I. Met betrekking tot het eerste lid van artikel 4 (Inwoner)
-
a. Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van de Overeenkomst de Regering van een van de Staten, de staatkundige onderdelen of de plaatselijke
publiekrechtelijke lichamen daarvan, dienen te worden beschouwd als inwoners van die
Staat.
-
b. Het is wel te verstaan dat een lichaam dat ingevolge het nationale recht van een Staat
inwoner is of zou zijn van die Staat voor de uitvoering van de Overeenkomst niet wordt behandeld als inwoner van die Staat indien het ingevolge een verdrag inzake
belastingen naar het inkomen tussen die Staat en een derde staat wordt behandeld als
inwoner van de derde staat.
II. Met betrekking tot het vierde lid van artikel 4 (Inwoner)
Het is wel te verstaan dat, wanneer een lichaam inwoner is van Nederland ingevolge
het eerste lid van artikel 4 (Inwoner) en dat lichaam, in verband met de toepassing van artikel 269B van de Internal
Revenue Code, ingevolge het eerste lid van artikel 4 ook inwoner van de Verenigde
Staten is, voor de toepassing van deze Overeenkomst onderwerp zal zijn van een onderlinge
overlegprocedure geldt zoals nedergelegd in het vierde lid van artikel 4.
III. Met betrekking tot artikel 7 (Winst uit onderneming)
Het is wel te verstaan dat, indien een onderneming van een van de Staten een bedrijf
uitoefent in de andere Staat door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting
voor de toepassing van het eerste en tweede lid van artikel 7 (Winst uit onderneming), de voordelen van die vaste inrichtring niet worden bepaald
op basis van het totaal van de voordelen van de onderneming, doch slechts op basis
van dat deel van de voordelen van de onderneming dat aan de werkelijke activiteiten
van de vaste inrichting met betrekking tot die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen.
In het bijzonder bij contracten betreffende het toezicht op, de levering, installatie
of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting en wetenschappelijke uitrusting
of gebouwen, alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste
inrichting heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van
het totale bedrag van het contract, maar alleen dat deel van het contract dat werkelijk
wordt uitgevoerd door de vaste inrichting. De voordelen die betrekking hebben op dat
deel van het contract dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming,
worden niet belast in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.
IV. Met betrekking tot artikel 9 (Gelieerde ondernemingen), artikel 12 (Interest) en artikel 29 (Regeling voor onderling overleg)
Niets in het eerste lid van artikel 9 (Gelieerde ondernemingen) of in het vijfde lid van artikel 12 (Interest) belet een van beide Staten het passende bedrag aan in aftrek toegelaten
interest van een onderneming vast te stellen, niet alleen aan de hand van het bedrag
van de interest met betrekking tot een bepaalde schuldvordering maar tevens aan de
hand van het totale bedrag van de schuldenlast van de onderneming. In het kader van
de regeling voor onderling overleg van artikel 29 (Regeling voor onderling overleg), wordt het bedrag aan in aftrek toegelaten interest
vastgesteld op een wijze die in overeenstemming is met de beginselen van het eerste
lid van artikel 9, in aanmerking nemend de voorwaarden in de handelsbetrekkingen of
financiële betrekkingen die bestaan tussen onafhankelijke ondernemingen die als willekeurige
derden transacties aangaan. Die beginselen zijn uitgebreider onderzocht en toegelicht
in OESO-publicaties betreffende „thin capitalization”.
V. Met betrekking tot artikel 9 (Gelieerde ondernemingen) en artikel 29 (Regeling voor onderling overleg)
In overeenstemming met het derde lid van artikel 29 (Regeling voor onderling overleg) trachten de bevoegde autoriteiten in onderling
overleg elk geval van dubbele belasting te regelen dat zich voordoet door de toerekening
van voordelen, aftrekposten, verrekeningen of tegemoetkomingen veroorzaakt door de
toepassing van de nationale wetgeving betreffende „thin capitalization, „earnings
stripping” of verrekenprijzen of van andere bepalingen die mogelijk aanleiding kunnen
zijn tot dubbele belastingheffing. In deze procedure voor onderling overleg wordt
de juiste toerekening van voordelen, aftrekposten, verrekeningen of tegemoetkomingen
op basis van deze Overeenkomst bepaald op een wijze die in overeenstemming is met
de beginselen van het eerste lid van artikel 9 (Gelieerde ondernemingen), in aanmerking nemend de voorwaarden in de handelsbetrekkingen
of financiële betrekkingen die bestaan tussen onafhankelijke ondernemingen die als
willekeurige derden transacties aangaan. In overeenstemming met de regelingen voor
onderling overleg van andere overeenkomsten betreffende inkomstenbelasting, met inbegrip
van die welke door beide Staten gesloten zijn, kan een procedure op basis van artikel
29 betreffende een aanpassing van de toerekening van inkomen, aftrekposten, verrekeningen
en tegemoetkomingen door een van de Staten hetzij een overeenkomstige aanpassing door
de andere Staat, hetzij een gehele of gedeeltelijke herziening door de eerstbedoelde
Staat van diens oorspronkelijke aanpassing tot gevolg hebben.
Het is wel te verstaan dat een uiteindelijk gerechtigde van de dividenden, die depotbewijzen
of trustcertificaten houdt, welke het bezit als uiteindelijk gerechtigde van de aandelen
in plaats van aandelen zelf in het desbetreffende lichaam aantonen, ook een beroep
kan doen op de voordelen van het tweede lid, onderdeel a, van artikel 10 (Dividenden). Bovendien is het wel te verstaan, dat ingeval een persoon aandelen
(of andere rechten waarvan de voordelen voor de belastingheffing op dezelfde wijze
worden behandeld als inkomsten uit aandelen) uitleent, waarbij de lener zich verplicht
tot het betalen van een bedrag gelijk aan enig uitgekeerd dividend ten aanzien van
de aandelen of andere uitgeleende rechten gedurende de looptijd van die lening, zulk
een persoon met het oog op de toepassing van artikel 10 voor elk zodanig bedrag wordt
behandeld als de uiteindelijk gerechtigde van de betaalde dividenden ten aanzien van
zulke aandelen of andere rechten.
Voor de toepassing van artikel 10 en van het achtste lid, onderdeel b, onder ii, van artikel 26 (Beperkingen van voordelen) is het wel te verstaan dat depotbewijzen of trustcertificaten
van aandelen worden aangemerkt als omvattende de rechten die verbonden zijn aan de
aandelen die zij vervangen, met inbegrip van het daaruit voortvloeiende stemrecht.
VIII. Met betrekking tot het derde lid van artikel 10 (Dividenden), het derde lid van artikel 11 (Belastingheffing van vaste inrichtingen) en het zevende lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen)
Het is wel te verstaan dat een inwoner die in aanmerking zou komen voor voordelen
uit hoofde van het derde lid, onderdeel a, van artikel 10 (Dividenden) of artikel 11 (Belastingheffing van vaste inrichtingen), maar daar niet voor in aanmerking komt
vanwege het feit dat hij de desbetreffende aandelen heeft verworven op of na 1 oktober
1998, niet wordt belet de bevoegde autoriteit uit hoofde van het derde lid, onderdeel
d, van dat artikel te verzoeken om een vaststelling, mits hij tevens niet voldoet
aan de vereisten van het derde lid, onderdelen b en c.
IX. Met betrekking tot het eerste lid van artikel 14 (Vermogenswinsten)
De Verenigde Staten bevestigen dat bij het vaststellen of voor de toepassing van het
eerste lid van artikel 14 (Vermogenswinsten) de activa van een rechtspersoon die inwoner is van de Verenigde
Staten al dan niet, middellijk of onmiddellijk, voor het grootste deel bestaan uit
in de Verenigde Staten gelegen onroerende zaken, en of de aandelen van zulk een rechtspersoon,
al dan niet een „United States real property interest” vormen, rekening zal worden
gehouden met de redelijke waarde in het economisch verkeer van alle activa van de
rechtspersoon, met inbegrip van de onlichamelijke bedrijfsactiva, zoals goodwill,
ongeacht of deze voor belastingdoeleinden als activum op de balans is opgenomen, de
going-concernwaarde en de intellectuele eigendom.
