Subsidieregeling JTF 2021–2027

Meerdere toekomstige wijzigingen; eerste op 30-03-2024. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 30-03-2024.
Geldend van 20-03-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 december 2022, nr. 2022-0000261694, houdende regels met betrekking tot de besteding van gelden uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie, opgericht bij Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad (Subsidieregeling JTF 2021–2027)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op verordening (EU) nr. 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231), verordening (EU) nr. 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PbEU 2021, L 231);

Gelet op de artikelen 4:89, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, 2 en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en 3, eerste, derde en vierde lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluiten:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

  • deelnemer: persoon die een activiteit volgt of deelneemt aan een project;

  • de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L 2023/2831);

  • Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling beschikking, besluit of verordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie, gelet op de artikelen 42, 106, derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;

  • financieringsinstrument: financieringsinstrument als bedoeld in artikel 58, eerste en tweede lid, van de GB-verordening;

  • fonds: Fonds voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in de JTF-verordening;

  • GB-verordening: verordening (EU) nr. 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231);

  • groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • a. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • 1°. meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan;

      • 2°. volledig aansprakelijk vennoot is van; of

      • 3°. overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen; en

    • b. de in subonderdeel 3° bedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • grote onderneming: onderneming die niet voldoet aan bijlage I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • intermediaire instantie: instantie als bedoeld in artikel 71, derde lid, van de GB-verordening;

  • JTF-regio: regio waarvoor een territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening is opgesteld, dat onderdeel is van het Programma JTF 2021–2027;

  • JTF-verordening: verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PbEU 2021, L 231);

  • kennisinstelling:

    • a. de instelling voor hoger onderwijs, genoemd in de onderdelen a, b, g of h van de bijlage, behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en een academisch ziekenhuis als bedoeld in onderdeel j van de bijlage behorende bij die wet;

    • b. andere dan in onderdeel a bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;

    • c. geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:

      • 1°. openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis, gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld in onderdeel a;

      • 2°. onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

    • d. onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld in onderdelen a tot en met c;

  • loonverletkosten: de loonkosten van deelnemers voor niet-productieve uren als gevolg van deelname aan opleidingen in het kader van projectactiviteiten, voor zover die hebben geleid tot een vermindering van de werkbare uren voor de werkgever;

  • Minister van EZK: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • Minister van SZW: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • Ministers: Minister van EZK en Minister van SZW gezamenlijk;

  • mkb: kleine en middelgrote ondernemingen zoals gedefinieerd in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van mikro, kleine en middelgrote ondernemingen (2003/361/EG; PbEU 2003, L 124);

  • NUTS-3 gebied: een in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PbEU 2003, L 154) aangewezen NUTS-3 gebied;

  • onderneming: elke eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • penvoerder: door een samenwerkingsverband aangewezen penvoerende persoon of penvoerende organisatie, die als partij deelneemt aan het samenwerkingsverband;

  • productieve investering: investeringen in vaste activa of immateriële activa van ondernemingen met het oog op de productie van goederen en diensten, waardoor wordt bijgedragen tot de vorming van brutokapitaal en het scheppen van werkgelegenheid;

  • project: een samenhangend geheel van activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid;

  • Programma JTF 2021–2027: programma voor de uitvoering van de JTF-Verordening in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de JTF-verordening, en artikel 21, eerste lid, van de GB-verordening, waarbinnen het programma en de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening tot stand worden gebracht;

  • samenwerkingsverband: overeengekomen samenwerking die geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaand uit ten minste twee niet in een groep verbonden partijen, die is opgericht ten behoeve van de uitvoering van projectactiviteiten, niet zijnde een vennootschap.

Artikel 1.2. Doel en reikwijdte

  • 1 Het doel van deze regeling is het bijdragen aan het behalen van de doelstelling van het fonds, bedoeld in de artikelen 1, 2 en 3 van de JTF-verordening door middel van het verstrekken van subsidie.

  • 2 Deze regeling is van toepassing op het verstrekken van subsidie ter uitvoering van de JTF-verordening voor activiteiten die voortkomen uit het Programma JTF 2021–2027.

Artikel 1.3. Delegatie EZK naar SZW

De Minister van EZK delegeert zijn bevoegdheid tot uitvoering van deze regeling, met uitzondering van hoofdstuk 9, aan de Minister van SZW.

Artikel 1.4. Subsidieverstrekking

  • 1 De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor activiteiten ter uitvoering van het Programma JTF 2021–2027.

  • 2 De Minister van SZW legt de rechtvaardiging en de gronden waarop de rechtvaardiging berust neer in een document dat hij in zijn administratie bewaart en dat beschikbaar en raadpleegbaar is indien een subsidieverstrekking staatssteun kan opleveren en deze kan worden gerechtvaardigd door:

    • 1°. de de-minimisverordening; of

    • 2°. de artikelen 14, 15, 17, 18, 21, 22, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 36bis, 36ter, 38, 38bis, 38ter, 39, 41, 42, 43, 45, 46, 47, 48, 49, 52, 53, 56, 56ter en 56quater van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3 De subsidieaanvrager dient een subsidieaanvraag in door middel van een door de Minister van SZW vastgesteld elektronisch formulier, dat beschikbaar is op een in elk van de hoofdstukken 2 tot en met 8 vermelde website.

  • 4 Subsidie als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt in de vorm van een bijdrage aan een financieringsinstrument.

  • 5 Indien aanvragers van subsidie samenwerken in een samenwerkingsverband, dient de penvoerder namens hen de subsidieaanvraag in.

  • 6 Indien de Europese Commissie op het tijdstip van subsidieverlening nog niet heeft ingestemd met het Programma JTF 2021–2027, wordt de subsidie, bedoeld in het eerste lid, verleend onder de voorwaarde dat de Europese Commissie instemt met dat programma.

  • 7 Indien de Europese Commissie niet instemt met het programma zoals voorgelegd, kan de Minister van SZW de subsidieverlening aanpassen aan het gewijzigde Programma JTF 2021–2027, dat door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 23, vierde lid, van de GB-verordening is goedgekeurd.

Artikel 1.5. Subsidieaanvrager

Subsidieaanvrager als bedoeld in deze regeling is degene die als zodanig is aangewezen in de hoofdstukken 2 tot en met 8.

Artikel 1.6. Aanwijzing programma-autoriteiten

  • 1 Als beheerautoriteit als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de GB-verordening wordt aangewezen de Minister van SZW.

  • 2 Als auditautoriteit als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de GB-verordening wordt aangewezen de Auditdienst Rijk van het Ministerie van Financiën.

Artikel 1.7. Gebiedsbepaling

  • 1 De uitvoering van het Programma JTF 2021–2027 vindt plaats ten behoeve van zes JTF-regio’s en past in het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie, bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening, voor de desbetreffende regio.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde JTF-regio’s zijn:

    • a. Groningen-Emmen, bestaande uit:

      • 1°. het NUTS-3 gebied Delfzijl en omgeving;

      • 2°. het NUTS-3 gebied Oost-Groningen;

      • 3°. het NUTS-3 gebied Overig Groningen; en

      • 4°. de gemeente Emmen;

    • b. IJmond, bestaande uit het NUTS-3 gebied IJmond;

    • c. Groot-Rijnmond, bestaande uit het NUTS-3 gebied Groot-Rijnmond;

    • d. West Noord-Brabant, bestaande uit het NUTS-3 gebied West Noord-Brabant;

    • e. Zeeuws-Vlaanderen, bestaande uit:

      • 1°. het NUTS-3 gebied Zeeuws-Vlaanderen;

      • 2°. de gemeente Borsele; en

      • 3°. de gemeente Vlissingen;

    • f. Zuid-Limburg, bestaande uit het NUTS-3 gebied Zuid-Limburg.

Artikel 1.8. Aanwijzing intermediaire instanties

  • 1 Voor de uitvoering van het deel van het Programma JTF 2021–2027 dat de JTF-regio Groningen-Emmen betreft, wordt als intermediaire instantie aangewezen het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

  • 2 Voor de uitvoering van het deel van het Programma JTF 2021–2027 dat de JTF-regio’s IJmond en Groot-Rijnmond betreft, wordt als intermediaire instantie aangewezen het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam.

  • 3 Voor de uitvoering van het deel van het Programma JTF 2021–2027 dat de JTF-regio’s West Noord-Brabant, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg betreft, wordt als intermediaire instantie aangewezen Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 1.9. Mandaatverlening door de Minister van SZW

  • 1 De Minister van SZW verleent bij besluit aan onder hem ressorterende ambtenaren en aan intermediaire instanties mandaat, volmacht en machtiging om in het kader van de uitvoering van de hoofdstukken 1 tot en met 8 van deze regeling:

    • a. besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die een privaatrechtelijke rechtshandeling noch een besluit zijn;

    • b. te beslissen op bezwaarschriften; en

    • c. in rechte op te treden en tegen rechterlijke uitspraken hoger beroep of cassatie in te stellen, dan wel af te zien van hoger beroep of cassatie.

  • 2 Een gemandateerde als bedoeld in het eerste lid is in het kader van de uitvoering van deze regeling bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan bij hem werkzame functionarissen.

Artikel 1.10. Openstelling

  • 1 De Minister van SZW kan op grond van deze regeling uitsluitend subsidie verstrekken, indien de mogelijkheid tot het doen van een subsidieaanvraag is opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en een periode voor indiening van de aanvraag.

  • 2 In de hoofdstukken 2 tot en met 8 worden subsidietitels opgenomen voor de individuele JTF-regio’s en voor JTF-regio-overstijgende subsidies, waarin specifieke openstellingen, de aard van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verleend en eventuele aanvullende voorwaarden worden geregeld.

  • 3 De Ministers kunnen verschillende subsidieplafonds vaststellen voor verschillende activiteiten of categorieën van aanvragers, delen van JTF-regio’s en voor een of meer financieringsinstrumenten.

Artikel 1.11. Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van activiteiten als bedoeld in artikel 8 van de JTF-verordening, zijn de volgende kosten subsidiabel:

    • a. loonkosten inclusief overheadkosten;

    • b. loonverletkosten;

    • c. kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid;

    • d. bijdragen in natura als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de GB-verordening;

    • e. afschrijvingskosten als bedoeld in artikel 67, tweede lid, van de GB-verordening; en

    • f. andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd.

  • 2 De loonverletkosten worden berekend door het aantal aan opleiding te besteden uren te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 23,91.

  • 3 Tenzij anders bepaald in deze regeling, komen vóór indiening van de subsidieaanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4 De subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, worden in aanmerking genomen met inbegrip van de btw, indien de subsidieontvanger de btw niet als belasting als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de omzetbelasting in aftrek kan brengen.

Artikel 1.12. Berekening loonkosten en eigen arbeid

  • 1 De loonkosten, inclusief overhead, worden berekend:

    • a. door het aantal aan het project te besteden uren te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 55;

    • b. als een vast percentage van een maandtarief van € 7.800 per werknemer, bij een voltijd dienstverband van 1.720 uur per jaar, of een evenredig deel daarvan bij een deeltijd dienstverband, overeenkomstig het vooraf vastgestelde vaste percentage van de tijd dat werknemers per maand aan het project hebben gewerkt en zonder verplichting om een afzonderlijk arbeidstijdregistratiesysteem op te zetten; of

    • c. door de kosten, bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, aanhef en onderdelen d, e en f, te vermenigvuldigen met 23 procent, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 55, eerste lid, van de GB-verordening.

  • 2 In afwijking van het eerste lid maken kennisinstellingen gebruik van een uurtarief berekend op basis van een door de Minister van EZK goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, indien zij daarover beschikken. Het gebruik van de integrale kostensystematiek is niet toegestaan indien binnen een project wordt gekozen voor de berekening van de loonkosten inclusief overhead, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 4 De kosten van de door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid ten behoeve van het project worden berekend door het aantal uren dat de betrokken werknemer, werkzaam bij de subsidieontvanger, ten behoeve van het project heeft gewerkt te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 55.

  • 5 De subsidieontvanger stelt een document op met vermelding van de namen van de werknemers, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, en het vaste percentage, bedoeld in dat onderdeel, waaruit akkoord blijkt van de werkgever en de werknemers, en houdt dat document beschikbaar in zijn administratie.

  • 6 Indien een vast uurtarief wordt gehanteerd, kan het totale aantal voor een bepaald jaar te subsidiëren uren:

    • a. indien gebruik wordt gemaakt een vast uurtarief als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, per werknemer niet meer bedragen dan 1.720 uren bij een voltijd dienstverband of een evenredig deel daarvan bij een deeltijd dienstverband;

    • b. indien gebruik wordt gemaakt van een vast uurtarief als bedoeld in het vierde lid voor eigen arbeid, niet meer bedragen dan 1.720 uren.

Artikel 1.13. Berekening loonkosten en eigen arbeid, met inbegrip van de overige subsidiabele kosten

  • 1 In afwijking van artikel 1.12 kunnen de kosten, bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, aanhef en onderdelen a en c, worden berekend met inbegrip van de kosten, bedoeld in de onderdelen d tot en met f van dat artikellid door:

    • a. het aantal aan het project te besteden uren te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 67; of

    • b. als een vast percentage van een maandtarief van € 9.600 per werknemer bij een voltijd dienstverband van 1.720 uur per jaar, of een evenredig deel daarvan bij een deeltijd dienstverband, overeenkomstig het vaste percentage van de tijd dat de werknemer per maand aan het project heeft gewerkt, zonder de verplichting om een afzonderlijk arbeidstijdregistratiesysteem op te zetten.

  • 2 De subsidieontvanger stelt een document op met vermelding van de namen van de werknemers, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, en het vaste percentage, bedoeld in dat onderdeel, en houdt dat document beschikbaar in zijn administratie.

  • 3 Indien een vast uurtarief, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gehanteerd, kan het totale aantal voor een bepaald jaar per werknemer gedeclareerde uren niet meer bedragen dan 1.720 uren bij een voltijd dienstverband of een evenredig deel daarvan bij een deeltijd dienstverband.

  • 4 De berekeningsmethoden, bedoeld in het eerste lid, kunnen binnen een project niet worden gehanteerd in combinatie met de berekeningsmethoden, bedoeld in artikel 1.12, eerste lid.

  • 5 Indien een subsidieontvanger de integrale kostensystematiek, bedoeld in artikel 1.12, tweede lid, hanteert binnen een project, kunnen de berekeningsmethoden, bedoeld in het eerste lid, gehanteerd worden door, indien van toepassing, de andere subsidieontvangers binnen hetzelfde project.

Artikel 1.14. Facturen voor kosten als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, aanhef en onderdeel f, met een factuurbedrag van minder dan € 250, exclusief btw

  • 2 Bij subsidiëring van de kosten, bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, aanhef en onderdeel f, waarvoor een factuur wordt ingediend met een factuurbedrag van € 250 of meer, exclusief btw, wordt een opslag van 1 procent op het factuurbedrag toegepast, ter dekking van de kosten waarvoor op grond van het eerste lid geen facturen kunnen worden ingediend.

Artikel 1.15. Niet-subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen niet in aanmerkingen de kosten van activiteiten als bedoeld in artikel 9 van de JTF-verordening.

  • 2 Onverminderd de artikelen 64, eerste lid, en 66 van de GB-verordening, komen de volgende kosten in ieder geval niet in aanmerking als subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid:

    • a. administratieve en financiële sancties en boetes;

    • b. winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband;

    • c. fooien en geschenken;

    • d. representatiekosten en -vergoedingen;

    • e. kosten van personeelsactiviteiten;

    • f. kosten van overboekingen en annuleringen;

    • g. gratificaties en bonussen; en

    • h. kosten van outplacementtrajecten.

Artikel 1.16. Cumulatie

Onverminderd artikel 63, negende lid, van de GB-verordening, wordt, indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat volgens het toepasselijke Europese steunkader is toegestaan.

Artikel 1.17. Subsidieplafond en verdeling van subsidiebudgetten

  • 1 Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het programma JTF 2021–2027 € 599.137.806.

  • 2 Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt:

    • a. voor de JTF-regio Groningen-Emmen € 317.615.226;

    • b. voor de JTF-regio IJmond € 56.304.516;

    • c. voor de JTF-regio Groot-Rijnmond € 56.304.516;

    • d. voor de JTF-regio West Noord-Brabant € 56.304.516;

    • e. voor de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen € 56.304.516; en

    • f. voor de JTF-regio Zuid-Limburg € 56.304.516.

  • 3 De Minister van SZW verdeelt een subsidieplafond als bedoeld in artikel 1.10:

    • a. op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18; of

    • b. op volgorde van rangschikking naar geschiktheid, overeenkomstig artikel 1.19.

Artikel 1.18. Volgorde van ontvangst

  • 1 Indien in deze regeling is bepaald dat verdeling van het subsidieplafond plaatsvindt op volgorde van ontvangst als bedoeld in artikel 1.17, derde lid, onderdeel a, komt de eerst ontvangen aanvraag het eerst voor beoordeling van de subsidieaanvraag in aanmerking.

  • 2 Indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt met betrekking tot de verdeling de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als datum van ontvangst.

  • 3 Indien de Minister van SZW op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt hij de onderlinge volgorde van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 1.19. Rangschikking naar geschiktheid

  • 1 Indien in deze regeling is bepaald dat verdeling van het subsidieplafond plaatsvindt op volgorde van rangschikking naar geschiktheid als bedoeld in artikel 1.17, derde lid, onderdeel b, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor beoordeling van de subsidieaanvraag in aanmerking.

  • 2 De Minister van SZW rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.

  • 3 Voor zover het subsidieplafond dreigt te worden overschreden, stelt de Minister van SZW de onderlinge rangschikking van de aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt vast door middel van loting.

Artikel 1.20. Beoordelingscriteria

  • 1 De Minister van SZW kent aan een project een hoger aantal punten toe naarmate:

    • a. het project meer bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027;

    • b. het project meer sociaaleconomisch integraal is;

    • c. het technische en sociale innovatiegehalte van het project hoger is;

    • d. het economisch of financieel toekomstperspectief hoger is;

    • e. de kwaliteit van het projectplan beter is; of

    • f. het project meer bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact.

  • 2 In een subsidietitel als bedoeld in artikel 1.10, tweede lid, wordt bepaald welke van de criteria, genoemd in het eerste lid, worden gehanteerd bij de toekenning van punten.

  • 3 In de desbetreffende subsidietitel wordt bepaald hoeveel punten per onderdeel van het eerste lid de Minister van SZW kan toekennen.

Artikel 1.21. Deskundigencommissies

  • 1 De Minister van SZW stelt een deskundigencommissie in voor de:

    • a. JTF-regio Groningen-Emmen;

    • b. JTF-regio IJmond;

    • c. JTF-regio Groot-Rijnmond;

    • d. JTF-regio’s West-Noord-Brabant, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid Limburg.

  • 2 Een deskundigencommissie heeft tot taak de Minister van SZW op zijn verzoek te adviseren omtrent de inhoudelijke beoordeling van aanvragen om subsidie.

  • 3 De adviezen van een deskundigencommissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

  • 4 Een deskundigencommissie bestaat uit een voorzitter en ten minste drie leden die op voordracht van de intermediaire instantie worden benoemd en van wie de vergoeding wordt vastgesteld op grond van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

  • 5 In het benoemingsbesluit van de deskundigencommissie worden in elk geval de zittingsduur en de vergoedingen van de voorzitter en de leden vastgesteld.

  • 6 Een deskundigencommissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

  • 7 Een lid van een deskundigencommissie neemt geen deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag, of een persoonlijk of zakelijk belang heeft bij de beschikking op een andere aanvraag in dezelfde onderlinge rangschikking.

  • 8 Een lid van een deskundigencommissie kan op verzoek van de voorzitter van een andere deskundigencommissie, na overeenstemming tussen de voorzitters van de beide commissies en het betrokken lid, bij laatstgenoemde commissie worden ingeschakeld ten behoeve van een of meer adviseringstaken.

  • 9 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van een deskundigencommissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van SZW. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van een deskundigencommissie bewaard in het archief van de betrokken Intermediaire Instantie.

  • 10 Een deskundigencommissie verstrekt desgevraagd aan de Minister van SZW de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De Minister van SZW kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 1.22. Subsidieaanvraag

  • 1 Een aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling bevat ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam, het post- en bezoekadres, het e-mailadres, het telefoonnummer, het rekeningnummer, en voor zover van toepassing het burgerservicenummer of het nummer waaronder de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel en gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager;

    • b. een projectplan; en

    • c. voor zover van toepassing, een overzicht van de aan het samenwerkingsverband deelnemende partijen en de verdeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen van de partijen, alsmede een bewijsstuk waaruit blijkt dat de penvoerder bevoegd is om namens de partijen in het samenwerkingsverband te handelen en subsidie te ontvangen.

  • 2 Het projectplan bevat in ieder geval:

    • a. een begroting;

    • b. een sluitend financieringsplan;

    • c. een beschrijving van de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten;

    • d. een beschrijving van de doelstelling, resultaten en producten die de subsidieaanvrager met de activiteiten nastreeft;

    • e. een beschrijving van de wijze waarop de activiteiten zullen worden uitgevoerd, verantwoord en geadministreerd;

    • f. de duur van de projectperiode;

    • g. een beschrijving van de benodigde en beschikbare operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten;

    • h. indien van toepassing, een beschrijving van de mijlpalen en tussentijdse momenten waarop besloten wordt over het al dan niet voortzetten van activiteiten van het project, inclusief output- en resultaatindicatoren en de voorziene risico’s; en

    • i. indien het een aanvraag betreft die ziet op een of meer productieve investeringen in een grote onderneming, een analyse waaruit blijkt dat het verwachte banenverlies zonder de investering groter zou zijn dan het verwachte aantal gecreëerde banen.

Artikel 1.23. Beslissing op de aanvraag

  • 1 Indien het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, beslist de Minister van SZW binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Indien het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van rangschikking van de aanvragen, beslist de Minister van SZW binnen 26 weken na de laatste dag van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend.

  • 3 Indien de subsidie wordt verleend aan partijen in een samenwerkingsverband, verzendt de Minister van SWZ de beschikking tot subsidieverlening aan de penvoerder.

