Artikel 1. Bescherming van eigendom
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom.
Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder
de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal
recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een
Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik
van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling
van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.
Artikel 2. Recht op onderwijs
Niemand mag het recht op onderwijs worden ontzegd. Bij de uitoefening van alle functies
die de Staat in verband met de opvoeding en het onderwijs op zich neemt, eerbiedigt
de Staat het recht van ouders om zich van die opvoeding en van dat onderwijs te verzekeren,
die overeenstemmen met hun eigen godsdienstige en filosofische overtuigingen.
Artikel 3. Recht op vrije verkiezingen
De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich om met redelijke tussenpozen vrije,
geheime verkiezingen te houden onder voorwaarden die de vrije meningsuiting van het
volk bij het kiezen van de wetgevende macht waarborgen.
Artikel 4. Territoriale werkingssfeer
Iedere Hoge Verdragsluitende Partij kan op het tijdstip van de ondertekening of bekrachtiging
van dit Protocol of op ieder tijdstip daarna aan de Secretaris-Generaal van de Raad
van Europa een verklaring doen toekomen, waarin wordt medegedeeld in welke mate zij
zich verbindt de bepalingen van dit Protocol eveneens te doen gelden voor die in de
verklaring genoemde gebieden voor welker internationale betrekkingen zij verantwoordelijk
is.
Iedere Hoge Verdragsluitende Partij die krachtens de voorgaande alinea een verklaring
heeft overgelegd kan van tijd tot tijd een nadere verklaring overleggen, waarbij het
gestelde van een voorgaande verklaring, kan worden gewijzigd of waarbij de toepassing
van de bepalingen van dit Protocol met betrekking tot een bepaald gebied wordt beëindigd.
Een verklaring afgelegd overeenkomstig dit artikel zal geacht worden te zijn afgelegd
overeenkomstig lid 1 van artikel 56 van het Verdrag.
Artikel 5. Verhouding tot het Verdrag
De Hoge Verdragsluitende Partijen beschouwen de artikelen 1,2,3 en 4 van dit Protocol
als aanvullende artikelen van het Verdrag en alle bepalingen van het Verdrag zijn dienovereenkomstig van toepassing.
Artikel 6. Ondertekening en bekrachtiging
Dit Protocol is opengesteld voor ondertekening door de Leden van de Raad van Europa
die het Verdrag hebben ondertekend; het zal worden bekrachtigd tegelijkertijd met of na de bekrachtiging
van het Verdrag. Het treedt in werking na de nederlegging van tien akten van bekrachtiging.
Met betrekking tot iedere ondertekenaar die het daarna bekrachtigt, zal het Protocol
in werking treden op de dag van de nederlegging der akte van bekrachtiging.
De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad
van Europa, die aan alle Leden kennis zal geven van de namen van hen die het Protocol
hebben bekrachtigd.