In de artikelen 60a en 60b van de wet is een verlaagd tarief opgenomen voor laadpalen en voor walstroominstallaties. Hiervoor
gelden wel een aantal voorwaarden. Op grond van artikel 21d, eerste en tweede lid van het besluit, moet voor het van toepassing zijn van het verlaagde tarief voor respectievelijk
laadpalen en walstroominstallaties, de verbruiker een verklaring overleggen aan degene
die de elektriciteit levert, dat aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Het besluit laat echter onduidelijkheid over op welk moment deze verklaringen moeten zijn overgelegd
voor het van toepassing zijn van het verlaagde tarief. Meer in het bijzonder is onduidelijk
of het verlaagde tarief door middel van een correctie op de aangifte energiebelasting
door de leverancier alsnog kan worden toegepast als de verbruiker de betreffende verklaring
pas heeft overgelegd nadat de belasting op aangifte is voldaan. Hiervoor is nodig
dat aan de betreffende verklaring een zekere terugwerkende kracht kan worden toegekend.
De in artikel 21d, eerste en tweede lid van het besluit gekozen bewoordingen sluiten niet uit dat de betreffende verklaring ook mag worden
overgelegd voorafgaande aan een correctie op de aangifte waarin het verlaagde tarief
alsnog wordt toegepast. Zolang deze verklaring is overgelegd voorafgaande aan het
door de leverancier toepassen van het verlaagde tarief, levert dit evenmin strijd
op met de bedoeling van de voorwaarde dat een dergelijke verklaring moet zijn overgelegd.
Bovendien past een dergelijke ruime uitleg binnen de bedoeling van artikel 60a en 60b van de wet om het gebruik van laadpalen en walstroom te stimuleren. Daarbij acht ik van belang
dat in het geval de leverancier het verlaagde tarief voor laadpalen of walstroominstallaties
niet heeft toegepast, een teruggaafmogelijkheid voor de verbruiker ontbreekt.
Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat het verlaagde tarief voor laadpalen
en walstroominstallaties ook mag worden toegepast als de verklaring als bedoeld in
respectievelijk artikel 21d, eerste en tweede lid van het besluit, is overgelegd voorafgaande aan de correctie op de aangifte waarin het verlaagde
tarief wordt toegepast en uit de verklaring volgt tot welk moment in het verleden
deze verklaring terugwerkt.
Doordat de EB-aangifte drie zichtjaren heeft, kan een correctie binnen die zichtjaren
via de aangifte verlopen. Daarna kan nog tot vijf jaar terug een verzoek om ambtshalve
vermindering worden gedaan. De betreffende verklaring moet voorafgaande aan de correctie-aangifte
of het verzoek om ambtshalve vermindering door de verbruiker aan de leverancier worden
overlegd.
Daarnaast dienst voor het van toepassing zijn van het verlaagde tarief aan alle materiële
voorwaarden moet zijn voldaan op het moment waarnaar de verklaring terugwerkt.
De antwoorden op de Kennisgroep-vragen KG:208:2022:1 ‘Tijdstip van overleggen verklaring
bij toepassing van het laadpalentarief’ en KG:208:2022:3 ‘Tijdstip van overleggen
verklaring bij toepassing van het walstroomtarief’ zijn verwerkt in dit onderdeel
en komen hiermee te vervallen.
Overige verklaringen
Voorgaande geldt eveneens voor de verklaringen genoemd in artikel 14, derde lid (particuliere installatie voor centrale watervoorziening) van
de wet, artikel 21 (CNG-vulstation) en artikel 21a, derde lid (stadsverwarming) van het besluit en voor de verklaring genoemd in artikel 20 (tuinders) van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag.