Verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, Parijs, 29-07-1960

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie

Authentiek : NL

Verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie

De Regeringen van de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, Spanje, de Franse Republiek, het Koninkrijk Griekenland, de Republiek IJsland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk Noorwegen, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Koninkrijk Zweden, de Zwitserse Bondsstaat en de Republiek Turkije,

Overwegende dat het binnen het kader van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna te noemen de „Organisatie") opgerichte OESO-Agentschap voor Kernenergie belast is met het bevorderen van de uitwerking en het onderling in overeenstemming brengen van wettelijke bepalingen op het gebied van de kernenergie in de deelnemende landen, in het bijzonder wat betreft de aansprakelijkheid jegens derden en de verzekering tegen atoomrisico's;

Verlangende zekerheid te geven dat personen die schade hebben geleden ten gevolge van kernongevallen, een passende en billijke schadevergoeding zullen ontvangen, zulks onder het treffen van de nodige maatregelen om te verzekeren dat de ontwikkeling van de produktie en van het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden daardoor niet wordt gehinderd;

Overtuigd van de noodzaak om te komen tot gelijkluidende grondregelen welke in de verschillende landen van toepassing zullen zijn op de aansprakelijkheid voor die schade, waarbij het die landen zal blijven vrijstaan nationaal de aanvullende maatregelen te treffen, welke zij nodig achten;

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

  • a Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

    • (i) „kernongeval”: een kernschade brengend feit of een reeks van zulke feiten met dezelfde oorzaak.

    • (ii) „kerninstallatie”: reactoren met uitzondering van die welke deel uitmaken van een vervoermiddel; fabrieken voor de vervaardiging of behandeling van nucleaire stoffen; fabrieken voor de scheiding van isotopen van splijtstoffen; fabrieken voor het opwerken van bestraalde splijtstoffen; inrichtingen voor de opslag van nucleaire stoffen met uitzondering van de opslag welke verband houdt met het vervoer van die stoffen; installaties voor de verwijdering van nucleaire stoffen; alle reactoren, fabrieken, inrichtingen of installaties die buiten gebruik worden gesteld; en andere door de Bestuurscommissie van het OESO-Agentschap voor Kernenergie (hierna te noemen de „Bestuurscommissie”) aan te wijzen installaties waarin zich splijtstoffen of radioactieve producten of afvalstoffen bevinden; iedere Verdragsluitende Partij kan besluiten dat twee of meer kerninstallaties die dezelfde exploitant hebben en die zich bevinden op hetzelfde terrein, samen met iedere andere opstal op dat terrein waar zich splijtstoffen of radioactieve producten of afvalstoffen bevinden als één enkele kerninstallatie zullen worden beschouwd.

    • (iii) „splijtstoffen”: splijtbaar materiaal in de vorm van uraniummetaal en legeringen of chemische verbindingen daarvan (met inbegrip van natuurlijk uranium) en plutoniummetaal en legeringen of chemische verbindingen daarvan, zomede ander door de Bestuurscommissie aan te wijzen splijtbaar materiaal;

    • (iv) „radioactieve produkten of afvalstoffen”: alle radioactieve stoffen verkregen of radioactief geworden door blootstelling aan bestraling verband houdende metdeproduktie of het gebruik van splijtstoffen, met uitzondering van splijtstoffen en van zich buiten een kerninstallatie bevindende radioactieve isotopen die het laatste stadium van vervaardiging hebben bereikt en kunnen worden gebruikt voor industriële, commerciële, landbouwkundige, medische, wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden;

    • (v) „nucleaire stoffen”: splijtstoffen (met uitzondering van natuurlijk uranium en verarmd uranium) en radioactieve produkten of afvalstoffen;

    • (vi) „exploitant”: de persoon die door het bevoegde gezag is aangewezen of erkend als exploitant van een kerninstallatie.

    • (vii) „kernschade”:

      • 1. overlijden of persoonlijk letsel;

      • 2. verlies of beschadiging van zaken;

      en elk van de volgende elementen in de mate vastgesteld door het recht van de bevoegde rechter:

      • 3. economisch nadeel voortvloeiend uit overlijden, persoonlijk letsel, verlies of beschadiging bedoeld in de subleden 1 of 2 hierboven, voorzover niet inbegrepen in die subleden, geleden door een persoon die bevoegd is tot het instellen van een vordering naar aanleiding van een dergelijk geval van overlijden, persoonlijk letsel, verlies of beschadiging;

      • 4. de kosten van maatregelen tot herstel van een aangetast milieu, tenzij de aantasting onbetekenend is, indien dergelijke maatregelen daadwerkelijk worden genomen of zullen worden genomen, voor zover niet inbegrepen in sublid 2 hierboven;

      • 5. inkomensderving voortvloeiend uit een rechtstreeks economisch belang in het gebruik of het genot van het milieu, geleden als gevolg van een aanmerkelijke aantasting van dat milieu, voor zover niet inbegrepen in sublid 2 hierboven;

      • 6. de kosten van preventieve maatregelen, en de door deze maatregelen veroorzaakte verdere gevallen van overlijden, persoonlijk letsel, verlies of beschadiging,

      in het geval van subleden 1 tot en met 5 hierboven, voor zover het overlijden, persoonlijk letsel, verlies of de beschadiging veroorzaakt wordt door of voortvloeit uit ioniserende straling uit een stralingsbron binnen een kerninstallatie, of afkomstig is uit splijtstoffen of radioactieve producten of afvalstoffen in, of van nucleaire stoffen die afkomstig zijn uit, hun oorsprong hebben in, of worden gezonden naar een kerninstallatie, ongeacht of dit wordt veroorzaakt door de radioactieve eigenschappen van dit materiaal, of door een combinatie van radioactieve eigenschappen met toxische, explosieve of andere gevaarlijke eigenschappen van dit materiaal.

    • (viii) „herstelmaatregelen”: alle redelijke maatregelen die zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de Staat waar de maatregelen zijn genomen, die gericht zijn op het herstel of de wederopbouw van beschadigde of vernietigde onderdelen van het milieu, of, waar redelijk, op het in het milieu brengen van equivalenten van deze onderdelen. In de wetgeving van de Staat waar de kernschade wordt geleden wordt vastgelegd wie bevoegd is tot het nemen van dergelijke maatregelen.

    • (ix) „preventieve maatregelen”: alle redelijke door iemand genomen maatregelen nadat zich een kernongeval of een gebeurtenis waardoor een ernstige en naderende dreiging van kernschade wordt veroorzaakt, heeft voorgedaan, ter voorkoming of minimalisering van kernschade als bedoeld in de subleden a.vii. 1 tot en met 5, onder voorbehoud van goedkeuring door de bevoegde autoriteiten indien deze vereist is volgens het recht van de Staat waar de maatregelen zijn genomen.

    • (x) „redelijke maatregelen”: maatregelen die ingevolge het recht van de bevoegde rechter worden geacht passend en proportioneel te zijn, met inachtneming van alle omstandigheden, bijvoorbeeld:

      • 1. de aard en omvang van de geleden kernschade of, in geval van preventieve maatregelen, de aard en omvang van het risico van dergelijke schade;

      • 2. de mate waarin deze maatregelen, op het tijdstip dat zij worden genomen, waarschijnlijk effectief zijn; en

      • 3. relevante wetenschappelijke en technische expertise.

  • b De Bestuurscommissie kan, indien naar haar mening de geringe omvang van de betrokken risico's dit rechtvaardigt, kerninstallaties, splijtstoffen of nucleaire stoffen van de toepassing van dit Verdrag uitsluiten.

Artikel 2

  • a Dit Verdrag is van toepassing op kernschade geleden op het grondgebied van of binnen maritieme zones ingesteld in overeenstemming met het internationale recht van, of, behoudens op het grondgebied van een niet-Verdragsluitende Staat die niet vermeld is onder ii tot en met iv van dit lid, aan boord van een schip of luchtvaartuig dat is geregistreerd in:

    • i. een Verdragsluitende Partij;

    • ii. een niet-Verdragsluitende Staat die, ten tijde van het kernongeval, Partij is bij het Verdrag van Wenen van 21 mei 1963 inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade, en elke wijziging daarvan die voor die Partij van kracht is, en bij het Gezamenlijk Protocol van 21 september 1988 met betrekking tot de toepassing van het Verdrag van Wenen en het Verdrag van Parijs, mits evenwel de Partij bij het Verdrag van Parijs op wier grondgebied de installatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen, Partij is bij dat Gezamenlijk Protocol;

    • iii. een niet-Verdragsluitende Staat die, ten tijde van het kernongeval, geen kerninstallatie op zijn grondgebied of binnen door hem in overeenstemming met het internationale recht ingestelde maritieme zones heeft; of

    • iv. elke andere niet-Verdragsluitende Staat waar, ten tijde van het kernongeval, wetgeving inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van kracht is die equivalente wederkerige uitkeringen biedt, en die gebaseerd is op beginselen die identiek zijn aan die van dit Verdrag, met inbegrip van onder andere aansprakelijkheid zonder schuld van de aansprakelijke exploitant, exclusieve aansprakelijkheid van de exploitant of een bepaling van dezelfde strekking, exclusieve bevoegdheid van de bevoegde rechter, gelijke behandeling van alle slachtoffers van een kernongeval, erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, vrije overmaking van vergoeding, interesten en kosten.

  • b Niets in dit artikel belet een Verdragsluitende Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen ingevolge haar wetgeving te voorzien in een grotere reikwijdte van de toepassing van dit Verdrag.

Artikel 3

  • a De exploitant van een kerninstallatie is, overeenkomstig dit Verdrag, aansprakelijk voor kernschade anders dan:

    • i. schade aan de kerninstallatie zelf en aan andere kerninstallaties, met inbegrip van kerninstallaties in aanbouw, die zich bevinden op het terrein waar die installatie is gelegen; en

    • ii. schade aan zaken die zich bevinden op dat terrein en die worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt in verband met één van die installaties,

    indien wordt bewezen dat bedoelde schade is veroorzaakt door een kernongeval in die installatie of waarbij nucleaire stoffen afkomstig uit die installatie waren betrokken, behoudens het bepaalde in artikel 4.

  • b In gevallen waarin kernschade wordt veroorzaakt door een kernongeval en door een ongeval niet zijnde een kernongeval tezamen, wordt het gedeelte van de schade dat door zulk een ander ongeval wordt veroorzaakt, voor zover dit redelijkerwijze niet te scheiden valt van de door het kernongeval veroorzaakte kernschade, beschouwd als door het kernongeval veroorzaakte kernschade. In gevallen waarin kernschade wordt veroorzaakt door een kernongeval en door een niet onder dit Verdrag vallend vrijkomen van ioniserende straling tezamen, wordt de aansprakelijkheid van enig persoon in verband met dit vrijkomen van ioniserende straling door niets in dit Verdrag beperkt of anderszins aangetast.

Artikel 4

Ten aanzien van vervoer van nucleaire stoffen, met inbegrip van de daarmee verband houdende opslag, geldt onverminderd het bepaalde in artikel 2 het volgende:

  • (a) De exploitant van een kerninstallatie is overeenkomstig dit Verdrag aansprakelijk voor de kernschade indien bewezen wordt dat deze is veroorzaakt door een kernongeval buiten die installatie waarbij nucleire stoffen zijn betrokken, welke vandaar werden vervoerd, doch alleen indien het ongeval zich voordoet:

    • (i) voordat de aansprakelijkheid met betrekking tot kernongevallen waarbij die nucleaire stoffen zijn betrokken door de exploitant van een andere kerninstallatie is aanvaard ingevolge de uitdrukkelijke bepalingen van een schriftelijke overeenkomst;

    • (ii) bij gebreke van zulke uitdrukkelijke bepalingen, voordat de exploitant van een andere kerninstallatie de nucleaire stoffen heeft overgenomen; of

    • (iii) in gevallen waarin de nucleaire stoffen bestemd zijn om te worden gebruikt in een reactor die deel uitmaakt van een vervoermiddel, voordat de persoon die bevoegd is die reactor te exploiteren de nucleaire stoffen heeft overgenomen; maar

    • (iv) in gevallen waarin de nucleaire stoffen zijn gezonden naar een persoon op het grondgebied van een niet-Verdragsluitende Staat, voordat zij zijn uitgeladen uit het vervoermiddel waarmede zij op het grondgebied van die niet-Verdragsluitende Staat zijn aangekomen.

