Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Litouwen inzake scheepvaart, 's-Gravenhage,, 26-01-1994

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 07-11-1994 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Litouwen inzake scheepvaart

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk đer Nederlanden en de Regering van de Republiek Litouwen inzake scheepvaart

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Litouwen, hierna te noemen de Overeenkomstsluitende Partijen, zijn, met het oog op de verdere ontwikkeling van de vriendschappelijke betrekkingen tussen de twee landen en de versterking van de samenwerking op het gebied van de scheepvaart, overeenkomstig de beginselen van gelijkheid en wederzijds voordeel, het volgende overeengekomen:

Artikel l

Voor de toepassing van deze Overeenkomst:

  • 1. wordt onder „bevoegde scheepvaartautoriteit" verstaan:

    • a. in het Koninkrijk der Nederlanden het Directoraat-Generaal Scheeρvaart en Maritieme Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

    • b. in de Republiek Litouwen het Ministerie van Verkeer.

  • 2. wordt onder „schip van een Overeenkomstsluitende Partij" verstaan: elk zeeschip gebruikt voor commerciële doeleinden, dat is geregistreerd in en de vlag voert van een Overeenkomstsluitende Partij in overeenstemming met haar nationale wetten en voorschriften.

    Deze uitdrukking is niet van toepassing op militaire schepen, vissersschepen en schepen voor hydrografisch en wetenschappelijk onderzoek.

  • 3. wordt onder „bemanningslid" verstaan: de kapitein van het schip en elke persoon aan boord van een schip die daadwerkelijk is belast met werkzaamheden verband houdend met de exploitatie van of de dienstverlening op het schip, die is opgenomen op de monsterrol en die houder is van een identiteitsbewijs voor zeevarenden.

Artikel 2

De Overeenkomstsluitende Partijen dragen in hun onderlinge betrekkingen in alle opzichten bij aan de vrijheid van de handelsscheepvaart en onthouden zich van elke handeling die de ontwikkeling van de internationale scheepvaart zou kunnen schaden.

Artikel 3

  • 1 Elke Overeenkomstsluitende Partij past deze Overeenkomst toe in overeenstemming met haar internationale verplichtingen; het Koninkrijk der Nederlanden past deze Overeenkomst met name toe in overeenstemming met de verplichtingen die het heeft ingevolge de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen.

  • 2 Elke Overeenkomstsluitende Partij onthoudt zich van discriminatoire maatregelen ten aanzien van de schepen van de andere Overeenkomstsluitende Partij en kent de schepen van de andere Overeenkomstsluitende Partij een niet minder gunstige behandeling toe dan die welke aan schepen van derde landen wordt toegekend met betrekking tot de scheepvaart (zowel lijnvaart als wilde vaart) tussen de twee landen en tussen een van de landen en derde landen.

Artikel 4

De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen:

  • a. de ontwikkeling van het vervoer over zee te bevorderen met inachtneming van hun wederzijdse belangen en eventuele moeilijkheden op dit terrein weg te nemen;

  • b. de overdracht van technologie en technische kennis alsook de totstandkoming van joint ventures op het terrein van de Scheepvaart te vergemakkelijken;

  • c. de vrije toegang op het land tot gecombineerd vervoer te waarborgen.

Artikel 5

  • 1 Elke Overeenkomstsluitende Partij kent de schepen van de andere Overeenkomstsluitende Partij dezelfde behandeling toe als haar eigen in internationaal vervoer over zee gebruikte schepen wat betreft officiële formaliteiten, vrije toegang tot havens, gebruik van zulke havens voor het laden en lossen van lading en het inschepen van passagiers, de betaling van kade- en/of overslaggelden en andere belastingen of heffingen, het gebruik van diensten en voorzieningen voor navigatie, scheepvaart en normale handelstransacties. Dit geldt ook voor door rederijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij geëxploiteerde schepen die de vlag van een derde land voeren, tenzij de bevoegde scheepvaartautoriteiten van die Overeenkomstsluitende Partij daartegen bezwaar maken.

