Deze bijlage ziet op de beoordeling of wordt voldaan aan de veiligheidsnorm voor een
aan een typologie toegedeeld gebouw aan de hand van de typologie, de ontwerpdatum,
locatie en afmetingen van het gebouw, de toegepaste ontwerpnorm – indien bekend –
en de NPR 9998, bedoeld in artikel 10f, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit. Deze bijlage bevat daartoe vlekkentabellen (onderdeel 5b van deze bijlage) en een
toelichting daarop in de vorm van een aantal te doorlopen stappen (onderdeel 5a van
deze bijlage).
Onderdeel 5a. Stappen bij toepassen vlekkentabellen
Stap 1 Bepaal of er sprake is van een bebouwde of onbebouwde omgeving
Stel vast of het te beoordelen gebouw zich bevindt in een bebouwde of in een onbebouwde
omgeving. Er is sprake van een bebouwde omgeving als in een straal van 500 meter rondom
het gebouw 10% of meer van de oppervlakte bebouwd is met gebouwen met een hoogte van
7 meter of meer. Wanneer dit niet het geval is, dan spreekt men van een onbebouwde
omgeving.
Als er sprake is van een bebouwde omgeving, ga verder met stap 1A.
Als er sprake is van een onbebouwde omgeving, ga verder met stap 2.
Stap 1A Pas de uitkomst ‘bebouwde omgeving’ zo nodig aan de hand van ontwerpberekeningen
aan
Kijk of er constructieve ontwerpberekeningen beschikbaar zijn voor het gebouw.
Als uit de constructieve ontwerpberekeningen blijkt dat er in de ontwerpberekeningen
rekening is gehouden met een onbebouwde omgeving, dan wordt van onbebouwde omgeving
uitgegaan. Mochten er geen constructieve ontwerpberekeningen beschikbaar zijn, dan
wordt de uitkomst bebouwde omgeving uit stap 1, niet bijgesteld. Ga verder met stap
2.
Stap 2 Bepaal de afmetingen van het gebouw
Stel eerst de maximale breedte van het gebouw vast om te bepalen welke vlekkentabel
gehanteerd moet worden. Bepaal vervolgens de maximale lengte en maximale hoogte van
het gebouw.
Stap 3 Bepaal welke vlekkentabel van toepassing is
Om te bepalen welke vlekkentabel van toepassing is, wordt gekeken of het gebouw in
een bebouwde (stap 3A) of in een onbebouwde omgeving (stap 3B) ligt.
Stap 3A Bebouwde omgeving
Als sprake is van een gebouw in een bebouwde omgeving, dan is tabel 5.1, 5.2, 5.3
of 5.4 van toepassing. Bepaal met de vastgestelde breedte van het gebouw welke van
deze vlekkentabellen moet worden gebruikt:
-
– tabel 5.1 ziet op een gebouw met een breedte van 10 meter;
-
– tabel 5.2 ziet op een gebouw met een breedte van 20 meter;
-
– tabel 5.3 ziet op een gebouw met een breedte van 30 meter;
-
– tabel 5.4 ziet op een gebouw met een breedte van 40 meter.
Ligt de breedte van een gebouw tussen de genoemde breedtes van 10, 20, 30 en 40 meter
in (een gebouw is bijvoorbeeld 15 meter breed), dan moet tussen de twee vlekkentabellen
moet worden geïnterpoleerd. Dit komt aan de orde in stap 4.
Stap 3B Onbebouwde omgeving
Als sprake is van een gebouw in een onbebouwde omgeving, dan is tabel 5.5, 5.6, 5.7
of 5.8 van toepassing. Bepaal met de vastgestelde breedte van de gebouw welke van
deze vlekkentabellen moet worden gebruikt:
-
– tabel 5.5 ziet op een gebouw met een breedte van 10 meter;
-
– tabel 5.6 ziet op een gebouw met een breedte van 20 meter;
-
– tabel 5.7 ziet op een gebouw met een breedte van 30 meter;
-
– tabel 5.8 ziet op een gebouw met een breedte van 40 meter.
Optioneel: gebouw ontworpen met TGB 1972 of later
De tabellen 5.5 tot en met 5.8 zijn van toepassing op gebouwen in de ongebouwde omgeving,
ongeacht met welke windbelastingsnormen het gebouw is ontworpen.
Maar: wanneer een gebouw is ontworpen met de windbelastingsnorm Technische Grondslagen
voor de berekening van bouwconstructies – TGB 1972 (hierna: TGB 1972) of een opvolger
daarvan, dan mag tabel 5.9, 5.10, 5.11 of 5.12 worden gehanteerd. Deze tabellen zijn
minder conservatief dan de tabellen 5.5 tot en met 5.8.
Als bekend is dat het gebouw is ontworpen met de TGB 1972 of een opvolger daarvan,
dan kan aan de hand van de vastgestelde breedte van de bedrijfshal te tabel worden
bepaald:
- tabel 5.9 ziet op een gebouw met een breedte van 10 meter;
- tabel 5.10 ziet op een gebouw met een breedte van 20 meter;
- tabel 5.11 ziet op een gebouw met een breedte van 30 meter;
- tabel 5.12 ziet op een gebouw met een breedte van 40 meter.
|
Ligt de breedte van een gebouw tussen de genoemde breedtes van 10, 20, 30 en 40 meter
in (een gebouw is bijvoorbeeld 15 meter breed), dan moet tussen de twee vlekkentabellen
moet worden geïnterpoleerd. Dit komt aan de orde in stap 4.