Artikel 1.24. Subsidieverlening en -vaststelling projecten minder dan € 200.000

  • 1 Indien subsidie wordt aangevraagd voor projecten waarvan de totale kostprijs niet meer dan € 200.000 bedraagt, wordt de subsidie verleend met gebruikmaking van eenheidskosten of vaste bedragen als bedoeld in artikel 53, tweede lid, van de GB-verordening en kan de subsidie worden vastgesteld op basis van een ontwerpbegroting als bedoeld in artikel 53, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de GB-verordening.

  • 2 De artikelen 1.12 en 1.13 zijn niet van toepassing, indien de subsidie wordt verleend met gebruikmaking van het eerste lid.

  • 3 De Minister van SZW kan de subsidieaanvrager bij beschikking toestaan de artikelen 1.27 en 1.29 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te laten, indien de subsidie wordt verleend met gebruikmaking van het eerste lid.

Artikel 1.25. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. het project niet voldoende bijdraagt aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen binnen het Programma JTF 2021–2027 of het gedeelte van het Programma JTF 2021–2027 waarvoor het deelplafond beschikbaar is gesteld;

  • b. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag op de uiterste datum van indiening in het geval van verdeling als bedoeld in artikel 1.19;

  • c. de subsidieverlening in strijd is met de GB-verordening of JTF-verordening;

  • d. de subsidieverlening niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels of in strijd is met wettelijke bepalingen rond subsidieverstrekking;

  • e. de Minister van SZW door toewijzing niet zou voldoen aan een van de verplichtingen, gesteld in artikel 73 van de GB-verordening;

  • f. de subsidieverstrekking zou leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond of de aanmeldingsdrempel, bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader;

  • g. de subsidieverstrekking zou leiden tot een overschrijding van de maximale steunintensiteit, die van toepassing is op de specifieke steuncategorie, bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader;

  • h. niet voldaan wordt aan de eisen inzake stimulerend effect, bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader;

  • i. de subsidie bestemd is voor een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader, tenzij het op grond van het toepasselijke Europese steunkader is toegestaan aan een onderneming in moeilijkheden subsidie te verlenen;

  • j. de aanvrager een ondernemer is tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader;

  • k. na toepassing van artikel 1.20 aan een project minder dan 70 punten zijn toegekend; of

  • l. na toepassing van artikel 1.20 voor een of meer van de op basis van artikel 1.20, derde lid, voor die subsidietitel gehanteerde criteria minder dan de helft van de mogelijke punten is toegekend.

Artikel 1.26. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger of, indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, de penvoerder doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de Minister van SZW van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 2 De subsidieontvanger voert de activiteiten uit overeenkomstig de subsidieverleningsbeschikking.

  • 3 De subsidieontvanger of, indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, de penvoerder doet onverwijld schriftelijk melding aan de Minister van SZW zodra aannemelijk is dat:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht;

    • b. niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c. de subsidiabele kosten wezenlijk afwijken van de begroting.

  • 4 Een wijziging van een project waarvoor subsidie wordt verstrekt, of afwijking van de subsidieverleningsbeschikking behoeft de goedkeuring van de Minister van SZW, indien de wijziging of afwijking betreft:

    • a. de subsidieontvanger;

    • b. de activiteiten;

    • c. de te realiseren doelstellingen;

    • d. de financiering van het project; of

    • e. de planning of looptijd.

  • 5 Indien de subsidieontvanger subsidie aanwendt voor het verlenen van een opdracht waarbij de totale kosten bij één opdrachtnemer hoger zullen zijn dan € 50.000, toont hij de marktconformiteit van de beprijzing van de opdracht aan.

  • 6 De Minister van SZW kan op verzoek van de subsidieontvanger of de penvoerder ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het vijfde lid. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 7 Het vijfde lid is niet van toepassing als de subsidieontvanger die subsidie wil aanwenden voor het verlenen van een opdracht een aanbestedende dienst is als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012.

  • 8 Indien het zevende lid van toepassing is en de subsidieontvanger een opdracht verleent naar aanleiding van een op grond van de Aanbestedingswet 2012 verplichte aanbesteding, stelt de subsidieontvanger of de penvoerder de Minister van SZW op de hoogte van de gevolgde procedure en de gunningsbeslissing, overeenkomstig artikel 2.130 van de Aanbestedingswet 2012.

Artikel 1.27. Administratievoorschriften

  • 1 De subsidieontvanger houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot de uitvoering van het project en de in verband daarmee gemaakte kosten en gerealiseerde opbrengsten. Deze administratie bestaat uit een projectadministratie en een financiële administratie waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en ten behoeve van de vaststelling van de subsidiabiliteit zijn te verifiëren met bewijsstukken.

  • 2 De volledige administratie is per project voor controle beschikbaar op een voor de Minister van SZW vrij toegankelijke locatie.

  • 3 De projectadministratie geeft inzicht in de geplande en gerealiseerde prestaties in termen van deelnemers dan wel in termen van geleverde producten of diensten.

  • 4 De financiële administratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten, de gerealiseerde opbrengsten en de wijze waarop deze kosten en opbrengsten aan het project worden toegerekend.

  • 5 De administratie bevat bij activiteiten als bedoeld in artikel 8, onderdelen k, l, m en o, van de JTF-verordening tevens een deelnemersadministratie. De deelnemersadministratie bevat onder andere het burgerservicenummer van de deelnemers aan het project, geeft inzicht in de subsidiabiliteit van de activiteiten van de individuele deelnemer zelf en van de per individuele deelnemer behaalde resultaten. De deelnemersadministratie is beschikbaar, raadpleegbaar en verwerkbaar.

  • 6 De subsidieontvanger verstrekt desgevraagd aan door de Minister van SZW dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen instanties inzage in of informatie uit de administratie. Tevens verstrekt hij de voornoemde instanties desgevraagd informatie over de projecten, welke informatie voor monitoring en evaluatiedoeleinden gebruikt kan worden.

Artikel 1.28. Beschikbaarheid van bescheiden

  • 1 Onverminderd de voorschriften voor staatssteun bewaart de subsidieontvanger alle administratieve bescheiden die betrekking hebben op het gesubsidieerde project tot ten minste 31 december 2035 dan wel tot een nader door de Minister van SZW aan de subsidieontvanger schriftelijk bekend te maken termijn. Indien de Europese Commissie, vanwege een gerechtelijke vervolging of een met redenen omkleed verzoek de bewaartermijn schorst, maakt de Minister van SZW de gevolgen voor de bewaartermijn, bedoeld in dit lid, in de Staatscourant bekend.

  • 2 Van alle administratieve bescheiden wordt het origineel bewaard. Onverminderd artikel 82 van de GB-verordening kan hiervan worden afgeweken, indien het origineel wordt overgezet en bewaard op een andere gegevensdrager. Het overbrengen op een andere gegevensdrager geschiedt met juiste en volledige weergave van de gegevens en deze is de volledige bewaartermijn beschikbaar en kan binnen een redelijke tijd leesbaar worden gemaakt.

  • 3 De administratie is zodanig ingericht en wordt zodanig gevoerd en bewaard, dat controle daarvan binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de subsidieontvanger de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.

  • 4 De computersystemen die gebruikt worden voor documenten waarvan uitsluitend een elektronische versie bestaat, voldoen aan aanvaarde beveiligingsstandaarden die waarborgen dat de bewaarde documenten aan de nationale wettelijke eisen voldoen en dat er voor controledoeleinden op kan worden vertrouwd.

  • 5 Alle administratieve bescheiden zijn beschikbaar voor de subsidieontvanger. De subsidieontvanger is en blijft verantwoordelijk voor een correcte opslag van alle administratieve bescheiden, ook als hij een derde met de opslag belast.

Artikel 1.29. Rapportageverplichtingen

  • 1 Indien de periode van uitvoering van een project dat voor subsidie in aanmerking komt meer dan twaalf maanden in beslag neemt, wordt bij de beschikking tot subsidieverlening de verplichting opgelegd tot indiening van één of meer rapportages waarin de voortgang van het project wordt beschreven, waarbij rekening wordt gehouden met de mijlpalen van het project.

  • 2 Bij activiteiten als bedoeld in artikel 8, onderdelen k, l, m en o, van de JTF-verordening, verstrekt de subsidieontvanger, onder gebruikmaking van het daartoe door de Minister van SZW elektronisch beschikbaar gestelde formulier en een door de Minister van SZW erkende elektronische handtekening, bij indiening van een rapportage als bedoeld in het eerste lid, aan de Minister van SZW het burgerservicenummer van de deelnemers aan zijn project.

  • 3 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun rapportages in via een penvoerder.

Artikel 1.30. Voorschotten vooruitlopend op te maken kosten

  • 1 Indien in deze regeling bepaald, kan de Minister van SZW op aanvraag voorschotten vooruitlopend op te maken kosten verlenen.

  • 2 De subsidieaanvrager dient een aanvraag voor een voorschot in door middel van een door de Minister van SZW beschikbaar gesteld elektronisch formulier, dat beschikbaar is op een in elk van de hoofdstukken 2 tot en met 8 vermelde website.

  • 3 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dient de penvoerder namens hen de aanvraag tot het verlenen van een voorschot in.

  • 4 Een voorschot vooruitlopend op te maken kosten kan maximaal 20 procent van de oorspronkelijk verleende subsidie bedragen.

  • 5 De Minister van SZW beslist binnen 26 weken op een verzoek om een voorschot vooruitlopend op te maken kosten.

  • 6 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, verzendt de Minister van SZW de beschikking tot voorschotverlening aan de penvoerder.

Artikel 1.31. Bevoorschotting op basis van gerealiseerde projectactiviteiten

  • 1 Indien in deze regeling bepaald, kan de Minister van SZW op aanvraag voorschotten op basis van gemaakte kosten verlenen, tenzij er sprake is van subsidieverlening op basis van een vast bedrag.

  • 2 De subsidieaanvrager dient een aanvraag voor een voorschot in door middel van een door de Minister van SZW beschikbaar gesteld elektronisch formulier, dat beschikbaar is op een in elk van de hoofdstukken 2 tot en met 8 vermelde website.

  • 3 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dient de penvoerder namens hen de aanvraag voor een voorschot in.

  • 4 Het voorschot wordt verleend op basis van gerealiseerde kosten en betalingen.

  • 5 Een aanvraag om een voorschot bevat een verslag omtrent de voortgang als bedoeld in artikel 1.29, eerste lid, en bevat voor zover van toepassing:

    • a. bonnen en betaalbewijzen;

    • b. bewijsstukken inzake de gemaakte personeelskosten;

    • c. bewijsstukken inzake de gemaakte loonverletkosten;

    • d. bewijsstukken inzake geleverde inbreng in natura;

    • e. bewijsstukken inzake afschrijvingskosten;

    • f. bewijsstukken ten aanzien van de realisatie van de activiteit.

  • 6 Tenzij in deze regeling of de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 100 procent van de verleende subsidie.

  • 7 De Minister van SZW betaalt binnen tachtig dagen na ontvangst van de aanvraag van een voorschot op de subsidie, de op dat moment bekende verschuldigde subsidie.

  • 8 De betaling van het bedrag, bedoeld in het zevende lid, kan worden opgeschort, indien:

    • a. de Minister van SZW een verzoek tot aanvulling van ontbrekende gegevens heeft gedaan;

    • b. een onregelmatigheid in de aanvraag van een voorschot is geconstateerd; of

    • c. de door de Europese Commissie tussentijds uitgekeerde bedragen niet toereikend zijn.

  • 9 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, verzendt de Minister van SZW de beschikking tot voorschotverlening aan de penvoerder.

Artikel 1.32. Aanvraag subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient een aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk binnen dertien weken na afloop van de projectperiode in. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt een verantwoording en een einddeclaratie gevoegd.

  • 2 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dient de penvoerder namens hen de aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 3 De subsidieaanvrager dient een subsidieaanvraag in door middel van een door de Minister van SZW beschikbaar gesteld elektronisch formulier, dat beschikbaar is op een in de hoofdstukken 2 tot en met 8 vermelde website.

  • 4 Bij een aanvraag tot subsidievaststelling wordt in voorkomend geval mededeling gedaan van andere inkomsten, waaronder subsidies, waarmee de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft is gefinancierd.

  • 5 De aanvraag tot subsidievaststelling bevat in ieder geval:

    • a. gegevens over de subsidieontvanger, waaronder naam, adres en het door de minister toegekende referentienummer; en

    • b. gegevens over de hoogte van de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten.

  • 6 Een aanvraag tot vaststelling van een subsidie voor de uitvoering van een project gaat vergezeld van:

    • a. een inhoudelijk eindverslag;

    • b. bewijsstukken ter onderbouwing van de gerapporteerde waarde of waarden voor de output- en resultaatindicatoren;

    • c. een financieel verslag; en

    • d. het burgerservicenummer van de deelnemers aan het project, bij activiteiten als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdelen k, l, m en o, van de JTF-verordening.

  • 7 Het inhoudelijk eindverslag, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, bevat ten minste:

    • a. een beschrijving van de activiteiten die in het kader van het project zijn verricht; en

    • b. een evaluatie van de mate waarin de activiteiten hebben bijgedragen aan de doelstellingen, omschreven in het projectplan dat onderdeel vormt van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 8 Indien een aanvraag tot vaststelling van een subsidie vergezeld gaat van een aanvraag van een voorschot als bedoeld in artikel 1.31, zijn het zevende en achtste lid van dat artikel onverminderd van toepassing.

Artikel 1.33. Beslissing op aanvraag subsidievaststelling

  • 1 De Minister van SZW geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen van de vaststellingsaanvraag geldende termijn is verstreken.

  • 2 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, verzendt de Minister van SZW de beschikking tot subsidievaststelling aan de penvoerder.

Artikel 1.34. Betaling samenwerkingsverbanden

Betalingen van subsidie en voorschotten daarop aan de penvoerder gelden als bevrijdende betalingen aan de partijen in het samenwerkingsverband.

Artikel 1.35. Wettelijke rente bij terugvordering

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 7 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, artikel 7 van de Kaderwet SZW-subsidies, of in geval van terugvordering op grond van de GB-verordening of de JTF-verordening, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, die wordt berekend over de periode vanaf de datum van het verstrijken van de termijn waarbinnen terugbetaling door de subsidieontvanger moet plaatsvinden en de datum van terugbetaling door de subsidieontvanger.

Artikel 1.36. Instandhouding activiteit

  • 1 Indien subsidie wordt verstrekt voor een activiteit als bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de GB-verordening, wordt de beschikking tot subsidievaststelling onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd indien binnen vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de laatste betaling door de bevoegde autoriteit aan de begunstigde van het vastgestelde subsidiebedrag of een deel daarvan, of in voorkomend geval binnen een in de voorschriften betreffende staatssteun gestelde termijn, een van de volgende gebeurtenissen op de activiteit van toepassing is:

    • a. beëindiging of verplaatsing van een productiecapaciteit als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel a, van de GB-verordening;

    • b. eigendomsoverdracht van een infrastructuurvoorziening waardoor een onderneming of een overheidsinstantie een onrechtmatig voordeel behaalt als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel b, van de GB-verordening; of

    • c. een substantiële verandering in de aard, de doelstellingen of de uitvoeringsvoorwaarden van de activiteit waardoor de oorspronkelijke doelstellingen dreigen te worden ondermijnd als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel c, van de GB-verordening.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een activiteit als bedoeld in artikel 65, tweede lid, van de GB-verordening die is onderworpen aan een verplichting tot behoud van de investering krachtens de op die investering van toepassing zijnde voorschriften betreffende staatssteun.

  • 3 De in het eerste lid vastgestelde termijn van vijf jaar wordt in geval van het behoud van investeringen of van door het mkb gecreëerde werkgelegenheid, verkort tot drie jaar.

Artikel 1.37. Publiciteit

  • 1 De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat bij alle op het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen duidelijk wordt gemaakt dat voor het project steun is verleend vanuit de Europese Unie, overeenkomstig de vereisten uit de GB-verordening.

  • 2 De projectresultaten worden om niet beschikbaar gesteld aan de Ministers of door een van hen aangewezen derden, en de subsidieontvanger verleent medewerking aan door de Ministers georganiseerde publicitaire en voorlichtingsactiviteiten gericht op de media, potentiële deelnemers van projecten en het grote publiek.

Artikel 1.38. Evaluatie

De subsidieontvanger verleent aan door de Minister van SZW dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen instanties medewerking aan het uitvoeren van onderzoek en evaluaties en het opstellen van evaluatierapporten met betrekking tot deze regeling, en draagt, indien het gesubsidieerde project niet in eigen beheer wordt uitgevoerd, er zorg voor dat de feitelijke uitvoerder van het project deze medewerking verleent.

Artikel 1.39. Intrekking en terugvordering

  • 1 Onverminderd afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht kan een beschikking tot subsidieverlening door de Minister van SZW geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en kunnen op basis daarvan uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd:

    • a. indien het project wordt uitgevoerd in afwijking van de projectbeschrijving, waarop de subsidieverlening was gebaseerd;

    • b. indien de doelstellingen van het project niet of slechts ten dele worden gerealiseerd;

    • c. indien de subsidieontvanger niet of niet meer beschikt over de benodigde operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten;

    • d. op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger;

    • e. indien anderszins in strijd wordt gehandeld met de GB-Verordening.

  • 2 Gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening op grond van het eerste lid, onderdeel a, vindt niet plaats, indien de afwijking van het bij de subsidieaanvraag gevoegde projectbeschrijving vooraf aan de Minister van SZW is voorgelegd en de Minister van SZW daarmee schriftelijk heeft ingestemd.

  • 3 De Minister van SZW kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan die subsidieontvanger in het kader van deze regeling verleende en nog te betalen subsidie.

Hoofdstuk 2. Subsidies JTF-regio Groningen-Emmen

Titel 2.1. Subsidietitel voor steun aan investeringen en bijbehorende opleidingen

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.1.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • business case: uitwerking van een investeringsplan;

  • capaciteit: door de duurzame bedrijfsuitrusting bepaalde, technisch maximale vermogen tot produceren per tijdseenheid;

  • committed termsheet: juridisch bindend document tussen onderneming en investeerder(s) met de voorwaarden van de investering;

  • diversificatieproject: een project dat de diversificatie inhoudt van de activiteit binnen een vestiging van de onderneming. De nieuwe activiteit mag niet dezelfde (of een vergelijkbare activiteit) zijn als de activiteit die eerder in de vestiging werd uitgeoefend;

  • duurzame bedrijfsuitrusting: een investering die wordt geactiveerd op de balans van de onderneming; Deze investering mag niet binnen twee jaar worden afgeschreven, tenzij de bedrijfsuitrusting willekeurig kan worden afgeschreven op grond van fiscale regelgeving;

  • gewaarmerkte uncommitted termsheet: niet juridisch bindend document tussen onderneming en investeerder(s) met daarin de belangrijkste voorwaarden om tot de investering te komen. De uncommitted termsheet gaat vooraf aan de committed termsheet;

  • groene waterstof: waterstof geproduceerd uit hernieuwbare bronnen zoals duurzame elektriciteit via elektrolyse of uit biogrondstoffen;

  • industriële onderneming: een in het handelregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven entiteit die als economische activiteit goederen vervaardigt uit halffabricaten en grondstoffen met inzet van personeel, duurzame productiemiddelen en hulpstoffen;

  • proces- en maakindustrie: ondernemingen die activiteiten uitoefenen onder de codering van NACE Rev.2, sectie C;

  • regionaal transitieplan: het territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie voor JTF-regio Groningen, opgenomen als bijlage bij het nationaal JTF-programma 2021–2027;

  • regionale innovatiestrategie: de regionale innovatiestrategie voor slimme specialisatie (‘RIS3’) voor Noord-Nederland, zoals vastgesteld door de Colleges van gedeputeerde staten van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen en te vinden op de website van SNN;

  • sluitende financiering: financiering van een project dat kan bestaan uit eigen middelen van de onderneming, vreemd vermogen en gevraagde subsidie(s). In geval van (co)financiering door derde(n) kan de aanvrager dit laten zien door middel van juridisch bindende documentatie van die derde(n). Het totaal van deze financiering is gelijk aan de projectkosten;

  • SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland, de intermediaire instantie voor JTF-regio Groningen;

  • stimulerend effect: stimulerend effect als bedoeld in artikel 6 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • transformatieproject: een fundamentele wijziging van het volledige productieproces van een industrieel bedrijf;

  • uitbreidingsproject: een project dat de uitbreiding van de capaciteit inhoudt; het betreft een uitbreiding van een industrieel bedrijf, hoofdkantoor van een bedrijf, of laboratorium van een bedrijf in dezelfde gemeente als waarin al een bedrijf van de ondernemer of een bedrijf van een tot hetzelfde concern behorende ondernemer is gevestigd;

  • vestigingsproject: een project waar geen sprake is van een uitbreidingsproject, maar nieuwe economische activiteiten inhoudt voortkomende uit:

    • 1. het stichten van een industrieel bedrijf;

    • 2. het stichten van een hoofdkantoor of laboratorium; of

    • 3. het nieuw vestigen van een locatie van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 genoemd bedrijf;

  • werkingsgebied: de JTF-regio Groningen bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel a; - werkingsgebied voor regionale investeringssteun: het gebied binnen het werkingsgebied dat is opgenomen in de Regionale Steunkaart 2022-2027, zoals door de Europese Commissie goedgekeurd bij Steunmaatregel SA.100273 (2021/N).

  • werkingsgebied voor regionale investeringssteun: het gebied binnen het werkingsgebied dat is opgenomen in de Regionale Steunkaart 2022-2027, zoals door de Europese Commissie goedgekeurd bij Steunmaatregel SA.100273 (2021/N).

Artikel 2.1.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het doel van de subsidie op grond van deze titel is transformatie en diversificatie van de regionale economie en arbeidsmarkt conform het regionaal transitieplan. Deze transformatie wordt gerealiseerd in de vorm van steun aan een investeringsproject in de proces- en maakindustrie en de daarbij behorende scholing van nieuw of bestaand personeel in het werken binnen en met de te realiseren investeringen.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen:

    • a. Spoor 1 en Spoor 2 voor wat betreft de investeringen onder deze openstellingen;

    • b. Spoor 3 voor de opleidingscomponent.

  • 3 Aanvrager draagt met de investeringen in het project bij aan de ontwikkeling van één of meer nieuwe waardeketens of industriële ecosystemen binnen de vier transities die zijn opgenomen in de regionale innovatiestrategie:

    • a. van een lineaire naar een circulaire economie;

    • b. van fossiele naar hernieuwbare energie;

    • c. van zorg naar duurzame gezondheid; of

    • d. van analoog naar digitaal.