  • 2 De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op douaneformaliteiten, de inning van heffingen en havengelden, vrijheid van toegang tot en gebruik van de havens, alsmede op alle aan de scheepvaart en commerciële handelingen verleende faciliteiten met betrekking tot schepen, bemanningsleden, passagiers en lading. Met name heeft dit betrekking op de toewijzing van ligplaatsen aan kaden, laad- en losvoorzieningen en havendiensten, met inbegrip van voorzieningen voor het bunkeren.

Artikel 6

De Overeenkomstsluitende Partijen nemen, binnen de grenzen van hun binnenlandse rechtsorde, alle passende maatregelen om het verkeer over zee te vergemakkelijken en te bespoedigen, onnodig oponthoud van schepen te voorkomen, en de afwikkeling van douaneformaliteiten en andere toepasselijke formaliteiten in de havens zo veel mogelijk te bespoedigen en te vereenvoudigen.

Artikel 7

  • 1 Inkomen en winst uit de exploitatie in internationaal verkeer van eigen of gecharterde schepen zijn slechts belastbaar op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waar de plaats van daadwerkelijke leiding van de onderneming die het schip exploiteert, is gelegen.

  • 2 De bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn ook van toepassing op inkomen en winst verkregen uit het op charter verhuren van volledig uitgeruste, bemande en bevoorrade schepen, ongeacht de nationaliteit van degene die het schip heeft gecharterd.

  • 3 De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing op inkomen en winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap.

  • 4 Voordelen verkregen uit de vervreemding van in internationaal verkeer geëxploiteerde schepen of van roerende zaken behorend bij de exploitatie van zodanige schepen zijn slechts belastbaar op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waar de plaats van daadwerkelijke leiding van de onderneming die het schip exploiteert, is gelegen.

  • 5 Kapitaal vertegenwoordigd door in internationaal verkeer geëxploiteerde schepen of door roerende zaken behorend bij de exploitatie van zodanige schepen is slechts belastbaar op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waar de plaats van daadwerkelijke leiding van de onderneming die het schip exploiteert, is gelegen.

Artikel 8

Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de rederij die haar plaats van daadwerkelijke leiding op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht van vrije overmaking in inwisselbare munteenheid naar het door de rederij aangewezen land van haar investeringen en de opbrengst daarvan, alsmede van het batig saldo van uitgaven en ontvangsten van die rederij op het grondgebied van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij. Zulke overmakingen worden regelmatig en zonder vertraging toegestaan en zijn gebaseerd op de officiële wisselkoersen voor lopende betalingen, of wanneer er geen officiële wisselkoersen zijn, op de geldende marktkoersen voor buitenlandse valuta voor lopende betalingen. Op zulke overmakingen zijn geen andere heffingen van toepassing dan de normale bankkosten.

Artikel 9

Elke Overeenkomstsluitende Partij erkent de meetbrieven afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij in overeenstemming met de van kracht zijnde internationale verdragen. De raming van de havengelden zal op deze documenten worden gebaseerd.

Artikel 10

Elke Overeenkomstsluitende Partij kent de houders van de door de bevoegde autoriteit van de andere Overeenkomstsluitende Partij afgegeven identiteitsbewijzen voor zeevarenden de in de artikelen 11 en 12 opgesomde rechten toe.

Deze identiteitsbewijzen zijn:

  • a. voor bemanningsleden op Litouwse schepen:

    het zeemansboekje of een geldig paspoort van de Republiek Litouwen, te zamen met de zeemanskaart;

  • b. voor bemanningsleden op Nederlandse schepen: het Nederlandse monsterboekje.