  • (b) De exploitant van een kerninstallatie is overeenkomstig dit Verdrag aansprakelijk voor de kernschade indien bewezen wordt dat deze is veroorzaakt door een kernongeval buiten die installatie, waarbij nucleaire stoffen zijn betrokken en welke daarheen werden vervoerd, doch alleen indien het ongeval zich voordoet:

    • (i) nadat de aansprakelijkheid met betrekking tot kernongevallen waarbij die nucleaire stoffen zijn betrokken ingevolge de uitdrukkelijke bepalingen van een schriftelijke overeenkomst aan hem is overgedragen door de exploitant van een andere kerninstallatie;

    • (ii) bij gebreke van zulke uitdrukkelijke bepalingen, nadat hij de nucleaire stoffen heeft overgenomen; of

    • (iii) nadat hij de nucleaire stoffen heeft overgenomen van een persoon die een reactor exploiteert, die deel uitmaakt van een vervoermiddel; maar

    • (iv) in gevallen waarin de nucleaire stoffen met schriftelijke toestemming van de exploitant zijn verzonden door een persoon op het grondgebied van een niet-Verdragsluitende Staat, nadat zij zijn geladen in het vervoermiddel waarmede zij buiten het grondgebied van die Staat zullen worden gebracht.

  • (c) De overdracht van aansprakelijkheid aan de exploitant van een andere kerninstallatie ingevolge de leden a i en ii en b i en ii kan uitsluitend plaatsvinden indien die exploitant een rechtstreeks economisch belang heeft bij de nucleaire stoffen die worden vervoerd.

  • (d) De overeenkomstig dit Verdrag aansprakelijke exploitant dient de vervoerder te voorzien van een certificaat, afgegeven door of namens de verzekeraar of andere persoon die de volgens artikel 10 vereiste financiële zekerheid heeft gesteld. Een Verdragsluitende Partij kan zich evenwel aan deze verplichting onttrekken wat het vervoer betreft dat uitsluitend op het eigen grondgebied plaatsvindt. Het certificaat dient de naam en het adres van die exploitant te vermelden, alsmede het bedrag, de aard en de duur van de zekerheid. Deze gegevens kunnen niet worden betwist door de persoon door of namens wie het certificaat is afgegeven. Het certificaat vermeldt tevens de nucleaire stoffen en de reis ten aanzien waarvan de zekerheid geldt, en bevat eveneens een verklaring van het bevoegde openbare gezag dat de daarin genoemde persoon exploitant is in de zin van dit Verdrag.

  • (e) Een Verdragsluitende Partij kan in haar wetgeving bepalen, dat onder de daarin gestelde voorwaarden en indien is voldaan aan de vereisten van artikel 10(a), een vervoerder op zijn verzoek en met toestemming van de exploitant van een op het grondgebied van die Partij gelegen kerninstallatie bij besluit van het bevoegde openbare gezag, in plaats van die exploitant aansprakelijk zal zijn overeenkomstig dit Verdrag. In dat geval zal de vervoerder voor de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van kernongevallen welke zich tijdens het vervoer van nucleaire stoffen voordoen in elk opzicht worden beschouwd als exploitant van een kerninstallatie op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij wier wetgeving aldus bepaalt.

Artikel 5

  • a Indien de splijtstoffen of radioactieve produkten of afvalstoffen welke bij een kernongeval zijn betrokken zich in meer dan een kerninstallatie hebben bevonden en zich op het tijdstip waarop de kernschade wordt veroorzaakt in een kerninstallatie bevinden, is geen der exploitanten van de kerninstallaties waarin zij zich voordien hebben bevonden aansprakelijk voor de kernschade.

  • b In gevallen echter, waarin kernschade wordt veroorzaakt door een kernongeval dat plaatsvindt in een kerninstallatie en waarbij slechts nucleaire stoffen betrokken zijn welke daarin tijdens het vervoer zijn opgeslagen, is de exploitant van die kerninstallatie niet aansprakelijk indien een andere exploitant of persoon ingevolge artikel 4 aansprakelijk is.

  • c Indien de splijtstoffen of radioactieve produkten of afvalstoffen welke bij een kernongeval zijn betrokken, zich in meer dan één kerninstallatie hebben bevonden en zich op het tijdstip waarop de kernschade wordt veroorzaakt niet in één kerninstallatie bevinden, is voor de kernschade geen andere exploitant aansprakelijk dan de exploitant van de laatste kerninstallatie waarin deze zich bevonden voordat de kernschade werd veroorzaakt dan wel de exploitant die deze daarna heeft overgenomen of hiervoor de aansprakelijkheid heeft aanvaard ingevolge de uitdrukkelijke bepalingen van een schriftelijke overeenkomst.

  • d Indien kernschade aanleiding geeft tot aansprakelijkheid van meer dan een exploitant overeenkomstig dit Verdrag, zijn die exploitanten hoofdelijk en ieder voor het geheel aansprakelijk, met dien verstande dat indien een zodanige aansprakelijkheid ontstaat tengevolge van kernschade veroorzaakt door een kernongeval waarbij nucleaire stoffen tijdens het vervoer in een en hetzelfde vervoermiddel of, in het geval van opslag tijdens het vervoer, in een en dezelfde kerninstallatie betrokken zijn, als hoogste totale bedrag van de aansprakelijkheid van die exploitanten zal gelden het hoogste bedrag dat voor een van hen overeenkomstig artikel 7 is vastgesteld. In geen geval zal een exploitant in verband met een kernongeval meer behoeven te betalen dan het overeenkomstig artikel 7 voor hem vastgestelde bedrag.