Het is wel te verstaan dat het achtste lid van artikel 14 (Vermogenswinsten) niet van toepassing is op vervreemding van eigendommen van een
inwoner van een van de Staten, indien de belasting die anders bij zulk een vervreemding
door de andere Staat zou zijn geheven niet redelijkerwijs op een later tijdstip geheven
of ingevorderd kan worden. Zo zou een buitenlandse rechtspersoon die ingevolge de
nationale wetgeving van de Verenigde Staten aangemerkt wordt als een „United States
real property holding corporation” onder sommige omstandigheden worden belast indien
deze in het kader van een reorganisatie activa overbrengt naar een rechtspersoon van
de Verenigde Staten. In zulk een geval kan, uitsluitend indien de aandeelhouders van
zulk een buitenlandse rechtspersoon in het kader van een „closing agreement” instemmen
met het verminderen van de waardegrondslag (indien en voorzover daar ruimte voor is)
de belasting die anders zou zijn geheven over zulk een vervreemding redelijkerwijs
worden geheven of ingevorderd op een later tijdstip.
XI. Met betrekking tot het vierde lid van artikel 19 (Pensioenen, alimentatieuitkeringen)
Het is wel te verstaan dat met de uitdrukking „andere publiekrechtelijke pensioenen”,
zoals gebezigd in het vierde lid van artikel 19 (Pensioenen, lijfrenten, alimentatieuitkeringen), is bedoeld te verwijzen naar de
„United States tier 1 Railroad Retirement”-uitkeringen.
Het is wel te verstaan dat onder de uitdrukking „vrijgesteld pensioenfonds" tevens
worden verstaan de regelingen die voor de toepassing van artikel 35 (Vrijgestelde pensioenfondsen) worden aangemerkt als vrijgestelde pensioenfondsen.
XIII. Met betrekking tot het elfde lid van artikel 19 (Pensioenen, lijfrenten, alimentatieuitkeringen)
Het is wel te verstaan dat de bevoegde autoriteiten van beide Staten zullen overleggen
teneinde regels overeen te komen ter verlichting van de administratieve lasten die
voortvloeien uit de waarborgen die van de vrijgestelde pensioenfondsen verplicht zijn
worden gevraagd. Met deze regels wordt tevens beoogd de administratieve lasten die
kunnen voortvloeien uit het Nederlandse recht voorvan de leden of uiteindelijk gerechtigden
die kunnen voortvloeien uit het Nederlandse recht te verlichten.
XIV. Met betrekking tot het vierde lid van artikel 24 (Grondslag van de belastingheffing)
-
a. Het is wel te verstaan dat, indien uit hoofde van het vierde lid van artikel 24 (Grondslag van de belastingheffing) een inkomensbestanddeel door een Staat wordt
aangemerkt als zijnde verkregen door een persoon die inwoner is van die Staat en dat
inkomensbestanddeel door de andere Staat wordt aangemerkt als zijnde verkregen door
een persoon die inwoner is van die andere Staat, dat lid geen van beide Staten belet
het inkomensbestanddeel te belasten als inkomen van de persoon die door die Staat
wordt aangemerkt als zijnde degene die het inkomensbestanddeel heeft verworven. Het
onderstaande voorbeeld demonstreert de toepassing van de vorige alinea:
Z, natuurlijke persoon en inwoner van Nederland, is enig aandeelhouder van Y, een
Amerikaanse vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (LLC). Y is eigenaar van X,
een Amerikaanse rechtspersoon.
Y heeft er krachtens de Amerikaanse entity classification rules voor gekozen belast
te worden als zijnde een Amerikaanse rechtspersoon.
Krachtens het Nederlandse recht wordt Y in deze situatie evenwel behandeld als een
fiscaal transparante entiteit. Op datum A keert X $100 aan dividend uit aan Y. Op
datum B keert Y $100 dividend uit aan Z. Krachtens het Nederlandse recht wordt het
door X aan Y uitgekeerde dividend aangemerkt als zijnde ontvangen door Z. De twee
Staten zijn overeengekomen dat in deze situatie de Verenigde Staten niet belet worden
hun volledige fiscale bevoegdheid ten aanzien van Y uit te oefenen (die wordt aangemerkt
als een Amerikaanse rechtspersoon) en dat de Verenigde Staten de dividenduitkeringen
van X aan Y en van Y aan Z dienovereenkomstig in overeenstemming met hun nationale
recht mogen belasten. Ten aanzien van de dividenduitkering van Y aan Z, wordt het
belastingtarief dat op het dividend van toepassing is bepaald in overeenstemming met
artikel 10.
-
b. De bevoegde autoriteit van een Staat kan de voordelen van de Overeenkomst ten aanzien
van een inkomensbestanddeel toekennen aan een inwoner van de andere Staat, hoewel
het uit hoofde van de wetten van die andere Staat niet wordt aangemerkt als inkomen
van die inwoner in gevallen waarin het inkomen zou zijn vrijgesteld van belasting
indien het zou zijn aangemerkt als het inkomen van die inwoner.
Het onderstaande voorbeeld illustreert de toepassing van de vorige alinea:
Z is een vrijgesteld pensioenfonds in de zin van artikel 35 (Vrijgestelde pensioenfondsen) en voor de toepassing van de Overeenkomst inwoner
van Nederland. Z maakt deel uit van Y, een Amerikaanse vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
die er vanwege Amerikaanse fiscale doeleinden voor heeft gekozen als fiscaal transparant
te worden behandeld.
Vanwege bepaalde kenmerken is Y niet-transparant volgens Nederlands recht. Y bezit
aandelen in een aantal Amerikaanse lichamen die binnenkort dividend uitkeren.
Volgens de algemene regel van het vierde lid van artikel 24 (Grondslag van de belastingheffing),
zou Z geen recht hebben op de voordelen overeenkomstig artikel 10 (Dividenden), aangezien de inkomsten verworven door Y door Nederland niet worden
aangemerkt als de inkomsten van Z. De bevoegde Amerikaanse autoriteit kan evenwel
bepalen dat Z wel recht heeft op de voordelen, aangezien Z ook vrijgesteld zou zijn
van belastingen naar het inkomen, indien zou worden aangenomen dat Z de inkomsten
wel heeft verworven.
XV. Met betrekking tot artikel 26 (Beperkingen van voordelen)
Het is wel te verstaan dat met de uitdrukking „bruto-inkomen” wordt bedoeld de totale
inkomsten uit de hoofdwerkzaamheden verworven door een inwoner van een Staat minus
de directe kosten gemoeid met het verwerven van die inkomsten.
Het is wel te verstaan dat het bewijs dat een in Nederland gevestigde beleggingsinstelling
(beleggingsinstelling in de zin van artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969) heeft van het aantal van haar in Nederland gevestigde aandeelhouders – natuurlijke
personen en rechtspersonen – als gevolg van de procedure die zulk een in Nederlandse
gevestigde beleggingsinstelling toepast bij het verzoeken om een teruggaaf van op
haar buitenlands dividend en interest ingehouden belasting op grond van het eerste
lid, onderdeel b, van artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, door
zulk een Nederlandse beleggingsinstelling kan worden gebruikt om aan te tonen dat
zij voldoet aan de vereisten van het tweede lid, onderdeel f, onderscheidenlijk het
derde lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen).
De bevoegde autoriteiten kunnen, in wederzijds overleg en niettegenstaande de bepalingen
van deze leden overgangsregels vaststellen voor nieuw opgerichte bedrijfsmatige activiteiten,
bedrijfsonderdelen of hoofdkantoren.