  • 4 Een aanvrager draagt met de om- of bijscholing van bestaande of nieuwe werknemers in het project bij aan het versterken van de competenties en vaardigheden van bestaande en nieuwe werknemers, niet zijnde standaardwerkzaamheden. Deze competenties en vaardigheden hangen voor de werkgever samen met de inzetbaarheid van deelnemers in het werken met de investeringen. Deze competenties en vaardigheden zijn voor de deelnemers gericht op hun toekomstbestendige inzetbaarheid op de arbeidsmarkt binnen de vier transities, bedoeld in het derde lid.

Artikel 2.1.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan een onderneming in de proces- en maakindustrie voor projecten die worden uitgevoerd in het werkingsgebied en die passen binnen de kaders van deze regeling.

Artikel 2.1.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor:

    • a. investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting en daarbij behorende gebouwen; het gaat om een vestigingsproject van een industriële onderneming;

    • b. investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting en daarbij behorende gebouwen; het gaat om een uitbreidingsproject van een industriële MKB-onderneming;

    • c. investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting en daarbij behorende gebouwen; het gaat om een diversificatieproject van een industriële MKB-onderneming;

    • d. investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting en daarbij behorende gebouwen; het gaat om een transformatieproject van een industriële MKB-onderneming;

    • e. bij- of omscholing en training van bestaand en nieuw personeel direct verbonden aan de realisatie, het doen en het gebruiken c.q. bedienen van de investeringen, bedoeld in de onderdelen a, b, c of d.

  • 2 Projecten zijn gericht op toekomstbestendigheid van de economie door diversificatie langs de lijnen van de vier transities of op groen perspectief voor de industrie door transformatie naar groene productieprocessen in de industrie door het vervangen van fossiele grond- en brandstoffen.

Artikel 2.1.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt:

    • a. voor aanvragen voor projecten van grote ondernemingen € 21.000.000;

    • b. voor aanvragen voor projecten van MKB-ondernemingen € 29.000.000.

  • 2 Met ingang van 15 december 2023 worden de subsidieplafonds uit het eerste lid samengevoegd. Het samengevoegde subsidieplafond bedraagt € 58.000.000.

  • 3 Voor aanvragen die voor 15 december 2023 zijn ingediend, geldt dat het subsidieplafond als samengevoegd kan worden beschouwd, voor zover daar geen andere aanvragen mee worden benadeeld die voor 15 december 2023 zijn ingediend.

  • 4 Indien in het subsidieplafond middelen uit Rijkscofinanciering zijn opgenomen, wordt een aanvraag onder deze titel eveneens beschouwd als een aanvraag voor Rijkscofinanciering op grond van Hoofdstuk 9.

  • 5 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.1.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 23 januari 2023 tot en met 1 september 2025.

  • 2 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 09.00 uur op de in het eerste lid genoemde startdatum en is tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur is ontvangen.

Artikel 2.1.7. Hoogte subsidie

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt voor een:

    • a. kleine onderneming maximaal 30% van de subsidiabele kosten;

    • b. middelgrote onderneming maximaal 20% van de subsidiabele kosten;

    • c. grote onderneming maximaal 10% van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt voor opleidingskosten maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 3 De subsidie voor investeringskosten in een project bedraagt maximaal € 7.500.000 per project.

  • 4 De subsidie bedraagt niet meer dan de maximale steunruimte op basis van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, te berekenen op basis van de volgende artikelen van de Algemene groepsvrijstellingsverordening:

    • a. artikelen 13 en 14 inzake regionale investeringssteun voor investeringskosten;

    • b. artikel 31 inzake opleidingssteun inzake kosten voor om-of bijscholing.

Artikel 2.1.8. Subsidiabele kosten

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In afwijking van artikel 1.11 komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a. voor kosten van investeringen:

      • andere kosten als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel f, voor gebouwen, nader bepaald als de koopsom en overdrachtskosten of de aan derden verschuldigde verbouwkosten, exclusief de financieringskosten en de overdrachtsbelasting, of ingeval van huurkoop of financial lease de aanschafwaarde;

      • andere kosten als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel f, voor duurzame bedrijfsuitrusting, nader bepaald als de koopsom, of ingeval van huurkoop of financial lease de aanschafwaarde;

    • b. kosten voor investeringen als bedoeld in onderdeel a komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking voor zover:

    • c. voor kosten van bij- en omscholing:

      • 1°. andere kosten voor opleiding en training als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel f;

      • 2°. in geval van opleiding en training voor competenties en vaardigheden niet zijnde standaardwerkzaamheden: loonkosten inclusief overhead als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, voor de uren die medewerkers in dienst van de aanvrager deelnemen aan bij- en omscholing.

  • 2 In aanvulling op artikel 1.15 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

    • a. investeringen in bedrijfsgebouwen of duurzame bedrijfsuitrusting die de subsidieontvanger heeft gekregen van een natuurlijk persoon of rechtspersoon die tot hetzelfde concern behoort;

    • b. investeringen in niet permanent op de bedrijfslocatie aanwezige duurzame bedrijfsuitrusting;

    • c. immateriële vaste activa als bedoeld in artikel 365 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d. zelfstandige investeringen in gebouwgebonden duurzame energie-opwekkers;

    • e. kosten van investeringen waarvoor onomkeerbare verplichtingen zijn aangegaan voor ontvangst van de aanvraag;

    • f. kosten van training en opleiding waarvoor verplichtingen zijn aangegaan voor ontvangst van de aanvraag.

Artikel 2.1.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen zes maanden na de subsidieverlening.

  • 2 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid, inclusief het in gebruik nemen van de gerealiseerde capaciteit.

  • 3 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengen.

Artikel 2.1.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. na toepassing van artikel 1.20 aan een project minder dan 70 punten zijn toegekend;

  • b. na toepassing van artikel 1.20 aan een project een beoordeling is toegekend lager dan 80% op onderdeel a van artikel 1.20, eerste lid;

  • c. na toepassing van artikel 1.20 aan een project een beoordeling is toegekend lager dan 50% op onderdelen b, d, en f van artikel 1.20, eerste lid;

  • d. na toepassing van artikel 1.20 aan een project een beoordeling is toegekend lager dan 100% op onderdeel e van artikel 1.20, eerste lid;

  • e. de totale subsidiabele kosten van het project minder bedragen dan € 2.500.000;

  • f. de financiering van het project niet uiterlijk zes maanden na afgifte van de verleningsbeschikking aantoonbaar is. In het geval van financiering door derde(n) wordt juridisch bindende documentatie aangeleverd;

  • g. de activiteiten gericht zijn op industriële dienstverlening, energieproductie of waterstofproductie ten behoeve van energieopwekking;

  • h. de activiteiten gericht zijn op productie van biobrandstoffen waarvoor een bijmengverplichting reeds langer dan twee jaar van kracht is;

  • i. de activiteiten gericht zijn op hergebruik van producten, afvalstoffen en/of grondstoffen, waarbij er geen sprake is van een hoogwaardige toepassing of wanneer er sprake is van het opwerken van afval uitsluitend ten behoeve van export;

  • j. de onderneming geen financiële bijdrage levert uit eigen middelen van ten minste 25% van de subsidiabele kosten;

  • k. als gevolg van het project het aantal arbeidsplaatsen bij de aanvrager afneemt;

  • l. de financiering van het project, met uitzondering van de gevraagde subsidie, niet aantoonbaar sluitend is;

  • m. de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, gezien de rentabiliteit en de aard van het bedrijf, naar oordeel van de Minister van SZW niet aanvaardbaar zal zijn nadat na uitvoering van het project de bedrijfsactiviteiten zijn gestart;

  • n. er onvoldoende vertrouwen is in de technische of economische haalbaarheid van het project;

  • o. het project niet voldoet aan het principe van Do no significant harm door ontbreken van overtuigend zicht op het ontvangen van alle noodzakelijke vergunningen;

  • p. de analyse waaruit blijkt dat het verwachte banenverlies zonder de investering groter zou zijn dan het verwachte aantal gecreëerde banen niet goedgekeurd wordt.

Artikel 2.1.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Projecten worden beoordeeld door het toekennen van punten op de zes criteria bedoeld in het artikel 1.20. De weging van de zes criteria is:

    • a. de mate waarin het project meer bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 25 punten;

    • b. de mate waarin het project meer sociaaleconomisch integraal is: 25 punten;

    • c. de mate waarin het technische en sociale innovatiegehalte hoger is: 0 punten;

    • d. de mate waarin het economisch of financieel toekomstperspectief hoger is: 25 punten;

    • e. de mate waarin de kwaliteit van het projectplan beter is: 5 punten;

    • f. de mate waarin het project meer bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 2.1.12. Voorschot

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag vooruitlopend op realisatie van de projectactiviteiten een voorschot van 20% van de verleende subsidie.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gemaakte en betaalde kosten. Het voorschot bedraagt de in de rapportage verantwoorde gemaakte en betaalde subsidiabele kosten, vermenigvuldigd met het toegestane subsidiepercentage, bedoeld in artikel 1.31.

  • 4 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, bedragen de voorschotten in totaal maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 2.1.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In aanvulling op het artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b. de in het aanvraagformulier genoemde documenten, waarvoor door het SNN aangeleverde vaste formats worden gebruikt inclusief daaraan verbonden voorschriften.

Artikel 2.1.14. Staatssteun

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de artikelen 13, 14 en 31 van de Algemene roepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.1.15. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel en bijlage 1 vervallen met ingang van 1 september 2025, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 2.2. JTF-Call 2022 voor grote Kennis- en valorisatieprojecten die aansluiten bij de transities uit de RIS3 2021–2027

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.2.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In deze titel wordt verstaan onder:

    • kennisontwikkelingsproject: project dat zich richt op kennisontwikkeling, zijnde een onderzoeksproject of een andersoortig project waarin kennisontwikkeling centraal staat;

    • RIS3 2021–2027: Research & Innovation Strategy for Smart Specialization Noord-Nederland. Dit is het document waarin de innovatiestrategie voor Noord-Nederland voor de periode 2021–2027 is uiteengezet;

    • SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland, de intermediaire instantie voor JTF-regio Groningen;

    • transities: de transities zoals beschreven in hoofdstuk 1.4 van de RIS3 2021–2027;

    • valorisatieproject: innovatietraject gericht op ontwikkeling van nieuwe producten, concepten, technologieën en diensten, of het testen van innovatieve toepassingen in de praktijkomgeving gericht op valorisatie van nieuwe technieken.

  • 2 In afwijking van artikel 1.1 wordt verstaan onder:

    • productieve investering: een investering in vaste of immateriële activa die hoofdzakelijk wordt aangewend voor de productie van goederen die aan derden verkocht worden of in het eigen productieproces worden verbruikt.

Artikel 2.2.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Een project waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend past binnen Spoor 1 en Spoor 2 van het TJTP. Het project draagt bij aan de transformatie en diversificatie van de regionale economie. Dit kan door het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe duurzame waardenketens of innovaties langs de lijnen van de RIS3, zoals de (versnelde) omschakeling naar groene grondstoffen, duurzame waterstof en circulariteit.

Artikel 2.2.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een valorisatie-, of kennisontwikkelingsproject aan:

  • a. een natuurlijke ondernemingsvorm;

  • b. een rechtspersoon; of

  • c. een partij in een samenwerkingsverband van natuurlijke- of rechtspersonen.

Artikel 2.2.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een valorisatie-, of een kennisontwikkelingsproject binnen minimaal één van de vier RIS transities.

Artikel 2.2.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 28.568.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.2.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 23 januari 2023 tot en met 29 september 2023.

  • 2 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 09.00 uur op de in het eerste lid genoemde startdatum en is tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur is ontvangen.

Artikel 2.2.7. Hoogte subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt 30% van de subsidiabele kosten bij een valorisatieproject.

  • 2 De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten bij een kennisontwikkelingsproject.

  • 3 De subsidie wordt met 10 procentpunten verhoogd indien het project daadwerkelijke samenwerking betreft, inhoudende:

    • a. een samenwerkingsverband opgericht ten behoeve van de uitvoering van dit project, waarbij geen van de individuele aanvragers meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening neemt; of

    • b. een samenwerkingsverband tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren.

  • 4 De subsidie bedraagt niet meer dan de maximale steunruimte op basis van de artikelen 25, 27, 28 en 29 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 5 De subsidie bedraagt minimaal € 1.000.000 per project.

  • 6 De subsidie bedraagt maximaal € 4.000.000 per project en maximaal € 2.500.000 per projectpartner.

Artikel 2.2.8. Subsidiabele kosten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De kosten van productieve investeringen zijn niet subsidiabel.

Artikel 2.2.9. Looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uiterlijk 30 november 2026 dienen alle projectactiviteiten volledig ten uitvoer te zijn gebracht.

Artikel 2.2.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische of economische haalbaarheid van het project;

  • b. door een aanvrager niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het project financieel, ruimtelijk of anderszins, obstakelvrij is; of

  • c. niet aannemelijk is dat alle projectactiviteiten van het project uiterlijk 30 november 2026 volledig ten uitvoer kunnen zijn gebracht.

Artikel 2.2.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, c, d, e en f van artikel 1.20, eerste lid.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel van het eerste lid:

    • a. voor criterium a maximaal 30 punten;

    • b. voor criterium c maximaal 15 punten bij een valorisatieproject en maximaal 25 punten bij een kennisontwikkelingsproject;

    • c. voor criterium d maximaal 25 punten bij een valorisatieproject en maximaal 15 punten bij een kennisontwikkelingsproject;

    • d. voor criterium e maximaal 15 punten;

    • e. voor criterium f maximaal 15 punten.

Artikel 2.2.12. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag vooruitlopend op het starten van de projectactiviteiten, conform artikel 1.30, een voorschot van 20% van de verleende subsidie met een maximum van € 500.000.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking één of meerdere opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 4 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gemaakte en betaalde kosten, conform artikel 1.31. In afwijking van artikel 1.31 bedraagt het totaal bedrag aan voorschotten maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 5 In afwijking van het vierde lid kan een voorschot tot een maximum van 100% van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt, indien:

    • a. het zeer aannemelijk is dat het project conform de subsidievoorwaarden op afzienbare termijn kan worden afgerond;

    • b. het aannemelijk is dat de kosten die nog gemaakt worden subsidiabel gesteld zullen worden; en

    • c. het niet toekennen van het voorschot onredelijke gevolgen voor de liquiditeitspositie van de aanvragende onderneming heeft.

Artikel 2.2.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In aanvulling op het artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b. de in het aanvraagformulier genoemde documenten, waarvoor door het SNN aangeleverde vaste formats worden gebruikt inclusief daaraan verbonden voorschriften.

Artikel 2.2.14. Staatssteun

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Indien de subsidie staatssteun bevat dan dient het gerechtvaardigd te worden door:

  • a. de de-minimisverordening; of

  • b. de artikelen 25, 27, 28 en 29 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.2.15. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel en artikel 9.2.1.2 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 2.3. Steun aan lokale collectieve infrastructuur en utiliteiten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.3.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • collectieve infrastructuur: gemeenschappelijke infrastructuur waar meerdere ondernemingen gebruik van kunnen maken;

  • diversificatie: de nieuwe activiteit is niet hetzelfde of vergelijkbaar met de activiteit die voordien in die vestiging werd uitgeoefend;

  • lokale infrastructuur: infrastructuur die op lokaal niveau bijdraagt tot het verbeteren van het ondernemingsklimaat en het moderniseren en ontwikkelen van de industriële basis.

  • oplaadinfrastructuur: vaste of mobiele infrastructuur om wegvoertuigen van elektriciteit te voorzien;

  • randvoorwaardelijke infrastructuur: infrastructuur die noodzakelijk geacht wordt voor de diversificatie en transformatie van het circulaire en groene bedrijfsleven in het werkingsgebied en die bijdraagt aan de transitie naar hernieuwbare energie en hernieuwbare of circulaire grondstoffen of bijdraagt aan het oplossen van lokale netcongestie;

  • TJTP: Territoriaal Just Transition Plan, het territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie voor JTF-regio Groningen-Emmen 2021–2027, zoals opgenomen als bijlage bij het nationaal JTF-programma 2021–2027;

  • RIS3 2021–2027: regionale innovatiestrategie 2021–2027, de regionale innovatiestrategie voor slimme specialisatie voor Noord-Nederland, zoals vastgesteld door de Colleges van gedeputeerde staten van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;

  • SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland, de intermediaire instantie voor JTF-regio Groningen-Emmen;

  • specifieke infrastructuur: infrastructuur die is aangelegd voor vooraf identificeerbare ondernemingen en op hun behoeften is toegesneden;

  • transformatie: fundamentele verandering in het productieproces gericht op omschakeling naar hernieuwbare grond- of brandstoffen of naar hernieuwbare energie;

  • werkingsgebied: de JTF-regio Groningen-Emmen, bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 2.3.2. Doel subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het doel van de subsidie op grond van deze titel is om spoor 2 van het TJTP uit te voeren ten aanzien van investeringen in randvoorwaardelijke infrastructuur, utiliteiten en slimme opslagsystemen.

  • 2 Projecten dragen bij aan een kansrijke vestigingsomgeving voor circulaire en groene bedrijvigheid binnen de vier transities die zijn opgenomen in de RIS3 2021–2027:

    • a. van een lineaire naar een circulaire economie;

    • b. van fossiele naar hernieuwbare energie;

    • c. van zorg naar duurzame gezondheid;

    • d. van analoog naar digitaal.

  • 3 Projecten moeten betrekking hebben op randvoorwaardelijke infrastructuur, utiliteiten en slimme opslagsystemen ten behoeve van het werkingsgebied.

Artikel 2.3.3. Doelgroep

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

  • a. een rechtspersoon;

  • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

  • c. een partij in een samenwerkingsverband van natuurlijke- of rechtspersonen.

Artikel 2.3.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op grond van deze titel kan worden verstrekt voor:

    • a. investeringen in collectieve infrastructuur, utiliteiten en slimme opslagsystemen ten behoeve van diversificatie en transformatie van industrie naar 0-emissie, hernieuwbare energie en grondstoffen of circulaire grondstoffen; of

    • b. proceskosten die rechtstreeks samenhangen met de planvoorbereiding van infrastructuur buiten industrieterreinen.

  • 2 Voor subsidie komen niet in aanmerking:

    • a. gereguleerde infrastructuur;

    • b. (rest)warmte-infrastructuur waar geen uitzicht is op volledig duurzame opwekking van warmte;

    • c. opwekking, transport of opslag van fossiele energie;

    • d. opwekking, transport of opslag van waterstof die niet geproduceerd is via waterelektrolyse op basis van hernieuwbare elektriciteit, of door middel van superkritische en thermische vergassing van biogeen afval of getorreficeerde biomassa;

    • e. investeringen in opwekking van duurzame energie;

    • f. specifieke infrastructuur;

    • g. ondergrondse CO2-opslag op land;

    • h. investeringssteun voor publiek toegankelijke oplaad- of tankinfrastructuur voor emissiearme of emissievrije wegvoertuigen; en

    • i. steun voor het distributienetwerkgedeelte van de energie-efficiënte stadsverwarmings- en stadskoelingsinstallatie.

Artikel 2.3.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 48.500.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.3.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 3 april 2023 9.00 uur tot en met 31 oktober 2024 17.00 uur.

Artikel 2.3.7. Hoogte subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 30 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 10.000.000 per project.

Artikel 2.3.8. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na datum van de verleningsbeschikking zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.

Artikel 2.3.9. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de activiteiten niet worden uitgevoerd in het werkingsgebied of de resultaten niet aantoonbaar ten goede komen aan het werkingsgebied;

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 200.000;

  • c. er onvoldoende vertrouwen is in de technische of economische haalbaarheid van het project;

  • d. de financiering van het project, met uitzondering van de gevraagde subsidie, niet aantoonbaar sluitend is; of

  • e. de vergunningen niet uiterlijk binnen vijf maanden na verlening van de subsidie zijn verkregen.

Artikel 2.3.10. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, d, e en f van het eerste lid van dat artikel.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het maximaal aantal punten per onderdeel als bedoeld in het eerste lid ten hoogste:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF Nederland 2021–2027: 40 punten;

    • b. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 20 punten;

    • c. voor de kwaliteit van het projectplan: 20 punten;

    • d. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 2.3.11. Voorschot

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot vooruitlopend op te maken kosten als bedoeld in artikel 1.30 van 20 procent van de verleende subsidie met een maximum van € 500.000.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend, wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

Artikel 2.3.12. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 2.3.13. Vervaltermijn

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 2.4. Steun aan opleidingsinfrastructuur en flankerende campusactiviteiten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.4.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • campus: een geografische concentratie of bundeling van bedrijven, onderwijs- of kennisinstellingen en instituten, waar gezamenlijke activiteiten ten aanzien van onderwijs, onderzoek en ontwikkeling centraal staat in de onderlinge relaties tussen de organisaties die in de campus deelnemen;

  • campusorganisatie: de rechtspersoon die de gezamenlijke activiteiten op de campus uitvoert of coördineert;

  • TJTP: Territoriaal Just Transition Plan, het territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie voor JTF-regio Groningen-Emmen 2021–2027, zoals opgenomen als bijlage bij het nationaal JTF-programma 2021–2027;

  • RIS3 2021–2027: regionale innovatiestrategie 2021–2027, de regionale innovatiestrategie voor slimme specialisatie voor Noord-Nederland, zoals vastgesteld door de Colleges van gedeputeerde staten van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;

  • SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland, de intermediaire instantie voor JTF-regio Groningen-Emmen.

  • werkingsgebied: de JTF-regio Groningen-Emmen, bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 2.4.2. Doel subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het doel van de subsidie op grond van deze titel is om het TJTP uit te voeren ten aanzien van de arbeidsmarktontwikkelingen die nodig zijn voor de verschillende transities.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen spoor 3 voor het versterken van de opleidingsinfrastructuur en het toekomstbestendig maken van de beroepsbevolking.

  • 3 Projecten dragen bij aan de ontwikkeling en totstandkoming van fysieke of niet-fysieke opleidingsinfrastructuur, met flankerende inhoudelijke (ecosysteem-) programma’s, die beantwoordt aan de behoefte aan technologie, benodigde kennis en benodigde vaardigheden bij de transities uit de RIS3 2021–2027, en waarin onderwijs- of kennisinstellingen en bedrijven doorlopend gezamenlijk kennis ontwikkelen, deze omzetten in onderwijsprogramma’s en deze flexibel inzetten voor huidige en toekomstige leden van de beroepsbevolking en het mkb.

