Verdrag tot aanvulling van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, Brussel, 31-01-1963

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Verdrag tot aanvulling van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie

Authentiek : NL

Verdrag tot aanvulling van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie

De Regeringen van de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk Noorwegen, het Koninkrijk der Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Koninkrijk Zweden en de Zwitserse Bondsstaat,

Partijen bij het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, gesloten in het kader van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking en Ontwikkeling, thans de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en zoals gewijzigd bij het op 28 januari 1964 te Parijs gesloten Aanvullend Protocol, bij het op 16 november 1982 te Parijs gesloten Protocol en bij het op 12 februari 2004 te Parijs gesloten Protocol (hierna te noemen „Verdrag van Parijs”);

Geleid door de wens de maatregelen waarin dat Verdrag voorziet aan te vullen, ten einde het bedrag der vergoeding voor schade, veroorzaakt door het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden, te verhogen,

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

De regeling waarin dit Verdrag voorziet ter aanvulling van die van het Verdrag van Parijs is onderworpen aan de bepalingen van het Verdrag van Parijs en aan de hierna vastgestelde bepalingen.

Artikel 2

  • a) De regeling in dit Verdrag is van toepassing op kernschade waarvoor krachtens het Verdrag van Parijs de aansprakelijkheid berust bij de exploitant van een kerninstallatie voor vreedzaam gebruik, gelegen op het grondgebied van een Partij bij het onderhavige Verdrag (hierna genoemd „Partij") en die geleden is:

    • (i) op het grondgebied van een Partij; of

    • (ii) in of boven maritieme gebieden buiten de territoriale zee van een Partij

      • 1. aan boord van of door een schip varend onder de vlag van een Partij, of aan boord van of door een luchtvaartuig dat op het grondgebied van een Partij is ingeschreven, of op of door een kunstmatig eiland, installatie of structuur onder de rechtsmacht van een Partij, of

      • 2. door een onderdaan van een Partij, met uitzondering van schade geleden in of boven de territoriale zee van een Staat die geen Partij is bij dit Verdrag; of

    • (iii) in of boven de exclusieve economische zone van een Partij of op het continentaal plat van een Partij in verband met de exploitatie of exploratie van de natuurlijke rijkdommen van die exclusieve economische zone of dat continentaal plat, mits de rechters van een Partij krachtens het Verdrag van Parijs bevoegd zijn.

  • b) Iedere ondertekenende of toetredende Regering kan bij de ondertekening van dit Verdrag of bij de toetreding daartoe dan wel bij de nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring verklaren, dat zij voor de toepassing van lid (a)(ii) 2 natuurlijke personen die volgens haar recht hun gewone verblijfplaats op haar grondgebied hebben, of bepaalde categorieën daarvan, gelijkstelt met haar eigen onderdanen.

  • c) Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de uitdrukking „onderdaan van een Partij" mede verstaan iedere Partij of ieder staatsrechtelijk onderdeel van een Partij, of iedere publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon, alsmede ieder publiek- of privaatrechtelijk lichaam zonder rechtspersoonlijkheid, gevestigd op het grondgebied van een Partij.

Artikel 3

  • a) Overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag verplichten de Partijen zich ervoor zorg te dragen, dat de in artikel 2 bedoelde kernschade tot een bedrag van 1500 miljoen euro per kernongeval wordt vergoed, onverminderd de toepassing van artikel 12bis.

  • b) Deze schadevergoeding vindt plaats:

    • (i) tot een bedrag van ten minste 700 miljoen euro vast te stellen krachtens de wetgeving van de Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen, uit middelen afkomstig van een verzekering of andere financiële zekerheid of uit de ingevolge artikel 10(c) van het Verdrag van Parijs verstrekte openbare middelen, en uit te keren tot een bedrag van 700 miljoen euro in overeenstemming met het Verdrag van Parijs;

    • (ii) tussen het in lid (b)(i) bedoelde bedrag en 1 200 miljoen euro, uit openbare middelen, ter beschikking te stellen door de Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen;

    • (iii) tussen 1200 miljoen euro en 1500 miljoen euro uit openbare middelen, ter beschikking te stellen door de Partijen volgens de in artikel 12 bedoelde verdeelsleutel, onder voorbehoud dat een dergelijk bedrag wordt verhoogd in overeenstemming met het in artikel 12bis bedoelde mechanisme.