Artikel 6

  • a Het recht op vergoeding van kernschade ontstaan door een kernongeval kan slechts worden uitgeoefend tegen een exploitant die overeenkomstig dit Verdrag aansprakelijk is voor de kernschade of, indien het volgens het nationale recht mogelijk is de verzekeraar of andere persoon, die de volgens artikel 10 vereiste financiële zekerheid heeft gesteld, rechtstreeks aan te spreken, jegens de verzekeraar of die andere persoon.

  • b Tenzij in dit artikel anders is bepaald, is niemand anders aansprakelijk voor kernschade veroorzaakt door een kernongeval; deze bepaling laat echter onverlet de toepassing van internationale overeenkomsten op het gebied van het vervoer, die op de datum van dit Verdrag van kracht zijn of open staan ter ondertekening, bekrachtiging of toetreding.

  • c

    • i. Dit Verdrag laat onverlet de aansprakelijkheid van:

      • 1. natuurlijke personen voor kernschade veroorzaakt door een kernongeval waarvoor de exploitant krachtens artikel 3 a of artikel 9, niet aansprakelijk is overeenkomstig dit Verdrag en welke het gevolg is van een handelen of nalaten van die natuurlijke personen met het opzet schade te veroorzaken;

      • 2. de persoon die bevoegd is een reactor te exploiteren, welke deel uitmaakt van een vervoermiddel, voor kernschade veroorzaakt door een kernongeval wanneer ingevolge artikel 4 a iii of b iii geen exploitant voor die schade aansprakelijk is.

    • ii. De exploitant is niet buiten dit Verdrag om aansprakelijk voor kernschade veroorzaakt door een kernongeval.

  • d Iedere persoon die met betrekking tot door een kernongeval veroorzaakte kernschade schadevergoeding heeft betaald krachtens een in lid (b) van dit artikel bedoelde internationale overeenkomst of krachtens de wetgeving van een niet-Verdragsluitende Staat, verkrijgt bij subrogatie de rechten ingevolge dit Verdrag van de persoon die kernschade heeft geleden en aan wie hij die schadevergoeding heeft betaald, tot het bedrag dat hij heeft betaald.

  • e Indien de exploitant aantoont dat de kernschade geheel of gedeeltelijk het gevolg is van hetzij grove nalatigheid van de persoon die de schade lijdt of van een handelen of nalaten van die persoon met het opzet schade te veroorzaken, kan de bevoegde rechter, indien het nationale recht daarin voorziet, de exploitant geheel of gedeeltelijk ontslaan van zijn verplichting schadevergoeding te betalen ter zake van de door die persoon geleden schade.

  • f De exploitant heeft slechts recht van verhaal:

    • (i) indien de door een kernongeval veroorzaakte kernschade het gevolg is van een handelen of nalaten met het opzet kernschade te veroorzaken, op de natuurlijke persoon die met dat opzet heeft gehandeld of nagelaten heeft te handelen;

    • (ii) indien en voor zover dit uitdrukkelijk bij overeenkomst is bepaald.

  • g Indien de exploitant ingevolge lid f van dit artikel recht van verhaal heeft op een persoon, kan deze persoon niet in dezelfde mate rechten ingevolge lid d van dit artikel doen gelden op de exploitant.

  • h Indien bepalingen van regelingen betreffende nationale of andere openbare ziektekostenverzekering, sociale zekerheid, arbeidsongevallen- of beroepsziekteverzekering, mede voorzien in vergoeding van kernschade veroorzaakt door een kernongeval, worden de aanspraken van rechthebbenden uit hoofde van die regelingen, alsmede het verhaalsrecht op grond van die regelingen, vastgesteld bij de wet van de Verdragsluitende Partij of in de voorschriften van de intergouvernementele organisatie die bedoelde regelingen heeft ingesteld.

Artikel 7

  • a Elke Verdragsluitende Partij bepaalt in haar wetgeving dat de aansprakelijkheid van de exploitant ten aanzien van door een kernongeval veroorzaakte kernschade ten minste 700 miljoen euro bedraagt.

  • b Niettegenstaande lid a en artikel 21 c kan elke Verdragsluitende Partij:

    • i. gelet op de aard van de desbetreffende kerninstallatie en op de te verwachten gevolgen van een kernongeval dat daarin zijn oorsprong heeft, voor die installatie een lager bedrag van aansprakelijkheid vaststellen, met dien verstande dat een aldus vastgesteld bedrag in geen geval minder mag bedragen dan 70 miljoen euro; en

    • ii. gelet op de aard van de betrokken nucleaire stoffen en op de te verwachten gevolgen van een kernongeval dat daarin zijn oorsprong heeft, voor het vervoer van nucleaire stoffen een lager bedrag van aansprakelijkheid vaststellen, met dien verstande dat een aldus vastgesteld bedrag in geen geval minder mag bedragen dan 80 miljoen euro.

  • c De vergoeding van kernschade veroorzaakt aan het vervoermiddel waarin de desbetreffende nucleaire stoffen zich bevonden op het ogenblik van het kernongeval, mag niet ten gevolge hebben dat de aansprakelijkheid van de exploitant voor andere kernschade wordt teruggebracht tot een bedrag dat lager is dan 80 miljoen euro, of dat lager is dan het hogere bedrag dat door een Verdragsluitende Partij bij de wet is vastgesteld.

  • d Het overeenkomstig lid a of b of artikel 21 c vastgestelde bedrag waarvoor exploitanten van kerninstallaties op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij aansprakelijk zijn, alsmede de wettelijke bepalingen van een Verdragsluitende Partij als bedoeld in lid c, zijn van toepassing op de aansprakelijkheid van genoemde exploitanten, ongeacht waar het kernongeval zich voordoet.

  • e Iedere Verdragsluitende Partij kan de doorvoer van nucleaire stoffen over haar grondgebied afhankelijk stellen van de voorwaarde dat het maximumbedrag waarvoor de betrokken buitenlandse exploitant aansprakelijk is, wordt verhoogd indien zij van mening is dat dit bedrag de risico's van een kernongeval tijdens doorvoer niet voldoende dekt, met dien verstande dat het aldus verhoogde maximumbedrag niet meer zal bedragen dan het maximumbedrag waarvoor de exploitanten van op haar grondgebied gelegen kerninstallaties aansprakelijk zijn.

