Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Land Noordrijn-Westfalen [...] met de Fachhochschulen van het Land Noordrijn-Westfalen, Venlo, 09-09-1992

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-03-1994 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Land Noordrijn-Westfalen inzake de samenwerking van de hogescholen van het Koninkrijk der Nederlanden met de Fachhochschulen van het Land Noordrijn-Westfalen

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Land Noordrijn-Westfalen inzake de samenwerking van de hogescholen van het Koninkrijk der Nederlanden met de Fachhochschulen van het Land Noordrijn-Westfalen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van het Land Noordrijn-Westfalen

zijn,

geleid door de wens de samenwerking tussen de Fachhochschulen van het Land Noordrijn-Westfalen en de hogescholen van het Koninkrijk der Nederlanden te bevorderen en voor de studenten uit beide Staten de studie in de respectieve andere Staat te vergemakkelijken, het volgende overeengekomen:

1.

Voor het gehele hoger beroepsonderwijs wordt gestreefd naar samenwerking resp. vergemakkelijking van de uitwisseling van studenten, voorzover aan de hogescholen van beide Staten overeenkomstige studierichtingen worden aangeboden. De Overeenkomst is niet van toepassing op studierichtingen in de sectoren

  • - lerarenopleidingen

  • - kunst1en muziek

  • - paramedische opleidingen

  • - studierichtingen van het Nederlandse „kort hoger beroepsonderwijs",

die in Nederland tot het hoger beroepsonderwijs behoren, omdat in deze sectoren in Noordrijn-Westfalen geen studierichtingen aan Fachhochschulen worden aangeboden.

Indien door de Fachhochschulen in Noordrijn-Westfalen in de toekomst studierichtingen worden aangeboden in deze sectoren (b.v. op het gebied van de verpleging), is de Overeenkomst tevens van toepassing op deze opleidingen.

2.

De Overeenkomst heeft, overeenkomstig de hieronder genoemde nadere bepalingen, betrekking op

  • 2.1 studenten die een studie in een door een Fachhochschule en een hogeschool gemeenschappelijk in het leven geroepen studierichting willen opnemen en voltooien,

  • 2.2 studenten die in het kader van uitwisselingsprogramma's tussen hogescholen gedeelten van de studie aan de partnerhogeschool willen volgen,

  • 2.3 individuele studenten („free movers") die buiten uitwisselingsprogramma's of gemeenschappelijke studierichtingen om een studie aan een Fachhochschule of een hogeschool willen opnemen of daar gedeelten van de studie willen volgen.

[Red: 3.] .

  • 3.1 Het Land Noordrijn-Westfalen erkent in overeenstemming met de „Bewertungsvorschlage Niederlande" van de „Zentralstelle für ausländisches Bildungswesen" (secretariaat van de „Kultusministerkonferenz") de voor de toelating tot de studie aan de hogescholen in Nederland vereiste schooldiploma's

    • - diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO)

    • - diploma middelbaar beroepsonderwijs (MBO), voor zover dit diploma toegang geeft tot de studie aan de hogescholen

    • - diploma van een vooropleiding waarvan het diploma gelijkgesteld is aan de beide genoemde diploma's

    tevens voor de toelating tot de studie aan de Fachhochschulen in Noordrijn-Westfalen. Indien in Nederland voor een bepaalde opleiding als vereiste geldt dat bepaalde vakken deel hebben uitgemaakt van het eindexamen, dan geldt dit ook voor de toelating tot de desbetreffende opleiding in Noordrijn-Westfalen.

  • 3.2 Het Koninkrijk der Nederlanden erkent het Duitse „Zeugnis der Fachhochschulreife" of een in het Land Noordrijn-Westfalen als daaraan gelijkwaardig erkende vooropleiding als een voor de toelating tot een studie aan de hogescholen vereist diploma.

  • 3.3 Voor de in het eerste en tweede lid van artikel 2 van deze Overeenkomst bedoelde studenten zal overeenkomstig het beginsel van wederzijds vertrouwen de ontvangende hogeschool afzien van verificatie van de voor de toelating vereiste diploma's van studenten die bij de uitzendende hogeschool staan ingeschreven.

4.

De Nederlandse studenten overeenkomstig artikel 2, derde lid van deze Overeenkomst dienen aan te tonen dat zij voldoen aan de in Noordrijn-Westfalen voor de opneming van een studie eventueel vereiste bijzondere inschrijvingsvoorwaarden (speciale vooropleiding, geschiktheid voor de studierichting en een stage voor het begin van de studie) als voorwaarde voor de inschrijving.