  • c) Te dien einde moet elke Partij:

    • (i) hetzij ingevolge haar wetgeving vaststellen dat de aansprakelijkheid van de exploitant ten minste het in lid (a) bedoelde bedrag bedraagt, en bepalen dat deze aansprakelijkheid wordt gedekt door alle in lid (b) bedoelde middelen;

    • (ii) hetzij ingevolge haar wetgeving de aansprakelijkheid van de exploitant vaststellen op een bedrag dat ten minste gelijk is aan het overeenkomstig lid (b)(i) hierboven of artikel 7(b) van het Verdrag van Parijs vastgestelde bedrag, en bepalen dat boven dat bedrag tot het in lid (a) bedoelde bedrag, de in lid (b)(i), (ii) en (iii) bedoelde openbare middelen ter beschikking worden gesteld anders dan ter dekking van de aansprakelijkheid van de exploitant, mits geen inbreuk wordt gemaakt op de in dit Verdrag vastgestelde materieelrechtelijke en procesrechtelijke regels.

  • d) De verplichting van de exploitant tot betaling van schadevergoeding, interest of kosten uit de overeenkomstig de leden (b (ii) en (iii) en (g) ter beschikking gestelde openbare middelen is jegens hem slechts afdwingbaar indien en voor zover deze middelen daadwerkelijk ter beschikking worden gesteld.

  • e) Wanneer een Staat gebruik maakt van de in artikel 21(c) van het Verdrag van Parijs bedoelde optie kan deze alleen Partij bij dit Verdrag worden indien hij waarborgt dat middelen beschikbaar zijn om het verschil tussen het bedrag waarvoor de exploitant aansprakelijk is en 700 miljoen euro te dekken.

  • f) Bij de uitvoering van dit Verdrag verplichten de Partijen zich ertoe, ten aanzien van vergoeding van kernschade uit de in lid (a) bedoelde middelen, geen gebruik te maken van de in artikel 15(b) van het Verdrag van Parijs bedoelde bevoegdheid om bijzondere voorwaarden te stellen, anders dan die welke zijn neergelegd in dit Verdrag.

  • g) De in artikel 7(h) van het Verdrag van Parijs bedoelde kosten en interesten zijn verschuldigd boven de in lid (b) genoemde bedragen en zijn, naar gelang zij zijn toegewezen uit hoofde van schadevergoeding ten laste van de middelen bedoeld in:

    • (i) lid (b)(i), voor rekening van de aansprakelijke exploitant;

    • (ii) lid (b)(ii), voor rekening van de Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen, naargelang van de door die Partij beschikbaar gestelde middelen;

    • (iii) lid (b)(iii), voor rekening van de Partijen gezamenlijk.

  • h) De in dit Verdrag genoemde bedragen worden omgerekend in de nationale munteenheid van de Partij waarvan de rechters bevoegd zijn, volgens de waarde van die munteenheid op de datum van het ongeval, tenzij met betrekking tot een bepaald ongeval een andere datum door de Partijen wordt overeengekomen.

Artikel 5

Indien de aansprakelijke exploitant recht van verhaal heeft overeenkomstig artikel 6(f) van het Verdrag van Parijs, hebben de Partijen bij dit Verdrag hetzelfde recht van verhaal, voor zover ingevolge artikel 3(b) en (g) openbare middelen beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 6

Voor de berekening van de krachtens dit Verdrag ter beschikking te stellen openbare middelen worden uitsluitend de rechten op schadevergoeding in aanmerking genomen, die binnen een termijn van dertig jaar na de datum van het kernongeval in geval van overlijden of persoonlijk letsel, en tien jaar na de datum van het kernongeval in geval van alle overige kernschade, uitgeoefend worden. Deze termijn wordt bovendien verlengd in de gevallen en onder de voorwaarden vermeld in artikel 8(e) van het Verdrag van Parijs. Wijzigingen van vorderingen gemaakt na het verstrijken van deze termijn, worden mede in aanmerking genomen overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld in artikel 8(f) van het Verdrag van Parijs.

