen en documenten uitsluitend voor de doeleinden van dit Verdrag worden gebruikt in civiele, strafrechtelijke en administratieve procedures, onder de door de respectieve geldende wetgeving ter zake gestelde voorwaarden.

  • 3 Voor alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie gelden ten minste dezelfde bescherming en vertrouwelijkheid als die welke voor soortgelijke informatie gelden krachtens de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan deze wordt ontvangen.

  • 4 Indien informatie moet worden verstrekt aan de Europese Commissie of de douaneadministraties van de lidstaten van de Europese Unie ingevolge de in artikel 2 van dit Verdrag genoemde verplichtingen van de Nederlandse Verdragsluitende Partij, wordt de douaneadministratie van de Macedonische Verdragsluitende Partij vooraf op de hoogte gesteld.

Artikel 15

Wanneer uit hoofde van dit Verdrag persoonsgegevens worden uitgewisseld, waarborgen de Verdragsluitende Partijen een mate van gegevensbescherming die ten minste gelijk is aan die welke resulteert uit de toepassing van de beginselen opgenomen in de Bijlage bij dit Verdrag, welke een integrerend deel van dit Verdrag uitmaakt.

HOOFDSTUK X. Ontheffing

Artikel 16

  • 1 De aangezochte administratie is niet verplicht de in dit Verdrag bedoelde bijstand te verlenen indien deze de openbare orde of enig ander wezenlijk belang van de aangezochte Verdragsluitende Partij zou kunnen schaden of tot een schending van een industrieel of een commercieel geheim, dan wel van een beroepsgeheim zou kunnen leiden.

  • 2 Indien de verzoekende administratie niet in staat zou zijn een soortgelijk verzoek van de aangezochte administratie in te willigen, wijst zij daarop in haar verzoek. Inwilliging van een dergelijk verzoek wordt overgelaten aan het oordeel van de aangezochte administratie.

  • 3 De bijstand kan door de aangezochte administratie worden uitgesteld op grond van het feit dat een lopend onderzoek of een lopende vervolging of procedure hiermee wordt doorkruist. In een dergelijk geval pleegt de aangezochte administratie overleg met de verzoekende administratie om te bepalen of de bijstand kan worden verleend onder de voorwaarden of omstandigheden die de aangezochte administratie verlangt.

  • 4 Wanneer de bijstand wordt geweigerd of uitgesteld, dienen de redenen voor de weigering of het uitstel te worden gegeven.

HOOFDSTUK XI. Kosten

Artikel 17

  • 1 De douaneadministraties zien af van alle vorderingen tot vergoeding van ter uitvoering van dit Verdrag gemaakte kosten, met uitzondering van bedragen en vergoedingen betaald aan deskundigen en getuigen alsook de kosten van tolken die niet in dienst zijn van de Regering, welke worden gedragen door de verzoekende administratie.

  • 2 Financiële gevolgen van invorderingshandelingen waarvan is gebleken dat zij niet gerechtvaardigd zijn op grond van de vaststaande feiten met betrekking tot de desbetreffende douanevordering of de geldigheid van de executoriale titel in de verzoekende Verdragsluitende Partij, worden gedragen door de verzoekende administratie.

  • 3 Indien met de uitvoering van het verzoek aanmerkelijke kosten van buitengewone aard zijn of zullen zijn gemoeid, plegen de Verdragsluitende Partijen overleg om de voorwaarden en omstandigheden te bepalen waaronder het verzoek zal worden uitgevoerd, alsmede de wijze waarop de kosten worden gedragen.

HOOFDSTUK XII. Uitvoering van het Verdrag

Artikel 18

  • 1 De douaneadministraties nemen maatregelen opdat hun met de opsporing of bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving belaste ambtenaren persoonlijke en rechtstreekse betrekkingen met elkaar kunnen onderhouden.

  • 2 De douaneadministraties besluiten over nadere regelingen, binnen het kader van dit Verdrag, ter vergemakkelijking van de uitvoering van dit Verdrag.

  • 3 De douaneadministraties streven ernaar eventuele problemen of twijfels naar aanleiding van de interpretatie of toepassing van dit Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.

  • 4 Conflicten waarvoor geen oplossing wordt gevonden, worden langs diplomatieke weg geregeld.

HOOFDSTUK XIII. Toepassing

Artikel 19

  • 1 Wat de Macedonische Verdragsluitende Partij betreft, is dit Verdrag van toepassing op haar grondgebied.

  • 2 Wat de Nederlandse Verdragsluitende Partij betreft, is dit Verdrag van toepassing op haar grondgebied in Europa. Het Verdrag kan echter, hetzij in zijn geheel, hetzij met de nodige wijzigingen, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen of Aruba.

  • 3 Bedoelde uitbreiding wordt van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, met inbegrip van voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, die nader worden vastgesteld en overeengekomen bij diplomatieke notawisseling.

HOOFDSTUK XIV. Inwerkingtreding en beëindiging

Artikel 20

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de Verdragsluitende Partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke of nationale vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.

Artikel 21

  • 1 Dit Verdrag wordt in principe voor onbepaalde tijd gesloten, maar elk van beide Verdragsluitende Partijen kan het te allen tijde langs diplomatieke weg opzeggen.