  • f De bepalingen van lid e zijn niet van toepassing op:

    • i. zeevervoer in de gevallen waarin het internationale recht voorziet in het recht de havens van een zodanige Verdragsluitende Partij bij dreigend gevaar binnen te varen, of in het recht van onschuldige doorvaart door haar grondgebied; of

    • ii. luchtvervoer in de gevallen waarin, krachtens een overeenkomst of krachtens het internationale recht, het recht bestaat over het grondgebied van een zodanige Verdragsluitende Partij te vliegen of er te landen.

  • g In gevallen waarin het Verdrag van toepassing is op een niet-Verdragsluitende Staat overeenkomstig artikel 2 a iv, kan elke Verdragsluitende Partij ten aanzien van kernschade bedragen van aansprakelijkheid vaststellen die lager zijn dan de ingevolge dit artikel of artikel 21 c vastgestelde minimumbedragen, voor zover een dergelijke Staat geen wederkerige uitkeringen van een equivalent bedrag biedt.

  • h Alle kosten en interesten welke door de rechter naar aanleiding van een rechtsvordering tot schadevergoeding krachtens dit Verdrag worden toegewezen, worden niet beschouwd als schadevergoeding in de zin van dit Verdrag en zijn door de exploitant verschuldigd boven het bedrag waarvoor hij overeenkomstig dit artikel aansprakelijk is.

  • i De in dit artikel bedoelde bedragen kunnen in de nationale munteenheid worden omgerekend in ronde bedragen.

  • j Iedere Verdragsluitende Partij draagt er zorg voor dat personen die schade hebben geleden hun rechten op schadevergoeding kunnen uitoefenen, zonder dat zij afzonderlijke gedingen naargelang van de herkomst van de voor deze schadevergoeding bestemde gelden aanhangig behoeven te maken.

Artikel 8

  • a Het recht op schadevergoeding krachtens dit Verdrag verjaart of vervalt indien geen rechtsvordering is ingesteld:

    • i. ten aanzien van overlijden en persoonlijk letsel, binnen dertig jaar na de datum van het kernongeval;

    • ii. ten aanzien van overige kernschade, binnen tien jaar na de datum van het kernongeval.

  • b De nationale wetgeving kan evenwel een langere termijn dan de in de subleden i of ii van lid a genoemde termijn vaststellen, indien de Verdragsluitende Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen, maatregelen heeft genomen om de aansprakelijkheid van die exploitant te dekken met betrekking tot alle rechtsvorderingen voor schadevergoeding welke zijn ingesteld na het verstrijken van de in de subleden i of ii van lid a genoemde termijn en tijdens een dergelijke langere termijn.

  • c Indien overeenkomstig lid b evenwel een langere termijn is vastgesteld, laat een rechtsvordering voor schadevergoeding die binnen die termijn is ingesteld in elk geval onverlet het recht op schadevergoeding krachtens dit Verdrag van eenieder die een rechtsvordering tegen de exploitant heeft ingesteld:

    • i. binnen een termijn van dertig jaar terzake van persoonlijk letsel of overlijden;

    • ii. binnen een termijn van tien jaar terzake van alle overige kernschade.

  • d Bij nationale wetgeving kan een termijn van ten minste drie jaar worden vastgesteld als verval- of verjaringstermijn van het recht op schadevergoeding krachtens het Verdrag, ingaande op de dag waarop de persoon die kernschade heeft geleden kennis draagt of redelijkerwijze geacht kan worden kennis te dragen van de kernschade en van de aansprakelijke exploitant, met dien verstande dat de overeenkomstig de leden a en b vastgestelde termijnen niet worden overschreden.

  • e In de gevallen waarin de bepalingen van artikel 13 f ii van toepassing zijn, verjaart of vervalt het recht op schadevergoeding echter niet, indien binnen de in de leden a, b en d gestelde termijn:

    • i. vóór de aanwijzing door het Tribunaal, bedoeld in artikel 17, een rechtsvordering is ingesteld bij één van de rechters uit wie het Tribunaal een keuze kan doen; indien het Tribunaal beslist dat de bevoegde rechter een andere is dan die waarbij een zodanige rechtsvordering reeds is ingesteld, kan het Tribunaal een termijn vaststellen waarbinnen een zodanige rechtsvordering bij de aldus aangewezen bevoegde rechter moet worden ingesteld; of

    • ii. tot een betrokken Verdragsluitende Partij een verzoek is gericht de aanwijzing van een bevoegde rechter door het Tribunaal overeenkomstig artikel 13 f ii, uit te lokken en na zodanige aanwijzing een rechtsvordering wordt ingesteld binnen de door het Tribunaal vast te stellen termijn.

  • f Tenzij het nationale recht voorziet in het tegendeel, kan elke persoon die kernschade heeft geleden tengevolge van een kernongeval en die binnen de bij dit artikel vastgestelde termijn een rechtsvordering tot schadevergoeding heeft ingesteld, zijn eis in verband met toeneming van de kernschade na het verstrijken van die termijn wijzigen, mits de bevoegde rechter nog geen einduitspraak heeft gedaan.

Artikel 9

De exploitant is niet aansprakelijk voor kernschade veroorzaakt door een kernongeval dat rechtstreeks te wijten is aan een gewapend conflict, vijandelijkheden, burgeroorlog of opstand.

Artikel 10

  • a Ter dekking van de aansprakelijkheid krachtens dit Verdrag is de exploitant gehouden een verzekering of andere financiële zekerheid te hebben en in stand te houden ter grootte van het overeenkomstig artikel 7 a of 7 b of artikel 21 c vastgestelde bedrag en van de aard en op de voorwaarden als door het bevoegde openbare gezag worden vastgesteld.

  • b Wanneer het bedrag van de aansprakelijkheid van de exploitant niet beperkt is, stelt de Verdragsluitende Partij binnen wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen een grens vast voor de financiële zekerheid van de aansprakelijke exploitant, met dien verstande dat de aldus vastgestelde grens ten minste het in artikel 7 a of 7 b bedoelde bedrag is.