Artikel 7

Wanneer een Partij gebruik maakt van de bevoegdheid, voorzien in artikel 8(d) van het Verdrag van Parijs, is de door haar bepaalde termijn een verjaringstermijn van ten minste drie jaar, die ingaat op de dag waarop de persoon die schade heeft geleden kennis draagt of redelijkerwijze geacht kan worden kennis te dragen van de schade en de aansprakelijke exploitant.

Artikel 8

Ieder die aan dit Verdrag een aanspraak op schadevergoeding ontleent, heeft recht op de volledige vergoeding van de geleden kernschade overeenkomstig het nationale recht, met dien verstande dat wanneer het bedrag van deze schade 1500 miljoen euro te boven gaat of waarschijnlijk te boven gaat, elke Partij billijke maatstaven voor de verdeling van het krachtens dit Verdrag beschikbare bedrag aan schadevergoeding kan vaststellen. Deze maatstaven worden toegepast ongeacht de herkomst van de middelen en, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, zonder onderscheid naar nationaliteit, woon- of verblijfplaats van de persoon die de schade heeft geleden.

Artikel 9

  • a) De regeling volgens welke de krachtens dit Verdrag beschikbaar gestelde openbare middelen worden betaald, is die van de Partij waarvan de rechters bevoegd zijn.

  • b) Iedere Partij draagt er zorg voor dat personen die kernschade hebben geleden hun rechten op schadevergoeding kunnen uitoefenen, zonder dat zij afzonderlijke gedingen, die naargelang van de herkomst van de voor deze schadevergoeding bestemde gelden verschillen, aanhangig behoeven te maken.

  • c) Een Partij is gehouden de in artikel 3(b)(iii) bedoelde middelen beschikbaar te stellen zodra het bedrag van de schadevergoeding uit hoofde van dit Verdrag het totaal van de in artikel 3(b)(i) en (ii) heeft bereikt, ongeacht de vraag of de door de exploitant ter beschikking te stellen middelen beschikbaar blijven of de vraag of de aansprakelijkheid van de exploitant niet tot een bepaald bedrag is beperkt.

Artikel 10

  • a) De Partij wier rechters bevoegd zijn, is verplicht de overige Partijen in te lichten omtrent een kernongeval en de toedracht, zodra blijkt dat de schade, veroorzaakt door dit ongeval, de som van de in artikel 3(b)(i) en (ii) bedoelde bedragen te boven gaat of dreigt te boven te gaan. De Partijen nemen onverwijld alle maatregelen die voor het regelen van hun betrekkingen terzake noodzakelijk zijn.

  • b) Alleen de Partij wier rechters bevoegd zijn kan van de overige Partijen de terbeschikkingstelling van de in artikel 3(b)(iii) en (g) bedoelde openbare middelen verlangen en is bevoegd tot uitkering van deze middelen.

  • c) Deze Partij oefent zo nodig de in artikel 5 bedoelde verhaalsrechten uit ten behoeve van de overige Partijen, indien deze uit hoofde van artikel 3(b)(iii) en (g) openbare middelen ter beschikking hebben gesteld.

  • d) Dadingen en schikkingen die zijn aangegaan overeenkomstig de in de nationale wetgeving bepaalde voorwaarden met betrekking tot de vergoeding van kernschade uit de in artikel 3(b)(ii) en (iii) bedoelde openbare middelen, worden door de overige Partijen erkend en vonnissen gewezen door de bevoegde rechters terzake van zodanige schadevergoeding, worden uitvoerbaar op het grondgebied van de overige Partijen overeenkomstig de bepalingen van artikel 13(i) van het Verdrag van Parijs.

