Wet hersteloperatie toeslagen

Geraadpleegd op 02-11-2024.
Geldend van 15-07-2023 t/m 30-09-2023

Wet van 2 november 2022, houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe maatregelen te treffen in het kader van de hersteloperatie toeslagen en deze samen met de bestaande maatregelen onder te brengen in één wet en enige andere wetten in verband daarmee te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Compensatie, tegemoetkomingen, moratorium en brede ondersteuning

Afdeling 2.1. Compensatie en tegemoetkomingen gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

Artikel 2.1. Compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:

    • a. voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen; of

    • b. de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.

  • 2 De compensatie wordt niet toegekend indien de door de aanvrager van een kinderopvangtoeslag geleden schade is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn.

  • 3 Aan een aanvrager van compensatie die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan een bedrag als bedoeld in artikel 2.3, eerste tot en met zevende lid, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade toegekend.

  • 4 Een aanvrager van een kinderopvangtoeslag als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, komt niet in aanmerking voor compensatie van schade met betrekking tot een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd.

  • 5 De compensatie en de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade blijven achterwege voor zover op een andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is voorzien of voor zover aan de aanvrager een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, zoals dit luidde ten tijde van de aanvraag van de O/GS-tegemoetkoming, of als bedoeld in artikel 2.6 is toegekend.

Artikel 2.2. Componenten compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag

De compensatie bestaat uit:

  • a. een bedrag vanwege een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een kinderopvangtoeslag of het beëindigen van voorschotverlening voor een kinderopvangtoeslag die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, of de hardheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, vermeerderd met een bedrag voor de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering;

  • b. een bedrag voor een bestuurlijke boete die is opgelegd op grond van artikel 40 of 41 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen voor een verzuim of vergrijp betreffende de kinderopvangtoeslag;

  • c. een bedrag voor materiële schade;

  • d. een bedrag voor immateriële schade;

  • e. een bedrag voor invorderingskosten;

  • f. een bedrag voor proceskosten;

  • g. een rentevergoeding voor het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de kinderopvangtoeslag of het beëindigen van de voorschotverlening kinderopvangtoeslag.

Artikel 2.3. Hoogte compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1 Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, is gelijk aan het bedrag dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend of is teruggevorderd, vermeerderd met het bedrag van de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering en verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met:

    • a. een nog niet betaald bedrag van de terugvordering en van de rente; of

    • b. een alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan met betrekking tot het berekeningsjaar waarop de compensatie betrekking heeft.

  • 3 Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel c, is gelijk aan de som van 25% van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, zonder de verminderingen, en 25% van het bedrag van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b.

  • 4 Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel d, is ongeacht het aantal berekeningsjaren waarop de compensatie betrekking heeft, gelijk aan € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar, met dien verstande dat het bedrag niet hoger is dan de som van de bedragen die overeenkomstig het eerste lid voor de berekeningsjaren zijn vastgesteld, zonder de verminderingen.

  • 5 Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel e, is gelijk aan de kosten die door de Belastingdienst/Toeslagen in rekening zijn gebracht en zijn betaald voor invorderingshandelingen in verband met de beschikking, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, met inbegrip van betaalde invorderingsrente.

  • 6 Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel f, is een forfaitair bedrag voor de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende en aan de belanghebbende in rekening gebrachte rechtsbijstand met betrekking tot een beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, dat is vastgesteld overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht, met wegingsfactor 2, waarbij wordt aangenomen dat er geen sprake is van samenhangende zaken, verminderd met een reeds toegekende of nog te toe te kennen proceskostenvergoeding.

  • 8 De bedragen, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, worden vermeerderd met 1%.

  • 9 Het bedrag van de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade is de aanvullende werkelijke schade, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, vermeerderd met 1%.

Artikel 2.4. Herziening compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen kan een toegekende compensatie herzien indien de beschikking tot toekenning of herziening van de kinderopvangtoeslag alsnog op een hoger bedrag wordt vastgesteld dan waarvan is uitgegaan bij de berekening van de hoogte van de compensatie. De herziening bedraagt het hieruit voortvloeiende verschil, doch maximaal het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a.

  • 2 Indien de compensatie een bedrag omvat voor in rekening gebrachte en betaalde of verrekende invorderingsrente of voor rente als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel g, wordt het bedrag van de compensatie verminderd met de rente die op basis van artikel 27 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt vergoed over de verhoging, bedoeld in het eerste lid, doch maximaal met het bedrag dat in de compensatie ter zake van de genoemde rentecomponenten is begrepen.

  • 3 Indien de compensatie wordt herzien, kan het daaruit voortvloeiende terug te vorderen bedrag worden verrekend met het aan de aanvrager van kinderopvangtoeslag uit te betalen bedrag van de verhoging, bedoeld in het eerste lid, eerste zin.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de beschikking tot terugvordering of beschikking tot herziening van de terugvordering.

Artikel 2.5. Ambtshalve toekenning compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag

Indien aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag voor 26 januari 2021 bij beschikking een bedrag is toegekend op grond van artikel 49, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen of een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 onderzoekt de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve of compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, na toepassing van artikel 2.1, vijfde lid, zou leiden tot toekenning van een aanvullend bedrag. Indien dit het geval is, wordt dit bedrag door de Belastingdienst/Toeslagen bij beschikking vastgesteld en uitbetaald.

Artikel 2.6. O/GS-tegemoetkoming en aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen kent aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag op aanvraag een O/GS-tegemoetkoming toe indien de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de daarop berustende bepalingen of de Wet kinderopvang bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard, omdat aan hem geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van hemzelf of zijn partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag.

  • 2 De O/GS-tegemoetkoming bedraagt 30 procent van het bedrag van de terugvordering.

  • 3 Aan een aanvrager van een O/GS-tegemoetkoming die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade als gevolg van de onbillijkheden van overwegende aard, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan de O/GS-tegemoetkoming, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade toegekend.

  • 4 De O/GS-tegemoetkoming en de aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade blijven achterwege indien ten aanzien van de terugvordering recht bestaat op compensatie als bedoeld in artikel 2.1 over hetzelfde berekeningsjaar of voor zover op andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is voorzien.