XVIII. Met betrekking tot het derde lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen)
Het volgende voorbeeld illustreert de toepassing van het derde lid van artikel 26. Een in Nederland gevestigd lichaam Y bezit alle aandelen van Z, een in de Verenigde
Staten gevestigd lichaam.
Y is 100% eigendom van X, een lichaam gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, dat niet
in aanmerking komt voor alle voordelen van het Brits-Amerikaanse verdrag inzake inkomstenbelasting,
maar mogelijk wel voor de voordelen met betrekking tot bepaalde inkomensbestanddelen
op grond van het „active trade or business"-criterium uit het Brits-Amerikaanse belastingverdrag.
X op zijn beurt behoort volledig toe aan W, in een Frankrijk gevestigd lichaam, waarvan
de aandelen in wezenlijke mate en regelmatig worden verhandeld op de Parijse effectenbeurs.
Z keert een dividend uit aan Y.
Ten behoeve van dit voorbeeld wordt aangenomen dat Y niet in aanmerking komt voor
de voordelen van het tweede lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen).
Aangenomen dat voldaan wordt aan de vereisten van het derde lid, onderdeel b, van artikel 26, komt Y echter wel in aanmerking voor de voordelen uit het derde lid van artikel
26.
Y behoort rechtstreeks toe aan X, die geen gelijkwaardig gerechtigde is in de zin
van het achtste lid, onderdeel f, van artikel 26 (X komt niet in aanmerking voor alle voordelen uit het Brits-Amerikaanse belastingverdrag).
Y behoort echter ook indirect toe aan W, die een gelijkwaardig gerechtigde is wat
betreft de voordelen uit het tweede lid, onderdeel a, van artikel 10, in de zin van het achtste lid, onderdeel f, van artikel 26 (omdat W een in Frankrijk gevestigd lichaam is waarvan de aandelen in wezenlijke
mate en regelmatig verhandeld worden op een erkende effectenbeurs in de zin van het
artikel inzake de beperking van voordelen uit het Frans-Amerikaanse verdrag inzake
inkomstenbelasting).
Dienovereenkomstig wordt in overeenstemming met het tweede lid, onderdeel a, van artikel 10 op het dividend van Z aan Y bronbelasting ingehouden tegen een percentage van 5 percent.
XIX. Met betrekking tot het vierde lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen)
Het is wel te verstaan dat een inkomensbestanddeel dient te worden aangemerkt als
zijnde verworven „in verband met” de actieve uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten
in een Staat, indien de activiteit waarmee het inkomensbestanddeel in de andere Staat
wordt verworven behoort tot een bedrijfsactiviteit die deel uitmaakt van of aanvullend
is op de in de eerstbedoelde Staat verrichte bedrijfsmatige activiteiten.
De bedrijfsactiviteiten in de eerstbedoelde Staat kunnen „stroomopwaarts” liggen ten
opzichte van die welke plaatsvinden in de andere Staat (bijvoorbeeld de toelevering
van onderdelen ten behoeve van het productieproces dat plaatsvindt in die andere Staat),
„stroomafwaarts” (bijvoorbeeld de verkoop van de producten van een fabrikant die gevestigd
is in de andere Staat) of „parallel” (bijvoorbeeld de verkoop in de ene Staat van
dezelfde soort producten als die welke worden verkocht in het kader van de bedrijfsmatige
activiteiten die worden verricht in de andere Staat). Het is wel te verstaan dat een
inkomensbestanddeel afkomstig uit een Staat wordt aangemerkt als „bijkomstig voordeel”
van de bedrijfsmatige activiteiten verricht in de andere Staat indien het inkomensbestanddeel
niet wordt gegenereerd door een bedrijfsactiviteit die deel uitmaakt van of aanvullend
is op de door de ontvanger van het inkomensbestanddeel in die andere Staat verrichte
bedrijfsmatige activiteiten, maar de productie van dat bestanddeel de uitvoering van
de bedrijfsmatige activiteiten in die Staat bevordert. Een voorbeeld van een dergelijk
bijkomstig inkomensbestanddeel is interest uit een kortetermijninvestering van bedrijfskapitaal
of een inwoner van een Staat in de vorm van effecten uitgegeven door een persoon in
de andere Staat.
Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel a, van artikel 26 (Beperkingen van voordelen) een bank alleen dan wordt geacht actief het bankbedrijf
uit te oefenen als deze regelmatig stortingen ontvangt van en leningen verstrekt aan
het publiek en een verzekeringsmaatschappij alleen dan wordt geacht actief het verzekeringsbedrijf
uit te oefenen indien haar bruto-inkomen voornamelijk bestaat uit verzekerings- of
herverzekeringspremies alsmede beleggingsinkomen dat toegerekend kan worden aan zulke
premies.
Het is wel te verstaan dat met het wezenlijkheidsvereiste van onderdeel b beoogd wordt
gevallen van „verdragshoppen" te voorkomen waarbij lichamen trachten in aanmerking
te komen voor de voordelen van de Overeenkomst door middel van minimale gelieerde
bedrijfsmatige activiteiten met geringe economische kosten of weinig invloed op het
algehele bedrijfsresultaat.
Of een bedrijfsmatige activiteit wezenlijk is voor de toepassing van dit lid wordt
vastgesteld op grond van alle feiten en omstandigheden. Bij deze vaststelling wordt
rekening gehouden met de relatieve omvang van de bedrijfsmatige activiteiten in elke
Overeenkomstsluitende Staat (gemeten naar de waarden van de activa, inkomsten en loonkosten),
de aard van de activiteiten verricht in elke Overeenkomstsluitende Staat, en, in de
gevallen waarin een bedrijfsmatige activiteit wordt verricht in beide Overeenkomstsluitende
Staten, de relatieve bijdragen daaraan in elke Overeenkomstsluitende Staat. Bij elke
vaststelling of vergelijking wordt naar behoren rekening gehouden met de relatieve
omvang van de Amerikaanse en de Nederlandse economie.
Een bedrijfsmatige activiteit wordt in ieder geval evenwel aangemerkt als wezenlijk
indien in het voorgaande belastingjaar of over het gemiddelde van de afgelopen drie
belastingjaren de waarde van de activa, de bruto-inkomsten en de loonkosten die verband
houden met de bedrijfsmatige activiteiten in de eerstbedoelde Staat ten minste 7,5
percent bedraagt van het evenredige aandeel van de inwoner (en eventuele gelieerde
partijen) in respectievelijk de activa, de bruto-inkomsten en de loonkosten waarmee
de inkomsten in de andere Staat zijn gegenereerd en het gemiddelde van de drie verhoudingsgetallen
meer bedraagt dan 10 percent.
Indien de inwoner middellijk of onmiddellijk minder dan 100 percent van een in een
van beide Staten verrichte activiteit bezit, wordt alleen het evenredige belang van
de inwoner in die activiteit in aanmerking genomen ten behoeve van het criterium bedoeld
in deze alinea.
De onderstaande voorbeelden illustreren de toepassing van het wezenlijkheidsvereiste.
Voorbeeld 1
-
i. V, inwoner van een land dat geen belastingverdrag met Nederland heeft, wenst een Nederlandse
financiële instelling te verwerven. Aangezien het land waar V gevestigd is geen belastingverdrag
met Nederland heeft, zou over alle dividenden die gegenereerd worden via de investering
25% aan Nederlandse bronbelasting geheven worden.
V richt een Amerikaanse rechtspersoon op met een kantoor in een kleine stad die investeringsadviezen
geeft aan de lokale inwoners. Die Amerikaanse rechtspersoon verwerft de Nederlandse
financiële instelling met behulp van kapitaal verschaft door V.
-
ii. De Nederlandse bron van inkomsten wordt gegenereerd met bedrijfsmatige activiteiten
in Nederland die in verband staan met de adviespraktijk van de Amerikaanse moedermaatschappij.