Artikel 11

  • a) Indien de rechters van een andere Partij dan die op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen, bevoegd zijn, worden de in artikel 3(b)(ii) en (g) bedoelde openbare middelen uitgekeerd door de eerstbedoelde Partij. De Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen, betaalt de uitgekeerde bedragen aan de andere Partij terug. De beide Partijen bepalen in onderlinge overeenstemming de wijze van terugbetaling.

  • b) Indien meer dan één Partij gehouden is openbare middelen beschikbaar te stellen ingevolge artikel 3(b)(ii) en (g), zijn de bepalingen van lid a) van overeenkomstige toepassing. Terugbetaling vindt plaats naar de mate waarin elke exploitant tot het kernongeval heeft bijgedragen.

  • c) Wanneer de Partij wier rechters bevoegd zijn, na het tijdstip van het kernongeval wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen vaststelt die betrekking hebben op de aard, de vorm en de omvang van de schadevergoeding, op de wijze van de terbeschikkingstelling van de in artikel 3(b)(ii) en (g) bedoelde openbare middelen en eventueel op de maatstaven voor de verdeling van deze middelen, raadpleegt zij dienaangaande de Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen. Bovendien treft zij alle vereiste maatregelen, teneinde laatstgenoemde Partij in staat te stellen zich in gedingen te voegen of daarin tussen te komen en deel te nemen aan dadingen en schikkingen inzake schadevergoeding.

Artikel 12

  • a) De verdeelsleutel volgens welke de Partijen de in artikel 3(b)(iii) bedoelde openbare middelen ter beschikking stellen, wordt als volgt vastgesteld:

    • (i) voor 35% op de grondslag van de verhouding tussen het bruto nationaal product tegen lopende prijzen van elke Partij, enerzijds, en het gezamenlijk bedrag van het bruto nationaal product tegen lopende prijzen van alle Partijen, anderzijds, zoals deze cijfers voor het jaar voorafgaande aan dat waarin het kernongeval zich heeft voorgedaan, worden afgeleid uit de officiële statistieken, gepubliceerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;

    • (ii) voor 65% op de grondslag van de verhouding tussen het thermisch vermogen van de reactoren die zich op het grondgebied van elke Partij bevinden, enerzijds, en het gezamenlijk thermisch vermogen van de reactoren die zich op het grondgebied van alle Partijen bevinden, anderzijds. Deze berekening wordt gebaseerd op het thermisch vermogen van de reactoren die op de datum van het kernongeval voorkomen op de in artikel 13 bedoelde lijst, met dien verstande dat een reactor voor deze berekening slechts in aanmerking wordt genomen vanaf de dag waarop hij voor het eerst kritisch is geworden en dat een reactor bij de berekening buiten beschouwing wordt gelaten wanneer alle splijtstoffen permanent uit de reactorkern zijn verwijderd en in overeenstemming met goedgekeurde procedures veilig zijn opgeslagen.

  • b) Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder „thermisch vermogen” verstaan:

    • (i) vóór de afgifte van de definitieve vergunning tot exploitatie: het verwachte thermisch vermogen;

    • (ii) na de afgifte van een zodanige vergunning: het door de bevoegde nationale autoriteiten toegestane thermisch vermogen.

Artikel 12bis

  • a) In geval van toetreding tot dit Verdrag worden de in artikel 3(b)(iii) bedoelde openbare middelen verhoogd met:

    • (i) 35% van een bedrag vastgesteld door op bovengenoemd bedrag de verhouding toe te passen tussen het bruto nationaal product tegen lopende prijzen van de toetredende Partij, enerzijds, en het gezamenlijk bedrag van het bruto nationaal product tegen lopende prijzen van alle Partijen, met uitzondering van dat van de toetredende Partij, anderzijds, en

    • (ii) 65% van een bedrag vastgesteld door op bovengenoemd bedrag de verhouding toe te passen tussen het thermisch vermogen van de reactoren die zich op het grondgebied van de toetredende Partij bevinden, enerzijds, en het gezamenlijk thermisch vermogen van de reactoren die zich op het grondgebied van alle Partijen bevinden, met uitzondering van dat van de toetredende Partij, anderzijds.