Artikel 2.7. Forfaitair bedrag voor aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1 Aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel en daarvoor voor 1 januari 2024 een aanvraag heeft ingediend, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve eenmalig een forfaitair bedrag toe van € 30.000, met dien verstande dat dit bedrag wordt verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met de bedragen die de aanvrager op het moment van toekenning van het forfaitaire bedrag al op grond van een herstelmaatregel heeft ontvangen. Bij vermindering tot nihil vindt geen toekenning plaats.

  • 2 Indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag gedurende een periode een partner had, zij beiden in aanmerking komen voor toepassing van een herstelmaatregel en ten minste een van hen in aanmerking komt voor een herstelmaatregel over een deel van die periode, wordt het forfaitaire bedrag alleen toegekend aan degene van wie de Belastingdienst/Toeslagen het recht op het forfaitaire bedrag het eerst heeft vastgesteld. Aan de ander wordt een bedrag van € 10.000 toegekend als diegene op het moment van het toekennen van het forfaitaire bedrag niet de partner is van degene aan wie het forfaitaire bedrag wordt toegekend, met dien verstande dat het bedrag van € 10.000 wordt verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met de bedragen die deze persoon op het moment van toekenning van dit bedrag al op grond van een herstelmaatregel heeft ontvangen. Bij vermindering tot nihil vindt geen toekenning plaats.

  • 3 Indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag of de partner, bedoeld in het tweede lid, in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel over een deel van de periode, bedoeld in het tweede lid, en zij elkaars partners waren op het moment van het toekennen van het forfaitaire bedrag aan een van hen, wordt voor de toepassing van de artikelen 2.1, vijfde lid, en 2.6, vierde lid, aan ieder van hen een percentage van € 30.000 toegerekend, met een maximum van het uitbetaalde bedrag van de forfaitaire tegemoetkoming. Dit percentage wordt voor ieder van hen berekend door de som van de aan hem op grond van herstelmaatregelen toegekende bedragen, vóór toepassing van de in die artikelleden bedoelde verminderingen, te delen door de som van de aan hen beiden op grond van herstelregelmaatregelen toegekende bedragen, vóór toepassing van de in die artikelleden bedoelde verminderingen, met dien verstande dat bij de berekening van het percentage toegekende bedragen die compensatie of tegemoetkoming voor hogere werkelijke schade bieden, buiten beschouwing worden gelaten.

  • 4 Een herstelmaatregel is:

    • a. toekenning van een hardheidstegemoetkoming als bedoeld in artikel 49 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, zoals dat luidde op 25 januari 2021;

    • b. toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 49b van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, zoals dat luidde op 25 januari 2021, of als bedoeld in artikel 2.1;

    • c. toekenning van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, zoals dat luidde ten tijde van de aanvraag van de O/GS-tegemoetkoming, of als bedoeld in artikel 2.6;

    • d. het verlagen of op nihil vaststellen van een terug te vorderen bedrag kinderopvangtoeslag in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering kinderopvangtoeslag in verhouding tot de met die beschikking te dienen doelen;

    • e. het vaststellen van het recht op kinderopvangtoeslag naar rato van het bedrag van de kosten van kinderopvang waarvan aannemelijk is dat het tijdig is betaald;

    • f. herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot terugvordering kinderopvangtoeslag, in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van deze beschikking in verhouding tot de met de beschikking te dienen doelen; of

    • g. herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot toekenning kinderopvangtoeslag waarbij het recht op kinderopvangtoeslag wordt vastgesteld naar rato van het bedrag van de kosten van kinderopvang waarvan aannemelijk is dat het tijdig is betaald.

  • 5 In afwijking van het vierde lid is geen sprake van een herstelmaatregel indien:

    • a. een toekenning, verlaging of vaststelling op nihil, naar rato vaststelling of herziening als bedoeld in het vierde lid, onderdelen c tot en met g, betrekking heeft op een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd; of

    • b. een verlaging, vaststelling op nihil of naar rato vaststelling als bedoeld in het vierde lid, onderdelen d en e, van toepassing is op een beschikking met een oorspronkelijke dagtekening van na 22 oktober 2019.

Artikel 2.8. Incidentele noodvoorziening voor aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen kan een incidentele noodvoorziening toekennen aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die zich in een acute financiële noodsituatie bevindt waardoor hij noodzakelijke uitgaven niet kan doen, indien hij een aanvraag heeft gedaan om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 en de Belastingdienst/Toeslagen het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of de herstelmaatregel of een eerste betaling daarvan, niet op korte termijn aan de aanvrager kan toekennen.

  • 2 Een aanvrager van een kinderopvangtoeslag komt niet in aanmerking voor een incidentele noodvoorziening indien hij geen recht had op een kinderopvangtoeslag en hij dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.

Artikel 2.9. Vangnetbepaling bijzondere tegemoetkoming kinderopvangtoeslag

  • 1 In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen kan onder bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur te stellen regels op een voor 1 januari 2024 aan de Belastingdienst/Toeslagen gedaan verzoek van de belanghebbende een bijzondere tegemoetkoming worden toegekend indien sprake is van een schrijnend geval waarin toepassing van Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de daarop berustende bepalingen of de Wet kinderopvang bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot ernstige onbillijkheden van overwegende aard, die zich hebben voorgedaan bij een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag, dan wel bij het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling vanwege de onterechte kwalificatie opzet of grove schuld van de belanghebbende of diens partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag, welke onbillijkheden zodanig zijn dat het overduidelijk onredelijk is deze voor rekening van de belanghebbende te laten en waarvoor andere compensaties, herzieningen, hardheidstegemoetkomingen, O/GS-tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2.6 of vergoedingen ter zake van die onbillijkheden niet voldoende zijn.

  • 2 In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen kan onder bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur te stellen regels op een aan de Belastingdienst/Toeslagen gedaan verzoek van het kind, pleegkind en voormalig pleegkind of de ex-partner een bijzondere tegemoetkoming worden toegekend indien sprake is van een schrijnend geval waarin toepassing van deze wet leidt tot ernstige onbillijkheden van overwegende aard, welke onbillijkheden zodanig zijn dat het overduidelijk onredelijk is deze voor rekening van dat kind, pleegkind of voormalig pleegkind, onderscheidenlijk die ex-partner, te laten en waarvoor de voorzieningen ter zake van die onbillijkheden niet voldoende zijn.