Artikel 2.4.3. Doelgroep

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

  • a. een rechtspersoon;

  • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

  • c. een partij in een samenwerkingsverband van natuurlijke- of rechtspersonen.

Artikel 2.4.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op grond van deze titel kan worden verstrekt voor activiteiten die de fysieke of niet-fysieke opleidingsinfrastructuur versterken door:

    • a. de initiële opbouw of doorontwikkeling van campusorganisaties, als innovatie-ecosysteem gericht op organisatievermogen of programmatische ontwikkeling ten aanzien van om-, her- of bijscholing;

    • b. de realisatie van fysieke onderwijs- locaties, met inbegrip van inrichting en machines, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een of meer van de activiteiten uit de onderdelen c tot en met e;

    • c. de ontwikkeling van aanpakken waarin kennisontwikkeling, scholing, onderzoek dan wel toegepast onderzoek en leven lang ontwikkelen worden geïntegreerd, ten dienste worden gesteld aan bedrijven, werknemers of werkzoekenden of op een toegankelijke manier beschikbaar wordt gesteld voor inwoners uit de directe omgeving;

    • d. de omzetting van ontwikkelde kennis, met inbegrip van sociale innovatie en strategisch personeelsbeleid, van bedrijven en kennisinstellingen in lesprogramma’s, curricula, doorlopende leerlijnen en een flexibel onderwijsaanbod ten behoeve van leven lang ontwikkelen; of

    • e. een pakket aan modulaire scholingstrajecten dat kan worden ingezet voor bedrijven, werknemers of werkzoekenden.

  • 2 Projecten bestaan uit activiteiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, aangevuld met activiteiten onder minimaal één van de onderdelen c tot en met e van het eerste lid.

  • 3 Investeringen in fysieke voorzieningen komen alleen voor subsidie in aanmerking wanneer deze plaatsvinden op een locatie gelegen in het werkingsgebied.

Artikel 2.4.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.4.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 1 maart 2023 9.00 uur tot en met 15 juli 2024 17.00 uur.

Artikel 2.4.7. Hoogte subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 10.000.000 per project.

  • 3 Onverminderd het eerste lid wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.

Artikel 2.4.8. Subsidiabele kosten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.11, derde lid, komen voorbereidingskosten als subsidiabele kosten in aanmerking, indien deze kosten:

  • a. worden gemaakt om te komen tot een projectplan dat in aanmerking komt voor subsidie op grond van deze titel;

  • b. zijn gemaakt vóór indiening van de aanvraag ter verkrijging van subsidie;

  • c. zijn gemaakt op of na de startdatum van het project zoals ingevuld in de aanvraag ter verkrijging van subsidie;

  • d. zijn gemaakt na 22 maart 2022;

  • e. niet strijdig zijn met artikel 6 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.4.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na datum verleningsbeschikking zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijnen op grond van het eerste, tweede of derde lid verlengen.

Artikel 2.4.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de activiteiten niet worden uitgevoerd in het werkingsgebied of de resultaten niet aantoonbaar ten goede komen aan het werkingsgebied;

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 200.000;

  • c. er onvoldoende vertrouwen is in de technische of economische haalbaarheid van het project;

  • d. de financiering van het project, met uitzondering van de gevraagde subsidie, niet aantoonbaar sluitend is;

  • e. de verklaring van aanvrager ontbreekt dat de projectactiviteiten niet uit reguliere geldstromen ten behoeve van het onderwijs kunnen worden gedekt; of

  • f. de vergunningen niet uiterlijk binnen vijf maanden na verlening van de subsidie zijn verkregen.

Artikel 2.4.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, b, d, e en f van het eerste lid van dat artikel.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel als bedoeld in het eerste lid ten hoogste:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF Nederland 2021–2027: 35 punten;

    • b. voor de mate waarin het project sociaaleconomisch integraal is: 20 punten;

    • c. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 15 punten;

    • d. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

    • e. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.

Artikel 2.4.12. Voorschot

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot vooruitlopend op te maken kosten als bedoeld in artikel 1.30 van 20 procent van de verleende subsidie met een maximum van € 500.000.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid bedoelde verlening van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 4 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, bedragen de voorschotten in totaal maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 2.4.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 2.4.14. Vervaltermijn

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2027.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid blijven deze titel en artikel 9.2.1.1 van toepassing op reeds ingediende aanvragen.

Titel 2.5. Steun aan arbeidsmarkttransitie

[Vervallen per 30-09-2023]

Titel 2.6. Steun aan financieringsinstrumenten voor start-up fondsen

[Vervallen per 02-08-2023]

Titel 2.7. Steun voor middelgrote valorisatieprojecten die aansluiten bij de transities uit de RIS3 2021–2027

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.7.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • RIS3 2021–2027: Research & Innovation Strategy for Smart Specialization Noord-Nederland. Dit is het document waarin de innovatiestrategie voor Noord-Nederland voor de periode 2021–2027 is uiteengezet;

  • SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland, de intermediaire instantie voor JTF-regio Groningen;

  • samenwerkingsproject: project dat wordt uitgevoerd door ten minste twee onafhankelijke projectpartners, die een aantoonbaar belang hebben bij het project;

  • projectpartners: samenwerkende partijen die een aantoonbaar belang hebben bij het samenwerkingsproject en die geen partnerondernemingen van elkaar zijn of verbonden met elkaar zijn als bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, van bijlage 1 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Partijen die partnerondernemingen zijn of verbonden ondernemingen zijn, worden gezien als één projectpartner binnen een samenwerkingsproject;

  • transities: vier transities, zoals beschreven in hoofdstuk 1.4 van de RIS3 2021–2027;

  • valorisatieproject: innovatietraject gericht op ontwikkeling van nieuwe producten, concepten, technologieën en diensten, of het testen van innovatieve toepassingen in de praktijkomgeving gericht op valorisatie van nieuwe technieken.

Artikel 2.7.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Een project waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, past binnen Spoor 1 en Spoor 2 van het TJTP. Het project draagt bij aan de transformatie en diversificatie van de regionale economie. Dit kan door het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe duurzame waardenketens of innovaties langs de lijnen van de RIS3 2021–2027, zoals de (versnelde) omschakeling naar groene grondstoffen, duurzame waterstof en circulariteit.

Artikel 2.7.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een valorisatieproject aan:

  • a. een natuurlijke ondernemingsvorm;

  • b. een rechtspersoon;

  • c. een deelnemer in een samenwerkingsverband van natuurlijke- of rechtspersonen.

Artikel 2.7.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor het uitvoeren van valorisatieprojecten binnen minimaal één van de vier transities.

Artikel 2.7.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 14.000.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.7.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 9 oktober 2023 12.00 uur tot en met 31 januari 2025 12.00 uur.

  • 3 Voorafgaand aan de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt aan de Minister van SZW een preadvies gevraagd.

  • 4 Het preadvies geeft een advies over de mate waarin het project past binnen het doel van de subsidie.

  • 5 Een aanvraag voor een preadvies kan worden ingediend van 1 juni 2023 12.00 uur tot en met 12 januari 2024 12.00 uur.

  • 6 Aanvragers ontvangen uiterlijk vier weken na afloop van de periode, bedoeld in het vijfde lid, het preadvies.

Artikel 2.7.7. Hoogte subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt 25 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie wordt met 10 procentpunten verhoogd indien het project:

    • a. een samenwerkingsproject betreft, waarbij geen van de individuele aanvragers meer dan 70 procent van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening neemt; of

    • b. een samenwerkingsproject betreft bestaande uit een onderneming en één of meer kennisinstellingen, waarbij deze kennisinstellingen ten minste 10 procent van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren.

  • 3 De subsidie wordt nogmaals met 10 procentpunten verhoogd indien het project een samenwerkingsproject betreft tussen één of meer kennisinstellingen en minimaal twee ondernemingen die geen partnerondernemingen van elkaar of verbonden met elkaar zijn. Hierbij dienen de kennisinstellingen ten minste 10 procent van de in aanmerking komende kosten te dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren, en mag geen van de individuele aanvragers meer dan 70 procent van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening nemen.

  • 4 In afwijking van het eerste tot en met derde lid kan de hoogte van het subsidiepercentage per aanvrager worden beperkt, indien de regels van de Algemene groepsvrijstellingsverordening en de de-minimisverordening daartoe aanleiding bieden.

  • 5 De subsidie bedraagt minimaal € 350.000 per project.

  • 6 De subsidie bedraagt maximaal € 800.000 per project en maximaal € 500.000 per projectpartner.

Artikel 2.7.8. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na indiening van de aanvraag zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, verlengen.

Artikel 2.7.9. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische of economische haalbaarheid van het project;

  • b. door een aanvrager niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het project financieel, ruimtelijk of anderszins, obstakelvrij is; of

  • c. niet aannemelijk is dat alle projectactiviteiten van het project binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking volledig ten uitvoer kunnen zijn gebracht.

Artikel 2.7.10. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, c, d, e en f van artikel 1.20, eerste lid.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel als bedoeld in het eerste lid, maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:

    • a. de mate waarin het project meer bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 25 punten;

    • b. de mate waarin het technische en sociale innovatiegehalte hoger is: 25 punten;

    • c. de mate waarin het economisch of financieel toekomstperspectief hoger is: 20 punten;

    • d. de mate waarin de kwaliteit van het projectplan beter is: 15 punten;

    • e. de mate waarin het project meer bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.

Artikel 2.7.11. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot vooruitlopend op te maken kosten als bedoeld in artikel 1.30 van 30 procent van de verleende subsidie.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid bedoelde verlening van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 4 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, bedragen de voorschotten in totaal maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 5 In afwijking van het vierde lid kan een voorschot tot een maximum van 100 procent van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt, indien:

    • a. het zeer aannemelijk is dat het project conform de subsidievoorwaarden op afzienbare termijn kan worden afgerond;

    • b. het aannemelijk is dat de kosten die nog gemaakt worden subsidiabel gesteld zullen worden;

    en;

    • c. het niet toekennen van het voorschot onredelijke gevolgen voor de liquiditeitspositie van de aanvragende onderneming heeft.

Artikel 2.7.12. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b. de in het aanvraagformulier genoemde documenten, waarvoor door de Minister van SZW aangeleverde vaste formats worden gebruikt inclusief daaraan verbonden voorschriften;

    • c. een preadvies als bedoeld in artikel 2.7.6, derde lid.

Artikel 2.7.13. Staatssteun

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Indien de subsidie staatssteun bevat dan dient het gerechtvaardigd te worden door:

  • a. de de-minimisverordening; of

  • b. de artikelen 25, 27, 28 en 29 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.7.14. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel en artikel 9.2.1.2 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 2.8. JTF-Call 2023 voor strategische, groene projecten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.8.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • kennisintensieve industriële waardecirkel: samenhangende en vernieuwende industriële activiteiten die leiden tot een circulaire waardeketen gericht op het verminderen van het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen, door het behoud van de waarde van producten en afgedankte productonderdelen en materialen en de inzet van biobased grondstoffen;

  • strategisch project: een project of programma dat significant bijdraagt aan het versterken en vergroenen van het industrieel ecosysteem in de regio en aan de ontwikkeling van groene of circulaire waardeketens met als doel maatschappelijke én economische gevolgen van de transitie op te kunnen vangen;

  • TJTP: Territorial Just Transition Plan, het territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie voor JTF-regio Groningen-Emmen 2021–2027, opgenomen in de bijlage bij het nationaal JTF-programma 2021–2027.

Artikel 2.8.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Doel van subsidie op basis van deze titel is transformatie en diversificatie van de regionale economie en arbeidsmarkt conform het TJTP. Deze transformatie wordt gerealiseerd in de vorm van steun aan een strategisch project en de daarbij behorende scholing van nieuw of bestaand personeel in het werken binnen en met de te realiseren investeringen.

Artikel 2.8.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een strategisch project aan:

  • a. een rechtspersoon;

  • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

  • c. een partij in een samenwerkingsverband van natuurlijke- of rechtspersonen.

Artikel 2.8.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor:

    • a. strategische productieve investeringen, gericht op:

      • 1°. het vestigen van een productiefaciliteit waarmee kansen worden benut voor realisatie van een strategische grondstofhub voor hernieuwbare koolstof in de JTF-regio;

      • 2°. de vestiging van als strategisch aan te merken ‘net zero’ maakindustriebedrijven, producenten van technologieën die belangrijk zijn voor het realiseren van de Europese klimaatdoelstellingen;

    • b. een strategisch project gericht op het op- en uitbouwen van een kennisintensieve industriële waardecirkel met noordelijke impact.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kan subsidie worden verstrekt voor her-, om- of bijscholing en training van bestaand en nieuw personeel direct verbonden aan de uitvoering van het strategisch project en het gebruiken onderscheidenlijk bedienen van de investeringen in het project.

Artikel 2.8.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 25.000.000.

  • 2 Indien in het subsidieplafond middelen uit EZK-cofinanciering zijn opgenomen, wordt een aanvraag onder deze titel eveneens beschouwd als een aanvraag voor EZK-cofinanciering op grond van Hoofdstuk 9.

  • 3 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.8.6. Aanvraag en preadvies

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 20 oktober 2023 9.00 uur tot en met 31 oktober 2024 17.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is in het www.jtf-webportal.nl/mijn/ of via www.snn.nl.

  • 3 Voorafgaand aan de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een preadvies gevraagd aan de deskundigencommissie.

  • 4 Het preadvies geeft een advies over de mate waarin het project past binnen het doel van de subsidie.

  • 5 Een aanvraag voor een preadvies kan worden ingediend vanaf 2 oktober 2023 9.00 uur tot en met 31 mei 2024 17.00 uur.

Artikel 2.8.7. Hoogte subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 In aanvulling hierop geldt dat de hoogte van het subsidiepercentage per aanvrager kan worden beperkt, indien de regels van de Algemene groepsvrijstellingsverordening en de de-minimisverordening daartoe nopen.

  • 5 Het in het vierde lid genoemde bedrag is exclusief kosten van her-, bij- en omscholing en kan worden opgehoogd met kosten van her-, bij- en omscholing als bedoeld in artikel 2.8.4, tweede lid, met een subsidiebedrag van maximaal € 1.000.000 per project.

Artikel 2.8.8. Subsidiabele kosten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 In afwijking van artikel 1.11 komen voor kosten van her, bij- en omscholing uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a. andere kosten voor opleiding en training als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel f;

    • b. in geval van opleiding en training voor competenties en vaardigheden niet zijnde standaardwerkzaamheden: loonverletkosten als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, voor de uren die medewerkers in dienst van de aanvrager deelnemen aan bij- en omscholing.

  • 3 In aanvulling op artikel 1.15, komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

    • a. investeringen in bedrijfsgebouwen of duurzame bedrijfsuitrusting die de subsidieontvanger heeft verkregen van een natuurlijk persoon of rechtspersoon die tot hetzelfde concern behoort;

    • b. investeringen in niet permanent op de bedrijfslocatie aanwezige duurzame bedrijfsuitrusting;

    • c. immateriële vaste activa als omschreven in artikel 365 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d. zelfstandige investeringen in gebouwgebonden duurzame energie-opwekkers;

    • e. kosten van investeringen waarvoor onomkeerbare verplichtingen zijn aangegaan voor ontvangst van de aanvraag;

    • f. kosten van training en opleiding waarvoor verplichtingen zijn aangegaan voor ontvangst van de aanvraag.

Artikel 2.8.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na datum verleningsbeschikking zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is binnen 48 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.

Artikel 2.8.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische of economische haalbaarheid van het project;

  • b. door een aanvrager niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het project financieel, juridisch of anderszins, obstakelvrij is;

  • c. niet aannemelijk is dat alle projectactiviteiten van het project binnen 48 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking volledig ten uitvoer kunnen zijn gebracht;

  • d. bij aanvragen als bedoeld in artikel 2.8.4, eerste lid, onderdeel a, de subsidiabele kosten minder dan € 100.000.000 bedragen;

  • e. bij aanvragen als bedoeld in artikel 2.8.4, eerste lid, onderdeel b, de subsidiabele kosten minder dan € 20.000.000 bedragen.

Artikel 2.8.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 3 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel als bedoeld in het eerste en tweede lid ten hoogste:

    • a. de mate waarin het project meer bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 40 punten;

    • b. de mate waarin het project meer sociaaleconomisch integraal is: 15 punten;

    • c. de mate waarin het technische en sociale innovatiegehalte hoger is: 15 punten;

    • d. de mate waarin het economisch of financieel toekomstperspectief hoger is: 15 punten;

    • d. de mate waarin de kwaliteit van het projectplan beter is: 15 punten;

    • e. de mate waarin het project meer bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.

Artikel 2.8.12. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag vooruitlopend op het starten van de projectactiviteiten een voorschot van 10 procent van de verleende subsidie.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend, wanneer de verleningsbeschikking één of meerdere opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gemaakte en betaalde kosten, conform artikel 1.31. In afwijking van artikel 1.31 bedraagt het totaalbedrag aan voorschotten maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 4 In afwijking van het derde lid kan voor een project als bedoeld in artikel 2.8.4, eerste lid, onderdeel b, een voorschot tot een maximum van 100 procent van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt, indien:

    • a. het zeer aannemelijk is dat het project conform de subsidievoorwaarden op afzienbare termijn kan worden afgerond;

    • b. het aannemelijk is dat de kosten die nog gemaakt worden subsidiabel gesteld zullen worden; en

    • c. het niet toekennen van het voorschot onredelijke gevolgen voor de liquiditeitspositie van de aanvragende onderneming of van één of meer leden van het consortium heeft.

Artikel 2.8.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In aanvulling op artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

  • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

  • b. de bij het aanvraagformulier genoemde documenten als bijlagen;

  • c. het preadvies van de deskundigencommissie.

Artikel 2.8.14. Staatssteun

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de in artikel 1.4 opgenomen artikelen uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.8.15. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel en artikel 9.2.1.4 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 2.9. Steun aan arbeidsmarkttransitie 2.0

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.9.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland, de intermediaire instantie voor JTF-regio Groningen-Emmen;

  • TJTP: Territorial Just Transition Plan, het territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie voor JTF-regio Groningen-Emmen 2021–2027, zoals opgenomen als bijlage bij het nationaal JTF-programma 2021–2027;

  • werkingsgebied: de JTF-regio Groningen-Emmen, zoals bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 2.9.2. Doel subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het doel van de subsidie op grond van deze titel is om het TJTP uit te voeren ten aanzien van de arbeidsmarktontwikkelingen die nodig zijn voor de verschillende transities.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen Spoor 3 van het TJTP voor het toekomstbestendig maken van de beroepsbevolking.

  • 3 Projecten dragen ertoe bij dat de aankomende en huidige beroepsbevolking beschikt over de juiste digitale, sociale en technische vaardigheden om de transformatie van de economie en de klimaattransitie mogelijk te maken.

Artikel 2.9.3. Doelgroep

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

  • a. een rechtspersoon;

  • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

  • c. een partij in een samenwerkingsverband van natuurlijke- of rechtspersonen.

Artikel 2.9.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op grond van deze titel kan worden verstrekt voor activiteiten die:

    • a. de beroepsbevolking en de potentiële beroepsbevolking stimuleren tot scholing, ontwikkeling van vaardigheden en een leven lang ontwikkelen;

    • b. erop zijn gericht de leercultuur van de beroepsbevolking en bedrijven te stimuleren, met inbegrip van sociale innovatie en strategisch personeelsbeleid in het mkb;

    • c. om-, na- of bijscholing van deelnemers;

    • d. de startpositie van jongeren op de door transities veranderende arbeidsmarkt versterken;

    • e. de positie van werkzoekenden op de door transities veranderende arbeidsmarkt versterken; of

    • f. de uitstroom van opleidingen beter laten aansluiten op de vraag.

  • 2 Projecten zijn gericht op activiteiten of de ontwikkeling van activiteiten en arrangementen die bijdragen aan de ontwikkeling en loopbanen van de beroepsbevolking of de potentiële beroepsbevolking of aan de leercultuur binnen bedrijven.

  • 3 Projecten worden uitgevoerd in het werkingsgebied of de resultaten leiden voor deelnemers in het werkingsgebied tot het duurzaam behouden of verkrijgen van betaald werk dan wel het versterken van een duurzame arbeidspositie.

Artikel 2.9.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 13.500.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.9.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 9 oktober 2023 9.00 uur tot en met 15 juli 2024 17.00 uur.

Artikel 2.9.7. Hoogte subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.

Artikel 2.9.8. Subsidiabele kosten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.11, derde lid, komen voorbereidingskosten als subsidiabele kosten in aanmerking, indien deze kosten:

  • a. worden gemaakt om te komen tot een projectplan dat in aanmerking komt voor subsidie op grond van deze titel;

  • b. zijn gemaakt vóór indiening van de aanvraag ter verkrijging van subsidie;

  • c. zijn gemaakt op of na de startdatum van het project zoals ingevuld in de aanvraag ter verkrijging van subsidie;

  • d. zijn gemaakt na 22 maart 2022;

  • e. niet strijdig zijn met artikel 6 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.9.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na indiening van de aanvraag zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.

Artikel 2.9.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de activiteiten niet worden uitgevoerd in het werkingsgebied of de resultaten niet aantoonbaar ten goede komen aan het werkingsgebied;

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 100.000;

  • c. de financiering van het project, met uitzondering van de gevraagde subsidie, niet aantoonbaar sluitend is;

  • d. de verklaring van aanvrager ontbreekt dat de projectactiviteiten niet uit reguliere geldstromen ten behoeve van het onderwijs kunnen worden gedekt; of

  • e. de vergunningen niet uiterlijk binnen vijf maanden na verlening van de subsidie zijn verkregen.

Artikel 2.9.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, b, e en f van het eerste lid van dat artikel.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel als bedoeld in het eerste lid ten hoogste:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF Nederland 2021–2027: 45 punten;

    • b. voor de mate waarin het project sociaaleconomisch integraal is: 25 punten;

    • c. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

    • d. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.