Artikel 11

  • 1 Gedurende de tijd waarin een schip van een der Overeenkomstsluitende Partijen ligplaats heeft gekozen in een haven van de andere Overeenkomstsluitende Partij, is elk bemanningslid van dat schip walverlof toegestaan op het grondgebied van de gemeente waartoe de haven behoort, alsmede op het grondgebied van aangrenzende gemeenten, zonder dat een visum is vereist, mits hij de desbetreffende in artikel 10 genoemde identiteitsbewijzen kan tonen.

    Dit verlof is evenwel alleen toegestaan als de kapitein van het schip overeenkomstig de in die haven geldende voorschriften aan de bevoegde autoriteiten een bemanningslijst heeft voorgelegd waarop het bemanningslid staat vermeld.

  • 2 Bij het aan wal gaan en bij de terugkeer naar het schip is de betrokkene onderworpen aan de in die haven geldende controle- en douaneformaliteiten.

Artikel 12

  • 1 Bemanningsleden in het bezit van de desbetreffende in artikel 10 bedoelde identiteitsbewijzen hebben het recht, ongeacht de wijze van vervoer, het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij binnen te komen of door dat grondgebied te reizen ten einde zich weer bij hun schip te voegen, te worden overgebracht naar een ander schip, naar hun land terug te keren of ten behoeve van enig ander doel te reizen met toestemming van de bevoegde autoriteiten van die andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 2 In alle in het eerste lid bedoelde gevallen zijn de zeevarenden verplicht in het bezit te zijn van het door de andere Overeenkomstsluitende Partij vereiste visum. Dit document wordt zo spoedig mogelijk door de bevoegde autoriteiten afgegeven.

  • 3 Indien de houder van een in artikel 10 van deze Overeenkomst bedoeld identiteitsbewijs voor zeevarenden niet het staatsburgerschap of de nationaliteit van een van de Overeenkomstsluitende Partijen bezit, worden de in dit artikel bedoelde inreis- of doorreisvisa voor het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij afgegeven, mits de terugkeer van de houder naar het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die het identiteitsbewijs voor zeevarenden heeft afgegeven, is gewaarborgd.

  • 4 De bevoegde autoriteiten van de ene Overeenkomstsluitende Partij zullen het bemanningslid van de andere Overeenkomstsluitende Partij toestaan op hun grondgebied te verblijven voor de tijd die vereist is voor zijn geneeskundige behandeling in een ziekenhuis.

Artikel 13

  • 1 Onverminderd de algemene toepasselijkheid van de artikelen 8 tot en met 12 zijn de wetten en voorschriften van de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de binnenkomst en het verblijf en de beëindiging van het verblijf van vreemdelingen van toepassing.

  • 2 De in de artikelen 11 en 12 vervatte machtigingen houden geen beperking in van het recht van een der Overeenkomstsluitende Partijen om een bemanningslid de toegang tot haar grondgebied te weigeren.

Artikel 14

  • 1 Mochten schepen van een der Overeenkomstsluitende Partijen betrokken zijn bij ongevallen op zee of stuiten op andere gevaren in de territoriale zee, de binnenwateren of havens van de andere Overeenkomstsluitende Partij, dan verleent de laatstgenoemde Partij alle mogelijke hulp en aandacht aan de in gevaar verkerende schepen, bemanningsleden, lading en passagiers en stelt het de desbetreffende autoriteiten van de betrokken Overeenkomstsluitende Partijen onverwijld op de hoogte.

  • 2 De lading aan boord van het in het eerste lid bedoelde schip zal overeenkomstig de geldende voorschriften vrijgesteld zijn van douanerechten, heffingen en belastingen, indien deze lading niet wordt overgebracht voor gebruik op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 15

  • 1 De schepen en bemanningsleden van beide Overeenkomstsluitende Partijen houden zich aan de desbetreffende wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij gedurende hun verblijf in de territoriale zee, de binnenwateren en havens van laatstgenoemde Partij. De autoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen oefenen geen rechtsmacht uit over, noch komen zij tussenbeide in de interne aangelegenheden van de schepen van de andere Overeenkomstsluitende Partij in haar territoriale zee, binnenwateren en havens, behalve in de gevallen en voor zover uitdrukkelijk voorzien in algemeen aanvaarde internationale regels en voorschriften en in tussen de Overeenkomstsluitende Partijen van kracht zijnde verdragen.

