Besluit goed verhuurderschap

Geraadpleegd op 13-12-2024.
Geldend van 01-07-2023 t/m heden

Besluit van 3 juni 2023, houdende regels inzake de gegevensverwerking in het kader van de Wet goed verhuurderschap

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 20 maart 2023, nr. 2023-0000130290, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 4, derde lid, en artikel 20, achtste lid, van de Wet goed verhuurderschap;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 mei 2023, nr. W04.23.00066/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 30 mei 2023, nr. 2023-0000274031, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Hoofdstuk 2. Gegevensverwerking bij het meldpunt

Artikel 2

  • 1 De persoonsgegevens, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet, die het meldpunt verwerkt in het kader van een melding, worden verwijderd:

    • a. op het moment dat is vastgesteld dat de melding ongegrond of onjuist is;

    • b. direct nadat de melder door het meldpunt is doorverwezen naar een andere instantie, tenzij deze persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van dossieropbouw;

    • c. op het moment dat naar aanleiding van de melding besloten wordt niet over te gaan tot bestuurlijke handhaving, tenzij deze persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van dossieropbouw;

    • d. op het moment dat het besluit tot bestuurlijke handhaving ten gevolge van de melding onherroepelijk wordt.

  • 2 Indien de melding en de persoonsgegevens verwerkt worden ten behoeve van de dossieropbouw, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b of c, worden deze gegevens vier jaar na het tijdstip waarop de melding is gedaan verwijderd.

Hoofdstuk 3. Openbaarmaking van persoonsgegevens

Artikel 3

Bij een openbaarmaking als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:

  • a. het feit waarvoor:

  • b. de naam en woonplaats van de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd of het besluit, bedoeld in onderdeel a, gericht is, met dien verstande dat indien het een natuurlijke persoon betreft de naam van die persoon niet openbaar gemaakt wordt indien burgemeester en wethouders toepassing hebben gegeven aan artikel 20, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

  • c. of tegen het besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of het besluit, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, van de wet, een rechtsmiddel is ingesteld dan wel of daartoe de mogelijkheid bestaat;

  • d. of degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd of het besluit, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, van de wet, gericht is, schriftelijk bedenkingen heeft geuit tegen het openbaar maken, alsmede een korte samenvatting van die bedenkingen.

Artikel 5

  • 1 Indien tegen het besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of het besluit, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, van de wet, een rechtsmiddel is ingesteld en het besluit wordt vernietigd, wordt de openbaarmaking voorts verwijderd op het tijdstip waarop die vernietiging onherroepelijk is geworden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, wordt de openbaarmaking niet verwijderd indien de vernietiging slechts betrekking heeft op de hoogte van de opgelegde bestuurlijke boete.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 juni 2023

Willem-Alexander

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

H.M. de Jonge

Uitgegeven de twaalfde juni 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D. Yeşilgöz-Zegerius