Artikel 2.9.12. Voorschot

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag, vooruitlopend op te maken kosten als bedoeld in artikel 1.30, een voorschot van 20 procent van de verleende subsidie met een maximum van € 500.000.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 4 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, bedragen de voorschotten in totaal maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 2.9.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 2.9.14. Staatssteun

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de in artikel 1.4 opgenomen artikelen uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.9.15. Vervaltermijn

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 2.10. Energiearmoede JTF

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.10.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • duurzaamheidadviseur: een persoon die particuliere woningeigenaren helpt bij het verduurzamen van hun woning;

  • energiearmoede: het verband tussen armoede en de kosten van energie onder andere veroorzaakt door een slechte financiële situatie van de betrokken huishoudens, de lage energie-efficiëntie van de woning en stijgende energieprijzen;

  • energie-efficiëntie: hoeveelheid bespaarde energie die wordt vastgesteld door het verbruik vóór en ná de invoering van een maatregel ter verbetering van de energie-efficiëntie te meten of te ramen, gecorrigeerd voor externe factoren die het energieverbruik beïnvloeden;

  • energieprestatie: berekende of gemeten hoeveelheid energie die nodig is om aan de vraag naar energie te voldoen die verband houdt met een normaal gebruik van een gebouw, waaronder energie die wordt gebruikt voor verwarming, koeling, ventilatie, warmwatervoorziening en verlichting;

  • laag inkomen: inkomen niet hoger dan de inkomensgrens, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015;

  • particuliere woningeigenaar: natuurlijke persoon die, alleen of gezamenlijk met een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a of b, van de Wet bevordering eigenwoningbezit een woning volledig in eigendom verkrijgt en daarin zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben;

  • slecht geïsoleerde woning:

    • a. woning met energielabel D, E, F of G; of

    • b. indien er geen energielabel is, een woning waarvan minimaal twee van de volgende delen niet of slecht zijn geïsoleerd: de vloer en de bodem, de gevel, waaronder de spouwmuur, het dak en de zolder/vlieringvloer, de ramen en deuren;

  • werkingsgebied: gemeenten Emmen, Westerwolde, Stadskanaal, Pekela, Veendam, Oldambt, Midden-Groningen en Eemsdelta die deel uitmaken van de JTF-regio Groningen-Emmen, bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 2.10.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Het doel van de subsidie op basis van deze titel is het mogelijk maken van toegang tot nieuwe vormen van energie voor alle inwoners in het werkingsgebied door projecten uit te voeren die passen binnen:

  • a. Spoor 2, voor zover dit ziet op het uitvoeren van energie-efficiëntie maatregelen voor particuliere woningeigenaren in het werkingsgebied, die dat zelf niet kunnen financieren vanwege energiearmoede; of

  • b. Spoor 3, voor zover dit ziet op het opleiden van duurzaamheidadviseurs en van werknemers en werkzoekenden om energiebesparende maatregelen door te kunnen voeren, gericht op het voorkomen en bestrijden van energiearmoede of het mogelijk maken van toegang tot nieuwe vormen van energie.

Artikel 2.10.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

  • a. een gemeente; of

  • b. een penvoerder namens de afzonderlijke gemeenten in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.

Artikel 2.10.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor activiteiten ten behoeve van:

  • a. een programmatische aanpak van energiebesparende maatregelen van het aantal slecht geïsoleerde woningen die in de subsidie aanvraag zijn opgegeven, gericht op het terugdringen van energiearmoede, door particuliere woningeigenaren met een laag inkomen te ondersteunen met het doorvoeren van energiebesparende maatregelen van slecht geïsoleerde woningen met als doel de verbetering van de energieclassificatie van de woning met minstens één energielabel; of

  • b. het opleiden van duurzaamheidadviseurs en de bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden, gericht op het vergroten en versterken van de arbeidsmobiliteit in het werkingsgebied.

Artikel 2.10.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.10.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 1 februari 2024 9.00 uur tot en met 12 april 2024 17.00 uur.

Artikel 2.10.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt 100 procent van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 2.10.8.

  • 2 Het percentage, bedoeld in het eerste lid, kan naar beneden worden bijgesteld, indien de bepalingen ten aanzien van staatssteun daartoe aanleiding geven.

  • 3 Indien het een project betreft gericht op activiteiten als bedoeld in artikel 2.10.4, onderdeel a, bedraagt de subsidie ten hoogste voor de gemeente:

    • a. Emmen € 1.351.900;

    • b. Westerwolde € 470.650;

    • c. Stadskanaal € 474.403;

    • d. Pekela € 227.443;

    • e. Veendam € 409.098;

    • f. Oldambt € 629.785;

    • g. Midden-Groningen € 812.190; en

    • h. Eemsdelta € 624.531.

  • 4 Indien het een project betreft gericht op activiteiten als bedoeld in artikel 2.10.4, onderdeel b, bedraagt de subsidie ten hoogste voor de gemeente:

    • a. Emmen € 270.380;

    • b. Westerwolde € 94.130;

    • c. Stadskanaal € 94.880;

    • d. Pekela € 45.489;

    • e. Veendam € 81.820;

    • f. Oldambt € 125.957;

    • g. Midden-Groningen € 162.438; en

    • h. Eemsdelta € 124.906.

  • 5 Indien het beschikbare bedrag voor een gemeente, bedoeld in het derde en vierde lid, na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 2.10.6, niet volledig is benut, kan het resterende bedrag geheel of gedeeltelijk worden toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor een of meer andere gemeenten.

  • 6 De Minister van SZW maakt verschuivingen van het beschikbare budget bekend op www.snn.nl.

Artikel 2.10.8. Subsidiabele kosten

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

In afwijking van artikel 1.11, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. loonkosten inclusief overheadkosten;

  • b. loonverletkosten; of

  • c. andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd.

Artikel 2.10.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.

  • 3 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste of tweede lid, verlengen.

Artikel 2.10.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de activiteiten niet worden uitgevoerd in het werkingsgebied of de resultaten niet aantoonbaar ten goede komen aan het werkingsgebied;

  • b. er onvoldoende vertrouwen is in de technische of economische haalbaarheid van het project;

  • c. minder dan 80 procent van de subsidie ingezet wordt ter verbetering van de positie van de particuliere woningeigenaren; of

  • d. het project onvoldoende bijdraagt aan het verbeteren van woningen met energielabels D, E, F, G.

Artikel 2.10.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, d, e en f van artikel 1.20, eerste lid.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het maximale aantal punten per onderdeel als bedoeld in het eerste lid ten hoogste:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF Nederland 2021–2027: 30 punten;

    • b. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 20 punten;

    • c. voor de kwaliteit van het projectplan: 30 punten;

    • d. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 2.10.12. Voorschot

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag, vooruitlopend op te maken kosten als bedoeld in artikel 1.30, een voorschot van 20 procent van de verleende subsidie.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking één of meerdere opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

Artikel 2.10.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b. de bij het aanvraagformulier genoemde documenten als bijlagen.

Artikel 2.10.14. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-02-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 1 februari 2026, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 2.12. Steun aan subsidie-instrumenten voor bevordering digitalisering en robotisering

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.12.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP: territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie voor JTF-regio Groningen-Emmen 2021–2027, zoals opgenomen als bijlage bij het nationaal JTF-programma 2021–2027;

  • Operationeel programma JTF Groningen-Emmen: prioriteit 1, Groningen-Emmen van het door de Europese Commissie goedgekeurde Programma JTF 2021–2027.

Artikel 2.12.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het doel van de subsidie op grond van deze titel is om het TJTP en het Operationeel programma JTF Groningen-Emmen uit te voeren ten aanzien van een subsidie-instrument dat nodig is voor de digitale transitie en robotisering van de productieomgeving van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, leiden tot extra investeringen in digitalisering en robotisering door het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

Artikel 2.12.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan bestuursorganen voor een project.

Artikel 2.12.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie op grond van deze titel kan worden verstrekt voor het opzetten en uitvoeren van een stimuleringsregeling ten behoeve van digitalisering en robotisering van de productieomgeving van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

Artikel 2.12.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 10.000.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.12.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 16 januari 2024 09.00 uur tot en met 16 februari 2024 17.00 uur.

Artikel 2.12.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 55 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 10.000.000 per project.

Artikel 2.12.8. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking.

  • 2 De uitvoering van het project is uiterlijk 1 januari 2029 voltooid.

  • 3 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengen.

Artikel 2.12.9. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de activiteiten niet hoofdzakelijk worden verricht in of ten behoeve van de JTF-regio Groningen-Emmen;

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 5.000.000;

  • c. er onvoldoende vertrouwen is in de technische of economische haalbaarheid van het project; of

  • d. niet aannemelijk is dat alle projectactiviteiten van het project uiterlijk 1 januari 2029 volledig ten uitvoer kunnen zijn gebracht.

Artikel 2.12.10. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, c, e en f van het eerste lid van dat artikel.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel van het eerste lid:

    • a. voor criterium a maximaal 55 punten;

    • b. voor criterium c maximaal 15 punten;

    • c. voor criterium e maximaal 15 punten;

    • d. voor criterium f maximaal 15 punten.

Artikel 2.12.11. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag vooruitlopend op het starten van de projectactiviteiten een voorschot van 20 procent van de verleende subsidie.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking één of meerdere opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gemaakte en betaalde kosten, conform artikel 1.31.

  • 4 In afwijking van artikel 1.31 bedraagt het totaalbedrag aan voorschotten maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 5 In afwijking van het vierde lid kan een voorschot tot een maximum van 100 procent van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt, indien:

    • a. het zeer aannemelijk is dat het project conform de subsidievoorwaarden op afzienbare termijn kan worden afgerond;

    • b. het aannemelijk is dat de kosten die nog gemaakt worden subsidiabel gesteld zullen worden; en

    • c. het niet toekennen van het voorschot onredelijke gevolgen voor de liquiditeitspositie van de subsidieaanvrager heeft.

Artikel 2.12.12. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

  • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

  • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 2.12.13. Staatssteun

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door:

  • a. de artikelen 18 en 29 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening; of

  • b. de de-minimisverordening.

Artikel 2.12.14. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 2.13. Steun aan subsidie-instrumenten voor bevordering toekomstgericht en strategisch personeelsbeleid

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.13.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP: territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie voor JTF-regio Groningen-Emmen 2021–2027, zoals opgenomen als bijlage bij het nationaal JTF-programma 2021–2027;

  • Operationeel programma JTF Groningen-Emmen: prioriteit 3, Groningen-Emmen van het door de Europese Commissie goedgekeurde Programma JTF 2021–2027.

Artikel 2.13.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het doel van de subsidie op grond van deze titel is om het TJTP en het Operationeel programma JTF Groningen-Emmen uit te voeren ten aanzien van een subsidie-instrument dat nodig is voor toekomstgericht en strategisch personeelsbeleid van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend leiden tot een toekomstgericht en strategisch personeelsbeleid van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

Artikel 2.13.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan bestuursorganen voor een project.

Artikel 2.13.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie op grond van deze titel kan worden verstrekt voor het opzetten en uitvoeren van een stimuleringsregeling ten behoeve van toekomstgericht strategisch personeelsbeleid van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

Artikel 2.13.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 5.000.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.13.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 16 januari 2024 09.00 uur tot en met 16 februari 2024 17.00 uur.

Artikel 2.13.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 55 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.

Artikel 2.13.8. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking.

  • 2 De uitvoering van het project is uiterlijk 1 januari 2029 voltooid.

  • 3 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengen.

Artikel 2.13.9. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de activiteiten niet hoofdzakelijk worden verricht in of ten behoeve van de JTF-regio Groningen-Emmen;

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 2.500.000;

  • c. er onvoldoende vertrouwen is in de technische of economische haalbaarheid van het project; of

  • d. niet aannemelijk is dat alle projectactiviteiten van het project uiterlijk 1 januari 2029 volledig ten uitvoer kunnen zijn gebracht.

Artikel 2.13.10. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, c, e en f van het eerste lid van dat artikel.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel van het eerste lid:

    • a. voor criterium a maximaal 55 punten;

    • b. voor criterium c maximaal 15 punten;

    • c. voor criterium e maximaal 15 punten;

    • d. voor criterium f maximaal 15 punten.

Artikel 2.13.11. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag vooruitlopend op het starten van de projectactiviteiten een voorschot van 20 procent van de verleende subsidie.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking één of meerdere opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gemaakte en betaalde kosten, conform artikel 1.31.

  • 4 In afwijking van artikel 1.31 bedraagt het totaalbedrag aan voorschotten maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 5 In afwijking van het vierde lid kan een voorschot tot een maximum van 100 procent van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt, indien:

    • a. het zeer aannemelijk is dat het project conform de subsidievoorwaarden op afzienbare termijn kan worden afgerond;

    • b. het aannemelijk is dat de kosten die nog gemaakt worden subsidiabel gesteld zullen worden; en

    • c. het niet toekennen van het voorschot onredelijke gevolgen voor de liquiditeitspositie van de subsidieaanvrager heeft.

Artikel 2.13.12. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

  • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

  • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 2.13.13. Staatssteun

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

De subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door:

  • a. de artikelen 18, 29 en 31 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening; of

  • b. de de-minimisverordening.

Artikel 2.13.14. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2029. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2029, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Hoofdstuk 3. Subsidies JTF-regio IJmond

Titel 3.1. Regionale subsidies voor het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio IJmond

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 3.1.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP IJmond: het Territorial Just Transition Plan IJmond, bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening, met betrekking tot de JTF-regio IJmond.

Artikel 3.1.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Het doel van de subsidie op grond van deze titel heeft is het bevorderen van vernieuwing, versterking en diversificatie van de regionale economie, investeringen in technologie, systemen en infrastructuur om nieuwe, duurzame banen te creëren en investeringen in een wendbare en weerbare beroepsbevolking.

Artikel 3.1.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan een aanvrager voor een project dat:

  • a. past binnen één van de in bijlage 2 opgenomen beschrijvingen;

  • b. wordt uitgevoerd in de JTF-regio IJmond; en

  • c. past binnen de kaders van deze regeling.

Artikel 3.1.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor projecten die passen binnen de sporen 1, 2 of 3 van prioritaire as 2 uit het Programma JTF 2021–2027.

Artikel 3.1.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 43.304.516.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 3.1.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 23 januari 2023 9.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is in het https://start.jtf-webportal.nl/.

Artikel 3.1.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie kent een maximum van € 4.000.000 per aanvraag.

Artikel 3.1.8. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De activiteiten van een project in het kader van deze titel vangen niet eerder aan dan de dag waarop de aanvraag compleet is ingediend.

  • 2 De projectactiviteiten zijn uiterlijk 31 december 2026 uitgevoerd.

Artikel 3.1.9. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel van het eerste lid ten hoogste:

    • a. bijdrage aan de doelstellingen van het JTF-programma 2021–2027: 20 punten;

    • b. sociaal-economische integraliteit: 20 punten;

    • c. technische en sociale innovatiegehalte: 15 punten;

    • d. economisch of financieel toekomstperspectief: 15 punten;

    • e. kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

    • f. bijdrage aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.

Artikel 3.1.10. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op basis van een gemotiveerde aanvraag, waaruit de liquiditeitsnoodzaak is af te leiden, vooruitlopend op realisatie van de projectactiviteiten een voorschot als werkkapitaal op het moment van beschikken van de subsidie van maximaal 10 procent van de verleende subsidie.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot.

  • 3 In ieder geval wordt geen voorschot verleend, wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 4 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

Artikel 3.1.11. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel, bijlage 2 en artikel 9.2.2.1 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijven op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 3.2. Subsidietitel voor steun aan investeringen en bijbehorende opleidingen

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 3.2.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • business case: uitwerking van een investeringsplan;

  • capaciteit: door de duurzame bedrijfsuitrusting bepaalde, technisch maximale vermogen tot produceren per tijdseenheid;

  • committed termsheet: juridisch bindend document tussen onderneming en investeerder(s) met de voorwaarden van de investering;

  • diversificatieproject: een project dat de diversificatie inhoudt van de activiteit binnen een vestiging van de onderneming;

  • duurzame bedrijfsuitrusting: een investering die wordt geactiveerd op de balans van de onderneming;

  • gewaarmerkte uncommitted termsheet: niet juridisch bindend document tussen onderneming en investeerder(s) met daarin de belangrijkste voorwaarden om tot de investering te komen. De uncommitted termsheet gaat vooraf aan de committed termsheet;

  • groene waterstof: waterstof geproduceerd uit hernieuwbare bronnen zoals duurzame elektriciteit via elektrolyse of uit biogrondstoffen;

  • randvoorwaardelijke infrastructuur: infrastructuur die noodzakelijk geacht wordt voor de diversificatie en transformatie van het circulaire en klimaatneutrale bedrijfsleven in het werkingsgebied en die bijdraagt aan de transitie naar hernieuwbare energie en hernieuwbare of circulaire grondstoffen of bijdraagt aan het oplossen van lokale netcongestie;

  • regionaal transitieplan: het territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie, opgenomen als bijlage bij het nationaal JTF-programma 2021–2027;

  • regionale innovatiestrategie: RIS3, de regionale innovatiestrategie voor slimme specialisatie voor West-Nederland;

  • sluitende financiering: financiering van een project dat kan bestaan uit eigen middelen van de onderneming, vreemd vermogen en gevraagde subsidie(s). Het totaal van deze financiering is gelijk aan de projectkosten;

  • Kansen voor West: KvW, de intermediaire instantie voor JTF-regio IJmond;

  • stimulerend effect: stimulerend effect als bedoeld in artikel 6 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • transformatieproject: een fundamentele wijziging van het volledige productieproces van een bedrijf;

  • uitbreidingsproject: een project dat de uitbreiding van de capaciteit inhoudt, het betreft een uitbreiding van een bedrijf, hoofdkantoor van een bedrijf, of laboratorium van een bedrijf in dezelfde gemeente als waarin al een bedrijf van de ondernemer of een bedrijf van een tot hetzelfde concern behorende ondernemer is gevestigd;

  • vestigingsproject: een project waar geen sprake is van een uitbreidingsproject, maar nieuwe economische activiteiten inhoudt, voortkomende uit:

    • 1. het stichten van een bedrijf;

    • 2. het stichten van een hoofdkantoor of laboratorium;

    • 3. het nieuw vestigen van een locatie van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 genoemd bedrijf;

  • werkingsgebied: de JTF-regio IJmond, bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b;

  • werkingsgebied voor regionale investeringssteun: het gebied binnen het werkingsgebied dat is opgenomen in de Regionale Steunkaart 2022-2027, zoals door de Europese Commissie goedgekeurd bij Steunmaatregel SA.100273 (2021/N).

Artikel 3.2.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het doel van de subsidie op grond van deze titel is transformatie en diversificatie van de regionale economie en arbeidsmarkt conform het regionaal transitieplan. Deze transformatie wordt gerealiseerd in de vorm van steun aan een investeringsproject dat bijdraagt aan de transitie naar een circulaire en klimaatneutrale economie en de daarbij behorende scholing van nieuw of bestaand personeel in het werken binnen en met de te realiseren investeringen.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen:

    • a. Spoor 1 en Spoor 2 voor wat betreft de investeringen;

    • b. Spoor 3 voor de opleidingscomponent.

  • 3 Aanvrager draagt met de investeringen in het project bij aan de ontwikkeling van één of meer nieuwe waardeketens of economische ecosystemen binnen de drie transities die zijn opgenomen in het regionale transitieplan voor IJmond:

    • a. van een lineaire naar een circulaire economie;

    • b. van een fossiele naar een klimaatneutrale economie;

    • c. van een kwetsbare naar een weerbare beroepsbevolking.

  • 4 Een aanvrager draagt met de om- of bijscholing van bestaande of nieuwe werknemers in het project bij aan het versterken van de competenties en vaardigheden van bestaande en nieuwe werknemers, niet zijnde standaardwerkzaamheden. Deze competenties en vaardigheden hangen voor de werkgever samen met de inzetbaarheid van deelnemers in het werken met de investeringen. Deze competenties en vaardigheden zijn voor de deelnemers gericht op hun toekomstbestendige inzetbaarheid op de arbeidsmarkt binnen de drie transities, bedoeld in het derde lid.

Artikel 3.2.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan een onderneming die bijdraagt aan de transitie naar een circulaire en klimaatneutrale economie voor projecten die worden uitgevoerd in het werkingsgebied en die passen binnen de kaders van deze regeling.

Artikel 3.2.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor:

    • a. investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting en daarbij behorende gebouwen; het gaat om een vestigingsproject van een onderneming;

    • b. investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting en daarbij behorende gebouwen; het gaat om een uitbreidingsproject van een mkb-onderneming;

    • c. investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting en daarbij behorende gebouwen; het gaat om een diversificatieproject van een mkb-onderneming;

    • d. investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting en daarbij behorende gebouwen; het gaat om een transformatieproject van een mkb-onderneming;

    • e. bij- of omscholing en training van bestaand en nieuw personeel direct verbonden aan de realisatie, het doen en het gebruiken onderscheidenlijk bedienen van de investeringen, bedoeld in de onderdelen a, b, c of d.

  • 2 Projecten zijn gericht op toekomstbestendigheid van de economie door diversificatie langs de lijnen van de drie transities of op groen perspectief door transformatie naar circulaire en klimaatneutrale productieprocessen in ondernemingen door het vervangen van fossiele grond- en brandstoffen.

Artikel 3.2.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt:

    • a. voor aanvragen voor projecten van grote ondernemingen € 5.000.000;

    • b. voor aanvragen voor projecten van MKB-ondernemingen € 7.500.000.

  • 2 Met ingang van 1 april 2024 worden de subsidieplafonds uit het eerste lid samengevoegd. Het samengevoegde subsidieplafond bedraagt € 12.500.000, met dien verstande dat er maximaal € 5.000.000 beschikbaar is voor projecten van grote ondernemingen.

  • 3 Voor aanvragen die voor 1 april 2024 zijn ingediend, geldt dat het subsidieplafond als samengevoegd kan worden beschouwd, voor zover daar geen andere aanvragen mee worden benadeeld die voor 1 april 2024 zijn ingediend.

  • 4 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 3.2.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 15 augustus 2023 09.00 uur tot en met 1 september 2025 17.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.

Artikel 3.2.7. Hoogte subsidie

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt voor een:

    • a. kleine onderneming maximaal 30 procent van de subsidiabele kosten;

    • b. middelgrote onderneming maximaal 20 procent van de subsidiabele kosten;

    • c. grote onderneming maximaal 10 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt voor opleidingskosten maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 3 De subsidie voor investeringskosten in een project bedraagt maximaal € 4.000.000 per project.