  • 3 De voordracht voor een krachtens het eerste en tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien binnen die termijn door of namens een van de Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld, wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.

Afdeling 2.1a. Compensatie en tegemoetkomingen nabestaanden van overleden aanvrager kinderopvangtoeslag

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Afdeling 2.2. Tegemoetkoming voor kind, pleegkind en voormalig pleegkind van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag of diens partner en voor kind, pleegkind en voormalig pleegkind van ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

Artikel 2.10. Tegemoetkoming voor kind van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag of diens partner

Aan een kind van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of van diens partner, indien die tevens diens partner was op 26 januari 2021, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe, indien het kind op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag waarop dit artikel in werking is getreden, is geboren.

Artikel 2.11. Tegemoetkoming voor pleegkind of voormalig pleegkind van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag of diens partner

  • 1 Aan een pleegkind van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of van diens partner, indien die tevens diens partner was op 26 januari 2021, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe, indien het pleegkind:

    • a. uiterlijk op de dag waarop dit artikel in werking is getreden, pleegkind is geworden van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner; en

    • b. op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag waarop dit artikel in werking is getreden, is geboren.

  • 2 Aan een voormalig pleegkind van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, of van diens partner, indien die tevens diens partner was op 26 januari 2021, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe, indien het voormalige pleegkind:

    • a. onderdeel van het huishouden is geweest van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag in de periode tussen de eerste beschikking van de Belastingdienst/Toeslagen waarvoor herstel wordt geboden door middel van de herstelmaatregel tot en met de dag waarop dit artikel in werking is getreden; en

    • b. op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag waarop dit artikel in werking is getreden, is geboren.

Artikel 2.11a. Tegemoetkoming voor kind van ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1 Aan een kind van een ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe, indien het kind:

    • a. is geboren voordat de ex-partner de partner werd van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag; en

    • b. op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag voordat het toeslagpartnerschap met de aanvrager van een kinderopvangtoeslag begon, is geboren.

Artikel 2.11b. Tegemoetkoming voor pleegkind of voormalig pleegkind van ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1 Aan een pleegkind van een ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe, indien het pleegkind:

    • a. pleegkind van de ex-partner is geworden voordat de ex-partner de partner werd van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag; en

    • b. op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag voordat het toeslagpartnerschap met de aanvrager van een kinderopvangtoeslag begon, is geboren.

  • 2 Aan een voormalig pleegkind van een ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe, indien het voormalige pleegkind:

    • a. pleegkind van de ex-partner is geworden voordat de ex-partner de partner werd van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag;

    • b. onderdeel van het huishouden is geweest van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag en diens ex-partner in de periode tussen de eerste beschikking van de Belastingdienst/Toeslagen waarvoor herstel wordt geboden door middel van de herstelmaatregel, tot en met de dag voordat het toeslagpartnerschap tussen de aanvrager van de kinderopvangtoeslag en diens ex-partner is geëindigd; en

    • c. op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag voordat het toeslagpartnerschap met de aanvrager van een kinderopvangtoeslag begon, is geboren.

Artikel 2.12. Hoogte tegemoetkoming voor kind, pleegkind of voormalig pleegkind

  • 1 De tegemoetkoming bedraagt voor een kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat op 1 juli 2023:

    • a. jonger is dan zes jaar: € 2.000;

    • b. ten minste zes jaar is, maar jonger is dan twaalf jaar: € 4.000;

    • c. ten minste twaalf jaar is, maar jonger is dan vijftien jaar: € 6.000;

    • d. ten minste vijftien jaar is, maar jonger is dan achttien jaar: € 8.000;

    • e. ten minste achttien jaar is: € 10.000.

  • 2 Een kind, pleegkind of voormalig pleegkind komt eenmaal in aanmerking voor de tegemoetkoming.

Artikel 2.13. Tegemoetkoming voor kind, pleegkind of voormalig pleegkind van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag of diens partner op aanvraag

Een kind als bedoeld in artikel 2.10, een pleegkind als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, of een voormalig pleegkind als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, kan een aanvraag doen tot toekenning van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 indien:

  • a. de Belastingdienst/Toeslagen de beschikking tot het toepassen van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 heeft bekendgemaakt; en

  • b. de Belastingdienst/Toeslagen de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming niet ambtshalve binnen zes maanden na de datum, bedoeld in artikel 6.4, onderdeel a of b, heeft vastgesteld.

Artikel 2.13a. Tegemoetkoming voor kind, pleegkind of voormalig pleegkind van ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag op aanvraag

Een kind als bedoeld in artikel 2.11a, een pleegkind als bedoeld in artikel 2.11b, eerste lid, of een voormalig pleegkind als bedoeld in artikel 2.11b, tweede lid, kan een aanvraag doen tot toekenning van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 indien:

  • a. de Belastingdienst/Toeslagen de beschikking tot toekenning van de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, heeft bekendgemaakt; en

  • b. de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2.12, niet ambtshalve is gegeven binnen zes maanden na de datum van dagtekening van de beschikking, bedoeld in artikel 6.4a.

Artikel 2.14. Tegemoetkoming voor kind, pleegkind of voormalig pleegkind van een aanvrager kinderopvangtoeslag in geval van overlijden van de aanvrager

[Treedt in werking op 01-10-2023]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.14a. Tegemoetkoming voor kind, pleegkind of voormalig pleegkind van een ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag in geval van overlijden van de ex-partner

[Treedt in werking op 01-10-2023]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Afdeling 2.2a. Tegemoetkoming nabestaanden van overleden kind

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Afdeling 2.3. Compensatie en noodvoorziening ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

Artikel 2.14g. Begrip ex-partner en invulling overige begrippen in afdeling 2.3

  • 1 Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder ex-partner verstaan degene die:

    • a. partner was van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 op:

      • 1°. enig moment in een berekeningsjaar indien de beschikking vanwege institutionele vooringenomenheid of hardheid betrekking heeft op de kinderopvangtoeslag voor dat berekeningsjaar en geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de kinderopvang van het kind of het toenmalige pleegkind van die partner;

      • 2°. enig moment in een berekeningsjaar indien het terug te betalen bedrag aan kinderopvangtoeslag waarvoor op grond van de beschikking vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke betalingsregeling is geweigerd, betrekking heeft op dat berekeningsjaar en geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de kinderopvang van het kind of het toenmalige pleegkind van die partner; of

      • 3°. de datum van de dagtekening van de beschikking vanwege institutionele vooringenomenheid of hardheid of de beschikking vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld en gedurende ten minste een jaar daarna;

    • b. zelf niet in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7; en

    • c. geen partner meer was van die aanvrager op de peildatum als gevolg van een omstandigheid anders dan het overlijden van die aanvrager.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 mede verstaan de overleden aanvrager.