  • c De Verdragsluitende Partij binnen wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen, waarborgt de betaling van vorderingen tot schadevergoeding voor kernschade die tegen de exploitant zijn ingesteld door de nodige middelen te verstrekken voor zover de verzekering of andere financiële zekerheid niet beschikbaar of ontoereikend is om deze vorderingen te dekken, tot een bedrag van ten minste het in artikel 7 a of artikel 21 c bedoelde bedrag.

  • d De verzekeraar of andere persoon die financiële zekerheid heeft gesteld, kan de in de leden a of b bedoelde verzekering of andere financiële zekerheid niet schorsen of beëindigen dan nadat hij daarvan ten minste twee maanden van tevoren schriftelijk mededeling heeft gedaan aan het bevoegde openbare gezag, noch kan hij, voor zover de verzekering of andere financiële zekerheid betrekking heeft op het vervoer van nucleaire stoffen, deze schorsen of beëindigen tijdens de duur van het betrokken vervoer.

  • e De bedragen welke ter beschikking staan ingevolge verzekering, herverzekering of andere financiële zekerheid mogen alleen worden aangewend voor vergoeding van kernschade veroorzaakt door een kernongeval.

Artikel 11

Aard, vorm en omvang van de schadevergoeding, alsmede de billijke verdeling daarvan, worden binnen de grenzen van dit Verdrag geregeld door het nationale recht.

Artikel 12

Schadevergoeding betaalbaar krachtens dit Verdrag, verzekerings- en herverzekeringspremies, bedragen ter beschikking staande ingevolge verzekering, herverzekering of andere overeenkomstig artikel 10 vereiste financiële zekerheid en kosten en interesten, als bedoeld in artikel 7 h kunnen tussen de monetaire gebieden van de Verdragsluitende Partijen vrij worden overgemaakt.

Artikel 13

  • a Tenzij in dit artikel anders is bepaald kunnen rechtsvorderingen ingevolge de artikelen 3, 4 en 6 a uitsluitend worden ingesteld bij de bevoegde rechters van de Verdragsluitende Partij op wier grondgebied het kernongeval heeft plaatsgevonden.

  • b In gevallen waarin een kernongeval plaatsvindt binnen het gebied van de exclusieve economische zone van een Verdragsluitende Partij of, indien een dergelijke zone niet is ingesteld, in een gebied dat de grenzen van een exclusieve economische zone, indien er een ingesteld zou worden, niet overschrijdt, kunnen rechtsvorderingen met betrekking tot kernschade ten gevolge van dat kernongeval voor de toepassing van dit Verdrag uitsluitend worden ingesteld bij de rechters van die Partij, mits de betrokken Verdragsluitende Partij de Secretaris-Generaal van de Organisatie voorafgaand aan het kernongeval mededeling heeft gedaan van een dergelijk gebied. Niets in dit lid mag worden uitgelegd als toestemming voor de uitoefening van rechtsbevoegdheid of de afbakening van een maritieme zone op een wijze die strijdig is met het internationale recht van de zee.

  • c In gevallen waarin een kernongeval plaatsvindt buiten het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen of in gevallen waarin het plaatsvindt binnen een gebied ten aanzien waarvan geen mededeling ingevolge lid b is gedaan, of in gevallen waarin de plaats van het kernongeval niet met zekerheid kan worden vastgesteld, zijn uitsluitend de rechters bevoegd van de Verdragsluitende Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen.

  • d In gevallen waarin een kernongeval plaatsvindt in een gebied ten aanzien waarvan de omstandigheden van artikel 17 d van toepassing zijn, zijn de rechters bevoegd die, op verzoek van een betrokken Verdragsluitende Partij, door het in artikel 17 bedoelde Tribunaal zijn aangewezen als de rechters van die Verdragsluitende Partij die het nauwst bij de zaak betrokken is en door de gevolgen van het ongeval getroffen wordt.

  • e De uitoefening van rechtsbevoegdheid krachtens dit artikel alsmede de mededeling van een gebied gedaan ingevolge lid b schept geen rechten of verplichtingen en heeft geen precedentwerking ten aanzien van de afbakening van maritieme gebieden tussen Staten met tegenover elkaar liggende of aangrenzende kusten.

  • f Indien overeenkomstig lid a, b of c rechters van meer dan een Verdragsluitende Partij bevoegd zouden zijn, zijn bevoegd:

    • i. indien het kernongeval zich voordoet deels buiten het grondgebied van een Verdragsluitende Partij en deels op het grondgebied van een enkele Verdragsluitende Partij, de rechters van die Verdragsluitende Partij; en

    • ii. in elk ander geval de rechters die op verzoek van een betrokken Verdragsluitende Partij door het in artikel 17 bedoelde Tribunaal zijn aangewezen als de rechters van die Verdragsluitende Partij die het nauwst bij de zaak betrokken is en door de gevolgen van het ongeval getroffen wordt.

  • g De Verdragsluitende Partij wier rechters bevoegd zijn, ziet erop toe dat met betrekking tot vorderingen tot vergoeding van kernschade:

    • i. elke Staat een rechtsvordering kan instellen namens personen die kernschade hebben geleden, die onderdanen van die Staat zijn of hun woon- of verblijfplaats op zijn grondgebied hebben, en die daarmee hebben ingestemd; en

    • ii. elke persoon een rechtsvordering kan instellen ter afdwinging van rechten ingevolge dit Verdrag verkregen via subrogatie of overdracht.

  • h De Verdragsluitende Partij wier rechters bevoegd zijn ingevolge dit Verdrag ziet erop toe dat slechts een van haar rechters bevoegd is uitspraak te doen over vergoeding van kernschade veroorzaakt door een nucleair ongeval; de criteria voor deze keuze worden vastgesteld in de nationale wetgeving van deze Verdragsluitende Partij.