Voor de Nederlandse studenten overeenkomstig artikel 2, tweede lid, is een dergelijk bewijs niet vereist.

Voor de in het eerste lid van artikel 2 bedoelde studenten worden de eventueel vereiste bijzondere inschrijvingsvoorwaarden in het voor de gemeenschappelijke studierichting door beide hogescholen op te stellen gemeenschappelijke examenreglement uniform voor alle aspirant-studenten vastgelegd. Als bijzondere voorwaarde voor de inschrijving voor een gemeenschappelijke studierichting dient te worden gesteld dat het bezit van voldoende kennis van de taal van het partnerland wordt aangetoond.

De partnerhogeschool dient te waarborgen dat voldoende kennis van de taal van het respectieve partnerland kan worden verworven.

5.

De in het eerste lid van artikel 2 van deze Overeenkomst bedoelde studenten worden aan beide partnerhogescholen ingeschreven, opdat zij zonder restricties aan beide hogescholen het afsluitend examen kunnen afleggen en de overeenkomstige titel kunnen verkrijgen. De in het tweede lid van artikel 2 van deze Overeenkomst bedoelde studenten blijven studenten van de uitzendende hogeschool; zij dienen aan de ontvangende Fachhochschule als „Zweithörer"2 met het recht op het bezoeken van colleges en op het afleggen van examens respectievelijk aan de ontvangende hogeschool via de procedure van de tweede inschrijving te worden toegelaten.

6.

Beide Partijen zijn het erover eens dat uitwisselingsprogramma's en gemeenschappelijke studierichtingen in beginsel met telkens dezelfde aantallen studenten van de partnerhogescholen moeten worden gerealiseerd. Op deze grondslag stelt de Nederlandse zijde de studenten uit Noordrijn-Westfalen die in het kader van een uitwisselingsprogramma of in een gemeenschappelijke studierichting aan een Nederlandse hogeschool studeren, vrij van de betaling van collegegeld; de regeling van de compensatie van collegegeld geschiedt in dit verband door de Nederlandse zijde op dezelfde wijze als dit voor Nederlandse studenten geschiedt. Aan hogescholen van het Land Noordrijn-Westfalen wordt geen collegegeld geheven; de als gewone studenten aan de Fachhochschulen in Noordrijn-Westfalen ingeschreven Nederlandse studenten zijn echter tijdens hun studie aan de Fachhochschule verplicht tot betaling van de bijdrage voor de sociale en culturele voorzieningen ten behoeve van de studenten aan de desbetreffende hogeschool en voor de door studenten verrichte bestuurlijke taken.

7.

Beide Partijen zijn het erover eens dat met betrekking tot de studiefinanciering voor de studenten het recht van het land van herkomst geldt, ook indien de studie in het partnerland wordt gevolgd; dit laat bestaande verdergaande regelingen in het respectieve partnerland onverlet.

Studenten uit Nederland behouden bij een studie aan een Fachhochschule in Noordrijn-Westfalen hun aanspraak op studiefinanciering op voorwaarde dat zij voldoen aan de naar Nederlands recht vereiste voorwaarden, in het bijzonder inzake de studievorderingen, het daadwerkelijk studeren, alsmede de maximale inschrijvingsduur en de duur van de studiefinanciering; de voor de verlening van studiefinanciering vereiste informatie dient door de betrokken onderwijsinstelling tijdig beschikbaar te worden gesteld.

Voor studenten uit Noordrijn-Westfalen worden bij een studie in Nederland de bepalingen van het „Bundesausbildungsförderungsgesetz" en de daartoe uitgevaardigde uitvoeringswetgeving als criterium voor studiefinanciering gehanteerd.

8.

Beide Partijen zijn het erover eens dat de studenten bedoeld in artikel 2, eerste, tweede en derde lid, een bewijs moeten overleggen waaruit blijkt dat zij een adequate ziektekostenverzekering hebben afgesloten overeenkomstig het recht van het land waar de studie wordt gevolgd. Indien de student in het land van herkomst een ziektekostenverzekering heeft afgesloten, kan hij in het partnerland op verzoek worden vrijgesteld van de verplichting tot verzekering tegen ziektekosten.

9.

De erkenning van studietijden en studieresultaten geschiedt op de grondslag van de „Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de erkenning van equivalenties op het gebied van het hoger onderwijs" van 23 maart 1983. Beide Partijen zijn het erover eens dat deze Overeenkomst mede van toepassing is op de destijds nog niet bestaande hogescholen in Nederland.

[Red: 10.] .