  • 3 De peildatum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is:

    • a. de peildatum, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid; of

    • b. de eerste dag van de maand die volgt op de dag van overlijden van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, indien de peildatum, bedoeld in onderdeel a, in verband met dat overlijden, niet kan worden vastgesteld op de in dit onderdeel eerstgenoemde dag.

  • 4 Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder beschikking vanwege institutionele vooringenomenheid of hardheid verstaan: aan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, gerichte beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een kinderopvangtoeslag of het beëindigen van voorschotverlening voor een kinderopvangtoeslag welke beschikking een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, of hardheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b.

  • 5 Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder beschikking vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld verstaan: aan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, gerichte beschikking waarin staat dat geen persoonlijke betalingsregeling wordt toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd welke beschikking een direct gevolg is van een onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens huidige of gewezen partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag.

  • 6 In afwijking van artikel 1.1 wordt voor de toepassing van dit artikel het begrip partner bij de beoordeling of sprake is van het al dan niet zijn van partner op het in dit artikel bedoelde tijdstip of in de dit artikel bedoelde periode om in aanmerking te komen voor compensatie als bedoeld in het eerste lid, beoordeeld op basis van artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zoals dat artikel luidde in die periode of op dat tijdstip.

Artikel 2.14h. Compensatie voor ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag een compensatie van € 10.000 toe aan een ex-partner, met dien verstande dat de compensatie nihil bedraagt indien een ex-partner eerder compensatie heeft ontvangen op grond van dit lid.

  • 2 De ex-partner doet de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, niet eerder dan na ontvangst van een brief van de Belastingdienst/Toeslagen met een uitnodiging deze aanvraag te doen en doet dit via een daartoe door de Belastingdienst/Toeslagen ter beschikking gesteld formulier.

  • 3 Compensatie blijft achterwege voor zover op een andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming is voorzien ter zake van geleden schade als gevolg van een beschikking vanwege institutionele vooringenomenheid of hardheid of een beschikking vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld. Onder vergoeding of tegemoetkoming als bedoeld in de eerste zin wordt niet verstaan een bedrag dat de ex-partner heeft ontvangen van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag vanwege het met de ex-partner delen van een tegemoetkoming of compensatie die de aanvrager heeft ontvangen op grond van deze wet.

Artikel 2.14i. Incidentele noodvoorziening voor ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

Indien de Belastingdienst/Toeslagen niet op korte termijn overgaat tot uitbetaling van compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, kan de Belastingdienst/Toeslagen een incidentele noodvoorziening toekennen aan een ex-partner, aan wie de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, is toegekend en die zich in een acute financiële noodsituatie bevindt waardoor noodzakelijke uitgaven niet mogelijk zijn.

Afdeling 2.4. Brede ondersteuning in het buitenland

Artikel 2.15. Ondersteuning en vergoedingen voor gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en diens gezin woonachtig buiten Nederland

  • 1 Onze Minister kan ambtshalve brede ondersteuning in het buitenland aanbieden op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, ten behoeve van die aanvrager, diens partner en het kind, pleegkind of voormalig pleegkind van een van beiden, indien:

    • a. die aanvrager op 7 juli 2020 niet in Nederland woonde;

    • b. die aanvrager, die partner en dat kind, pleegkind of voormalig pleegkind van een van beiden op het moment van ambtshalve toetsing door Onze Minister niet in Nederland woont.

  • 2 Voor zover de brede ondersteuning wordt geboden in de vorm van een financiële tegemoetkoming, wordt deze tegemoetkoming verstrekt ter vergoeding van redelijke kosten die worden gemaakt in het kader van de brede ondersteuning.

  • 3 In geval van een wens tot remigratie naar Nederland van de aanvrager, diens partner of een kind of pleegkind van een van hen, die binnen drie maanden na het ambtshalve aanbod, bedoeld in het eerste lid, kenbaar is gemaakt aan Onze Minister kan Onze Minister op verzoek eenmalig:

    • a. de redelijke reiskosten van remigratie van ieder van hen vergoeden of voor zijn rekening nemen, mits de partner of het kind of pleegkind voor de remigratie naar Nederland op hetzelfde adres buiten Nederland wonen als de aanvrager; en

    • b. de redelijke kosten van de verhuizing naar Nederland voor zijn rekening nemen.

  • 4 Onze Minister verleent de ondersteuning, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, op basis van een plan van aanpak dat in overleg met de aanvrager van de kinderopvangtoeslag is opgesteld.

  • 5 Onze Minister vergoedt of neemt voor zijn rekening de kosten, bedoeld in het derde lid, indien het plan van aanpak is vastgesteld voor 1 juli 2025 en indien de remigratie naar Nederland plaatsvindt uiterlijk een jaar nadat het plan van aanpak is vastgesteld.

Artikel 2.15a. Ondersteuning en vergoedingen voor een ex-partner van een gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en diens gezin woonachtig buiten Nederland

  • 1 Onze Minister kan ambtshalve brede ondersteuning in het buitenland aanbieden op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, ten behoeve van die ex-partner en diens partner, diens kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12, en het thuiswonende kind of pleegkind van hemzelf of van diens partner, indien:

    • a. die ex-partner op 7 juli 2020 niet in Nederland woonde;

    • b. die ex-partner, diens partner, diens kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12, en het thuiswonende kind of pleegkind van hemzelf of van diens partner op het moment van ambtshalve toetsing door Onze Minister niet in Nederland woont.

  • 2 Voor zover de brede ondersteuning wordt geboden in de vorm van een financiële tegemoetkoming, wordt deze tegemoetkoming verstrekt ter vergoeding van redelijke kosten die worden gemaakt in het kader van de brede ondersteuning.