Dit voorbeeld zou echter niet beantwoorden aan het wezenlijkheidscriterium, dus op
de dividenden zou 25% worden ingehouden in plaats van het percentage vervat in artikel 10 (Dividenden).
Voorbeeld 2
-
i. S is een in Nederland opgezette, beheerde bankorganisatie waarover vanuit Nederland
zeggenschap wordt uitgeoefend. S telt een groot aantal plaatselijke filialen en cliënten
in Nederland en voldoende medewerkers voor de bancaire dienstverlening aan die cliënten.
Aangezien de bancaire markt in Nederland veel concurrenten telt, heeft S echter besloten
buiten Nederland filialen op te zetten teneinde zijn zakelijke activiteiten uit te
breiden. S heeft daarom in diverse grote steden in de Verenigde Staten filialen opgezet
teneinde daar dezelfde soort bancaire activiteiten te ontplooien als in Nederland.
Na verloop van tijd zijn de Amerikaanse filialen aanzienlijk gegroeid en inmiddels
qua omvang vergelijkbaar met het totaal van S' bedrijfsmatige activiteiten in Nederland.
-
ii. De activiteiten van S' Amerikaanse filialen zijn gerelateerd aan de bedrijfsmatige
activiteiten die S verricht in Nederland. Aangezien S een groot aantal filialen en
medewerkers heeft in Nederland, zijn zijn activiteiten in Nederland wezenlijk in de
zin van het vierde lid, onderdeel b, van artikel 26 (Beperkingen van voordelen).
Voorbeeld 3
NlCo, een Nederlandse rechtspersoon, bezit 100 percent van het aandelenkapitaal van
USCo, een Amerikaanse rechtspersoon, en 50 percent van het aandelenkapitaal van NLSub,
een Nederlandse rechtspersoon. NLCo verricht geen rechtstreekse bedrijfsmatige activiteiten.
USCo en NLSub zijn actief in de muziekbranche. USCo heeft een aantal medewerkers die
verantwoordelijk zijn voor het scouten van nieuwe artiesten om opnames te maken. USCo
produceert tevens opnames en is verantwoordelijk voor de productie en distributie
binnen de Verenigde Staten. De medewerkers van NLSub zijn verantwoordelijk voor de
promotie van deze opnames in Nederland en het opzetten van een distributiestrategie
voor de rest van Europa. De verkopen van Amerikaanse artiesten in Europa vormen een
wezenlijke bijdrage aan het rendement van USCo.
NLCo ontvangt interest en dividenden van USCo. Om deze betalingen in aanmerking te
laten komen voor de voordelen uit de Overeenkomst op grond van het vierde lid van artikel 26, dient NLCo te worden aangemerkt als zijnde betrokken bij de actieve uitoefening
van bedrijfsmatige activiteiten in Nederland.
Omdat NLCo en USCo gelieerd zijn, moeten de in Nederland verrichte en aan NLCo toegeschreven
activiteiten uit hoofde van het vierde lid, onderdeel b, wezenlijk zijn ten opzichte
van de activiteiten verricht door USCo. NLCo zal geacht worden aan dit vereiste te
voldoen indien de activa, inkomsten en loonkosten die aan NLCo toegerekend kunnen
worden ten minste 10% bedragen van de activa, inkomsten en loonkosten die aan USCo
kunnen worden toegerekend en per post ten minste 7,5%.
Voor elk van de laatste vier afgesloten belastingjaren bedroegen de waarde van de
activa, bruto inkomsten en loonkosten van deze rechtspersonen die aan de bedrijfsmatige
activiteiten kunnen worden toegerekend:
|
USCo
|
NLSub
|
Activa
Inkomsten
Loonkosten
|
$300
50
60
|
$50
10
10
|
NLCo heeft geen activa, inkomsten of loonkosten die toegerekend kunnen worden aan
de bedrijfsmatige activiteiten. De activa, inkomsten en loonkosten van NLSub die verband
houden met de bedrijfsmatige activiteiten kunnen uit hoofde van onderdeel c echter
wel worden toegerekend aan NLCo, aangezien NLCo vanwege zijn belang van 50% in NLSub
als uiteindelijk gerechtigde gelieerd is aan NLSub. Daarom wordt 50% van de activa,
inkomsten en loonkosten van NLSub toegerekend aan NLCo. De aan NLCo toegerekende bedragen
en de percentages van de daarmee overeenstemmende bedragen van USCo zijn:
|
NLCo
|
NLCo als percentage van USCo
|
Activa
Inkomsten
Loonkosten
|
$25
5
5
|
$8,3
10,0
8,3
|
Aangezien geen van de percentages meer dan 10 percent bedraagt, voldoet NLCo niet
aan de voorwaarden van het wezenlijkheidsvereiste zoals hierboven omschreven. Ook
wanneer gekeken zou worden naar het gemiddelde over drie jaar zou de uitkomst niet
veranderen, aangezien de desbetreffende bedragen over de drie voorafgaande jaren (en
de daaruit voortvloeiende percentages) gelijk zijn aan die van het eerste eraan voorafgaande
belastingjaar.
NLCo zal niettemin in aanmerking komen voor de voordelen in verband met de dividenden
ontvangen van USCo. Gelet op de bijdragen van elk lichaam aan de totale bedrijfsmatige
activiteiten van de groep, zijn de activiteiten verricht door NLSub wezenlijk ten
opzichte van die van USCo.
-
a. Voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel a, van artikel 26 (Beperkingen van voordelen) is het wel te verstaan dat de aldaar bedoelde activiteiten
dienen te worden verricht in de woonstaat van de persoon die die activiteiten verricht.
-
b. Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel a, van artikel 26 (Beperkingen van voordelen) een persoon alleen dan beschouwd zal worden zich bezig
te houden met toezichthoudende en bestuurlijke werkzaamheden, indien hij zich bezighoudt
met een aantal van de hieronder genoemde werkzaamheden.
Zo wordt een persoon als hoofdkantoor beschouwd indien hij eenbelangrijk aantal van
de volgende functies verricht ten behoeve van het concern: concernfinanciering (hetgeen
niet de primaire taak mag zijn), prijsbepaling, marketing, interne auditscontrole,
interne communicatie en intern management. Een eenvoudige vergelijking van het bedrag
van het bruto-inkomen dat het hoofdkantoor ontvangt uit hoofde van zijn verschillende
werkzaamheden is niet het enige criterium aan de hand waarvan mag worden vastgesteld
of concernfinanciering, al dan niet, de primaire taak van het lichaam is. De bovengenoemde
functies zijn bedoeld als aanduiding van de soorten werkzaamheden die een hoofdkantoor
geacht wordt te verrichten. Deze opsomming beoogt niet uitputtend te zijn.
Voorts is het wel te verstaan dat bij het bepalen of een wezenlijk deel van het toezicht
en het bestuur van de concernonderdelen door het hoofdkantoor wordt verricht, de werkzaamheden
die door het kantoor in zijn functie als hoofdkantoor voor die concernonderdelen worden
verricht wezenlijk dienen te zijn in vergelijking met dezelfde werkzaamheden die binnen
de multinational voor diezelfde concernonderdelen worden verricht.
Het volgende voorbeeld moge dit verduidelijken. Een Japanse rechtspersoon richt in
Nederland een dochtermaatschappij op, die als hoofkantoor moet gaan fungeren voor
de Europese en Noord-Amerikaanse werkzaamheden.
De Japanse rechtspersoon heeft twee andere dochtermaatschappijendie als hoofdkantoor
fungeren: een voor Afrikaanse en een voor de Aziatische werkzaamheden. Het Nederlandse
hoofdkantoor is de moedermaatschappij voor de dochtermaatschappijen die de Europese
en Noord-Amerikaanse werkzaamheden verrichten. Het Nederlandse hoofdkantoor houdt
toezicht op het grootste deel van de prijsbepaling, marketing, interne controle, interne
informatieverschaffing en het management van de onder zijn bestuur vallende concernonderdelen.