  • 10.1 Door een Fachhochschule en een hogeschool in het kader van een samenwerkingovereenkomst gemeenschappelijk in het leven geroepen studierichtingen als bedoeld in het eerste lid van artikel 2 zijn uitsluitend studierichtingen met een uniforme studiestructuur en voor alle studenten verbindende, uniforme examenregelingen en een uniforme studieduur, die in een uniform studie- en examenreglement voor de gemeenschappelijke studierichting worden vastgelegd.

  • 10.2 In het examenreglement wordt vastgelegd welke studieresultaten (aantal en aard) overeenstemmen met het Nederlandse propedeutisch examen respectievelijk met de „Diplomvorprüfung" in Noordrijn-Westfalen, zodat aan de in beide landen bestaande wettelijke bepalingen wordt voldaan.

[Red: 11.] .

  • 11.1 Voor studies aan Duitse hogescholen is een normstudieduur vastgelegd, ten aanzien waarvan overschrijdingen geen sancties met zich meebrengen. In Nederland is voor alle studies van de eerste fase tot en met het eerste afsluitend examen aan hogescholen en universiteiten wettelijk een minimale studieduur voorgeschreven van in de regel vier jaar (een jaar basisstudie [propedeuse] en drie jaar hoofdstudie) bij een eveneens wettelijk vastgestelde maximale inschrijvingsduur van in de regel zes jaar (maximaal twee jaar propedeuse en vier jaar hoofdstudie); voor deeltijdstudies is een overeenkomstige langere maximale inschrijvingsduur vastgelegd.

  • 11.2 Beide Partijen komen overeen voor een in het kader van een samenwerkingsovereenkomst van twee partnerhogescholen in het leven geroepen gemeenschappelijke studierichting een maximale studieduur van vier jaar en een maximale inschrijvingsduur van zes jaar (maximaal twee jaar basisstudie en vier jaar hoofdstudie) in het gemeenschappelijke examenreglement vast te leggen. Behalve om gewichtige redenen (b.v. ziekte, zwangerschap, deelneming in commissies van de hogeschool en van de studentenraad) mag de maximale inschrijvingsduur niet worden overschreden. Voor deeltijdstudies zijn de studieduur en de maximale inschrijvingsduur overeenkomstig langer.

12.

Voor de realisering en begeleiding van het stagesemester in een gemeenschappelijke studierichting dienen overeenkomstig artikel 10 van de Overeenkomst uniforme regelingen te worden vastgelegd. De begeleiding in het kader van uitwisselingsprogramma's en in gemeenschappelijke studierichtingen wordt verzorgd door de hogeschool in het gebied waarvan de stage wordt gelopen.

13.

Beide Partijen zijn het erover eens de door Fachhochschulen en hogescholen gemeenschappelijk in het leven geroepen studierichtingen door onafhankelijke commissies te laten evalueren om een evenredig hoog opleidingsniveau te kunnen waarborgen; de commissies worden ingesteld door het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en het „Ministerium für Wissenschaft und Forschung". Elke commissie mag uit niet meer dan vijf leden bestaan, van wie er een respectievelijk twee door elke Partij worden benoemd; beide Partijen benoemen gezamenlijk de voorzitter, die van geen van de desbetreffende hogescholen deel mag uitmaken. De desbetreffende hogescholen dienen erbij te worden betrokken.

14.

Beide Partijen verplichten zich ertoe hun hogescholen in het kader van de gevoteerde middelen uit de begroting in redelijke mate financiële middelen ter beschikking te stellen om de doeleinden van de Overeenkomst te kunnen realiseren.

15.

Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de constitutionele eisen is voldaan.

16.

Deze Overeenkomst kan per 30 augustus van elk jaar met inachtneming van een termijn van zes maanden worden opgezegd. De opzegging dient schriftelijk te geschieden.

In een dergelijk geval blijven de bepalingen van de Overeenkomst met betrekking tot de tijdens de geldingsduur van de Overeenkomst getroffen regelingen van kracht voor de duur van de periode waarin de studenten hun studie op de voorgeschreven wijze kunnen voltooien, echter in geen geval langer dan zes jaar na opzegging van de Overeenkomst.

GEDAAN te Venlo op 9 september 1992 in tweevoud, in de Duitse en de Nederlandse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. M. M. RITZEN

Voor het Land Noordrijn-Westfalen

(w.g.) ANKE BRUNN

  1. „Design" behoort niet tot de sector „kunst" ^ [1]
  2. „Zweithörer": in Noordrijn-Westfalen de benaming van een student met een tweede inschrijving ^ [2]
Naar boven