  • 3 In geval van een wens tot remigratie naar Nederland van de ex-partner, diens partner, diens kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12, en het thuiswonende kind of pleegkind van hemzelf of van diens partner, die binnen drie maanden na het ambtshalve aanbod, bedoeld in het eerste lid, kenbaar is gemaakt aan Onze Minister kan Onze Minister op verzoek eenmalig:

    • a. de redelijke reiskosten van remigratie van ieder van hen vergoeden of voor zijn rekening nemen, mits voornoemde gezinsleden voor de remigratie naar Nederland op hetzelfde adres buiten Nederland wonen als de ex-partner;

    • b. de redelijke kosten van de verhuizing naar Nederland voor zijn rekening nemen.

  • 4 Onze Minister verleent de ondersteuning, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, op basis van een plan van aanpak dat in overleg met de ex-partner is opgesteld.

  • 5 Onze Minister vergoedt of neemt voor zijn rekening de kosten, bedoeld in het derde lid, indien het plan van aanpak is vastgesteld binnen drie maanden nadat de wens tot remigratie kenbaar is gemaakt en indien de remigratie naar Nederland plaatsvindt uiterlijk een jaar nadat het plan van aanpak is vastgesteld.

Artikel 2.15b. Ondersteuning en vergoedingen voor de partner en diens gezin of het kind van een overleden aanvrager kinderopvangtoeslag woonachtig buiten Nederland

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Afdeling 2.5. Tegemoetkomingen gedupeerde aanvrager huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget

Artikel 2.16. Tegemoetkoming voor aanvrager huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget vanwege institutionele vooringenomenheid

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen kent ambtshalve een tegemoetkoming toe aan een aanvrager van een huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget, indien:

    • a. ten aanzien van hem voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen;

    • b. hij hierdoor schade heeft geleden; en

    • c. hij betrokken is geweest bij een onderzoek van het Combiteam Aanpak Facilitators.

  • 2 De tegemoetkoming wordt niet toegekend indien de door de aanvrager van een huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget geleden schade is te wijten aan een ernstige onregelmatigheid die aan hem toerekenbaar is.

  • 3 De tegemoetkoming bedraagt 130 procent van het bedrag van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget dat is teruggevorderd, niet is toegekend of niet is uitbetaald als voorschot, als een direct gevolg van institutionele vooringenomenheid.

  • 4 De tegemoetkoming wordt verminderd met:

    • a. een nog niet betaald bedrag van een terugvordering als bedoeld in het derde lid;

    • b. een alsnog toegekende verhoging van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget over het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, met dien verstande dat de vermindering niet meer bedraagt dan het niet toegekende bedrag, bedoeld in het derde lid; of

    • c. het bedrag van een tegemoetkoming die toegekend is op grond van artikel 2.17.

  • 5 De tegemoetkoming blijft achterwege voor zover op een andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is voorzien.

Artikel 2.17. Tegemoetkoming voor aanvrager huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget vanwege onterechte kwalificatie opzet of grove schuld

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen kent aan een aanvrager van een huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget ambtshalve een tegemoetkoming toe indien de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet op de huurtoeslag, de Wet op de zorgtoeslag, de Wet op het kindgebonden budget of op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard omdat aan de aanvrager geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van de aanvrager of diens partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget.

  • 2 De tegemoetkoming bedraagt 30 procent van het bedrag van de terugvordering.

  • 3 De tegemoetkoming blijft achterwege voor zover op andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is voorzien.

Artikel 2.18. Incidentele noodvoorziening voor aanvrager huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen kan een incidentele noodvoorziening toekennen aan een aanvrager van een huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget die zich in een acute financiële noodsituatie bevindt waardoor hij noodzakelijke uitgaven niet kan doen, indien:

    • a. aannemelijk is dat de acute financiële noodsituatie mogelijk een gevolg is van:

      • 1°. institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen die voor 23 oktober 2019 heeft plaatsgevonden tijdens een onderzoek van het Combiteam Aanpak Facilitators bij de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget; of

      • 2°. het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling of het weigeren van een buitengerechtelijke schuldregeling vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van hemzelf of zijn partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget; en

    • b. hij zich kenbaar heeft gemaakt bij de Belastingdienst/Toeslagen als iemand die mogelijk aanspraak maakt op een tegemoetkoming als gevolg van een situatie als bedoeld in onderdeel a, onder 1° of 2°.

      • 2. Een aanvrager komt niet in aanmerking voor een incidentele noodvoorziening, indien hij geen recht heeft op de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget en hij dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.

Artikel 2.19. Vangnetbepaling bijzondere tegemoetkoming huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget

  • 1 In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen kan een bijzondere tegemoetkoming worden toegekend indien sprake is van een schrijnend geval waarin de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet op de huurtoeslag, de Wet op de zorgtoeslag, de Wet op het kindgebonden budget of een op een van die wetten berustende bepaling bij de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget heeft geleid tot ernstige onbillijkheden van overwegende aard, die zich hebben voorgedaan bij een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering inzake de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget, dan wel bij het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling of het weigeren van een buitengerechtelijke schuldregeling vanwege de onterechte kwalificatie opzet of grove schuld van de aanvrager of van diens partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering inzake de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget, welke onbillijkheden zodanig zijn dat het overduidelijk onredelijk is deze voor rekening van de aanvrager te laten.

  • 2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien binnen die termijn door of namens een van de Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld, wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.

Afdeling 2.6. Moratorium

Artikel 2.20. Moratorium

  • 1 Op het moment waarop aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag in de vorm van een forfaitair bedrag als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, een bedrag wordt uitgekeerd, gaat van rechtswege een afkoelingsperiode in voor een periode van een jaar.

  • 2 Ten aanzien van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die voor 12 februari 2021 een aanvraag heeft ingediend om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 geldt van rechtswege een afkoelingsperiode van 12 februari 2021 tot en met 1 mei 2021.

  • 3 Tijdens de afkoelingsperiode kan elke bevoegdheid van een schuldeiser tot verhaal op de goederen van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner en tot opeising van goederen die zich in de macht van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner bevinden niet worden uitgeoefend, voor zover die bevoegdheid betrekking heeft op vorderingen die zijn ontstaan door een verzuim in de nakoming van een verbintenis door de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner dat heeft plaatsgevonden vóór de afkoelingsperiode.