Alhoewel de Japanse topholding aan alle dochtermaatschappijen richtlijnen geeft met
betrekking tot het mondiale beleid ten aanzien van elk van de vorengenoemde activiteiten
en er op toeziet dat deze richtlijnen binnen elk van de regionale concernonderdelen
worden uitgevoerd, is het Nederlandse hoofdkantoor het kantoor dat het bestuur uitoefent
en het toezicht houdt op de wijze waarop deze beleidsregels worden uitgevoerd de onder
zijn bestuur vallende concernonderdelen. Het vermogen dat en de loonkosten die door
de Japanse topholding worden besteed aan deze werkzaamheden voor de concernonderdelen
die onder het bestuur van het Nederlandse hoofdkantoor vallen, zijn verhoudingsgewijs
gering in vergelijking met het vermogen en de loonkosten die door het Nederlandse
hoofdkantoor aan deze werkzaamheden worden besteed. Bovendien verrichten noch de andere
twee hoofdkantoren noch enig ander gelieerd lichaam naast de Japanse topholding de
bovengenoemde werkzaamheden ten behoeve van die concernonderdelen die onder het bestuur
van het Nederlandse hoofdkantoor vallen. In dit voorbeeld wordt het Nederlandse hoofdkantoor
geacht te voorzien in een wezenlijk deel van het totale toezicht en bestuur van de
concernonderdelen, die onder zijn bestuur vallen.
XXIV. Met betrekking tot het zevende lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen)
-
a. Het is wel te verstaan dat aan een lichaam gevestigd in een van de Staten krachtens
het zevende lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen) ter zake van inkomen dat ontvangen is uit de andere Staat
alle voordelen van de Overeenkomst worden toegekend die ook worden toegekend aan inwoners
van een Staat, mits het lichaam voldoet aan een eventuele andere gespecificeerde voorwaarde
voor het verkrijgen van deze voordelen en mits
-
1. aandelen die meer dan 30 percent van het totale aantal stemmen en de waarde van alle
aandelen vertegenwoordigen direct of indirect het eigendom zijn van personen die op
grond van de onderdelen a, b, c, onder i, of onderdeel d of e van het tweede lid van artikel 26 gekwalificeerde personen zijn;
-
2. aandelen die meer dan 70 percent van het totale aantal stemmen en de waarde van alle
aandelen (en ten minste 50 percent van een „disproportionate class of shares”) direct
of indirect het eigendom zijn van ten hoogste zeven personen die gelijkwaardig gerechtigden
zijn in de zin van het achtste lid, onderdeel f; en
minder dan 50 percent van het bruto-inkomen van het lichaam uit het belastingjaar
waarin het inkomensbestanddeel ontstaan is, direct of indirect wordt betaald of toekomt
aan personen die geen gelijkwaardig gerechtigden zijn, in de vorm van betalingen die
aftrekbaar zijn van de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is in de
Staat waarvan het lichaam inwoner is (met uitzondering van betalingen als willekeurige
derde verricht bij de normale bedrijfsuitoefening ter zake van diensten of lichamelijke
zaken en betalingen in het kader van financiële verplichtingen aan een bank, op voorwaarde
dat indien de bank geen inwoner is van een van de Overeenkomstsluitende Staten een
dergelijke betaling toerekenbaar is aan een vaste inrichting van die bank gevestigd
in een van de Overeenkomstsluitende Staten).
-
b. De bevoegde autoriteiten komen overeen zich redelijke inspanningen te getroosten teneinde
binnen zes maanden na de ontvangst van alle benodigde informatie van de belastingplichtige
te komen tot de vaststelling uit hoofde van het zevende lid. Voorts zullen de bevoegde
autoriteiten van beide Staten halfjaarlijks bijeenkomen teneinde de status van alle
gevallen waarin om een vaststelling is verzocht te bespreken.
Een lichaam dat genoteerd is op de effectenbeurzen van Parijs of Brussel die tezamen
met de Amsterdamse effectenbeurs Euronext vormen, wordt behandeld alsof het voldoet
aan het vereiste van genoteerd zijn uit het tweede lid, onderdeel c, mits de Nederlandse
toezichthoudende autoriteiten voor de handel in waardepapieren toezicht blijven houden
op het deel van de beurs dat in Nederland gevestigd is. Indien het functioneren van
of het toezicht op Euronext ingrijpend wordt gewijzigd, stelt de bevoegde autoriteit
van Nederland de bevoegde autoriteit van de Verenigde Staten daarvan in kennis en
beide bevoegde autoriteiten beoordelen tezamen of de behandeling nog passend is en
of wijzigingen nodig zijn voor de toepassing van dit lid.
-
a. Bij de vaststelling bedoeld in het achtste lid, onderdeel d, onder ii, is het wel
te verstaan dat deze gebaseerd is op een beoordeling van de besluitvorming van alle
directieleden en hogere leidinggevenden die deel uitmaken van de directie of de raad
van bestuur van het lichaam, naar gelang van het geval, tenzij deze personen slechts
formeel hun goedkeuring hechten aan beslissingen die in feite door anderen worden
genomen. Indien de hogere leidinggevenden van directe of indirecte dochtermaatschappijen
van het lichaam de beleidsfuncties vervullen die normaliter tot de verantwoordelijkheid
van de directie of de raad van bestuur van een vennootschappelijke groep behoren,
zoals omschreven in het achtste lid, onderdeel e, onder iii, worden zij in dit opzicht
aangemerkt als leden van de directie of van de raad van bestuur van het lichaam. Indien
er speciale stem- of andere regelingen zijn waaruit blijkt dat de leden van de directie
(met inbegrip van de personen omschreven in de vorige zin) niet feitelijk op gelijke
voet betrokken zijn bij de besluitvorming, worden deze personen slechts in de mate
waarin zij verantwoordelijk zijn voor het nemen van de besluiten beschreven in het
achtste lid, onderdeel e, onder iii, in aanmerking genomen.
-
b. Indien een lichaam dat inwoner is van Nederland en waarvan de aandelen regelmatig
worden verhandeld op een of meer erkende effectenbeurzen de moedermaatschappij is
van een geïntegreerd concern dat tevens een andere moedermaatschappij omvat waarvan
de aandelen eveneens regelmatig worden verhandeld op een of meer erkende effectenbeurzen
en die andere moedermaatschappij inwoner is van een staat in de primaire economische
zone van Nederland die een inkomstenbelastingverdrag heeft met de Verenigde Staten
dat in vergelijkbare situaties voorziet in dezelfde of lagere inhoudingspercentages
ten aanzien van dividenden, belastingheffing van vaste inrichtingen, interest en royalty's
zoals voorzien in de artikelen 10 (Dividenden), 11 (Belastingheffing van vaste inrichtingen), 12 (Interest) en 13 (Royalty's) van de Overeenkomst, wordt het eerstbedoelde lichaam behandeld alsof
het voldoet aan de vereisten van het achtste lid, onderdeel e, onder iii, wat betreft
de locatie van de staf, indien deze van de aldaar omschreven activiteiten meer verricht
in Nederland en in die andere staat dan in enige andere staat. Daartoe wordt verstaan
onder een „geïntegreerd concern” een groep lichamen die de twee moedermaatschappijen
omvat zoals beschreven in de vorige zin alsmede ketens van dochterondernemingen waarvan
de moedermaatschappijen gezamenlijk de economische eigendom hebben.