  • 4 De subsidie bedraagt niet meer dan de maximale steunruimte op basis van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, te berekenen op basis van de volgende artikelen van de Algemene groepsvrijstellingsverordening:

    • a. artikelen 13 en 14 inzake regionale investeringssteun voor investeringskosten;

    • b. artikel 31 inzake opleidingssteun inzake kosten voor om-of bijscholing.

Artikel 3.2.8. Subsidiabele kosten

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In afwijking van artikel 1.11 komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a. voor kosten van investeringen:

      • andere kosten als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel f, voor gebouwen, nader bepaald als de koopsom en overdrachtskosten of de aan derden verschuldigde verbouwkosten, exclusief de financieringskosten en de overdrachtsbelasting, of ingeval van huurkoop of financial lease de aanschafwaarde;

      • andere kosten als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel f, voor duurzame bedrijfsuitrusting, nader bepaald als de koopsom, of ingeval van huurkoop of financial lease de aanschafwaarde;

    • b. kosten voor investeringen als bedoeld in onderdeel a komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking, voor zover:

    • c. voor infrastructurele kosten:

      • infrastructuur die noodzakelijk geacht wordt voor de diversificatie en transformatie van het circulaire en klimaatneutrale bedrijfsleven in het werkingsgebied en die bijdraagt aan de transitie naar hernieuwbare energie en hernieuwbare of circulaire grondstoffen of bijdraagt aan het oplossen van lokale netcongestie;

      • proceskosten die rechtstreeks samenhangen met de planvoorbereiding van infrastructuur.

    • d. voor kosten van bij- en omscholing:

      • andere kosten voor opleiding en training als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel f;

      • in geval van opleiding en training voor competenties en vaardigheden niet zijnde standaardwerkzaamheden: loonverletkosten als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, voor de uren die medewerkers in dienst van de aanvrager deelnemen aan bij- en omscholing.

  • 2 Een investering in duurzame bedrijfsuitrusting mag niet binnen twee jaar worden afgeschreven, tenzij de bedrijfsuitrusting willekeurig kan worden afgeschreven op grond van fiscale regelgeving.

  • 3 Onverminderd artikel 1.15 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

    • a. investeringen in bedrijfsgebouwen of duurzame bedrijfsuitrusting die de subsidieontvanger heeft gekregen van een natuurlijk persoon of rechtspersoon die tot hetzelfde concern behoort;

    • b. investeringen in niet permanent op de bedrijfslocatie aanwezige duurzame bedrijfsuitrusting;

    • c. immateriële vaste activa als bedoeld in artikel 365 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 3.2.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen zes maanden na de subsidieverlening.

  • 2 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid, inclusief het in gebruik nemen van de gerealiseerde capaciteit.

  • 3 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengen.

Artikel 3.2.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de totale subsidiabele kosten van het project minder bedragen dan € 500.000;

  • b. de financiering van het project niet uiterlijk zes maanden na afgifte van de verleningsbeschikking aantoonbaar is;

  • c. de activiteiten gericht zijn op hergebruik van producten, afvalstoffen of grondstoffen, waarbij er geen sprake is van een hoogwaardige toepassing of wanneer er sprake is van het opwerken van afval uitsluitend ten behoeve van export;

  • d. het diversificatieproject betreft waarbij de nieuwe activiteit hetzelfde of een vergelijkbare activiteit is als de activiteit die eerder in de vestiging werd uitgeoefend.

Artikel 3.2.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel als bedoeld in het eerste lid, maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:

    • a. de mate waarin het project meer bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

    • b. de mate waarin het project meer sociaaleconomisch integraal is: 15 punten;

    • c. de mate waarin het technische en sociale innovatiegehalte hoger is: 15 punten;

    • d. de mate waarin het economisch of financieel toekomstperspectief hoger is: 20 punten;

    • e. de mate waarin de kwaliteit van het projectplan beter is: 15 punten;

    • f. de mate waarin het project meer bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.

Artikel 3.2.12. Voorschot

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot vooruitlopend op te maken kosten als bedoeld in artikel 1.30 van 10 procent van de verleende subsidie.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 4 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, bedragen de voorschotten in totaal maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 3.2.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In aanvulling op het artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b. de in het aanvraagformulier genoemde documenten, waarvoor door het Kansen voor West aangeleverde vaste formats worden gebruikt inclusief daaraan verbonden voorschriften.

Artikel 3.2.14. Staatssteun

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de artikelen 13, 14 en 31 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.2.15. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 1 september 2025, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 3.3. Scholingsvouchers

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 3.3.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • opleidingsinstituut: erkende onderwijsinstelling, bedrijfsschool of private opleider als bedoeld in artikel 3.3.3;

  • EQF-register: kwalificatieregister van alle private kwalificaties die tot nu toe in Europa zijn ingeschaald in het Europese kwalificatieraamwerk;

  • NLQF-register: kwalificatieregister van alle private kwalificaties die tot nu toe in Nederland zijn ingeschaald in het Nederlandse kwalificatieraamwerk en de Europese equivalent;

  • NRTO: Nederlandse Raad voor Training en Opleiding, overkoepelende brancheorganisatie voor alle particuliere trainings- en opleidingsbureaus in Nederland;

  • scholingstraject: het opleiden van een natuurlijk persoon voor een baan die bijdraagt aan de transitie naar een circulaire en klimaatneutrale economie;

  • voorschakeltraject: het door een opleider begeleiden van een traject waarin een natuurlijk persoon leert wat de sector doet en door de begeleiding de bewuste keuze kan maken voor een baan die bijdraagt aan de transitie naar een circulaire en klimaatneutrale economie;

  • scholingsvoucher: een op grond van artikel 3.3.3 door een opleidingsinstituut afgegeven document ten behoeve van het volgen van een scholings- of een voorschakeltraject.

Artikel 3.3.2. Doel scholingsvouchers

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Doel van de scholingsvouchers is het bevorderen van een voldoende, goed opgeleide, gemotiveerde en beschikbare beroepsbevolking. De scholingsvouchers dragen bij aan de transitieopgaven in de regio en vangen de wijzigingen en het verdwijnen van vacatures als gevolg van de transitieopgave op.

Artikel 3.3.3. Aanvraag en verstrekking scholingsvoucher

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie ten behoeve van een of meer scholingsvouchers aan een opleidingsinstituut dat:

  • a. erkend is door de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap;

  • b. erkend is door de NRTO;

  • c. erkend is door de betreffende branche of sector;

  • d. opgenomen is in het NLQF- of EQF-register; of

  • e. een bedrijfsschool is, gelieerd aan of formeel geaccrediteerd voor een in Nederland erkende opleiding.

Artikel 3.3.4. Subsidiabele activiteiten en omvang subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een scholingsvoucher kan worden ingezet voor de volgende activiteiten:

    • a. een scholingstraject; of

    • b. een voorschakeltraject.

  • 2 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten exclusief btw, met een maximum subsidiebedrag van € 1.250 per scholingsvoucher.

  • 3 De subsidie bedraagt ten minste € 50.000 en ten hoogste € 100.000.

Artikel 3.3.5. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De activiteiten van een project in het kader van deze titel vangen niet eerder aan dan de dag waarop de verleningsbeschikking is afgegeven.

  • 2 Een scholingsvoucher kan door de aanvrager worden uitgegeven tot en met 31 december 2026.

  • 3 De activiteiten van een project zijn uiterlijk 31 december 2027 door de aanvrager uitgevoerd.

Artikel 3.3.6. Subsidieplafond en wijze van verdelen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond voor deze titel bedraagt € 500.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 3.3.7. Aanvraagperiode en gegevens subsidieaanvraag

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 15 augustus 2023 9.00 uur tot en met 31 december 2026 17.00 uur.

Artikel 3.3.8. Subsidiabele kosten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie wordt verleend op basis van een door de subsidieaanvrager ingediende ontwerpbegroting als bedoeld in artikel 53, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de GB-verordening.

  • 2 In afwijking van artikel 1.11 zijn de in de ontwerpbegroting op te nemen subsidiabele kosten waarvoor de scholingsvoucher kan worden ingezet de opleidingskosten, bedoeld in artikel 31, derde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, van de natuurlijk persoon.

Artikel 3.3.9. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, b, e en f van artikel 1.20, eerste lid.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel als bedoeld in het eerste lid maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:

    • a. voor de mate waarin het project meer bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 30 punten;

    • b. voor de mate waarin het project meer sociaaleconomisch integraal is: 20 punten;

    • c. voor de mate waarin de kwaliteit van het projectplan beter is: 20 punten;

    • d. voor de mate waarin het project meer bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 30 punten.

Artikel 3.3.10. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 2 In aanvulling op artikel 1.31, vijfde lid, bevat de aanvraag voor een voorschot bewijsstukken waaruit blijkt hoeveel scholings- of voorschakeltrajecten met een door het opleidingsinstituut afgegeven scholingsvoucher zijn afgerond.

Artikel 3.3.11. Aanvraag vaststelling subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In aanvulling op artikel 1.32, vijfde en zesde lid, bevat de aanvraag tot subsidievaststelling bewijsstukken waaruit blijkt hoeveel scholings- of voorschakeltrajecten met een door het opleidingsinstituut afgegeven scholingsvoucher zijn afgerond.

Artikel 3.3.12. Staatssteun

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Een scholingsvoucher bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 31 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.3.13. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Hoofdstuk 4. Subsidies JTF-regio Groot-Rijnmond

Titel 4.1. Regionale Subsidies voor Spoor 1 en 2 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Groot-Rijnmond

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.1.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP Groot-Rijnmond: het Territorial Just Transition Plan, bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening met betrekking tot de JTF-regio Groot-Rijnmond.

Artikel 4.1.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Het doel van de subsidie op grond van deze titel is het bevorderen van vernieuwing en versterking van de regionale economie met nieuwe, duurzame of circulaire industriële ketens en versnellen van de transitie met investeringen in technologie, systemen en infrastructuur tot decarbonisatie van bestaande industriële ketens.

Artikel 4.1.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan een aanvrager van een project dat:

  • a. past binnen één van de in bijlage 3 opgenomen beschrijvingen;

  • b. wordt uitgevoerd in de JTF-regio Groot-Rijnmond;

  • c. past binnen de kaders van deze regeling.

Artikel 4.1.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor projecten die passen binnen de prioritaire as 3, spoor 1 – het vernieuwen en versterken regionale economie met duurzame en/of circulaire industriële ketens of spoor 2 – het versnellen van transitie met investeringen in technologie, systemen en infrastructuur tot decarbonisatie industriële ketens, van het Programma JTF 2021–2027.

Artikel 4.1.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 31.100.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 4.1.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 23 januari 2023 9.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is in het https://start.jtf-webportal.nl/.

Artikel 4.1.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 2.000.000 per project.

Artikel 4.1.8. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De projectactiviteiten in het kader van deze titel vangen niet eerder aan dan de dag waarop de aanvraag compleet is ingediend.

  • 2 De projectactiviteiten zijn uiterlijk 31 december 2026 uitgevoerd.

Artikel 4.1.9. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel van het eerste lid ten hoogste:

    • a. bijdrage aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

    • b. sociaal-economischeintegraliteit: 15 punten;

    • c. technische en sociale innovatiegehalte: 15 punten;

    • d. economisch of financieel toekomstperspectief: 15 punten;

    • e. kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

    • f. bijdrage aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 4.1.10. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op basis van een gemotiveerde aanvraag, waaruit de liquiditeitsnoodzaak is af te leiden, een voorschot als werkkapitaal op het moment van beschikken van de subsidie van maximaal 10 procent van de subsidiabele projectkosten.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot.

  • 3 In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 4 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

Artikel 4.1.11. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel en bijlage 3 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 4.2. Regionale Subsidies voor Spoor 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Rijnmond

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.2.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP Rijnmond: het Territorial Just Transition Plan, bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening met betrekking tot de regio Groot-Rijnmond.

Artikel 4.2.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Een project in het kader van deze titel heeft tot doel het bevorderen van de beschikbaarheid van voldoende juist opgeleide en gemotiveerde weerbare beroepsbevolking voor de opgaven, bij een toenemend vacature-overschot en het verdwijnen of wijzigen van bestaande functies door de transitieopgave.

Artikel 4.2.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan een aanvrager van een project dat:

  • a. past binnen één van de in bijlage 4 opgenomen beschrijvingen;

  • b. wordt uitgevoerd in de JTF-regio Groot-Rijnmond; en

  • c. past binnen de kaders van deze regeling.

Artikel 4.2.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor projecten die passen binnen de spoor 3 van prioritaire as 3 uit het Programma JTF 2021–2027.

Artikel 4.2.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 9.375.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 4.2.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 23 januari 2023 9.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is in het https://start.jtf-webportal.nl/.

Artikel 4.2.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie kent geen maximum per project.

Artikel 4.2.8. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De activiteiten van een project in het kader van deze titel vangen niet eerder aan dan de dag waarop de aanvraag compleet is ingediend.

  • 2 De projectactiviteiten zijn uiterlijk 31 december 2026 uitgevoerd.

Artikel 4.2.9. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel van het eerste lid ten hoogste:

  • a. bijdrage aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

  • b. sociaal-economische integraliteit: 30 punten;

  • c. technische en sociale innovatiegehalte: 20 punten;

  • d. economisch of financieel toekomstperspectief: 0 punten;

  • e. kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

  • f. bijdrage aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.

Artikel 4.2.10. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op basis van een gemotiveerde aanvraag, waaruit de liquiditeitsnoodzaak is af te leiden, een voorschot als werkkapitaal op het moment van beschikken van de subsidie van maximaal 10 procent van de subsidie.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot.

  • 3 In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 4 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

Artikel 4.2.11. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel en bijlage 4 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 4.3. Scholingsvouchers

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.3.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • opleidingsinstituut: erkende onderwijsinstelling, bedrijfsschool of private opleider als bedoeld in artikel 4.3.3;

  • EQF-register: kwalificatieregister van alle private kwalificaties die tot nu toe in Europa zijn ingeschaald in het Europese kwalificatieraamwerk;

  • NLQF-register: kwalificatieregister van alle private kwalificaties die tot nu toe in Nederland zijn ingeschaald in het Nederlandse kwalificatieraamwerk en de Europese equivalent;

  • NRTO: Nederlandse Raad voor Training en Opleiding, overkoepelende brancheorganisatie voor alle particuliere trainings- en opleidingsbureaus in Nederland;

  • scholingstraject: het opleiden van een natuurlijk persoon voor een baan in de energietransitie of werken in de haven;

  • voorschakeltraject: het door een opleider begeleiden van een traject waarin een natuurlijk persoon leert wat de sector doet en door de begeleiding de bewuste keuze kan maken voor een baan in de energietransitie of werken in de haven;

  • scholingsvoucher: een op grond van artikel 4.3.3 door een opleidingsinstituut afgegeven document ten behoeve van het volgen van een scholings- of een voorschakeltraject.

Artikel 4.3.2. Doel scholingsvouchers

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Doel van de scholingsvouchers is het bevorderen van een voldoende, goed opgeleide, gemotiveerde en beschikbare beroepsbevolking. De scholingsvouchers dragen bij aan de transitieopgaven in de regio en vangen de wijzigingen en het verdwijnen van vacatures als gevolg van de transitieopgave op.

Artikel 4.3.3. Aanvraag en verstrekking scholingsvoucher

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie ten behoeve van een of meer scholingsvouchers aan een opleidingsinstituut dat:

  • a. erkend is door de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap;

  • b. erkend is door de NRTO;

  • c. erkend is door de betreffende branche of sector;

  • d. opgenomen is in het NLQF- of EQF-register; of

  • e. een bedrijfsschool is, gelieerd aan of formeel geaccrediteerd voor een in Nederland erkende opleiding.

Artikel 4.3.4. Subsidiabele activiteiten en omvang subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een scholingsvoucher kan worden ingezet voor de volgende activiteiten:

    • a. een scholingstraject; of

    • b. een voorschakeltraject.

  • 2 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten exclusief btw, met een maximum subsidiebedrag van € 1.250 per scholingsvoucher.

  • 3 De subsidie bedraagt ten minste € 50.000 en ten hoogste € 100.000.

Artikel 4.3.5. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De activiteiten van een project in het kader van deze titel vangen niet eerder aan dan de dag waarop de verleningsbeschikking is afgegeven.

  • 2 Een scholingsvoucher kan door de aanvrager worden uitgegeven tot en met 31 december 2027.

  • 3 De activiteiten van een project zijn uiterlijk 31 december 2029 door de aanvrager uitgevoerd.

Artikel 4.3.6. Subsidieplafond en wijze van verdelen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond voor deze titel bedraagt € 500.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 4.3.7. Aanvraagperiode en gegevens subsidieaanvraag

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 15 augustus 2023 9.00 uur tot en met 31 december 2026 17.00 uur.

Artikel 4.3.8. Subsidiabele kosten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie wordt verleend op basis van een door de subsidieaanvrager ingediende ontwerpbegroting als bedoeld in artikel 53, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de GB-verordening.

  • 2 In afwijking van artikel 1.11 zijn de in de ontwerpbegroting op te nemen subsidiabele kosten waarvoor de scholingsvoucher kan worden ingezet de opleidingskosten, bedoeld in artikel 31, derde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, van de natuurlijk persoon.

Artikel 4.3.9. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, b, e en f van artikel 1.20, eerste lid.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel van het eerste lid maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:

    • a. voor de mate waarin het project meer bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 30 punten;

    • b. voor de mate waarin het project meer sociaaleconomisch integraal is: 20 punten;

    • c. voor de mate waarin de kwaliteit van het projectplan beter is: 20 punten;

    • d. voor de mate waarin het project meer bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 30 punten.

Artikel 4.3.10. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 2 In aanvulling op artikel 1.31, vijfde lid, bevat de aanvraag voor een voorschot bewijsstukken waaruit blijkt hoeveel scholings- of voorschakeltrajecten met een door het opleidingsinstituut afgegeven scholingsvoucher zijn afgerond.

Artikel 4.3.11. Aanvraag vaststelling subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In aanvulling op artikel 1.32, vijfde en zesde lid, bevat de aanvraag tot subsidievaststelling bewijsstukken waaruit blijkt hoeveel scholings- of voorschakeltrajecten met een door het opleidingsinstituut afgegeven scholingsvoucher zijn afgerond.

Artikel 4.3.12. Staatssteun

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Een scholingsvoucher bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 31 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 4.3.13. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 4.4. Regionale Subsidies voor Spoor 1 en 2 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Groot-Rijnmond

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.4.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • elektrificatie: overgang van fossiele brandstoffen of energie naar elektriciteit of hernieuwbare energie;

  • TJTP Groot-Rijnmond: het Territorial Just Transition Plan, bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening, met betrekking tot de JTF-regio Groot-Rijnmond;

  • walstroom: infrastructuur aan de kade om schepen stationair op elektriciteit te laten draaien;

  • waterstof: waterstof geproduceerd uit hernieuwbare bronnen zoals duurzame elektriciteit via elektrolyse of uit biogrondstoffen.

Artikel 4.4.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Het doel van de subsidie op grond van deze titel is het bevorderen van vernieuwing en versterking van de regionale economie met nieuwe, duurzame of circulaire industriële ketens en versnellen van de transitie met investeringen in technologie, systemen en infrastructuur tot decarbonisatie van bestaande industriële ketens.

Artikel 4.4.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan een rechtspersoon of samenwerkingsverband voor een project dat:

  • a. past binnen één van de in bijlage 5 opgenomen beschrijvingen;

  • b. wordt uitgevoerd in de JTF-regio Groot-Rijnmond; en

  • c. past binnen de kaders van deze regeling.

Artikel 4.4.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor projecten die passen binnen de prioritaire as 3, Spoor 1 – het vernieuwen en versterken regionale economie met duurzame industriële ketens of Spoor 2 – het versnellen van transitie met investeringen in technologie, systemen en infrastructuur tot decarbonisatie industriële ketens, van het Programma JTF 2021–2027; en:

    • 1°. een focus hebben op elektrificatie van de industrie en/of industriële processen; of

    • 2°. een focus hebben op (de toepassing van) groene waterstof in de industrie of de energievoorziening.

  • 2 Onverminderd het eerste lid komen investeringen in walstroom niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.4.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 4.650.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 4.4.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 15 april 2024 9.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is in het https://start.jtf-webportal.nl/.

Artikel 4.4.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.500.000 per project.

  • 3 De projectkosten bedragen ten minste € 200.000 per project.

Artikel 4.4.8. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De projectactiviteiten in het kader van deze titel vangen niet eerder aan dan de dag waarop de aanvraag compleet is ingediend.

  • 2 De projectactiviteiten zijn uiterlijk 31 december 2029 door de aanvrager uitgevoerd.

Artikel 4.4.9. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project beoordeeld op alle onderdelen van het eerste lid van dat artikel.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel als bedoeld in het eerste lid ten hoogste:

    • a. bijdrage aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

    • b. sociaal-economische integraliteit: 15 punten;

    • c. technische en sociale innovatiegehalte: 15 punten;

    • d. economisch of financieel toekomstperspectief: 15 punten;

    • e. kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

    • f. bijdrage aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 4.4.10. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op basis van een gemotiveerde aanvraag, waaruit de liquiditeitsnoodzaak is af te leiden, een voorschot als werkkapitaal op het moment van beschikken van de subsidie van maximaal 10 procent van de subsidiabele projectkosten.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot.

  • 3 In ieder geval wordt geen voorschot verleend, wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 4 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

Artikel 4.4.11. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel en bijlage 5 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 4.5. Regionale Subsidies voor Spoor 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Groot-Rijnmond

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.5.1. Begripsomschrijving

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP Rijnmond: het Territorial Just Transition Plan, bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening, met betrekking tot de regio Groot-Rijnmond.

Artikel 4.5.2. Doel subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Een project in het kader van deze titel heeft tot doel het bevorderen van de beschikbaarheid van voldoende juist opgeleide en gemotiveerde weerbare beroepsbevolking voor de opgaven, bij een toenemend vacature-overschot en het verdwijnen of wijzigen van bestaande functies door de transitieopgave.