  • b) Het in lid (a) bedoelde verhoogde bedrag wordt afgerond op het dichtstbij gelegen bedrag uitgedrukt in duizendtallen euro.

  • c) Het bruto nationaal product van de toetredende Partij wordt vastgesteld overeenkomstig de officiële statistieken, gepubliceerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, voor het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de toetreding van kracht wordt.

  • d) Het thermisch vermogen van de toetredende Partij wordt vastgesteld overeenkomstig de lijst van kerninstallaties die door die Regering ingevolge artikel 13(b) aan de Belgische Regering is medegedeeld, met dien verstande dat voor de berekening van de bijdragen uit hoofde van lid (a)(ii), een reactor slechts in aanmerking wordt genomen vanaf de dag waarop hij voor het eerst kritisch is geworden en dat een reactor bij de berekening buiten beschouwing wordt gelaten wanneer alle splijtstoffen permanent uit de reactorkern zijn verwijderd en in overeenstemming met goedgekeurde procedures veilig zijn opgeslagen.

Artikel 13

  • a Elke Partij draagt er zorg voor dat alle op haar grondgebied gelegen kerninstallaties voor vreedzaam gebruik, die beantwoorden aan de begripsbepalingen, vervat in artikel 1 van het Verdrag van Parijs, op een lijst worden vermeld.

  • b Te dien einde deelt elke ondertekenende of toetredende Regering bij de nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding aan de Belgische Regering de volledige gegevens van die installaties mede.

  • c Dit overzicht omvat:

    • i) voor alle nog niet voltooide installaties de vermelding van de datum waarop het risico van een kernongeval vermoedelijk zal intreden, en

    • ii) voor reactoren bovendien de vermelding van de datum waarop zij vermoedelijk voor het eerst kritisch zullen worden, alsmede van hun thermisch vermogen.

  • d Elke Partij deelt voorts aan de Belgische Regering de juiste datum mede, waarop het risico van een kernongeval intreedt en, voor reactoren, de datum waarop zij voor het eerst kritisch zijn geworden.

  • e Elke Partij deelt aan de Belgische Regering alle in de lijst aan te brengen wijzigingen mede. Ingeval een wijziging de toevoeging van een kerninstallatie betreft, dient de mededeling uiterlijk drie maanden voor de datum van het vermoedelijke intreden van het risico van een kernongeval te worden gedaan.

  • f Indien een Partij van mening is dat de gegevens of een in de lijst aan te brengen wijziging, medegedeeld door een andere Partij, niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit artikel, kan zij daartegen slechts bezwaren inbrengen door deze aan de Belgische Regering mede te delen binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop zij een kennisgeving overeenkomstig lid (h) heeft ontvangen.

  • g Indien een Partij van mening is dat één der volgens dit artikel voorgeschreven mededelingen niet binnen de voorgeschreven termijn heeft plaatsgevonden, kan zij daartegen slechts bezwaren inbrengen door deze aan de Belgische Regering mede te delen, binnen een termijn van drie maanden nadat zij kennis heeft gekregen van feiten die naar haar mening hadden moeten worden medegedeeld.

  • h De Belgische Regering stelt zo spoedig mogelijk iedere Partij op de hoogte van de mededelingen en de bezwaren die zij overeenkomstig dit artikel ontvangen heeft.

  • i De gegevens en wijzigingen bedoeld in de leden (b), (c), (d), en (e) vormen tezamen de in dit artikel bedoelde lijst; bezwaren ingediend overeenkomstig het bepaalde in de leden (f) en (g) hebben, indien zij worden erkend, terugwerkende kracht tot de dag waarop zij zijn ingediend.

  • j De Belgische Regering verstrekt aan de Partijen op hun verzoek een bijgehouden staat van de kerninstallaties die onder dit Verdrag vallen en van de gegevens die daarover ingevolge dit artikel zijn verstrekt.