De vlekkentabellen zien op gebouwen met een breedte van minimaal 10 meter en maximaal
40 meter, een lengte van minimaal 10 meter en maximaal 160 meter en een hoogte van
minimaal 4 en maximaal 10 meter. Bij gebouwen te smal of te breed, te laag of te hoog
of te kort of te lang zijn om onder deze typologie te vallen, mogen de tabellen niet
worden gebruikt door de waarden daarin te extrapoleren. Voor die gebouwen geldt dat
ze niet onder deze typologie vallen en individueel met de NPR 9998 moeten worden beoordeeld.
Extrapolatie van de waarden in de vlekkentabellen is voor deze gebouwen dus niet toegestaan.
|
Ga verder met stap 4.
Stap 4 Lees de vlekkentabel af voor het gebouw
Zoek de vlekkentabel op die van toepassing op het gebouw aan de hand van de vastgestelde
breedte van het gebouw, of het gebouw in een bebouwde of onbebouwde omgeving ligt
en eventueel of TGB 1972 of een latere windbelastingsnorm is toegepast bij het ontwerp.
Kijk in de van toepassing zijnde tabel aan de hand van de vastgestelde hoogte en de
vastgestelde lengte van het gebouw welke cel van de tabel van toepassing is.
De cellen bevatten getallen. Het getal in de cel geeft de seismische weerstand aan
die het gebouw ten minste moet hebben, vergeleken met de aardbevingsbelasting op dat
gebouw, wil het gebouw voldoen aan de veiligheidsnorm.
|
Is het getal in de cel in normaal lettertype, dan voldoet het gebouw aan de veiligheidsnorm,
ongeacht het getal in de desbetreffende cel. De seismische weerstand is vergeleken
met de aardbevingsbelasting hoog genoeg. De aardbevingsbelasting hoeft niet te worden
berekend. Er zijn geen maatregelen nodig.
-
– Is het getal in de cel vet en cursief weergegeven, dan moet worden bekeken of het
gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet. Dit wordt gedaan door bekijken of het betreffende
getal (de waarde van de seismische weerstand van het gebouw) gelijk is aan of hoger
is dan de berekende aardbevingsbelasting op het gebouw; zo ja, dan voldoet het gebouw
aan de veiligheidsnorm.
-
– is het in vet en cursief weergegeven getal lager dan (de waarde van de seismische
weerstand van het gebouw) lager dan de berekende aardbevingsbelasting op dat gebouw,
dan voldoet het gebouw niet aan de veiligheidsnorm. Dan moeten alle soorten maatregelen
in ogenschouw worden genomen om het gebouw alsnog te laten voldoen aan de veiligheidsnorm.
Als sprake is van een getal in de cel in normaal lettertype, kan het voorkomen dat
een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet maar dat desondanks het zogenoemde ‘uit-het-vlak’-bezwijken
van gemetselde, niet-dragende binnenwanden een risico vormt. In dit geval worden voor
deze elementen separate uit-het-vlak maatregelen getroffen. Globaal blijft het tot
typologie Staal-A behorende gebouw wel aan de veiligheidsnorm voldoen.
Zoals bij stap 3 is aangegeven, wordt voor de betreffende waarden geïnterpoleerd tussen de tabellen als de breedte van een gebouw tussen de genoemde breedtes van 10, 20, 30 en 40 meter in ligt. Zo wordt bij een hal van
15 meter breed in een bebouwde omgeving geïnterpoleerd tussen de tabellen 5.1 en 5.2
voor de betreffende waarden. Hierbij is het lettertype van de cellen niet relevant;
het gaat alleen om de waarden in de cellen (de getallen).
Als de geïnterpoleerde waarde groter is dan of gelijk is aan 0,50, dan voldoet het
gebouw aan de veiligheidsnorm.
Als de geïnterpoleerde waarde kleiner is dan 0,50, dan moet de waarde worden vergeleken
met de te berekenen aardbevingsbelasting op dat gebouw.
Berekening van de aardbevingsbelasting
Als sprake is van een getal getal in een cel in vet en cursief, dan wordt zoals gezegd
dat getal (de waarde van de seismische weerstand van het gebouw) vergeleken met de
te berekenen aardbevingsbelasting op dat gebouw. De aardbevingsbelasting op het gebouw
wordt berekend aan de hand van de locatie van het gebouw en de NPR:9998. De berekening
gaat volgens de formule:
p * ag;s * 1,1
waarbij p en ag;s achtereenvolgens staan voor:
p: de verhouding tussen de piekgrondversnelling en de plateauwaarde van de aardbevingsbelasting;
ag;s: de rekenwaarde van de piekgrondversnelling.
De waarden van p en ag;s voor de locatie van het gebouw zijn af te lezen uit de NPR-webtool, die behoort bij
de NPR 9998. De NPR-webtool is te raadplegen op de http://seismischekrachten.nen.nl. Bij het invullen van de gegevens in de NPR-webtool moet worden uitgegaan van tijdvak
5 en een herhalingstijd van 2.475 jaar. Daarnaast moet een horizontale richting worden
gehanteerd.
|