  • 4 Tijdens de afkoelingsperiode is een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis door de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner die heeft plaatsgevonden vóór de afkoelingsperiode geen grond voor wijziging van verbintenissen of verplichtingen jegens de schuldenaar, voor opschorting van de nakoming van een verbintenis jegens de schuldenaar of voor ontbinding van een met de schuldenaar gesloten overeenkomst.

Afdeling 2.7. Brede ondersteuning door gemeenten

Artikel 2.21. Brede ondersteuning door gemeente voor gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag of voor een ex-partner van de gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, hun gezin en het thuiswonende kind

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente kan brede ondersteuning bieden op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan een ingezetene van die gemeente die:

    • a. een aanvrager van een kinderopvangtoeslag is en een aanvraag heeft ingediend tot toekenning van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7;

    • b. een kind, een pleegkind of een voormalig pleegkind is dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12; of

    • c. een ex-partner is die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend.

  • 2 Brede ondersteuning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend ten behoeve van de personen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, alsmede hun gezin als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van de Participatiewet en het thuiswonende kind of pleegkind ouder dan 18 jaar van de personen, bedoeld in het eerste lid, of van hun partner.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn in bijzondere omstandigheden van toepassing op een ingezetene van een andere gemeente, zo nodig in overleg met het college van die andere gemeente.

  • 4 Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente verleent de brede ondersteuning op basis van een plan van aanpak dat ziet op het kunnen maken van een nieuwe start in het kader van herstel dat is opgesteld met de persoon die op basis van het eerste lid in aanmerking komt voor brede ondersteuning.

  • 5 Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente kan de uitvoering van dit artikel, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de persoon die op basis van het eerste of tweede lid in aanmerking komt voor brede ondersteuning en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden, door derden laten verrichten.

  • 6 Indien de aanvraag tot toekenning van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 wordt afgewezen, beëindigt het college van burgemeester en wethouders de brede ondersteuning van de personen die op grond van het eerste of tweede lid in aanmerking komen voor brede ondersteuning binnen 30 dagen nadat de Belastingdienst/Toeslagen het college van burgemeester en wethouders heeft geïnformeerd dat ten aanzien van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag een afwijzende beschikking is gegeven.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Hoofdstuk 3. Kwijtschelding bestuursrechtelijke schulden

Artikel 3.1. Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

  • 1 In afwijking van artikel 31bis van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen scheldt de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve kwijt het voor 1 januari 2021 nog niet betaalde bedrag van de terugvordering van een toeslag die betrekking heeft op een berekeningsjaar van voor 2021, de met die terugvordering samenhangende rente, de met die terugvordering samenhangende kosten van invordering alsmede het bedrag van een met die terugvordering samenhangende bestuurlijke boete van:

    • a. degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7;

    • b. degene die op de peildatum de partner was van degene, bedoeld in onderdeel a;

    • c. degene die op 31 december 2020 de partner was van degene, bedoeld in onderdeel a, mits degene, bedoeld in onderdeel a, uiterlijk op 1 juni 2021 heeft verzocht om toepassing van de herstelmaatregel; en

    • d. een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend.

  • 2 De peildatum is de datum waarop het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, is uitbetaald aan degene, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. Indien dit forfaitaire bedrag is verminderd tot nihil, is de peildatum de datum waarop aan diegene voor het eerst een bedrag is uitbetaald op grond van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7. Indien aan degene, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, slechts geen forfaitair bedrag is uitgekeerd vanwege de toepassing van artikel 2.7, tweede lid, eerste zin, en artikel 2.7, tweede lid, tweede zin, niet op diegene van toepassing is, is de peildatum de datum waarop het forfaitaire bedrag is uitbetaald aan degene aan wie het forfaitaire bedrag op grond van die zin wel is uitbetaald. Indien dit forfaitaire bedrag is verminderd tot nihil, is de peildatum de datum waarop aan de laatstbedoelde persoon voor het eerst een bedrag is uitbetaald op grond van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7. Indien aan degene, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geen forfaitair bedrag is uitgekeerd vanwege de toepassing van artikel 2.7, tweede lid, eerste zin, en artikel 2.7, tweede lid, tweede zin, op diegene van toepassing is, is de peildatum de datum waarop het bedrag dat op grond daarvan is toegekend, is uitbetaald aan diegene. Indien het bedrag, bedoeld in de vorige zin, is verminderd tot nihil, is de peildatum de datum waarop aan diegene voor het eerst een bedrag is uitbetaald op grond van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt het voor 1 januari 2021 nog niet betaalde bedrag van de terugvordering van een toeslag, die het gevolg is van een herzien voorschot, niet kwijtgescholden voor zover een over hetzelfde berekeningsjaar toegekend bedrag van die toeslag op enig moment:

    • a. wordt verrekend met die terugvordering; of

    • b. kon worden verrekend met die terugvordering indien in 2021 of later geen aflossing van die terugvordering had plaatsgevonden.

  • 4 Indien het nog niet betaalde bedrag, bedoeld in het eerste lid, na 31 december 2020 is verminderd als gevolg van een aflossing of verrekening, niet zijnde een verrekening als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, betaalt de Belastingdienst/Toeslagen het bedrag van die vermindering, na aftrek van het bedrag dat op grond van het derde lid, aanhef en onderdeel b, niet in aanmerking komt voor kwijtschelding, uit aan degene, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b of c.

  • 5 Geen kwijtschelding wordt verleend wanneer het ontstaan of niet voldoen van de toeslagschuld het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van degene, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b, of c.

Artikel 3.2. Invoeging artikel 26a van de Invorderingswet 1990

[Red: Wijzigt de Invorderingswet 1990.]

Artikel 3.6. Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag door Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

  • 2 De kwijtschelding, bedoeld in het eerste lid, is tevens van toepassing op de met de schuld verband houdende verhogingen.

  • 3 Indien de schuld na 31 december 2020 is verminderd als gevolg van een aflossing of verrekening restitueert het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het bedrag waarmee de schuld is verminderd.

  • 6 Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen regels worden gesteld voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 3.7. Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag door Sociale verzekeringsbank

  • 2 De kwijtschelding, bedoeld in het eerste lid, is tevens van toepassing op de met de schuld verband houdende verhogingen.