Het is wel te verstaan dat indien een soort aandelen tijdens de twaalf maanden bedoeld
in onderdeel h, niet genoteerd was aan een erkende effectenbeurs, deze soort aandelen
uitsluitend zal worden behandeld als zijnde regelmatig verhandeld indien in het belastingjaar
waarin het inkomen ontstaat die soort voldoet aan het vereiste van dat onderdeel inzake
het totale aantal aandelen van die soort dat verhandeld wordt.
XXVIII. Met betrekking tot het zevende lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen)
-
a. Voor de toepassing van het zevende lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen) kan de bevoegde autoriteit van de Staat waaruit het desbetreffende
inkomen afkomstig is bij het vaststellen of de oprichting, verwerving of instandhouding
van een rechtspersoon, die inwoner van een van de Staten is, als een van de voornaamste
doelstellingen heeft of had de verkrijging van de voordelen van deze Overeenkomst,
onder andere de volgende factoren meewegen:
-
1. de datum van oprichting van de rechtspersoon in relatie tot de datum van inwerkingtreding
van deze Overeenkomst;
-
2. het verloop van het bedrijf sinds zijn ontstaan en de eigendomsverhoudingen in de
rechtspersoon sinds zijn oprichting;
-
3. de zakelijke redenen voor de rechtspersoon om inwoner te zijn van de staat van vestiging;
-
4. de mate waarin door de rechtspersoon in zijn staat van vestiging aanspraak wordt gemaakt
op bijzondere belastingvoordelen ;
-
5. de mate waarin de ondernemingsactiviteiten van de rechtspersoon in de andere Staat
afhankelijk is van het vermogen, de activa of het personeel van de rechtspersoon in
zijn staat van vestiging; en
-
6. de mate waarin de rechtspersoon gerechtigd zou zijn tot verdragsvoordelen die vergelijkbaar
zijn met die welke zouden worden toegekend op grond van deze Overeenkomst indien de
rechtspersoon zou zijn opgericht in de staat van vestiging van de de meerderheid van
haar aandeelhouders.
-
b. Het is wel te verstaan dat een lichaam dat inwoner van een van de Staten is, de voordelen
van de Overeenkomst zullen worden toegekend om op grond van het zevende lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen) ten aanzien van inkomen dat verkregen is uit de andere
Staat worden verleend, indien zulk een lichaam:
-
1. aandelen en waardepapieren houdt waarvan het inkomen niet hoofdzakelijk uit bronnen
in de andere Staat afkomstig is;
-
2. een groot aantal deelnemers heeft; en
-
3. in zijn staat van vestiging een aanzienlijk aantal personeelsleden heeft die zich
actief bezig houden met het handelen in aandelen en waardepapieren die eigendom van
het lichaam zijn. Het is voorts wel te verstaan dat het zevende lid van artikel 26 niet van toepassing is indien aan een van de bovengenoemde vereisten niet is voldaan.
-
c. Het is wel te verstaan dat bij de toepassing van het zevende lid van artikel 26 (Beperkingen van voordelen) de regelgeving van de Europese Gemeenschappen voor het
bevorderen van het vrije verkeer van kapitaal en personen binnen de Europese Gemeenschappen,
tezamen met de onderlinge verschillen in binnenlandse inkomstenbelastingsystemen,
fiscale stimuleringsmaatregelen en het van toepassing zijnde beleid voor belastingverdragen
tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschappen in beschouwing zullen worden genomen.
Op grond van deze bepaling neemt de bevoegde autoriteit als richtlijn voor haar overwegingen
of de oprichting, de verwerving of instandhouding van een lichaam of de uitoefening
van zijn activiteiten als een van de voornaamste doelstellingen het verkrijgen van
de voordelen van deze Overeenkomst heeft of had. De bevoegde autoriteit kan daarom
bepalen dat, gegeven een aantal feiten, een wijziging in de omstandigheden die ertoe
zou kunnen leiden dat een lichaam ophoudt in aanmerking te komen voor de voordelen
van de Overeenkomst op grond van het tweede en derde lid van artikel 26 niet noodzakelijkerwijs
behoeft te leiden tot het onthouden van de voordelen. Zulke gewijzigde omstandigheden
kunnen omvatten een wijziging van de staat van vestiging van een belangrijke aandeelhouder,
de verkoop van een deel van het aandelenkapitaal van een Nederlands lichaam aan een
persoon die inwoner is van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een
uitbreiding van de activiteiten van een lichaam in andere lidstaten van de Europese
Gemeenschappen, dit alles onder normale zakelijke voorwaarden. De bevoegde autoriteit
zal deze gewijzigde omstandigheden (naast andere relevante factoren die normaal in
beschouwing genomen worden op grond van het zevende lid van artikel 26) in overweging
nemen bij het bepalen of zulk een lichaam in aanmerking blijft komen voor voordelen
van de Overeenkomst ten aanzien van inkomen ontvangen uit bronnen in de Verenigde
Staten. Wanneer deze gewijzigde omstandigheden niet zijn toe te schrijven aan beweegredenen
van vermijding van belasting, zal zulks door de bevoegde autoriteit eveneens als relevante
factor in het voordeel van bestendiging van het recht op de voordelen van de Overeenkomst
op grond van het zevende lid van artikel 26 worden beschouwd.
-
d. Wanneer een rechtspersoon die inwoner is van een van de Staten en gerechtigd is tot
de voordelen op grond van artikel 26 (Beperkingen van voordelen),zeggenschap verwerft in een rechtspersoon die inwoner
is van een derde Staat, die dat op haar beurt zeggenschap heeft in een tweede rechtspersoon
die inwoner is van de eerstbedoelde Staat, zou die tweede rechtspersoon als gevolg
van de bepaling van het tweede lid, onderdeel c, onder ii, van artikel 26 niet gerechtigd
kunnen zijn tot de voordelen van de Overeenkomst ten aanzien van de voordelen uit
bronnen uit die andere Staat. Het is wel te verstaan dat de bevoegde autoriteit van
de andere Staat in deze omstandigheden bij het beoordelen van een verzoek om toekenning
van de voordelen van de Overeenkomst op grond van het zevende lid van artikel 26 een
reorganisatieplan dat wordt voorgelegd door de tweede rechtspersoon die inwoner is
van de eerstbedoelde Staat in welwillende overweging zal nemen indien zulk een plan
ertoe zou leiden dat de tweede rechtspersoon binnen een redelijke overgangsperiode
recht krijgt op de voordelen van de Overeenkomst (vast te stellen zonder rekening
te houden met het zevende lid van artikel 26).
Teneinde te voldoen aan het vereiste van regelmatig verhandeld worden op grond van
het achtste lid, onderdeel h, van artikel 26 (Beperkingen van voordelen), behoeft een persoon die op grond van de Overeenkomst
aanspraak maakt op de voordelen, niet te bewijzen dat hij zich niet heeft beziggehouden
met het creëren van een bepaald handelspatroon op een erkende effectenbeurs teneinde
aan dit criterium te voldoen, maar dient hij zonodig bewijzen dat hij zich daarmee
heeft beziggehouden te weerleggen.
XXX. Met betrekking tot artikel 27 (Werkzaamheden buitengaats)
Het is wel te verstaan dat het vervoer van voorraden of personeel tussen een van de
Staten en een plaats waar de werkzaamheden buitengaats in die Staat worden verricht,
of tussen zulke plaatsen, wordt beschouwd als vervoer tussen plaatsen in die Staat.
XXXI. Met betrekking tot het vijfde lid van artikel 29 (Regeling voor onderling overleg)
-
A. Het is wel te verstaan dat de Staten in ieder geval diplomatieke nota's uitwisselen
zoals bepaald in het vijfde lid van artikel 29 (Regeling voor onderling overleg), wanneer de ervaringen opgedaan binnen de Europese
Gemeenschappen bij de toepassing van het Verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen
verbonden ondernemingen, ondertekend op 23 juli 1990, of bij de toepassing van het vijfde lid van artikel
25 van het belastingverdrag tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Bondsrepubliek
Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan
van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het vermogen en bepaalde
andere belastingen, ondertekend op 29 augustus 1989, bevredigend zijn voor de bevoegde
autoriteiten van beide Staten. Na afloop van een periode van drie jaar na het in werking
treden van de Overeenkomst zullen de bevoegde autoriteiten met elkaar overleggen teneinde
vast te stellen of aan de voorwaarden voor de uitwisseling van diplomatieke nota's
is voldaan.