Artikel 14

  • a) Voor zover in dit Verdrag niet anders is bepaald, kan iedere Partij de haar door het Verdrag van Parijs toegekende bevoegdheden uitoefenen; alle uit dien hoofde getroffen maatregelen kunnen voor de terbeschikkingstelling van de openbare middelen, bedoeld in artikel 3(b)(ii) en (iii), tegen de andere Partijen worden ingeroepen.

  • b) De door een Partij overeenkomstig artikel 2(b) van het Verdrag van Parijs genomen maatregelen ten gevolge waarvan de in artikel 3(b)(ii) en (iii) bedoelde openbare middelen ter beschikking moeten worden gesteld, kunnen echter slechts tegen een andere Partij worden ingeroepen voor zover deze daarin heeft toegestemd.

  • c) Dit Verdrag belet niet dat een Partij voorzieningen treft buiten het kader van het Verdrag van Parijs en van dit Verdrag, mits deze geen verdere verplichtingen voor de andere Partijen medebrengen ten aanzien van de door deze Partijen ter beschikking te stellen openbare middelen.

  • d) Wanneer alle Partijen bij dit Verdrag andere verdragen op het gebied van aanvullende vergoeding voor kernschade bekrachtigen, aanvaarden, goedkeuren of daartoe toetreden, kan een Partij bij dit Verdrag de ingevolge artikel 3(b)(iii) van dit Verdrag ter beschikking te stellen middelen aanwenden ter vervulling van een verplichting die zij uit hoofde van een dergelijk ander verdrag zou kunnen hebben om aanvullende vergoeding voor kernschade uit openbare middelen ter beschikking te stellen.

Artikel 15

  • a) Elke Partij kan met een Staat die geen Partij is bij dit Verdrag een overeenkomst sluiten inzake vergoeding uit openbare middelen van door een kernongeval veroorzaakte schade. Elke Partij die voornemens is een dergelijke overeenkomst te sluiten, stelt de overige Partijen van haar voornemen in kennis. Van gesloten overeenkomsten wordt kennisgeving gedaan aan de Belgische Regering.

  • b) Voor zover de voorwaarden voor de betaling van schadevergoeding volgens een dergelijke overeenkomst niet gunstiger zijn dan die welke voortvloeien uit de door de betrokken Partij getroffen maatregelen voor de toepassing van het Verdrag van Parijs en van dit Verdrag, kan, indien het bepaalde in artikel 8 van toepassing is, het bedrag van de te vergoeden schade, veroorzaakt door een kerngeval waarop dit Verdrag van toepassing is, en waarvoor krachtens een dergelijke overeenkomst schadevergoeding dient te worden betaald in aanmerking worden genomen bij de berekening van het totale schadebedrag ten gevolge van dat ongeval.

  • c) Het bepaalde in de leden (a) en (b) kan in geen geval wijziging brengen in de verplichtingen die krachtens artikel 3(b)(ii) en (iii) rusten op de Partijen die niet toestemmen in een dergelijke overeenkomst.

Artikel 16

  • a De Partijen zullen elkander raadplegen omtrent alle vraagstukken van gemeenschappelijk belang die zich voordoen in verband met de toepassing van dit Verdrag en van het Verdrag van Parijs, inzonderheid van artikel 20 en artikel 22 c) van laatstgenoemd Verdrag.

  • b Zij zullen elkander raadplegen omtrent de wenselijkheid het onderhavige Verdrag te herzien vijf jaar na de datum van inwerkingtreding daarvan, alsmede op enig ander tijdstip indien een Partij zulks verzoekt.

Artikel 17

  • a) Ingeval een geschil ontstaat tussen twee of meer Partijen betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag, plegen de partijen bij het geschil overleg met het oog op regeling van het geschil door middel van onderhandeling of met andere vreedzame middelen.

  • b) Wanneer een in lid (a) bedoeld geschil niet is geregeld binnen zes maanden, te rekenen vanaf de datum waarop door een van de partijen bij het geschil het bestaan ervan wordt erkend, komen de Partijen bijeen teneinde de partijen bij het geschil bij te staan bij het treffen van een minnelijke schikking.

