Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland inzake
de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Estland,
hierna te noemen de Overeenkomstsluitende Partijen,
geleid door de wens de vriendschappelijke betrekkingen tussen hun landen te versterken,
de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name
wat investeringen door de onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het
grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij betreft,
in het besef dat overeenstemming omtrent de aan deze investeringen toe te kennen behandeling
het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische
ontwikkeling van de Overeenkomstsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke
en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,
zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:
-
a. „investeringen": alle soorten vermogensbestanddelen en in het bijzonder, doch niet
uitsluitend:
-
i. roerende en onroerende zaken, alsmede alle andere zakelijke rechten met betrekking
tot alle soorten vermogensbestanddelen;
-
ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen
en gezamenlijke ondernemingen;
-
iii. recht op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische
waarde heeft;
-
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, rechtenbetreffende technische
werkwijzen, goodwill en know-how;
-
v. rechten verleend krachtens het publiekrecht, met inbegrip van rechten tot het opsporen,
exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen;
-
b. „onderdanen" met betrekking tot elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen:
-
i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Overeenkomstsluitende Partij hebben
in overeenstemming met haar wetten;
-
ii. rechtspersonen die zijn opgericht overeenkomstig het recht van die Overeenkomstsluitende
Partij;
-
iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht overeenkomstig het recht van die Overeenkomstsluitende
Partij, maar die, al dan niet rechtstreeks, onder toezicht staan van natuurlijke personen
zoals omschreven onder i. of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii. hierboven.
-
c. „grondgebied": de zeegebieden grenzend aan de kust van de betrokken Staat, voor zover
die Staat overeenkomstig het internationale recht soevereine rechten of rechtsmacht
in deze gebieden uitoefent.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van
investeringen van onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Elke Overeenkomstsluitende
Partij laat deze investeringen toe met inachtneming van haar recht de door haar wetten
of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
-
1 Elke Overeenkomstsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling
van de investeringen van onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij en
belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer,
de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze onderdanen.
-
2 In het bijzonder kent elke Overeenkomstsluitende Partij dergelijke investeringen een
volledige fysieke zekerheid en bescherming toe, die in elk geval niet minder is dan
die welke wordt toegekend aan investeringen van hetzij haar eigen onderdanen hetzij
onderdanen van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken
onderdaan.
-
3 Indien een Overeenkomstsluitende Partij onderdanen van een derde Staat bijzondere
voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies,
economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond
van interimovereenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Overeenkomstsluitende
Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan onderdanen van de andere
Overeenkomstsluitende Partij.
-
5 Indien de wettelijke bepalingen van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen of
verplichtingen krachtens internationaal recht, die thans bestaan of op een later tijdstip
door de Overeenkomstsluitende Partijen worden aangegaan naast deze Overeenkomst, een
algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door onderdanen
van de andere Overeenkomstsluitende Partij recht hebben op een behandeling die gunstiger
is dan in deze Overeenkomst is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre
zij gunstiger is, voorrang boven deze Overeenkomst.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen
van belasting kent iedere Overeenkomstsluitende Partij aan onderdanen van de andere
Overeenkomstsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten
bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend
aan haar eigen onderdanen of aan die van een derde Staat, naar gelang van wat het
gunstigst is voor de betrokken onderdanen. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden
met bijzondere belastingvoordelen door die Partij toegekend:
-
a. krachtens een overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting; of
-
b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke
instelling; of
-
c. op basis van wederkerigheid met een derde Staat.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
De Overeenkomstsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met
een investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in een vrij
inwisselbare munteenheid, zonder onnodige beperking of vertraging. Deze overmakingen
omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;
-
b. gelden nodig
-
i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindprodukten,
of
-
ii. om kapitaalgoederen te vervangen ten einde de continuïteit van een investering te
waarborgen;
-
c. bijkomende gelden, nodig voor de ontwikkeling van een investering;
-
d. gelden voor terugbetaling van leningen;
-
e. royalty's of honoraria;
-
f. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;
-
g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
Geen der Overeenkomstsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor, al dan niet rechtstreeks,
aan onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij hun investeringen worden
ontnomen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke
rechtsgang;
-
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de
Overeenkomstsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;
-
c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling
dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen,
dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling,
en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder onredelijke vertraging
te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken gerechtigden
aangewezen land en in de munteenheid van het land waarvan de gerechtigden onderdaan
zijn of in een door de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare munteenheid.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
Aan onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking
tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij
wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand,
opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Overeenkomstsluitende
Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling
betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Overeenkomstsluitende
Partij toekent aan haar eigen onderdanen of aan onderdanen van een derde Staat, naar
gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken onderdanen.