  • 3 Indien de schuld, bedoeld in het eerste lid, na 31 december 2020 is verminderd als gevolg van een aflossing of verrekening restitueert de Sociale verzekeringsbank het bedrag waarmee de schuld is verminderd.

Artikel 3.8. Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag door college van burgemeester en wethouders met betrekking tot Participatiewet en enige andere wetten

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de met de schuld verband houdende verhogingen.

  • 3 Indien de schuld, bedoeld in het eerste lid, na 31 december 2020 is verminderd als gevolg van een aflossing of verrekening restitueert het college van burgemeester en wethouders het bedrag waarmee de schuld is verminderd.

Artikel 3.9. Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag door Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot de Wet inburgering

  • 1 Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid scheldt ambtshalve schulden kwijt die verband houden met de uitvoering van de Wet inburgering, zoals die wet luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021, voor zover die op 31 december 2020 niet voldaan waren, of voor zover die betrekking hebben op de periode tot en met 31 december 2020 en de schuld na die datum is vastgesteld, van een persoon als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de met de schuld verband houdende verhogingen.

  • 3 Indien de schuld, bedoeld in het eerste lid, na 31 december 2020 is verminderd als gevolg van een aflossing of verrekening restitueert Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het bedrag waarmee de schuld is verminderd.

  • 4 In afwijking van het eerste en derde lid scheldt Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet kwijt en restitueert niet indien de schuld is ontstaan door naar het oordeel van Onze Minister van Sociale Zaken misbruik van het stelsel van inburgering of frauduleus of anderszins wederrechtelijk handelen of nalaten, van dien aard dat kwijtschelding of restitutie achterwege dient te blijven.

Artikel 3.10. Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag door CAK

  • 1 Het CAK, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, scheldt ambtshalve schulden kwijt die verband houden met de uitvoering van de wettelijke taken op het terrein van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Langdurige Zorg en Sport, die betrekking hebben op de periode tot en met 31 december 2020 voor zover deze niet zijn voldaan, van een persoon als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid.

  • 2 De kwijtschelding is tevens van toepassing op de met de schuld verband houdende verhogingen.

  • 3 Indien de schuld na 31 december 2020 is verminderd als gevolg van een aflossing of verrekening restitueert het CAK het bedrag waarmee de schuld is verminderd.

  • 4 Het CAK kan dit artikel buiten toepassing laten indien het CAK ten aanzien van een persoon als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, b, of c, aangifte heeft gedaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en diens schuld, bedoeld in het eerste lid, direct voortvloeit uit dat misdrijf of die persoon onherroepelijk is veroordeeld voor een zodanig misdrijf.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport regels worden gesteld voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 3.11. Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag door Wlz-uitvoerder

  • 1 De Wlz-uitvoerder, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, scheldt ambtshalve schulden kwijt die verband houden met de uitvoering van de wettelijke taken op het terrein van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Langdurige Zorg en Sport, die betrekking hebben op de periode tot en met 31 december 2020 voor zover deze niet zijn voldaan, van een persoon als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid.

Artikel 3.12. Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag door college van burgemeester en wethouders met betrekking tot Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Artikel 3.13. Compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden aan degene die voor 1 januari 2021 een bedrag heeft ontvangen op grond van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, als diegene tussen het moment van het ontvangen van dat bedrag en 1 januari 2021 een bedrag heeft afgelost aan bestuursrechtelijke schulden of aan een ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, als die ex-partner tussen het moment van het ontvangen van dat bedrag en de kwijtschelding van de bestuursrechtelijke schulden op grond van dit hoofdstuk een bedrag heeft afgelost aan bestuursrechtelijke schulden.

  • 2 Het bedrag van de compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden is gelijk aan het bedrag dat de aanvrager van kinderopvangtoeslag dan wel de ex-partner in de respectievelijke perioden, bedoeld in het eerste lid, heeft afgelost aan bestuursrechtelijke schulden.

  • 3 De som van de compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden en de compensatie voor afgeloste geldschulden en kosten als bedoeld in artikel 4.3 is maximaal het bedrag dat de aanvrager van kinderopvangtoeslag ontvangen heeft op grond van een herstelmaatregel dan wel de ex-partner heeft ontvangen op grond van artikel 2.14h, eerste lid.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een bestuursrechtelijke schuld verstaan een schuld die door een overheidsorganisatie zou zijn kwijtgescholden in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag indien deze schuld niet voor 1 januari 2021 zou zijn afgelost.

Artikel 3.14. Maximumbedrag kwijt te schelden zakelijke bestuursrechtelijke schulden

  • 1 Bij de toepassing van de artikelen 3.6, vijfde lid, 3.8, vijfde lid, en 3.13 wordt de kwijt te schelden schuld of restitutie van de lening, bedoeld in de artikelen 3.6, vijfde lid, en 3.8, vijfde lid, en de compensatie voor afgeloste zakelijke bestuursrechtelijke schulden, bedoeld in artikel 3.13, vastgesteld op maximaal het bedrag dat de aanvrager nog kan ontvangen als de-minimissteun als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352), indien degene wiens schulden het betreft, wordt aangemerkt als ondernemer of, indien hij in staat van faillissement verkeert en voorafgaand aan het faillissement zou zijn aangemerkt als ondernemer.

  • 2 De persoon, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, verstrekt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders de gegevens, inlichtingen en documenten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit artikel.

Hoofdstuk 4. Overneming en betaling privaatrechtelijke schulden

Afdeling 4.1. Overneming en betaling privaatrechtelijke schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, compensatie en vergoeding

Artikel 4.1. Overneming of betaling privaatrechtelijke geldschulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 2 De geldschulden die worden overgenomen:

    • a. zijn ontstaan na 31 december 2005;

    • b. waren voor 1 juni 2021 opeisbaar; en

    • c. zijn niet voldaan op het tijdstip waarop de aanvraag wordt gedaan.