  • i Indien op tegenspraak gewezen vonnissen of verstekvonnissen van de overeenkomstig dit artikel bevoegde rechter uitvoerbaar zijn geworden krachtens het door die rechter toegepaste recht, worden zij uitvoerbaar op het grondgebied van elke andere Verdragsluitende Partij zodra de door de betrokken Verdragsluitende Partij vereiste formaliteiten zijn vervuld. De feiten van de zaak mogen niet opnieuw aan een onderzoek worden onderworpen. Voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing op vonnissen die nog slechts uitvoerbaar zijn bij voorraad.

  • j Indien tegen een Verdragsluitende Partij een rechtsvordering krachtens dit Verdrag is ingesteld, is het die Verdragsluitende Partij niet toegestaan voor de overeenkomstig dit artikel bevoegde rechter een beroep te doen op onschendbaarheid ten aanzien van rechtsvervolging, behoudens met betrekking tot maatregelen ter tenuitvoerlegging.

Artikel 14

  • a Dit Verdrag zal worden toegepast zonder onderscheid van nationaliteit en van woon- of verblijfplaats.

  • b „Nationaal recht” en „nationale wetgeving” betekenen het recht of de nationale wetgeving van de rechter die overeenkomstig dit Verdrag bevoegd is kennis te nemen van rechtsvorderingen tot schadevergoeding voortvloeiende uit een kernongeval, met uitzondering van de collisieregels met betrekking tot dergelijke vorderingen. Dat recht of die wetgeving is van toepassing op alle materieelrechtelijke en procesrechtelijke aangelegenheden die niet uitdrukkelijk in dit Verdrag zijn geregeld.

  • c Dat recht of die wetgeving zal worden toegepast zonder onderscheid van nationaliteit en van woon- of verblijfplaats.

Artikel 15

  • a Iedere Verdragsluitende Partij kan die maatregelen treffen, welke zij nodig oordeelt voor een verhoging van het in dit Verdrag genoemde bedrag der schadevergoeding.

  • b Voor zover vergoeding van kernschade uitgaat boven de 700 miljoen euro, bedoeld in artikel 7 a, kunnen aan de toepassing van die maatregelen, welke vorm zij ook mogen hebben, bijzondere voorwaarden worden verbonden, welke kunnen afwijken van de bepalingen van dit Verdrag.

Artikel 16

Besluiten van de Bestuurscommissie krachtens artikel 1 (a) (ii), 1 (a) (iii) en 1 (b) worden genomen in onderlinge overeenstemming tussen de leden, die de Verdragsluitende Partijen vertegenwoordigen.

Artikel 16bis

Dit Verdrag laat onverlet de rechten en verplichtingen van een Verdragsluitende Partij ingevolge de algemene regels van internationaal publiekrecht.

Artikel 17

  • a Ingeval een geschil ontstaat tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag, plegen de partijen bij het geschil overleg met het oog op regeling van het geschil door onderhandeling of met andere vreedzame middelen.

  • b Wanneer een in lid a bedoeld geschil niet is geregeld binnen zes maanden, te rekenen vanaf de datum waarop door een van de partijen bij het geschil het bestaan ervan wordt erkend, komen de Verdragsluitende Partijen bijeen teneinde de partijen bij het geschil bij te staan bij het treffen van een minnelijke schikking.

  • d Geschillen betreffende de afbakening van maritieme grenzen vallen buiten de reikwijdte van dit Verdrag.

Artikel 18

  • a Ten aanzien van één of meer bepalingen van dit Verdrag kan te allen tijde vóór de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit Verdrag, of vóór de mededeling krachtens artikel 23 met betrekking tot één of meer van de in die mededeling genoemde gebieden, een voorbehoud worden gemaakt dat slechts toelaatbaar is indien de bepalingen daarvan uitdrukkelijk door de ondertekenende Regeringen zijn aanvaard.

  • b Een zodanige aanvaarding is niet vereist van een ondertekenende Regering die niet zelf dit Verdrag heeft bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd binnen een termijn van twaalf maanden na de dag waarop haar door de Secretaris-Generaal van de Organisatie overeenkomstig artikel 24 mededeling is gedaan van een zodanig voorbehoud.

  • c Elk overeenkomstig dit artikel toegelaten voorbehoud kan te allen tijde door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Organisatie gerichte mededeling worden ingetrokken.

Artikel 19

  • a Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Organisatie.

  • b Dit Verdrag treedt in werking zodra ten minste vijf ondertekenende Regeringen hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring hebben nedergelegd. Voor iedere ondertekenende Regering die dit Verdrag daarna bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt treedt het in werking zodra haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is nedergelegd.

Artikel 20

Wijzigingen van dit Verdrag worden aangenomen met onderling goedvinden van alle Verdragsluitende Partijen. Zij worden van kracht zodra zij door twee derde van de Verdragsluitende Partijen zijn bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. Voor iedere Verdragsluitende Partij die de wijzigingen daarna bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt, worden zij van kracht op de datum van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

Artikel 21

  • a De regering van ieder lid of geassocieerd land van de Organisatie die dit Verdrag niet heeft ondertekend, kan tot dit Verdrag toetreden door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Organisatie gerichte mededeling.

  • b De regering van ieder land die dit Verdrag niet heeft ondertekend kan tot dit Verdrag toetreden door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Organisatie gerichte mededeling en met eenstemmige goedkeuring van de Verdragsluitende Partijen. De toetreding wordt van kracht op de dag van die goedkeuring.

  • c Niettegenstaande artikel 7 a kan een Regering die dit Verdrag niet heeft ondertekend en die na 1 januari 1999 tot dit Verdrag is toegetreden, in haar wetgeving bepalen dat de aansprakelijkheid van de exploitant ten aanzien van kernschade veroorzaakt door een kernongeval, gedurende een termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van aanneming van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van dit Verdrag, kan worden beperkt tot een overgangsbedrag van ten minste 350 miljoen euro ten aanzien van een kernongeval dat binnen die termijn plaatsvindt.