Artikel 4.5.3. Doelgroep

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan een rechtspersoon of samenwerkingsverband voor een project dat:

  • a. past binnen één van de in bijlage 4 opgenomen beschrijvingen;

  • b. wordt uitgevoerd in de JTF-regio Groot-Rijnmond; en

  • c. past binnen de kaders van deze regeling.

Artikel 4.5.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor projecten die passen binnen de Spoor 3 van prioritaire as 3 uit het Programma JTF 2021–2027.

Artikel 4.5.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 7.500.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 4.5.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 15 april 2024 9.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is in het https://start.jtf-webportal.nl/.

Artikel 4.5.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 2.000.000 per project.

  • 3 De projectkosten bedragen ten minste € 200.000 per project.

Artikel 4.5.8. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De activiteiten van een project in het kader van deze titel vangen niet eerder aan dan de dag waarop de aanvraag compleet is ingediend.

  • 2 De projectactiviteiten zijn uiterlijk 31 december 2029 door de aanvrager uitgevoerd.

Artikel 4.5.9. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een aanvraag beoordeeld op onderdelen a, b, c, e en f van het eerste lid van dat artikel.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel als bedoeld in het eerste lid ten hoogste:

    • a. bijdrage aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

    • b. sociaal-economische integraliteit: 30 punten;

    • c. technische en sociale innovatiegehalte: 20 punten;

    • d. kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

    • e. bijdrage aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.

Artikel 4.5.10. Voorschot

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op basis van een gemotiveerde aanvraag, waaruit de liquiditeitsnoodzaak is af te leiden, een voorschot als werkkapitaal op het moment van beschikken van de subsidie van maximaal 10 procent van de subsidie.

  • 2 De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot.

  • 3 In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 4 De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

Artikel 4.5.11. Vervaltermijn

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel en bijlage 4 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Hoofdstuk 5. Subsidies JTF-regio West-Noord-Brabant

Titel 5.1. Subsidietitel voor steun onder Spoor 1 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio West-Noord-Brabant

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 5.1.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP West-Noord-Brabant: regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie, als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio West-Noord-Brabant met de titel Territorial Just Transition Plan van de COROP-regio West-Noord-Brabant.

Artikel 5.1.2. Doel subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Doel van subsidie op grond van deze titel is uitvoering te geven aan Spoor 1 van het TJTP West- Noord-Brabant.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen Spoor 1 van het TJTP West-Noord-Brabant uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan

    innovatie ten behoeve van de energie- en grondstoffentransitie in de chemie en industrie, en daarmee aan vernieuwing en versterking van de regionale economie.

Artikel 5.1.3. Doelgroep

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

  • a. een rechtspersoon;

  • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

  • c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.

Artikel 5.1.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor een of meer van de volgende acties:

    • a. productieve investeringen;

    • b. investeringen in en bij de oprichting van nieuwe bedrijven;

    • c. onderzoek en innovatie; of

    • d. digitalisering.

  • 2 De acties, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit een of meer van de volgende activiteiten:

    • a. onderzoek en innovatie gericht op:

      • 1°. circulaire chemie, grondstoffen of materialen;

      • 2°. chemie, grondstoffen of materialen en de eiwittransitie ten behoeve van de energie- of grondstoffentransitie;

      • 3°. duurzame product- en procesinnovaties ten behoeve van de energie- of grondstoffentransitie.

    • b. economische diversificatie en baancreatie in de circulaire of biobased chemie of economie;

    • c. digitale innovatie die nodig is voor de transitie van energie, industrie en naar groene chemie;

    • d. bevordering van de circulaire economie;

    • e. een combinatie van één of meer activiteiten onder a tot en met d met activiteiten gericht op de arbeidsmarkt in de zin van:

      • 1°. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;

      • 2°. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan; of

      • 3°. actieve inclusie van werkzoekenden.

  • 3 De acties, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het gebied bestaande uit de volgende gemeenten in de JTF-regio West-Noord-Brabant:

    • a. Bergen op Zoom;

    • b. Steenbergen;

    • c. Moerdijk;

    • d. Drimmelen; of

    • e. Geertruidenberg.

Artikel 5.1.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 4.000.000.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op basis van rangschikking naar

    geschiktheid, overeenkomstig artikel 1.19.

  • 3 Indien de beschikbare budgetten van artikel 5.1.5, eerste lid, onderdeel b, zoals deze gold tot 8 juli 2023 en artikel 5.2.5, eerste lid, zoals deze geldt tot 30 september 2023, niet volledig zijn benut, kunnen de resterende budgetten geheel of gedeeltelijk worden toegevoegd aan het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 De Minister van SZW maakt verschuivingen als bedoeld in het derde lid uiterlijk bekend op 2 november 2023.

Artikel 5.1.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend van 15 augustus 2023 10.00 uur tot en met 28 september 2023 17.00 uur.

Artikel 5.1.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.

Artikel 5.1.8. Niet-subsidiabele kosten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.15 en in afwijking van artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, komen loonverletkosten niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5.1.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk twaalf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.

Artikel 5.1.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag;

  • b. de aanvrager een grote onderneming is en subsidie vraagt voor het doen van productieve investeringen; of

  • c. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 500.000.

Artikel 5.1.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel als bedoeld in het eerste lid maximaal:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

    • b. voor de hoogte van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 25 punten;

    • c. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 20 punten;

    • d. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

    • e. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-

    sociale impact: 20 punten.

Artikel 5.1.12. Voorschot

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 3 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.

Artikel 5.1.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

  • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier; en

  • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 5.1.14. Vervaltermijn

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidieaanvragen die voor deze datum zijn ingediend.

Titel 5.2. Subsidietitel voor steun onder Spoor 2 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio West-Noord-Brabant

[Vervallen per 30-09-2023]

Titel 5.3. Subsidietitel voor steun onder Spoor 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio West-Noord-Brabant

[Vervallen per 30-09-2023]

Titel 5.4. Subsidietitel voor steun onder Spoor 1, 2 en 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio West-Noord-Brabant

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 5.4.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP West-Noord-Brabant: regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio West-Noord-Brabant met de titel Territorial Just Transition Plan van de COROP-regio West-Noord-Brabant.

Artikel 5.4.2. Doel subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 1, 2 en 3 van het TJTP West-Noord-Brabant.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen prioriteit 5, spoor 1, 2 of 3, van het TJTP West-Noord-Brabant uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan:

    • a. innovatie ten behoeve van de energie- en grondstoffentransitie in de chemie en industrie, en daarmee aan vernieuwing en versterking van de regionale economie;

    • b. het versnellen van transitie met investeringen in technologie, energiesystemen en infrastructuur nodig om te komen tot toekomstbestendige banen in de groene chemie; of

    • c. het bereiken van een meer wendbare en weerbare beroepsbevolking.

Artikel 5.4.3. Doelgroep

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

  • a. een rechtspersoon;

  • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

  • c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.

Artikel 5.4.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor een of meer van de volgende activiteiten:

    • a. productieve investeringen;

    • b. investeringen in en bij de oprichting van nieuwe bedrijven;

    • c. onderzoek en innovatie;

    • d. digitalisering;

    • e. investeringen in technologie, systemen en infrastructuur;

    • f. voorbereidende planvorming en processen tot investeringen als bedoeld in onderdeel e;

    • g. bij- en omscholing;

    • h. andere activiteiten op het gebied van onderwijs en sociale inclusie.

  • 2 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bestaan uit een of meer van de volgende activiteiten:

    • a. onderzoek en innovatie gericht op:

      • 1°. circulaire chemie, grondstoffen of materialen;

      • 2°. biobased chemie, grondstoffen of materialen en de eiwittransitie ten behoeve van de energie- of grondstoffentransitie; of

      • 3°. duurzame product- en procesinnovaties ten behoeve van de energie- of grondstoffentransitie.

    • b. economische diversificatie en baancreatie in de circulaire of biobased chemie of economie;

    • c. digitale innovatie die nodig is voor de transitie van energie, industrie en naar groene chemie; of

    • d. bevordering van de circulaire economie.

  • 3 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en f, bestaan uit een of meer van de volgende activiteiten:

    • a. elektrificatie van processen in de industrie en de chemische industrie;

    • b. lokale CO2-infrastructuur;

    • c. groene waterstof; of

    • d. overige systemen en technologie ten behoeve van duurzame energievoorziening in de groene chemie.

  • 4 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h, zijn gericht op werkenden, werkzoekenden of jongeren.

  • 5 Onverminderd het vierde lid, zijn de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h, gericht op een of meer van de volgende activiteiten:

    • a. leven lang ontwikkelen in de techniek;

    • b. ontwikkeling van benodigde kennis en vaardigheden en digitale kennis en vaardigheden voor werken in de groene chemie en energie;

    • c. het ondersteunen van transitiepaden van werk-naar-werk door om- en bijscholing;

    • d. bredere bekendheid van werken in de groene chemie; of

    • e. het ontwikkelen en toevoegen van opleidingsaanbod en opleidingsinstituten ten behoeve van werken in de groene chemie.

  • 6 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, worden verricht in of ten behoeve van het gebied bestaande uit de volgende gemeenten in de JTF-regio West-Noord-Brabant:

    • a. Bergen op Zoom;

    • b. Steenbergen;

    • c. Moerdijk;

    • d. Drimmelen; of

    • e. Geertruidenberg.

  • 7 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied West-Noord-Brabant.

Artikel 5.4.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt ten minste € 17.000.000 en kan worden verhoogd met onbenut budget dat resteert uit:

    • a. het aanvullende budget, bedoeld in het tweede lid;

    • b. het budget uit dit artikel voor de aanvraagperiode die sloot op 31 januari 2024.

  • 3 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

  • 4 De Minister van SZW maakt verschuivingen van het beschikbare budget uiterlijk bekend op 15 oktober 2024.

Artikel 5.4.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 1 april 2024 10.00 uur tot en met 30 september 2024 17.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden online ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.

Artikel 5.4.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten per project.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.

Artikel 5.4.8. Niet- subsidiabele kosten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In afwijking van artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, komen loonverletkosten niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5.4.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk twaalf maanden na ontvangst van de aanvraag zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is voor 31 december 2026 voltooid.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede lid of derde lid verlengen.

Artikel 5.4.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag;

  • b. aanvrager een grote onderneming is en subsidie vraagt voor het doen van productieve investeringen; of

  • c. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 200.000.

Artikel 5.4.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, b, d, e en f van het eerste lid van dat artikel.

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel ten hoogste de volgende hoeveelheid punten toe:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

    • b. voor de mate waarin het project sociaal-economisch integraal is: 15 punten;

    • c. voor de hoogte van het economisch en financieel toekomstperspectief: 15 punten;

    • d. voor de kwaliteit van het projectplan: 25 punten;

    • e. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 25 punten.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, beoordeelt de Minister van SZW, indien de aangevraagde subsidie voor het project voor meer dan 50 procent bestaat uit een of meer activiteiten als bedoeld in artikel 5.4.4, eerste lid, onderdelen a tot en met d, aanvragen op basis van alle zes criteria als bedoeld in artikel 1.20, eerste lid. Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel ten hoogste de volgende hoeveelheid punten toe:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 15 punten;

    • b. voor de mate waarin het project sociaal-economisch integraal is: 15 punten;

    • c. voor de hoogte van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 15 punten;

    • d. voor de hoogte van het economisch en financieel toekomstperspectief: 15 punten;

    • e. voor de kwaliteit van het projectplan: 20 punten;

    • f. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 5.4.12. Voorschot

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 2 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.

Artikel 5.4.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

  • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier; en

  • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 5.4.14. Vervaltermijn

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Hoofdstuk 6. Subsidies JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost

Titel 6.1. Steun onder spoor 1 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost

[Vervallen per 31-12-2023]

Titel 6.2. Subsidietitel voor steun onder Spoor 2 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 6.2.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost: regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de regio Zeeuws-Vlaanderen met de titel Territoriaal Just Transition plan van de COROP regio Zeeuws-Vlaanderen en de relevant aanpalende zone van Vlissingen-Oost.

Artikel 6.2.2. Doel subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan Spoor 2 van het TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen prioriteit 4, Spoor 2 van het TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan investeringen in technologie, systemen en infrastructuur om de transitie naar een groene chemie mogelijk te maken.

Artikel 6.2.3. Doelgroep

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

  • a. een rechtspersoon;

  • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

  • c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.

Artikel 6.2.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor investeringen in technologie, systemen en infrastructuur gericht op:

    • a. de aanleg van het regionale netwerk voor groene waterstof en verbindingen met andere regio’s, investeringen in lokale elektrificatie en het uitwisselen van warmte via warmtenetten, voor zover er sprake is van warmte uit hernieuwbare bronnen; of

    • b. de scholing en training voor vaardigheden die nodig zijn voor het op de juiste manier gebruiken van nieuwe infrastructuur in combinatie met onderdeel a.

  • 2 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zeeuws-Vlaanderen en de relevant aanpalende zone Vlissingen-Oost.

Artikel 6.2.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 30.755.301.

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking naar geschiktheid overeenkomstig artikel 1.19.

Artikel 6.2.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend van 15 augustus 2023 10.00 uur tot en met 11 september 2023 17.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden online ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.

Artikel 6.2.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 14.000.000 per project.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.

Artikel 6.2.7a. Niet- subsidiabele kosten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.15 en in afwijking van artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, komen loonverletkosten niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6.2.8. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk twaalf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, met uiterlijk zes maanden verlengen.

Artikel 6.2.9. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag; of

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 200.000.

Artikel 6.2.10. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel als bedoeld in het eerste lid maximaal:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

    • b. voor de mate waarin het project sociaaleconomisch integraal is: 20 punten;

    • c. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 25 punten;

    • d. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

    • e. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 6.2.11. Voorschot

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 3 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.

Artikel 6.2.12. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 6.2.13. Vervaltermijn

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 6.3. Subsidietitel voor steun onder spoor 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost

[Vervallen per 30-09-2023]

Titel 6.4. Subsidietitel voor steun onder spoor 1, 2 en 3 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 6.4.1. Begripsbepalingen

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost: regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de regio Zeeuws-Vlaanderen met de titel Territoriaal Just Transition plan van de COROP regio Zeeuws-Vlaanderen en de relevant aanpalende zone van Vlissingen-Oost.

Artikel 6.4.2. Doel subsidie

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 1, 2 en 3 van het TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen prioriteit 4 van spoor 1, 2 of 3 van het TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen Oost uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan de transitie naar een duurzame chemie door:

    • a. vernieuwing en versterking van de regionale economie;

    • b. investeringen in technologie, systemen en infrastructuur; of

    • c. ondersteuning van een wendbare en weerbare beroepsbevolking ten behoeve van een toekomstbestendige arbeidsmarkt.

Artikel 6.4.3. Doelgroep

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

  • a. een rechtspersoon;

  • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

  • c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.

Artikel 6.4.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor:

    • a. productieve investeringen die leiden tot economische diversificatie, modernisering en reconversie;

    • b. investeringen in onderzoek, innovatie en digitalisering en de haalbaarheid hiervan, binnen de thema’s groene waterstof en biobased en circulaire chemie;

    • c. investeringen in technologie, systemen en infrastructuur gericht op de aanleg van het regionale netwerk voor groene waterstof en verbindingen met andere regio’s, investeringen in lokale elektrificatie en het uitwisselen van warmte via warmtenetten, voor zover er sprake is van warmte uit hernieuwbare bronnen;

    • d. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;

    • e. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan;

    • f. andere activiteiten dan genoemd in de onderdelen d en e op het gebied van onderwijs en sociale inclusie.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid, kan subsidie worden verstrekt voor scholing en training voor vaardigheden die nodig zijn in het kader van de innovatie- en energietransitie, voor zover die worden gecombineerd met de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c.

  • 3 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zeeuws-Vlaanderen en de relevant aanpalende zone Vlissingen-Oost.

Artikel 6.4.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 8.455.431.

  • 3 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst overeenkomstig artikel 1.18.

  • 4 Het subsidieplafond kan worden verhoogd met resterende budgetten uit de volgende openstellingen:

    • a. de aanvraagperiode van 5 juni 2023 10.00 uur tot en met 7 juli 2023 17.00 uur met betrekking tot het subsidieplafond, bedoeld in artikel 6.1.5;

    • b. de aanvraagperiode van 15 augustus 2023 10.00 uur tot en met 11 september 2023 17.00 uur met betrekking tot het subsidieplafond, bedoeld in artikel 6.2.5; en

    • c. de aanvraagperiode van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 29 september 2023 17.00 uur met betrekking tot het subsidieplafond, bedoeld in artikel 6.3.5.

  • 5 Indien het aanvullende budget, bedoeld in het tweede lid, niet volledig is benut, kan het resterende budget worden toegevoegd aan het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid.

  • 6 De Minister van SZW maakt verschuivingen van het beschikbare budget uiterlijk bekend op 15 november 2023.

Artikel 6.4.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend van 16 oktober 2023 10.00 uur tot en met 15 december 2023 17.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden online ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.

Artikel 6.4.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste € 10.000.000 per project.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.

Artikel 6.4.8. Niet- subsidiabele kosten

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

In afwijking van artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, komen loonverletkosten niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6.4.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk twaalf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is voltooid voor 31 juli 2026.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.

Artikel 6.4.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag; of

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan:

Artikel 6.4.10a. Beoordelingscriteria

Gelet op artikel 1.20, tweede en derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel ten hoogste de volgende hoeveelheid punten toe:

  • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

  • b. voor de mate waarin het project sociaaleconomisch integraal is: 15 punten;

  • c. voor de mate van waarin het project technisch en sociaal innovatief is: 15 punten;

  • d. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 15 punten;

  • e. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

  • f. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 6.4.11. Voorschot

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 3 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.

Artikel 6.4.12. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

  • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

  • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 6.4.13. Vervaltermijn

[Vervalt op 31-12-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2026, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Hoofdstuk 7. Subsidies JTF-regio Zuid-Limburg

Titel 7.1. Subsidietitel voor steun onder spoor 1 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zuid-Limburg

[Vervallen per 31-12-2023]

Titel 7.2. Subsidietitel voor steun onder Spoor 2 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zuid-Limburg

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 7.2.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP Zuid-Limburg: regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio Zuid-Limburg met de titel Territoriaal Just Transition plan van de COROP regio Zuid-Limburg.

Artikel 7.2.2. Doel subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan Spoor 2 van het TJTP Zuid-Limburg.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend passen binnen prioriteit 6, Spoor 2 van het TJTP Zuid-Limburg uit het Programma JTF 2021–2027 en hebben tot doel om nieuwe, duurzame banen te creëren, door te investeren in technologie, systemen en infrastructuur.

Artikel 7.2.3. Doelgroep

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

    • a. een rechtspersoon;

    • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

    • c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.

  • 2 Indien de Europese Commissie op het tijdstip van subsidieverlening nog niet heeft ingestemd met de op 31 mei 2023 ingediende wijziging van het Programma JTF 2021–2027 en de aanvrager of een van de afzonderlijke partijen in het samenwerkingsverband een grote onderneming is, wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat de Europese Commissie instemt met de wijziging van het programma.

Artikel 7.2.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor:

    • a. investeringen in technologie, infrastructuur met als doel om het circulaire fundament van het chemiecluster te versterken; of

    • b. voorbereidende planvorming en processen tot investeringen als bedoeld in onderdeel a.

  • 2 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, zijn gericht op:

    • a. groene waterstofinfrastructuur met nadruk op lokale aansluitingen, lokale netwerken en innovatieve toepassingen;

    • b. circulaire infrastructuur;

    • c. CO2-infrastructuur;

    • d. lokale openbare infrastructuur voor elektrificatie van het chemiecluster;

    • e. infrastructuur, waaronder de aanleg van kennisinfrastructuur en infrastructurele faciliteiten voor technologieontwikkeling en -overdracht; of

    • f. een combinatie van de acties onder a tot en met e met acties gericht op de arbeidsmarkt in de zin van:

      • i. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;

      • ii. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan;

      • iii. Actieve inclusie van werkzoekenden.

  • 3 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zuid-Limburg.

Artikel 7.2.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op basis van rangschikking naar geschiktheid overeenkomstig artikel 1.19.

Artikel 7.2.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend van 15 augustus 2023 10.00 uur tot en met 11 september 2023 17.00 uur.

Artikel 7.2.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.

Artikel 7.2.8. Niet-subsidiabele kosten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.15 en in afwijking van artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, komen loonverletkosten niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7.2.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk achttien maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.

Artikel 7.2.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de activiteit is gericht op de aanleg van 380 kV-infrastructuur;

  • b. aanvrager een grote onderneming is en subsidie vraagt voor het doen van productieve investeringen;

  • c. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voor het indienen van de subsidieaanvraag; of

  • d. de aan het project te verlenen subsidie voor activiteiten als bedoel in artikel 7.2.4, eerste lid, onderdeel a, minder bedraagt dan € 1.000.000.

Artikel 7.2.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel als bedoeld in het eerste lid maximaal:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

    • b. voor de mate waarin het project bijdraagt aan sociaaleconomische integraliteit: 20 punten;

    • c. voor de hoogte van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 15 punten;

    • d. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 15 punten;

    • e. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

    • f. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.

Artikel 7.2.12. Voorschot

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 3 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.

Artikel 7.2.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier; en

    • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 7.2.14. Vervaltermijn

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 7.3. Subsidietitel voor steun onder spoor 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Zuid-Limburg

[Vervallen per 30-09-2023]

Titel 7.4. Subsidietitel voor steun onder spoor 1, 2 en 3 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zuid-Limburg

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 7.4.1. Begripsomschrijvingen

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • TJTP Zuid-Limburg: regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio Zuid-Limburg met de titel Territoriaal Just Transition plan van de COROP regio Zuid-Limburg.

Artikel 7.4.2. Doel subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 1, 2 en 3 van het TJTP Zuid-Limburg.

  • 2 Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend passen binnen prioriteit 6, spoor 1, 2 of 3 van het TJTP Zuid-Limburg uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan een van de volgende doelstellingen:

    • a. bevorderen van vernieuwing, versterking en diversificatie van de regionale economie of het aanjagen van innovatie ten behoeve van de ontwikkeling van een circulair en biobased chemiecluster;

    • b. creëren van nieuwe, duurzame banen door te investeren in technologie, systemen, infrastructuur en kennisinfrastructuur; of

    • c. investeren in een wendbare en weerbare beroepsbevolking.

Artikel 7.4.3. Doelgroep

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

    • a. een rechtspersoon;

    • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

    • c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.