-
B. Indien de bevoegde autoriteiten van beide Staten overeenkomen in een bepaald geval
een geschil betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst op grond
van het vijfde lid van artikel 29 te onderwerpen aan arbitrage, is de volgende procedure van toepassing:
-
1. Indien de bevoegde autoriteiten er bij het toepassen van het eerste tot en met het vierde lid van artikel 29 niet in slagen om tot overeenstemming te komen binnen twee jaar na de datum waarop
de aangelegenheid aan een van de bevoegde autoriteiten was voorgelegd, kunnen zij
besluiten in een bepaald geval een beroep op arbitrage te doen, echter slechts nadat
de procedures die beschikbaar zijn op grond van het eerste tot en met het vierde lid
van artikel 29 volledig zijn uitgeput. De bevoegde autoriteiten zullen in het algemeen
niet overgaan tot arbitrage ten aanzien van aangelegenheden betreffende het belastingbeleid
of de binnenlandse wetgeving van een van de Staten.
-
2. De bevoegde autoriteiten stellen voor elk afzonderlijk geval een arbitragecommissie
in op de volgende wijze:
-
a. Een arbitragecommissie bestaat uit ten minste drie leden. Elke bevoegde autoriteit
benoemt een gelijk aantal leden en deze leden komen de benoeming van het andere lid
of andere leden overeen.
-
b. Het andere lid of de andere leden van de arbitragecommissie is of zijn afkomstig uit
een van beide Staten of uit een andere OESO-lidstaat. De bevoegde autoriteiten kunnen
verdere instructies geven betreffende de criteria voor het selecteren van de overige
leden van de arbitragecommissie.
-
c. Leden van de arbitragecommissie (en hun medewerkers) moeten bij hun benoeming schriftelijk
verklaren zich te houden aan en te onderworpen te zijn aan de toepasselijke bepalingen
inzake vertrouwelijkheid en openbaarmaking van beide Staten en de Overeenkomst. Ingeval
die bepalingen met elkaar in strijd zijn, is de meest vergaande geheimhoudingsverplichting
van toepassing.
-
3. De bevoegde autoriteiten kunnen overeenstemming bereiken omtrent en de arbitragecommissie
instrueren betreffende bepaalde procedureregels, zoals het benoemen van een voorzitter,
de procedures om tot een beslissing te komen, het bepalen van termijnen, enzovoorts.
Voor het overige stelt de arbitragecommissie haar eigen procedureregels vast overeenkomstig
de algemeen aanvaarde beginselen van redelijkheid en billijkheid.
-
4. Belastingplichtigen en/of hun vertegenwoordigers wordt de gelegenheid geboden hun
standpunten aan de arbitragecommissie voor te leggen.
-
5. De arbitragecommissie beslist over ieder afzonderlijk geval op basis van de Overeenkomst
met inachtneming van de nationale wetgeving van de beide Staten en de beginselen van
het internationale recht. De arbitragecommissie verstrekt aan de bevoegde autoriteiten
een toelichting op haar beslissing. De beslissing van de arbitragecommissie is met
betrekking tot dat bepaalde geval bindend voor beide Staten en de belastingplichtige(n).
Hoewel de beslissing van de arbitragecommissie geen precedentwerking heeft, wordt
verwacht dat met zulke beslissingen gewoonlijk rekening zal worden gehouden in latere
aan de bevoegde autoriteiten voorgelegde zaken betreffende dezelfde belastingplichtige(n),
dezelfde kwestie(s) en grotendeels soortgelijke feiten alsmede waar passend in andere
gevallen.
-
6. De kosten van een arbitrageprocedure worden op de volgende wijze gedragen:
-
a. Elke Staat draagt de kosten van de beloning van de door haar benoemde leden alsmede
van zijn vertegenwoordiging tijdens de procedure voor de arbitragecommissie;
-
b. de kosten van de beloning van de andere leden en alle overige kosten van de arbitragecommissie
worden gelijkelijk gedeeld tussen de Staten; en
-
c. de arbitragecommissie kan besluiten tot een afwijkende verdeling van de kosten. Indien
het de bevoegde autoriteit van een van de Staten echter in een bepaald geval in het
licht van de aard van de zaak en de rol van de partijen passend voorkomt, kan zij
van de belastingplichtige(n) verlangen dat deze, als voorwaarde voor arbitrage ermede
instemt (instemmen) het deel van die Staat in de kosten te dragen.
-
7. De bevoegde autoriteiten kunnen overeenkomen deze procedures aan te passen of aan
te vullen; zij blijven echter gebonden aan de in het bovenstaande vastgelegde algemene
uitgangspunten.
XXXII. Met betrekking tot artikel 30 (Uitwisseling van inlichtingen en administratieve bijstand)
Indien een „reporting corporation” van de Verenigde Staten (als omschreven voor de
toepassing van artikel 6038A van de United States Internal Revenue Code) die inwoner
van de Verenigde Staten is, of een in de Verenigde Staten gevestigde vaste inrichting
van een „reporting corporation” van de Verenigde Staten, die geen inwoner van de Verenigde
Staten is, noch in het bezit is van, noch toegang heeft tot documenten die van belang
kunnen zijn voor de behandeling voor de belastingheffing van de Verenigde Staten van
transacties tussen die rechtspersoon en een buitenlandse „related party” (als omschreven
in artikel 6038A van de United States Internal Revenue Code), en zulke documenten
worden beheerd door een inwoner van Nederland en buiten de Verenigde Staten worden
bewaard, verzoeken de Verenigde Staten Nederland om die documenten door middel van
een uitwisseling van inlichtingen op grond van artikel 30 (Uitwisseling van inlichtingen en administratieve bijstand) voordat zij een vordering
tot overlegging van die documenten doet uitgaan aan de „reporting corporation” van
de Verenigde Staten, mits onder alle gegeven omstandigheden, de documenten via het
verzoek snel en op efficiënte wijze verkrijgbaar zijn. Voor de toepassing van deze
paragraaf zullen documenten worden geacht snel en op efficiënte wijze beschikbaar
te zijn, indien zij kunnen worden verkregen binnen 180 dagen na het verzoek of binnen
een ander tijdvak als in onderling overleg overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten,
tenzij de nationale wettelijke termijnen binnen een korter tijdvak verstrijken. Het
voorgaande is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de toepassing van
artikel 6038C.
XXXIII. Met betrekking tot artikel 30 (Uitwisseling van inlichtingen en administratieve bijstand)
Uit hoofde van het tweede lid van dat artikel, dat bepaalt dat de bevoegde autoriteiten dienen te trachten informatie te verstrekken
in de vorm van getuigenverklaringen en gewaarmerkte afschriften van onbewerkte oorspronkelijke
documenten, is het wel te verstaan dat de bevoegde autoriteiten zullen samenwerken
om gezamenlijke procedures te ontwikkelen teneinde de verschillen tussen de nationale
wettelijke regelgeving en procedures te overbruggen teneinde te waarborgen dat inlichtingen
worden verstrekt in een vorm die de toepassing ervan bij gerechtelijke procedures
in de verzoekende Staat vereenvoudigt.
XXXIV. Met betrekking tot het eerste lid van artikel 30 (Uitwisseling van inlichtingen en administratieve bijstand)
Het is wel te verstaan dat personen die zich bezighouden met de administratie van
belastingen zoals die uitdrukking is gebruikt in het eerste lid van artikel 30 (Uitwisseling van inlichtingen en administratieve bijstand) in de Verenigde Staten
mede omvat de „tax-writing committees of Congress” en het „General Accounting Office”.