Artikel 8
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
Indien de investeringen van een onderdaan van de ene Overeenkomstsluitende Partij
krachtens een bij wet ingesteld stelsel verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's,
wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar in de rechten van de bedoelde
onderdaan, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering, door de andere Overeenkomstsluitende
Partij erkend.
Artikel 9
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
-
2 Geschillen zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden op verzoek van de
betrokken onderdaan voorgelegd aan een internationaal scheidsgerecht dat is ingesteld
krachtens de Arbitragevoorschriften van de Commissie voor internationaal handelsrecht
van de Verenigde Naties, zoals aangenomen door de Algemene Vergadering op 15 december
1976.
-
3 Ingeval beide Overeenkomstsluitende Partijen lid zijn geworden bij het Verdrag inzake
de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen
van andere Staten van 18 maart 1965, worden geschillen zoals bedoeld in het eerste
lid van dit artikel ter beslechting door middel van conciliatie of arbitrage voorgelegd
aan het Internationaal Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen.
-
4 Een rechtspersoon die de nationaliteit van een Overeenkomstsluitende Partij heeft
en die, voordat een zodanig geschil zich voordoet, onder toezicht staat van onderdanen
van een andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt voor de toepassing van artikel
25, tweede lid, letter b, van het in het derde lid hierboven genoemde Verdrag behandeld
als een onderdaan van de laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij.
Artikel 10
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
De bepalingen van deze Overeenkomst zijn, vanaf de datum van inwerkingtreding ervan,
ook van toepassing op investeringen die voor die datum zijn gedaan, maar zijn niet
van toepassing op geschillen betreffende investeringen die zijn gedaan voor de inwerkingtreding
van de Overeenkomst.
Artikel 11
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg
te plegen over aangelegenheden betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst.
De andere Partij neemt dit voorstel welwillend in overweging en biedt passende gelegenheid
voor dit overleg.
Artikel 12
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
-
1 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de
toepassing van deze Overeenkomst die niet binnen een redelijke termijn door diplomatieke
onderhandelingen kunnen worden beslecht, worden, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen,
op verzoek van één van beide Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld
scheidsgerecht. Elke Partij benoemt één scheidsman en de twee aldus benoemde scheidsmannen
benoemen te zamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Overeenkomstsluitende
Partijen is, tot hun voorzitter.
-
2 Indien één van beide Partijen nalaat een scheidsman te benoemen en niet binnen twee
maanden gevolg geeft aan een verzoek van de andere Partij deze benoeming te verrichten,
kan de laatstbedoelde Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken
de noodzakelijke benoeming te verrichten.
-
4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President
van het Internationale Gerechtshof verhinderd is bedoelde functie uit te oefenen,
of onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen, wordt de Vice-President
verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd
is bedoelde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Partijen, wordt
het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is, beschikbaar is en geen
onderdaan is van één der Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.
-
5 Het scheidsgerecht beslist op basis van de eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak
te doen, kan het scheidsgerecht in elke stand van het geding een minnelijke schikking
van het geschil aan de Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk
aan de bevoegdheid van het scheidsgerecht in het geschil een uitspraak ex aequo et
bono te doen, indien de Partijen daarmee instemmen.
Artikel 13
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst van toepassing op
het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij in de in
artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling anders wordt bepaald.
Artikel 14
[Regeling vervallen per 31-03-2021]
-
1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt
op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld
dat aan de in hun onderscheiden landen hiertoe constitutioneel vereiste procedures
is voldaan, en blijft van kracht gedurende een tijdvak van twintig jaar.
-
2 Tenzij ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur
door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan,
wordt deze Overeenkomst telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar,
waarbij elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst
te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor
de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.