De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Argentijnse Republiek,
hierna te noemen de „Overeenkomstsluitende Partijen",
geleid door de wens de van oudsher tussen hun landen bestaande vriendschapsbanden
te versterken, de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren,
met name wat investeringen door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij
op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij betreft,
in het besef dat overeenstemming omtrent de aan deze investeringen toe te kennen behandeling
het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische
ontwikkeling van de Overeenkomstsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke
en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,
zijn het volgende overeengekomen:
Voor de toepassing van deze Overeenkomst:
-
a. omvat de term „investeringen" alle soorten vermogensbestanddelen geïnvesteerd door
een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de
andere Overeenkomstsluitende Partij in overeenstemming met de wetten en voorschriften
van laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij, en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
i. roerende en onroerende zaken, alsmede alle andere zakelijke rechten met betrekking
tot alle soorten vermogensbestanddelen;
-
ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen
en gezamenlijke ondernemingen;
-
iii. rechten op geld of op iedere prestatie die economische waarde heeft;
-
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill
en know-how;
-
v. rechten verleend krachtens het publiekrecht, met inbegrip van rechten tot het opsporen,
exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen.
De betekenis en omvang van de verschillende vermogensbestanddelen worden bepaald door
de wetten en voorschriften van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied
de investering is gedaan.
Een wijziging in de juridische vorm waarin de vermogensbestanddelen zijn geïnvesteerd
of opnieuw geïnvesteerd is niet van invloed op de vraag of ze al dan niet worden aangemerkt
als investeringen ingevolge deze Overeenkomst.
-
b. omvat de term „investeerder" met betrekking tot elk der Overeenkomstsluitende Partijen:
-
i. natuurlijke personen die in overeenstemming met het recht van die Overeenkomstsluitende
Partij haar nationaliteit bezitten;
-
ii. onverminderd het bepaalde onder iii, rechtspersonen die zijn opgericht overeenkomstig
het recht van die Overeenkomstsluitende Partij en die daadwerkelijk zaken doen ingevolge
wetten die van kracht zijn in enig deel van het grondgebied van die Overeenkomstsluitende
Partij waar een plaats van daadwerkelijk beheer is gelegen; en
-
iii. rechtspersonen, waar ook gevestigd, die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan
van onderdanen van die Overeenkomstsluitende Partij.
-
c. omvat de term „grondgebied" mede de zeegebieden grenzend aan de kust van de betrokken
Staat, voor zover die Staat overeenkomstig het internationale recht soevereine rechten
of rechtsmacht in deze gebieden kan uitoefenen.
Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van
investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Met inachtneming
van het recht van elke Overeenkomstsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften
verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Overeenkomstsluitende Partij deze
investeringen toe.
-
1 Elke Overeenkomstsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling
van de investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij
en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het
beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door
deze investeerders.
-
3 Indien een Overeenkomstsluitende Partij investeerders van een derde Staat bijzondere
voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies,
economische unies, integratiegebieden of soortgelijke instellingen, dan wel op grond
van interimovereenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Overeenkomstsluitende
Partij niet verplicht die voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere
Overeenkomstsluitende Partij.
-
4 Indien de wettelijke bepalingen van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen of
verplichtingen krachtens internationaal recht, die thans bestaan of op een later tijdstip
tussen de Overeenkomstsluitende Partijen worden aangegaan naast deze Overeenkomst,
een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders
van de andere Overeenkomstsluitende Partij recht hebben op een behandeling die gunstiger
is dan in deze Overeenkomst is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre
zij gunstiger is, voorrang boven deze Overeenkomst.
Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen
van belasting kent iedere Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van de andere
Overeenkomstsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten
bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend
aan haar eigen investeerders of aan die van een derde Staat, naar gelang van wat het
gunstigst is voor de betrokken investeerder. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden
met bijzondere belastingvoordelen door die Partij toegekend krachtens een overeenkomst
ter vermijding van dubbele belasting, uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie,
economische unie, integratiegebied of soortgelijke instelling of op basis van wederkerigheid
met een derde Staat.
-
1 Elke Overeenkomstsluitende Partij waarborgt investeerders van de andere Overeenkomstsluitende
Partij de onbeperkte overmaking van hun op een investering betrekking hebbende betalingen
en in het bijzonder, doch niet uitsluitend, van:
-
a. winsten, dividenden en andere lopende inkomsten uit investeringen;
-
b. interest en terugbetaling van de hoofdsom van leningen;
-
c. gelden nodig voor het vervangen van kapitaalgoederen ten einde de continuïteit van
een investering te waarborgen;
-
d. bedragen nodig ter dekking van uit de exploitatie van de investering voortvloeiende
uitgaven zoals royalty's of honoraria;
-
e. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;
-
f. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering.
-
2 De vrije overmaking geschiedt in een vrij inwisselbare valuta, zonder onnodige beperking
of vertraging, in overeenstemming met de door elke Overeenkomstsluitende Partij bepaalde
procedures; deze procedures dienen niet een afwijzing, een schorsing of een aantasting
van zodanige rechten in te houden.