Artikel 22

  • a Dit Verdrag blijft van kracht gedurende een periode van tien jaar te rekenen van de dag van zijn inwerkingtreding af. Iedere Verdragsluitende Partij kan, met inachtneming van een opzeggingstermijn van twaalf maanden, aan de Secretaris-Generaal van de Organisatie mededelen dat het Verdrag na afloop van die periode van tien jaar niet langer op haar van toepassing zal zijn.

  • b Dit Verdrag blijft na het verstrijken van de periode van tien jaar nog gedurende een periode van vijf jaar van kracht voor die Verdragsluitende Partijen die de toepassing van dit Verdrag niet hebben beëindigd overeenkomstig lid (a) van dit artikel, en daarna gedurende opeenvolgende perioden van vijf jaar voor die Verdragsluitende Partijen die niet, met inachtneming van een opzeggingstermijn van twaalf maanden, aan de Secretaris-Generaal van de Organisatie hebben medegedeeld, dat het Verdrag na het verstrijken van een van de perioden van vijf jaar niet langer op haar van toepassing zal zijn.

  • c De Verdragsluitende Partijen raadplegen elkaar na het verstrijken van elke vijfjaarlijkse termijn volgende op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt over alle problemen van gemeenschappelijk belang die voortvloeien uit de toepassing van dit Verdrag en, in het bijzonder, om te bezien of verhogingen van de bedragen van de aansprakelijkheid en financiële zekerheid ingevolge dit Verdrag wenselijk zijn.

  • d De Secretaris-Generaal van de Organisatie zal, na een periode van vijf jaar te rekenen van de inwerkingtreding van het Verdrag af, of op verzoek van een Verdragsluitende Partij op enig ander tijdstip en wel binnen zes maanden na de dag waarop een zodanig verzoek is ingediend, een conferentie bijeenroepen ter bespreking van een herziening van dit Verdrag.

Artikel 23

  • a Dit Verdrag is van toepassing op het grondgebied van het moederland van de Verdragsluitende Partijen.

  • b Iedere ondertekenende Regering of Verdragsluitende Partij kan bij de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit Verdrag, of te eniger tijd daarna aan de Secretaris-Generaal van de Organisatie mededelen dat dit Verdrag van toepassing is op die van haar gebieden, daaronder begrepen de gebieden voor welker internationale betrekkingen zij verantwoordelijk is, waarop dit Verdrag overeenkomstig lid a niet van toepassing is en welke in de mededeling worden genoemd. Een zodanige mededeling kan ten aanzien van elk daarin genoemd gebied worden ingetrokken door middel van een daartoe strekkende mededeling aan de Secretaris-Generaal van de Organisatie met inachtneming van een termijn van twaalf maanden.

  • c De gebieden van een Verdragsluitende Partij (met inbegrip van de gebieden voor welker internationale betrekkingen zij verantwoordelijk is) waarop dit Verdrag niet van toepassing is zullen voor de toepassing van dit Verdrag worden beschouwd als gebieden van een niet-Verdragsluitende Staat.

Artikel 24

De Secretaris-Generaal van de Organisatie doet aan alle ondertekenende en toetredende Regeringen mededeling van de ontvangst van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring, toetreding of terugtrekking, van iedere mededeling overeenkomstig artikel 13 b en artikel 23, en van besluiten van de Bestuurscommissie krachtens artikel 1 a ii, 1 a iii en 1 b, van het tijdstip waarop dit Verdrag in werking treedt, van de tekst van wijzigingen daarvan, van het tijdstip waarop deze wijzigingen van kracht worden en van de voorbehouden welke overeenkomstig artikel 18 zijn gemaakt.

BIJLAGE I

De volgende voorbehouden zijn aanvaard op het tijdstip van de ondertekening van dit Verdrag of op het tijdstip van de ondertekening van het Aanvullend Protocol:

1. Artikel 6 (a) en (c) (i):

Voorbehoud van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland, de Regering van de Republiek Oostenrijk en de Regering van het Koninkrijk Griekenland.

Voorbehoud van het recht bij nationale wet te bepalen dat andere personen dan de exploitant aansprakelijk kunnen blijven voor door een kernongeval veroorzaakte schade, op voorwaarde dat deze personen voor hun aansprakelijkheid volledig zijn gedekt, zelfs in geval van ongerechtvaardigde rechtsvorderingen, door middel van door de exploitant verkregen verzekering of andere financiële zekerheid of van openbare middelen.

2. Artikel 6 (b) en (d):

Voorbehoud van de Regering van de Republiek Oostenrijk, de Regering van het Koninkrijk Griekenland, de Regering van het Koninkrijk Noorwegen en de Regering van het Koninkrijk Zweden.

Voorbehoud van het recht hun nationale wetgeving, waarin bepalingen voorkomen van gelijke strekking als die vervat in de in artikel 6 (b) bedoelde internationale overeenkomsten, te beschouwen als internationale overeenkomsten in de zin van artikel 6 (b) en (d).

3. Artikel 8 (a):

Voorbehoud van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Regering van de Republiek Oostenrijk.

Voorbehoud van het recht met betrekking tot kernongevallen die zich voordoen in onderscheidenlijk de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk een langere termijn dan tien jaar vast te stellen, indien maatregelen zijn genomen om de aansprakelijkheid te dekken van de exploitant ten aanzien van alle rechtsvorderingen voor schadevergoeding die na het verstrijken van de termijn van tien jaar zijn ingesteld tijdens de verlengingstermijn.

4. Artikel 9:

Voorbehoud van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering van de Republiek Oostenrijk.

Voorbehoud van het recht met betrekking tot kernongevallen die zich voordoen in onderscheidenlijk de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk te bepalen dat de exploitant aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door een kernongeval dat rechtstreeks te wijten is aan een gewapend conflict, vijandelijkheden, burgeroorlog, opstand of een ernstige natuurramp van uitzonderlijke aard.

5. Artikel 19:

Voorbehoud van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland, de Regering van de Republiek Oostenrijk en de Regering van het Koninkrijk Griekenland.

Voorbehoud van het recht het bekrachtigen van dit Verdrag te beschouwen als het scheppen van een verplichting krachtens het internationale recht om bij nationale wet bepalingen vast te stellen inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

Naar boven