  • 2 Wanneer een bemanningslid van een schip van een der Overeenkomstsluitende Partijen aan boord van dat schip in de territoriale zee van de andere Overeenkomstsluitende Partij een strafbaar feit heeft gepleegd, stellen de bevoegde autoriteiten van die Overeenkomstsluitende Partij geen vervolging tegen hem in zonder de toestemming van de kapitein van het schip of van een diplomatieke of consulaire ambtenaar van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij, tenzij

    • a. de gevolgen van het strafbare feit zich tot hun grondgebied uitstrekken; of

    • b. het strafbare feit van een aard is waardoor de vrede van hun land en de goede orde van de territoriale zee worden verstoord; of

    • c. overeenkomstig de wet van hun land het strafbare feit een ernstig misdrijf is; of

    • d. het strafbare feit is gepleegd tegen een vreemdeling aan boord van het schip; of

    • e. zodanige maatregelen noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen.

  • 3 De bepalingen van het tweede lid laten onverlet het recht van een Overeenkomstsluitende Partij om, overeenkomstig haar nationale wetten, stappen te ondernemen ten behoeve van de aanhouding of het onderzoek aan boord of de vervolging van een buitenlands schip dat door de territoriale zee vaart na het verlaten van de binnenwateren.

Artikel 16

  • 1 Ten einde de volledige toepassing van deze Overeenkomst te waarborgen en het vervoer over zee tussen de twee Staten te vergemakkelijken, stellen de Overeenkomstsluitende Partijen een Gemengde Commissie in, die zal bestaan uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de twee Overeenkomstsluitende Partijen.

  • 2 De Gemengde Commissie komt bijeen indien nodig, op verzoek van een van de Overeenkomstsluitende Partijen.

  • 3 De Gemengde Commissie:

    • a. beziet de situatie met betrekking tot het vervoer over zee van elk land;

    • b. bestudeert wegen om de samenwerking in de scheepvaartsector uit te breiden; en

    • c. bespreekt aangelegenheden die zouden kunnen voortvloeien uit de toepassing van de Overeenkomst en alle andere aangelegenheden betreffende de verbetering van de betrekkingen in het vervoer over zee en doet passende aanbevelingen.

  • 4 De procedureregels van de Gemengde Commissie worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de in het eerste lid bedoelde autoriteiten.

Artikel l7

  • 1 Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst van toepassing op het Koninkrijk in Europa en wat de Republiek Litouwen betreft is zij van toepassing op het grondgebied van de Republiek Litouwen.

  • 2 De toepassing van deze Overeenkomst kan worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen en/of Aruba middels een schriftelijke mededeling van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden aan de Regering van de Republiek Litouwen.

Artikel 18

Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkander schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de in hun onderscheiden landen constitutioneel vereiste formaliteiten is voldaan.

Deze Overeenkomst treedt in werking met ingang van de datum waarop de laatste kennisgeving is ontvangen.

Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen deze Overeenkomst wenst op te zeggen, stelt zij de andere Overeenkomstsluitende Partij daarvan schriftelijk in kennis en wordt de opzegging van kracht twaalf maanden na de datum van ontvangst van een zodanige kennisgeving door de andere Overeenkomstsluitende Partij.

De opzegging van deze Overeenkomst door de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden kan worden beperkt tot één van de samenstellende delen van het Koninkrijk.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 26 januari 1994, in tweevoud in de Nederlandse, de Engelse en de Litouwse taal, zijnde elke versie gelijkelijk authentiek. In geval van verschillen in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) P. H. KOOIJMANS

Voor de Regering van de Republiek Litouwen

(w.g.) R GYLYS

Naar boven