Inlichtingen die op grond van de Overeenkomst zijn uitgewisseld en die op grond van
de Overeenkomst als vertrouwelijk zijn aangemerkt, kunnen door deze instanties onder
dezelfde voorwaarden van vertrouwelijkheid worden ontvangen en mogen slechts worden
gebruikt bij de uitvoering van hun taak toezicht te houden op de administratie van
de belastingwetgeving van de Verenigde Staten. Het is wel te verstaan dat de taak
van het Congress en het „General Accounting Office” bij het toezicht houden op de
administratie van de belastingwetgeving van de Verenigde Staten is beperkt tot het
verzekeren dat de administratie van de belastingwetgeving door de uitvoerende diensten
eerlijk, efficiënt en in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever geschiedt.
XXXV. Met betrekking tot artikel 31 (Hulp en bijstand bij invordering)
Het is wel te verstaan dat bij de toepassing van artikel 31 (Hulp en bijstand bij invordering) met het volgende rekening zal worden gehouden:
-
1. De aangezochte Staat is niet verplicht het verzoek van de verzoekende Staat in te
willigen:
-
a. indien de verzoekende Staat niet alle passende invorderingsmaatregelen binnen zijn
eigen rechtsmacht heeft genomen;
-
b. in de gevallen waarin de administratieve last voor de aangezochte Staat niet in evenredigheid
staat tot het door de verzoekende Staat te behalen voordeel.
-
2. Het verzoek om administratieve bijstand bij invordering van een belastingvordering
gaat vergezeld van:
-
a. een officieel afschrift van de executoriale titel in de verzoekende Staat;
-
b. indien passend, gewaarmerkte afschriften van enig ander document dat voor de invordering
vereist is;
-
c. een verklaring van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat dat op grond van
de wetgeving van die Staat de belastingvordering onherroepelijk vaststaat. Voor de
toepassing van dit artikel staat de belastingvordering onherroepelijk vast wanneer
de verzoekende Staat op grond van zijn nationale wetgeving het recht heeft de belasting
in te vorderen en de administratieve en gerechtelijke rechtsmiddelen van de belastingplichtige
om in de verzoekende Staat de invordering tegen te houden vervallen dan wel uitgeput
zijn.
-
3. Een belastingvordering van de verzoekende Staat die onherroepelijk vaststaat kan door
de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat voor invordering in behandeling worden
genomen en wordt, behoudens de bepalingen van het zevende lid, indien in behandeling
genomen, door de aangezochte Staat op dezelfde wijze ingevorderd als ware zulk een
belastingvordering een belastingvordering van die Staat zelf die is komen vast te
staan in overeenstemming met de op de invordering van de eigen belastingen van die
Staat van toepassing zijnde wetgeving.
-
4. Wanneer een verzoek om invordering van een belastingvordering van een belastingplichtige
in behandeling wordt genomen:
-
a. door de Verenigde Staten, wordt de belastingvordering door de Verenigde Staten behandeld
als een aanslag op grond van de wetgeving van de Verenigde Staten aan de belastingplichtige
op het tijdstip waarop het verzoek is ontvangen; en
-
b. door Nederland, wordt de belastingvordering door Nederland behandeld als een te betalen
bedrag op grond van de van toepassing zijnde Nederlandse wetgeving waarvan de invordering
niet aan enige beperking is onderworpen.
-
5. Niets in dit artikel mag zo worden uitgelegd dat daardoor voor de aangezochte Staat
rechten van administratieve of gerechtelijke herziening van de onherroepelijk vaststaande
belastingvordering van de verzoekende Staat worden geschapen of hierin wordt voorzien
op grond van rechten voortvloeiend uit de wetgeving van een van beide Staten. Indien
op enig tijdstip hangende de uitvoering van het verzoek om bijstand op grond van dit
artikel de verzoekende Staat het recht om op grond van zijn nationale wetgeving de
belasting in te vorderen verliest, trekken de bevoegde autoriteiten van de verzoekende
Staat het verzoek om bijstand bij invordering onmiddellijk in.
-
6. Met inachtneming van deze paragraaf worden de bedragen die zijn ingevorderd door de
aangezochte Staat ingevolge dit artikel overgemaakt aan de bevoegde autoriteit van
de verzoekende Staat. Tenzij de bevoegde autoriteiten van de Staten anders overeenkomen,
worden de gewone kosten gemaakt bij het verlenen van bijstand bij invordering gedragen
door de aangezochte Staat en worden alle terzake gemaakte buitengewone kosten gedragen
door de verzoekende Staat.
-
7. De aangezochte Staat mag uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan, indien
zijn eigen nationale wetgeving of administratieve praktijk dit toestaat, maar hij
dient eerst de verzoekende Staat hierover in te lichten. Alle interest die door de
aangezochte Staat wordt ontvangen als gevolg van het toestaan van uitstel van betaling
of van betaling in termijnen wordt overgemaakt aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende
Staat.
-
8. Een belastingvordering van een verzoekende Staat die in behandeling is genomen heeft
in de aangezochte Staat geen voorrang boven de belastingvorderingen van de aangezochte
Staat.
-
9. De bevoegde autoriteiten kunnen op grond van dit artikel bijstand verlenen bij invordering
van de belasting waarvoor op grond van het achtste lid van artikel 14 (Vermogenswinsten) uitstel is verleend.
-
10. De bevoegde autoriteiten van de Staten komen de wijze van toepassing van dit artikel
overeen. De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen voorts overeenkomen deze procedures
aan te passen of aan te vullen; zij zijn echter gebonden aan de in het voorgaande
vastgelegde algemene uitgangspunten.
Het is wel te verstaan dat de bevoegde autoriteiten van beide Staten al hetgeen redelijkerwijs
mogelijk is doen om inlichtingen te verkrijgen en te verschaffen betreffende belangen
in een persoon naar aanleiding van een verzoek van de andere Staat. Het tweede lid
van artikel 32 (Beperking van artikelen 30 en 31) leidt niet tot een verplichting van de bevoegde autoriteiten van de Staten om inlichtingen
te verkrijgen en te verschaffen betreffende belangen in een persoon tenzij deze inlichtingen
kunnen worden verkregen zonder te leiden tot onevenredige moeilijkheden.
XXXVII. Met betrekking tot het tweede lid van artikel 35 (Vrijgestelde pensioenfondsen)
Voor de toepassing van het tweede lid van artikel 35 (Vrijgestelde pensioenfondsen) wordt een persoon aangemerkt als een gelieerde persoon
indien meer dan 80% van het aantal stemmen of van de waarde van een soort aandelen
toebehoort aan de persoon die de inkomsten verwerft.
Het is over het algemeen wel te verstaan dat de twee Regeringen op gezette tijden
met elkaar overleggen betreffende de voorwaarden, uitvoering en toepassing van de
Overeenkomst teneinde te waarborgen dat deze blijft beantwoorden aan de doelstelling van het vermijden
van dubbele belasting en van het voorkomen van het ontgaan van belasting en, wanneer
zij zulks wenselijk achten, verdere Protocollen zullen sluiten tot wijziging van de
Overeenkomst. Het eerste overleg in dat kader zal plaatsvinden uiterlijk 31 december
van het vijfde jaar na de datum waarop het Protocol in werking treedt in overeenstemming
met de bepalingen van artikel 10 van het Protocol. Verder overleg vindt vervolgens
plaats met tussenpozen van ten hoogste vijf jaar. Onverminderd de voorgaande alinea,
kan elk van beide Regeringen te allen tijde verzoeken om overleg met de andere Regering
met betrekking tot kwesties inzake de voorwaarden, uitvoering en toepassing van de
Overeenkomst indien zij een spoedige oplossing daarvoor nodig acht.