  • c) Wanneer binnen drie maanden, te rekenen vanaf de in lid (b) bedoelde bijeenkomst, het geschil niet is beslecht, wordt het geschil op verzoek van een van de partijen daarbij voorgelegd aan het Europese Tribunaal voor Kernenergie, ingesteld bij het Verdrag van 20 december 1957 inzake de instelling van een veiligheidscontrole op het gebied van de kernenergie.

  • d) Wanneer een kernongeval aanleiding geeft tot een geschil tussen twee of meer Partijen betreffende de interpretatie of toepassing van het Verdrag van Parijs en van dit Verdrag, is de procedure voor het beslechten van een dergelijk geschil de procedure bedoeld in artikel 17 van het Verdrag van Parijs.

Artikel 18

  • a) Ten aanzien van één of meer bepalingen van dit Verdrag kan te allen tijde vóór de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van dit Verdrag een voorbehoud worden gemaakt, indien de bepalingen daarvan uitdrukkelijk door alle ondertekenende Regeringen zijn aanvaard of, bij de toetreding dan wel bij de toepassing van de artikelen 21 en 24, indien de bepalingen daarvan van dat voorbehoud uitdrukkelijk door alle ondertekenende en toetredende Regeringen zijn aanvaard.

  • b) Een zodanige aanvaarding is niet vereist van een ondertekenende Regering die niet zelf dit Verdrag heeft bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd binnen een termijn van 12 maanden na de dag waarop haar door de Belgische Regering overeenkomstig artikel 25 mededeling is gedaan van een zodanig voorbehoud.

  • c) Elk voorbehoud dat overeenkomstig lid (a) is aanvaard, kan te allen tijde door middel van een aan de Belgische Regering gerichte kennisgeving worden ingetrokken.

Artikel 19

Een Staat kan slechts dan Partij bij dit Verdrag worden of blijven, indien hij Partij is bij het Verdrag van Parijs.

Artikel 20

  • a) De Bijlage bij dit Verdrag maakt een integrerend deel daarvan uit.

  • b) Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Belgische Regering.

  • c) Dit Verdrag treedt in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de zesde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

  • d) Voor iedere ondertekenende Regering die dit Verdrag bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt na de nederlegging van de zesde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring zal het van kracht worden drie maanden na de nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

Artikel 21

Wijzigingen van dit Verdrag worden aangenomen met onderling goedvinden van alle Partijen. Zij worden van kracht op de datum waarop alle Partijen deze hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.

Artikel 22

  • a Na de inwerkingtreding van dit Verdrag kan iedere Partij bij het Verdrag van Parijs, die het onderhavige Verdrag niet heeft ondertekend, verzoeken toe te treden tot dit Verdrag door middel van een kennisgeving aan de Belgische Regering.

  • b Voor toetreding is de algemene instemming van de Partijen vereist.

  • c Na deze instemming legt de Partij bij het Verdrag van Parijs, die om toetreding heeft verzocht, haar akte van toetreding neder bij de Belgische Regering.

  • d De toetreding wordt van kracht drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van toetreding.

Artikel 23

  • a Dit Verdrag blijft van kracht tot de datum waarop de geldigheidsduur van het Verdrag van Parijs verstrijkt.

  • b Iedere Partij kan, met inachtneming van een opzeggingstermijn van een jaar, aan de Belgische Regering mededelen, dat het onderhavige Verdrag na het verstrijken van de in artikel 22 a) van het Verdrag van Parijs gestelde termijn van tien jaar niet langer op haar van toepassing zal zijn. Binnen zes maanden na deze mededeling kan iedere Partij door een mededeling aan de Belgische Regering dit Verdrag ieder voor zich beëindigen op de datum waarop het niet langer van toepassing is op de Partij die de eerstbedoelde mededeling heeft gedaan.