Artikel 7.4.4. Subsidiabele activiteiten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor een of meer van de volgende acties:

    • a. investeringen in onderzoek en innovatie;

    • b. investeringen in digitalisering, digitale innovatie en digitale connectiviteit;

    • c. investeringen in technologie en infrastructuur met als doel om het circulaire fundament van het chemiecluster te versterken;

    • d. voorbereidende planvorming en processen tot investeringen als bedoeld in onderdeel c;

    • e. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;

    • f. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan; of

    • g. andere activiteiten dan genoemd in onderdelen e en f op het gebied van onderwijs en sociale inclusie.

  • 2 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zijn gericht op:

    • a. circulaire economie;

    • b. biobased chemie; of

    • c. economische diversificatie.

  • 3 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, zijn gericht op:

    • a. groene waterstofinfrastructuur met nadruk op lokale aansluitingen, lokale netwerken en innovatieve toepassingen;

    • b. circulaire infrastructuur;

    • c. CO2-infrastructuur;

    • d. lokale openbare infrastructuur voor elektrificatie van het chemiecluster; of

    • e. infrastructuur, waaronder de aanleg van kennisinfrastructuur en infrastructurele faciliteiten voor technologieontwikkeling en -overdracht.

  • 4 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e, f en g, zijn gericht op:

    • a. leven lang ontwikkelen in de chemische sector met focus op de transitie naar circulariteit of kansrijke crossovers met de chemie;

    • b. ontwikkeling van benodigde kennis en vaardigheden voor werken in de groene chemie;

    • c. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken naar een baan in de groene chemie; of

    • d. aantrekken en behoud van talent voor de groene chemie.

  • 5 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zuid-Limburg.

Artikel 7.4.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt ten minste € 12.750.000 en kan worden verhoogd met onbenut budget dat resteert uit:

    • a. het aanvullende budget, bedoeld in het tweede lid;

    • b. het budget uit dit artikel voor de aanvraagperiode die sloot op 31 januari 2024.

  • 3 De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst overeenkomstig artikel 1.18.

  • 4 De Minister van SZW maakt verschuivingen van het beschikbare budget uiterlijk bekend op 15 oktober 2024.

Artikel 7.4.6. Aanvraagperiode

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend van 1 april 2024 10.00 uur tot en met 30 september 2024 17.00 uur.

  • 2 Aanvragen worden online ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.

Artikel 7.4.7. Hoogte van de subsidie

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten per project.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.

Artikel 7.4.8. Niet-subsidiabele kosten

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

In afwijking van artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, komen loonverletkosten niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7.4.9. Starttermijn en looptijd

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2 Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk achttien maanden na ontvangst van de aanvraag zijn verkregen.

  • 3 De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.

Artikel 7.4.10. Afwijzingsgronden

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag; of

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 500.000, met uitzondering van subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 7.4.4, eerste lid, onderdeel d.

Artikel 7.4.11. Beoordelingscriteria

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Gelet op artikel 1.20, tweede en derde lid, kent de Minister van SZW ten hoogste de volgende hoeveelheid punten toe:

  • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

  • b. voor de mate waarin het project bijdraagt aan sociaal-economische integraliteit: 15 punten;

  • c. voor de hoogte van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 15 punten;

  • d. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 15 punten;

  • e. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

  • f. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 7.4.12. Voorschot

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 2 In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.

Artikel 7.4.13. Subsidieaanvraag

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier; en

    • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 7.4.14. Vervaltermijn

[Vervalt op 31-12-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Hoofdstuk 9. EZK-cofinanciering

Titel 9.1. Algemene bepalingen

Artikel 9.1.1. Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • Rijksbeleid: het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid en het vigerende beleid voor klimaat en energie, digitalisering en sleuteltechnologieën, circulaire economie, dat valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van EZK.

Artikel 9.1.2. Subsidieverstrekking

De Minister van EZK verstrekt op aanvraag subsidie voor activiteiten waarvoor subsidie is verleend op grond van de hoofdstukken 2 tot en met 8 en die naar het oordeel van de Minister bijdragen aan de realisatie van het Rijksbeleid.

Artikel 9.1.3. Subsidieplafond

  • 1 Het maximaal beschikbare bedrag voor subsidies als bedoeld in artikel 9.1.2 bedraagt voor de programmaperiode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 € 50.000.000.

  • 2 Het maximaal beschikbare bedrag per regio bedraagt:

    • a. voor de JTF-regio Groningen-Emmen € 25.000.000;

    • b. voor de JTF-regio IJmond € 5.000.000;

    • c. voor de JTF-regio Groot-Rijnmond € 5.000.000;

    • d. voor de JTF-regio West Noord-Brabant € 5.000.000;

    • e. voor de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen € 5.000.000;

    • f. voor de JTF-regio Zuid-Limburg € 5.000.000.

  • 3 Het voor de EZK-cofinanciering beschikbare bedrag wordt in jaarlijkse tranches beschikbaar gesteld.

  • 4 De Minister van EZK kan op grond van dit hoofdstuk uitsluitend subsidie verstrekken indien de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening voor de desbetreffende activiteit of categorie van aanvragers is opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en een periode voor indiening van de aanvraag in titel 9.2.

Artikel 9.1.4. Mandaatverlening door de Minister van EZK

  • 1 De Minister van EZK verleent bij besluit aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam en Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant mandaat, volmacht en machtiging om in het kader van de uitvoering van hoofdstuk 9:

    • a. besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die een privaatrechtelijke rechtshandeling noch een besluit zijn;

    • b. te beslissen op bezwaarschriften; en

    • c. in rechte op te treden.

  • 2 Een gemandateerde als bedoeld in het eerste lid is in het kader van de uitvoering van hoofdstuk 9 bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan bij hem werkzame functionarissen.

Artikel 9.1.5. Afwijzingsgronden

De Minister van EZK beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie, indien:

  • a. aan de aanvrager voor de activiteiten geen subsidie wordt verleend als bedoeld in artikel 1.4;

  • b. het project onvoldoende bijdraagt aan de realisatie van het in artikel 9.1.2 bedoelde Rijksbeleid.

Artikel 9.1.6. Schakelbepaling

De artikelen 1.24, 1.26, 1.27, 1.28, 1.29, 1.30, 1.31, 1.32, 1.33, 1.34, 1.35, 1.36, 1.37, 1.38 en 1.39 zijn van overeenkomstige toepassing op de subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk.

Titel 9.2. Subsidieplafonds en aanvraagperioden EZK-cofinanciering JTF-regio’s

Paragraaf 9.2.1. EZK-cofinanciering JTF-regio Groningen-Emmen

Artikel 9.2.1.1. EZK-cofinanciering steun aan opleidingsinfrastructuur en flankerende campusactiviteiten

[Vervalt op 30-03-2024. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 5.000.000.

  • 3 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 1 maart 2023 9.00 uur tot en met 15 juli 2024 17.00 uur.

Artikel 9.2.1.2. EZK-cofinanciering steun aan JTF-Call 2022 voor grote Kennis- en valorisatieprojecten die aansluiten bij de transities uit de RIS3 2021–2027

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.2.4.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 9.000.000.

  • 3 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 5 juni 2023 9.00 uur tot en met 29 september 2023 17.00 uur.

Artikel 9.2.1.3. EZK-cofinanciering Steun voor middelgrote valorisatieprojecten die aansluiten bij de transities uit de RIS3 2021–2027

  • 1 De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.7.4.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 5.000.000.

  • 3 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 9 oktober 2023 12.00 uur tot en met 31 januari 2025 12.00 uur.

Artikel 9.2.1.4. EZK-cofinanciering Strategische groene projecten

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.8.4.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 6.000.000.

  • 3 Een aanvraag kan worden ingediend tot en met 31 oktober 2024 17.00 uur.

Paragraaf 9.2.2. EZK-cofinanciering JTF-regio IJmond

Artikel 9.2.2.1. EZK-cofinanciering Regionale subsidies voor het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio IJmond

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.3.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 5.000.000.

  • 3 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 23 januari 2023 9.00 uur.

Paragraaf 9.2.3. EZK-cofinanciering JTF-Rijnmond

Artikel 9.2.3.1. EZK-cofinanciering Regionale Subsidies voor Spoor 1 en 2 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Groot-Rijnmond

  • 1 De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.4.4.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 2.500.000.

  • 3 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 15 april 2024 9.00 uur.

Paragraaf 9.2.4. EZK-cofinanciering JTF-West Noord-Brabant

Artikel 9.2.4.1. EZK-cofinanciering Subsidietitel voor steun onder Spoor 1 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio West-Noord-Brabant

  • 1 De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.1.3.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 5.000.000.

  • 3 Een aanvraag kan worden ingediend:

    • a. in de eerste periode die loopt van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 31 maart 2023 17.00 uur;

    • b. in de tweede periode die loopt van 5 juni 2023 10.00 uur tot en met 7 juli 2023 17.00 uur.

Paragraaf 9.2.5. EZK-cofinanciering JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen

Artikel 9.2.5.1. EZK-Cofinanciering Subsidietitel voor steun onder spoor 1 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost

  • 1 De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 6.1.3.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 3.000.000.

  • 3 Een aanvraag kan worden ingediend van 5 juni 2023 10.00 uur tot en met 7 juli 2023 17.00 uur.

Artikel 9.2.5.2. EZK-Cofinanciering Subsidietitel voor steun onder spoor 1, 2 en 3 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost

  • 1 De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 6.4.4, eerste lid, onderdelen a en b, en activiteiten als bedoeld in artikel 6.4.4, tweede lid, voor zover die daarmee gecombineerd zijn.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 1.913.515.

  • 3 Een aanvraag kan worden ingediend van 16 oktober 2023 10.00 uur tot en met 15 december 2023 17.00 uur.

Paragraaf 9.2.6. EZK-cofinanciering JTF-regio Zuid-Limburg

Artikel 9.2.6. EZK-cofinanciering Subsidietitel voor steun onder spoor 1 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Zuid-Limburg

  • 1 De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 7.1.3.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 5.000.000.

  • 3 Een aanvraag kan worden ingediend van 8 mei 2023 10.00 uur tot en met 22 mei 2023 17.00 uur.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 10.1. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling JTF 2021–2027.

Artikel 10.2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 december 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

M.A.M. Adriaansens

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

C.E.G. van Gennip

Bijlage 1. behorende bij artikel 2.1.11, tweede lid

[Vervalt op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Scoretabel beoordelingscriteria

Ten behoeve van de beoordeling van aanvragen onder deze titel voor investeringssteun en bijbehorende opleidingskosten 2022 voor projecten in JTF-regio Groningen worden de aanvragen op basis van navolgende uitwerking van deze zes criteria beoordeeld.

Nr.

Beoordelingscriteria

Punten

A

Bijdrage aan de doelstellingen van het Programma

(minder dan 80% score op dit criterium leidt tot weigering van de subsidie)

25

A1

Een nieuw economisch perspectief voor de regionale economie door impact op één of meer van de vier transities uit de regionale innovatiestrategie (RIS3)

10

A2

Versterking van de economische structuur van de regio

5

A3

Een klimaatneutrale Europese Unie in 2050

10

B

De mate van sociaaleconomische integraliteit van het voorstel

(minder dan 50% score op dit criterium leidt tot weigering van de subsidie)

25

B1

Aantal opleidingsdagen in het project

max 15

 

- voor MKB 0,5 punt per opleidingsdag

 

- voor grootbedrijf 0,25 punt per opleidingsdag

B2

Strategisch HR-beleid

5

B3

Samenwerking met opleidingsinstelling die verder strekt dan enkel de om-/ bijscholing in het project.

5

C

Mate van technische en sociale innovatie

0

D

Het economisch en/of financieel toekomstperspectief

(minder dan 50% score op dit criterium leidt tot weigering van de subsidie)

25

D1(i)

In geval van nieuwvestiging of uitbreiding / diversificatie: aantal gecreëerde fte’s werkgelegenheid

max 20

 

- grootbedrijf: 0,5 punt per fte

 

- MKB: 1,0 punt per fte

D1(ii)

In geval van transformatie: aantal behouden fte’s werkgelegenheid

 

- MKB: 1,0 punt per fte

D2

Stuwend karakter van de onderneming

5

E

De kwaliteit van het projectplan

(minder dan 100% score op dit criterium leidt tot weigering van de subsidie)

5

E1

De verplicht voorgeschreven bijlagen zijn bij de aanvraag gevoegd

5

F

Mate waarin deze bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en maatschappelijke/sociale impact

(minder dan 50% score op dit criterium leidt tot weigering van de subsidie)

20

F1

Innovatiegericht karakter

10

F2

Impact op méér dan één sterke kennispositie uit de regionale innovatiestrategie RIS3 (crossover karakter)

5

F3

Een groen perspectief door verminderen afhankelijkheid fossiele brand- en grondstoffen

5

Totaal maximale punten

100

Een lagere totaalscore dan 70 punten leidt tot afwijzing van de subsidie.

Op criterium A wordt minimaal een score van 20 punten (80% van 25) behaald. Wanneer een aanvraag op criterium A niet voldoet aan deze ondergrens, wordt de aanvraag afgewezen.

Op de respectieve criteria B, D en F per criterium minimaal een score van 50% van het maximumaantal punten per criterium behaald. Op criterium E wordt een score van 100% behaald. Wanneer een aanvraag op één of meerdere van deze criteria niet voldoet aan deze ondergrens, wordt de aanvraag afgewezen.

Bij vaststelling wordt ook getoetst op daadwerkelijke realisatie op de criteria B (B1) en D (D1). Indien de totaalscore bij vaststelling lager is dan 70 punten door een lagere score op deze beide criteria, leidt dat tot intrekking van de subsidie. Er wordt bij vaststelling niet opnieuw getoetst aan het minimum van 50% van het maximumaantal punten voor deze beide criteria.

Bijlage 2. behorende bij artikel 3.1.3, aanhef en onderdeel a

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Soort projecten

Deze openstelling is bedoeld voor projecten die bijdragen aan een rechtvaardige transitie in de regio IJmond zoals geformuleerd in het TJTP IJmond. De drie sporen waar een project aan kan bijdragen, zijn:

  • 1. vernieuwen en versterken van de regionale economie;

  • 2. investeringen in technologie, systemen en infrastructuur;

  • 3. wendbare en weerbare beroepsbevolking.

Bij deze openstelling is een integrale benadering ten aanzien van de drie sporen door de projecten een pré. Dit komt concreet tot uiting in het beoordelingscriterium de sociaal-economische integraliteit, waarbij projecten gericht op de sporen 1 of 2 een hogere score kunnen krijgen, wanneer de projectactiviteiten (al dan niet in een apart werkpakket) bijdragen aan de doelstellingen in spoor 3, en projecten gericht op spoor 3 een hogere score kunnen krijgen wanneer zij aansluiten op activiteiten in de sporen 1 of 2. Dit is géén uitsluitingsgrond.

Er kan subsidie worden aangevraagd voor de uitvoering van innovatieve projecten (gericht op de opschaling van nieuwe technologieën of het toepassen van bestaande technologieën in een nieuwe context) en voor de voorbereiding hiervan (bijvoorbeeld in de vorm van een industrieel onderzoek of haalbaarheidsstudie). De subsidietitel richt zich op brede implementatie van innovaties, het creëren van draagvlak voor innovaties en het wegnemen van belemmeringen voor opschaling. Het doel is om met innovaties een slimme, circulaire, veilige, gezonde en CO2-neutrale toekomst dichterbij brengen. De innovatieprojecten moeten zich richten op demonstratie en opschaling van innovaties die bijdragen aan een duurzame en schone industrie en economie.

Ook kan er subsidie worden aangevraagd voor projecten die leiden tot een wendbare en weerbare beroepsbevolking. Hierbij kan gedacht worden aan leven lang ontwikkelen door middel van een kennis- en expertisecentra en programma’s voor het vergroten van de (digitale) vaardigheden waar de klimaattransitie om vraagt of aan duurzame en inclusieve inzetbaarheid door in te zetten op jobcarving, job en life coaching en ondersteuning bij aanpassingen op het werk.

Verder kan het gaan om baanbegeleiding van werkzoekenden die hun baan verliezen in de fossiele staalindustrie, met specifieke aandacht voor langdurig werklozen en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt of aan acties om het imago van de techniek als werkgever te verbeteren, en om niet-werkenden en werkzoekenden te begeleiden naar een baan in de techniek. Hiertoe is een oriëntatie, kennis- en expertisecentrum voor offshore windenergie voorzien, evenals een ‘servicepunt techniek’

Bijlage 3. behorende bij artikel 4.1.3, aanhef en onderdeel a

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Soort projecten

Deze openstelling is bedoeld voor projecten die bijdragen aan een rechtvaardige transitie in de regio Rijnmond zoals geformuleerd in het TJTP Groot-Rijnmond. Meer specifiek moet een project bijdragen aan een van de volgende twee sporen:

Spoor 1: Vernieuwen en versterken van de regionale economie met nieuwe, duurzame en/of circulaire industriële ketens;

Spoor 2: Versnellen van de transitie met investeringen in technologie, systemen en infrastructuur tot decarbonisatie van bestaande industriële ketens;

De transitie naar een groene economie vindt plaats door zowel bestaande industriële ketens te verduurzamen (v.b. door elektrificatie van industriële processen en toepassing van groene waterstof) als nieuwe, duurzame ketens te realiseren (v.b. door het recyclen van afvalstromen uit andere sectoren voor toepassingen in de chemische industrie). Dit draagt bij aan het creëren van nieuwe werkgelegenheid, die op termijn in de plaats komt van de werkgelegenheid uit de fossiele economie.

De openstelling voor spoor 1 en 2 richt zich primair op experimentele projecten, die bijdragen aan de opschaling van nieuwe, duurzame technologieën en de toepassing van bestaande duurzame technologieën in een nieuwe context. Wel is bij deze openstelling een integrale benadering ten aanzien van de economie en arbeidsmarkt een pré. Daarom kunnen onder deze openstelling ook aanvragen worden ingediend waarbij de directe verbinding wordt gelegd tussen economische en arbeidsmarktactiviteiten. Dit komt concreet tot uiting in het beoordelingscriterium sociaaleconomische integraliteit, waarbij projecten een hogere score kunnen krijgen wanneer de projectactiviteiten (al dan niet in een apart werkpakket) bijdragen aan de transitie van de arbeidsmarkt passend in het TJTP Rijnmond, maar is géén uitsluitingsgrond. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om projecten ten aanzien van nieuwe technieken waarbij ook een vertaalslag wordt gemaakt naar opleiding in het gebruiken/bedienen van die techniek.

Voorstellen moeten passen binnen het Rotterdams Klimaatakkoord (Home :: Rotterdams Klimaatakkoord.)

Bijlage 4. behorende bij artikelen 4.2.3, onderdeel a, en 4.5.3, onderdeel a

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

JTF-Call 2022 voor Spoor 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Groot-Rijnmond

Deze openstelling is bedoeld voor projecten die bijdragen aan een rechtvaardige transitie in de regio Rijnmond zoals geformuleerd in het TJTP Groot-Rijnmond over JTF Rijnmond (kansenvoorwest.nl). Meer specifiek moet een project bijdragen aan het Spoor 3. De openstelling voor spoor 3 richt zich op arbeidsmarktactiviteiten die niet direct gerelateerd kunnen worden aan de projecten in Spoor 1 en Spoor 2. De focus ligt hierbij op de aanbodzijde van de arbeidsmarkt. Prioriteit ligt op het aanboren van onbenut arbeidspotentieel, onder andere in kwetsbare groepen. Er valt te denken aan projecten waarbij de voorzieningen voor haven leerwerkplaatsen worden uitgebreid, scholingsvouchers worden geboden voor specifiek op de haven gericht werk of het opzetten van een leerwerkbedrijf nieuwe stijl voor jongeren. Voor dit spoor worden aanvragen verwacht vanuit organisaties die intensief met elkaar samenwerken (bedrijven, overheden, onderwijsinstellingen en andere belanghebbenden).

Voorstellen moeten passen binnen het Rotterdams Klimaatakkoord (https://jtf-rijnmond.kansenvoorwest.nl/files/rotterdams-klimaatakkoord.pdf).

Bijlage 5. behorende bij artikel 4.4.3, onderdeel a

[Vervalt op 01-01-2027. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze openstelling is bedoeld voor projecten die bijdragen aan een rechtvaardige transitie in de regio Rijnmond zoals geformuleerd in het TJTP Groot-Rijnmond, gericht op elektrificatie en groene waterstof. Meer specifiek moet een project bijdragen aan een van de volgende twee sporen:

Spoor 1: Vernieuwen en versterken van de regionale economie met nieuwe, duurzame en/of circulaire industriële ketens;

Spoor 2: Versnellen van de transitie met investeringen in technologie, systemen en infrastructuur tot decarbonisatie van bestaande industriële ketens.

De transitie naar een groene economie vindt plaats door de ontwikkeling van nieuwe technieken en innovaties en bestaande industriële ketens te verduurzamen door elektrificatie van industriële processen en toepassing van groene waterstof. Dit draagt bij aan het creëren van nieuwe werkgelegenheid, die op termijn in de plaats komt van de werkgelegenheid uit de fossiele economie.

De openstelling voor Spoor 1 en 2 richt zich primair op experimentele projecten, die bijdragen aan de opschaling van nieuwe, duurzame technologieën en de toepassing van bestaande duurzame technologieën in een nieuwe context. Wel is bij deze openstelling een integrale benadering ten aanzien van de economie en arbeidsmarkt een pré. Daarom kunnen onder deze openstelling ook aanvragen worden ingediend waarbij de directe verbinding wordt gelegd tussen economische en arbeidsmarktactiviteiten.

De integrale benadering komt concreet tot uiting in het beoordelingscriterium sociaaleconomische integraliteit, waarbij projecten een hogere score kunnen krijgen wanneer de projectactiviteiten (al dan niet in een apart werkpakket) bijdragen aan de transitie van de arbeidsmarkt passend in het TJTP Rijnmond, maar is géén uitsluitingsgrond. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om projecten ten aanzien van nieuwe technieken waarbij ook een vertaalslag wordt gemaakt naar opleiding in het gebruiken/bedienen van die techniek.

Voorstellen moeten passen binnen het Rotterdams Klimaatakkoord (https://jtf-rijnmond.kansenvoorwest.nl/files/rotterdams-klimaatakkoord.pdf).

Naar boven