Geen van de Overeenkomstsluitende Partijen neemt directe of indirecte nationalisatie-
of onteigeningsmaatregelen of andere maatregelen van gelijke aard of uitwerking ten
aanzien van investeringen gedaan op haar grondgebied door investeerders van de andere
Overeenkomstsluitende Partij, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke
rechtsgang;
-
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met een specifieke regeling;
-
c. de maatregelen gaan vergezeld van een regeling voor de betaling van een billijke schadeloosstelling.
Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de desbetreffende
investeringen en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder onredelijke
vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken
gerechtigden aangewezen land en in de valuta van het land waarvan de gerechtigden
onderdaan zijn, in de valuta waarin de investering is gedaan, of in een vrij inwisselbare
valuta, naar gelang van wat door de gerechtigden wordt aanvaard.
Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met
betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende
Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een algemene noodtoestand,
opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstgenoemde Overeenkomstsluitende
Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling
betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Overeenkomstsluitende
Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat,
naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders. Deze behandeling
dient in geen geval minder gunstig te zijn dan die bepaald door het internationale
recht.
-
1 Indien de investeringen van een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij
krachtens een bij wet ingesteld stelsel verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's,
wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar in de rechten van de genoemde
investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering, door de andere Overeenkomstsluitende
Partij erkend.
-
1 Geschillen tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder van de andere
Overeenkomstsluitende Partij betreffende door onder deze Overeenkomst vallende aangelegenheden
worden, indien mogelijk, in der minne geschikt.
-
2 Indien dergelijke geschillen niet kunnen worden beslecht overeenkomstig de bepalingen
van het eerste lid van dit artikel binnen een tijdvak van drie maanden vanaf de datum
waarop een van beide partijen bij het geschil om een minnelijke schikking heeft verzocht,
kan het geschil door een van beide partijen worden voorgelegd aan de bestuurlijke
of rechterlijke organen van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de
investering is gedaan.
-
3 Indien binnen een tijdvak van achttien maanden na de voorlegging van het geschil aan
de in het tweede lid genoemde bevoegde organen, deze organen geen definitieve beslissing
hebben gegeven of indien de beslissing van de genoemde organen is gegeven, maar de
partijen nog steeds een geschil hebben, kan de betrokken investeerder een beroep doen
op internationale arbitrage of conciliatie. Elke Overeenkomstsluitende Partij stemt
hierbij in met onderwerping van een geschil als bedoeld in het eerste lid van dit
artikel aan internationale arbitrage.
-
6 Een rechtspersoon die is gevormd of opgericht ingevolge het op het grondgebied van
de ene Overeenkomstsluitende Partij geldende recht en die, voordat een geschil ontstaat,
onder toezicht staat van onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt
in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, letter b van het Verdrag voor de toepassing
van het Verdrag behandeld als een onderdaan van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
-
7 Het scheidsgerecht tot hetwelk men zich overeenkomstig het vijfde lid van dit artikel
heeft gericht, beslist op basis van het recht van de Overeenkomstsluitende Partij
die partij bij het geschil is - met inbegrip van haar conflictenregels -, de bepalingen
van deze Overeenkomst, bijzondere overeenkomsten aangegaan met betrekking tot de desbetreffende
investering, alsmede de van toepassing zijnde regels van het internationale recht.
Deze Overeenkomst is van toepassing op alle investeringen, ongeacht of deze voor of
na de inwerkingtreding ervan zijn gedaan, maar is niet van toepassing op geschillen
betreffende een investering die zijn ontstaan of vorderingen betreffende een investering
die zijn geregeld voor de inwerkingtreding ervan.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst van toepassing op
het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij in de in
artikel 15, eerste lid, bedoelde mededeling anders wordt bepaald.
Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg
te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van de Overeenkomst.
De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende gelegenheid
voor dat overleg.
-
1 Enig geschil tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of
de toepassing van deze Overeenkomst dat niet binnen een redelijke termijn door middel
van diplomatieke onderhandelingen of anderszins minnelijk kan worden beslecht, zoals
bespreking in een Gemengde Commissie, wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen,
op verzoek van een van beide Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld
scheidsgerecht. Elke Partij benoemt een scheidsman en de aldus benoemde scheidsmannen
benoemen te zamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Partijen is,
tot hun voorzitter.
-
2 Indien een van beide Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en indien zij geen
gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Partij binnen twee maanden tot
deze benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de President van het Internationale
Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.
-
4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President
van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen,
of onderdaan is van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen, wordt de Vice-President
verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd
is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Partijen, wordt
het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is, beschikbaar is en geen
onderdaan is van één der Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.
-
5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens
uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elke stand van het geding een minnelijke
schikking van het geschil aan de Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen
geen afbreuk aan de bevoegdheid van het scheidsgerecht in het geschil uitspraak ex aequo et bono te doen, indien de Partijen daarmee instemmen.
-
1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op
de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld
dat aan de in hun onderscheiden landen hiertoe constitutioneel vereiste procedures
is voldaan, en blijft van kracht voor een tijdvak van tien jaar.
-
2 Indien ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur
niet door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging
is gedaan, wordt deze Overeenkomst telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak
van tien jaar, waarbij elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt
de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste
zes maanden voor de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.