  • c De ingevolge dit Verdrag door iedere Partij aanvaarde verplichtingen ten aanzien van het vergoeden van schade, veroorzaakt door een kernongeval dat zich vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur van dit Verdrag of van de uittreding van één der Partijen voordoet, worden door dit verstrijken of deze uittreding niet opgeheven.

  • d De Partijen zullen elkander te gelegener tijd raadplegen omtrent de maatregelen die moeten worden genomen na het verstrijken van de geldigheidsduur van dit Verdrag of na de uittreding van één of meer Partijen, opdat tot een omvang, vergelijkbaar met die waarin dit Verdrag voorziet, vergoeding plaatsvindt van de schade, veroorzaakt door kernongevallen welke zich voordoen na de datum van dat verstrijken of die uittreding en waarvoor de exploitant van een kerninstallatie welke vóór die datum op het grondgebied van de Partijen in bedrijf was, aansprakelijk is.

Artikel 24

  • a Dit Verdrag is van toepassing op het grondgebied van het moederland van de Partijen.

  • b Elke Partij die wenst dat dit Verdrag van toepassing wordt op één of meer gebieden ten aanzien waarvan zij overeenkomstig artikel 23 van het Verdrag van Parijs heeft medegedeeld dat voornoemd Verdrag daarop toepasselijk is, richt daartoe een verzoek tot de Belgische Regering.

  • c De toepassing van het onderhavige Verdrag op die gebieden vereist de eenstemmige goedkeuring der Partijen.

  • d Na het verkrijgen van deze goedkeuring richt de betrokken Partij een verklaring tot de Belgische Regering, die van kracht wordt op de datum van ontvangst daarvan.

  • e Een zodanige verklaring kan door de Partij die haar heeft afgelegd, ten aanzien van elk daarin genoemd gebied worden ingetrokken door middel van een daartoe strekkende mededeling aan de Belgische Regering, met inachtneming van een termijn van een jaar.

  • f Indien het Verdrag van Parijs niet langer van toepassing is op één van die gebieden, is het onderhavige Verdrag eveneens niet meer daarop van toepassing.

Artikel 25

De Belgische Regering doet aan alle ondertekenende en toetredende Regeringen mededeling van de ontvangst van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring, toetreding of opzegging en van alle kennisgevingen die zij heeft ontvangen. Zij doet hun eveneens mededeling van het tijdstip waarop dit Verdrag in werking treedt, van de tekst van de wijzigingen van dit Verdrag en van het tijdstip waarop deze wijzigingen van kracht worden, van de voorbehouden welke overeenkomstig artikel 18 worden gemaakt, alsmede van eventuele verhoging van de schadevergoedingen die moeten worden verstrekt krachtens artikel 3(a) als gevolg van de toepassing van artikel 12bis.

Bijlage bij het Verdrag van 31 januari 1963 tot aanvulling van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, zoals gewijzigd bij het Aanvullend Protocol van 28 januari 1964, bij het Protocol van 16 november 1982 en bij het Protocol van 12 februari 2004

De Regeringen van de Partijen verklaren dat de vergoeding van de kernschade, veroorzaakt door een kernongeval waarop het aanvullende Verdrag niet van toepassing is, uitsluitend omdat de betrokken kerninstallatie, op grond van het gebruik daarvan, niet is opgenomen in de in artikel 13 van het aanvullende Verdrag bedoelde lijst (daaronder begrepen het geval dat die installatie, die niet op de lijst voorkomt, door één of meer doch niet alle Regeringen geacht wordt niet te vallen onder het Verdrag van Parijs):

  • • plaatsvindt zonder enig onderscheid tussen de onderdanen van de Partijen bij dit aanvullende Verdrag; en

  • • niet wordt beperkt tot minder dan 1500 miljoen euro.

    Voorts zullen deze Regeringen ernaar streven, de voorschriften inzake schadeloosstelling van de benadeelden bij dergelijke kernongevallen, voor zover zulks nog niet het geval is, zoveel mogelijk aan te passen aan die welke zijn vastgesteld voor kernongevallen welke zich voordoen in verband met de kerninstallaties die onder het aanvullende Verdrag vallen.

Naar boven