  • 2 De beëindiging wordt van kracht zes maanden na de datum van de kennisgeving van opzegging aan de andere Verdragsluitende Partij. Lopende procedures op het tijdstip van beëindiging worden niettemin voltooid in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

  • 3 Tenzij anders overeengekomen, wordt door de beëindiging van dit Verdrag niet tegelijkertijd de toepassing daarvan op de Nederlandse Antillen of Aruba beëindigd, indien het daartoe is uitgebreid overeenkomstig de bepalingen van artikel 19, tweede lid.

Artikel 22

De Verdragsluitende Partijen komen bijeen om dit Verdrag te heroverwegen, op verzoek of na het verstrijken van vijf jaar vanaf de inwerkingtreding ervan, tenzij zij elkaar schriftelijk ervan in kennis stellen dat een dergelijke heroverweging niet nodig is.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 27 april 2000, in tweevoud in de Nederlandse, de Macedonische en de Engelse taal, zijnde alle tekstengelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) G. H. O. VAN MAANEN

Voor de Macedonische Regering

(w.g.) DRAGAN DARAVELSKI

Bijlage Grondbeginselen inzake gegevensbescherming

1.

Persoonsgegevens die automatisch worden verwerkt dienen:

  • a. op eerlijke en rechtmatige wijze te worden verkregen en verwerkt;

  • b. te worden opgeslagen voor bepaalde en wettige doeleinden en niet te worden gebruikt op een wijze die niet verenigbaar is met deze doeleinden;

  • c. toereikend, terzake dienend en niet te uitvoerig te zijn in verhouding tot de doeleinden waarvoor zij zijn opgeslagen;

  • d. nauwkeurig te zijn en waar nodig te worden geactualiseerd;

  • e. te worden bewaard in een vorm die identificatie van de personen op wie de gegevens betrekking hebben niet langer mogelijk maakt dan nodig is voor het doel waarvoor deze gegevens zijn opgeslagen.

2.

Persoonsgegevens waaruit ras, politieke opvattingen of religieuze of andere overtuigingen blijken, alsmede persoonsgegevens inzake gezondheid of seksualiteit mogen niet automatisch worden verwerkt, tenzij de nationale wetgeving voldoende beveiliging biedt. Hetzelfde geldt voor persoonsgegevens inzake strafrechtelijke veroordelingen.

3.

Passende beveiligingsmaatregelen dienen te worden getroffen ter bescherming van in geautomatiseerde gegevensbestanden opgeslagen persoonsgegevens tegen ongeoorloofde vernietiging of onbedoeld verloren gaan, alsmede tegen ongeoorloofde toegang, wijziging of verspreiding.

4.

Iedereen dient in staat te worden gesteld om:

  • a. het bestaan van een geautomatiseerd bestand met persoonsgegevens, de belangrijkste doeleinden daarvan, alsmede de identiteit en gewoonlijke verblijfplaats of het belangrijkste zakelijke adres van de beheerder van het bestand vast te stellen;

  • b. met redelijke tussenpozen en zonder buitensporige vertraging of kosten een bevestiging te krijgen of op hem betrekking hebbende persoonsgegevens zijn opgeslagen in het geautomatiseerde gegevensbestand en van die gegevens kennis te nemen in een begrijpelijke vorm;

  • c. verbetering c.q. verwijdering van deze gegevens te bewerkstelligen indien deze zijn verwerkt in strijd met de bepalingen van de nationale wetgeving inzake de uitvoering van de grondbeginselen omschreven onder punt 1 en 2 van deze Bijlage;

  • d. een rechtsmiddel te kunnen aanwenden indien een verzoek om bevestiging c.q. kennisgeving, verbetering of verwijdering als bedoeld onder b en c van dit beginsel niet wordt ingewilligd.

5.

  • 1 Uitzonderingen op het in de beginselen 1, 2 en 4 van deze Bijlage bepaalde zijn niet toegestaan, tenzij deze binnen de in dit beginsel vastgestelde grenzen vallen.

  • 2 Een afwijking van het in de beginselen 1, 2 en 4 van deze Bijlage bepaalde is toegestaan indien een dergelijke afwijking is voorzien in de wetgeving van de Verdragsluitende Partij en een noodzakelijke maatregel vormt in een democratische samenleving in het belang van:

    • a. bescherming van de staatsveiligheid, de openbare veiligheid, de monetaire belangen van de staat of de misdaadbestrijding;

    • b. bescherming van de persoon op wie gegevens betrekking hebben of de rechten en vrijheden van anderen.

  • 3 De wetgeving kan voorzien in beperkingen in de uitoefening van de in de onderdelen b, c en d van beginsel 4 van deze Bijlage genoemde rechten met betrekking tot geautomatiseerde bestanden met persoonsgegevens die worden gebruikt voor de statistiek of wetenschappelijk onderzoek, waarbij duidelijk geen risico bestaat van een inbreuk op de privacy van de personen op wie de gegevens betrekking hebben.

6.

Elke Verdragsluitende Partij streeft naar vaststelling van passende sancties en rechtsmiddelen voor schending van bepalingen van nationale wetgeving ter uitvoering van de in deze Bijlage beschreven grondbeginselen.

7.

De bepalingen van deze Bijlage mogen niet zodanig worden uitgelegd dat daardoor de mogelijkheid voor een Verdragsluitende Partij om personen op wie de gegevens betrekking hebben een ruimere mate van bescherming toe te kennen dan bepaald in deze Bijlage, wordt beperkt of anderszins wordt aangetast.

Naar boven