  • 3 Geldschulden en kosten die worden overgenomen, zijn:

    • a. een geldschuld die is ontstaan door een in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf verrichte rechtshandeling van de schuldeiser;

    • b. een geldschuld die niet is ontstaan door een in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf verrichte rechtshandeling van de schuldeiser indien deze is vastgelegd in een notariële akte die is verleden in de periode tussen 1 januari 2006 en 1 juni 2021 of blijkt uit een rechterlijke uitspraak indien de daaraan voorafgaande ingebrekestelling of dagvaarding of het daaraan voorafgaande verzoekschrift dateert van voor 1 juni 2021, waarbij geldt dat de zaak bij de rechtbank binnen een redelijke termijn na de dagtekening van de ingebrekestelling aanhangig moet zijn gemaakt;

    • c. een geldschuld die voortvloeit uit alimentatieverplichtingen;

    • d. de bij een overgenomen of over te nemen opeisbare geldschuld bijkomende kosten;

    • e. een geldschuld bij een krachtens publiekrecht ingesteld orgaan van een rechtspersoon in het buitenland; en

    • f. bestuursrechtelijke geldschulden die niet voor kwijtschelding in aanmerking komen op grond van hoofdstuk 3.

  • 4 Geldschulden en kosten die niet worden overgenomen zijn:

    • a. de resterende hoofdsom van een hypothecaire lening, ook als die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar is geworden, tenzij het een restschuld betreft na verkoop van of verhaal op de verhypothekeerde zaak;

    • b. de resterende hoofdsommen van andere leningen, tenzij die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar zijn geworden;

    • c. een geldschuld die voortvloeit uit een onrechtmatige daad;

    • d. een percentage van de geldschuld aan een rechtspersoon, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of maatschap waarin de aanvrager van de schuldoverneming een belang heeft, dat gelijk is aan het percentage van dat belang van de aanvrager van de schuldoverneming;

    • e. een geldschuld waarvoor aan de aanvrager van de schuldoverneming reeds compensatie of aanvullende compensatie als bedoeld in artikel 2.1 of een andere niet-forfaitaire vergoeding is toegekend; of

    • f. een geldschuld die al is overgenomen van een aanvrager of diens partner of van een ex-partner.

Artikel 4.2. Overneming van schulden bij een zorgverzekeraar of het Landelijk Bureau Invordering Ouderbijdragen gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner

Onze Minister voldoet op aanvraag van een zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet, of het Landelijk Bureau Invordering Ouderbijdragen de opeisbare schulden:

Artikel 4.3. Compensatie afgeloste privaatrechtelijke geldschulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner

  • 1 Aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of aan een ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, verleent Onze Minister op aanvraag compensatie voor een afgeloste geldschuld die op grond van artikel 4.1 voor overneming in aanmerking zou komen als deze niet voldaan was.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een aanvraag worden ingediend door degene, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b of c, indien hij geen partner meer is op het tijdstip waarop die aanvraag wordt ingediend.

  • 3 De compensatie wordt verleend voor een geldschuld en kosten die zijn voldaan door een aanvrager als bedoeld in het eerste lid, diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c of de ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend:

    • a. na het moment van het ontvangen van een bedrag op grond van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 dan wel de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid; of

    • b. tussen het moment van de dagtekening van de beschikking van de Belastingdienst/Toeslagen waarin staat dat de Belastingdienst/Toeslagen vooralsnog geen reden ziet voor uitbetaling van een forfaitair bedrag en het moment van de dagtekening van de beschikking waarin toch recht op een forfaitair bedrag als bedoeld in de artikelen 2.7, eerste lid, of artikel 2.14h, eerste lid, is vastgesteld.

  • 4 De compensatie wordt niet verleend indien artikel 4.6 of 4.7 wordt toegepast.

  • 5 De hoogte van de compensatie voor een afgeloste geldschuld en kosten is gelijk aan het bedrag dat de aanvrager van de compensatie in de periode, bedoeld in het derde lid, onderdeel a of b, heeft afgelost aan opeisbare geldschulden en kosten, met een maximum van het bedrag dat hij ontvangen heeft op grond van een herstelmaatregel. Artikel 3.13, derde lid, is van toepassing.

Artikel 4.4. Forfaitaire kostenvergoeding voor curator en bewindvoerder

  • 2 De vergoeding bedraagt vier uren tegen het door Onze Minister van Justitie en Veiligheid vastgestelde uurtarief.

Artikel 4.5. Maximumbedrag over te nemen of te betalen zakelijke privaatrechtelijke schulden

Artikel 3.14 is van overeenkomstige toepassing bij de vaststelling van het bedrag van over te nemen of te betalen zakelijke schulden, bedoeld in artikel 4.1, en van compensatie voor afgeloste zakelijke schulden als bedoeld in artikel 4.3.

Afdeling 4.2. Wettelijke schuldsanering en buitengerechtelijke schuldregeling gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

Artikel 4.6. Betaling schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag in wettelijk schuldsaneringstraject

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen betaalt op aanvraag de schulden van degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 en diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, op wie de schuldsaneringsregeling, bedoeld in titel III van de Faillissementswet, toepassing vindt die is ingegaan voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, op wie deze schuldsaneringsregeling toepassing vindt en die is ingegaan voor de dag waarop de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen in werking is getreden.

  • 2 Het bedrag van de te betalen schulden is gelijk aan de som van het bedrag van de vorderingen op de lijst van erkende schuldeisers welke zijn geverifieerd overeenkomstig artikel 328 van de Faillissementswet.

  • 3 Een schuld die voortvloeit uit een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht dat in kracht van gewijsde is gegaan binnen vijf jaren voor de aanvang van de schuldsaneringsregeling, wordt niet betaald.

  • 4 De aanvraag tot het geven van een beschikking tot betaling van de schulden geschiedt door de bewindvoerder, bedoeld in artikel 287, derde lid, van de Faillissementswet, bij de Belastingdienst/Toeslagen. De beschikking wordt bekendgemaakt aan de bewindvoerder en aan de belanghebbende.

  • 5 De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. het bedrag van de som van de vorderingen op de lijst van erkende schuldeisers, of het bedrag van de som van de vorderingen van alle bij de bewindvoerder bekende schuldeisers;

    • b. een berekening van de vergoeding, bedoeld in het zesde lid; en

    • c. de afschriften van de boedelrekening.

  • 6 De Belastingdienst/Toeslagen betaalt aan de bewindvoerder een vergoeding ter grootte van het salaris vermeerderd met de door hem betaalde verschotten en kosten van publicaties, verminderd met eventueel verstrekte voorschotten of genoten vergoedingen. Het salaris wordt berekend overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens artikel 320, zesde lid, van de Faillissementswet waarbij ervan wordt uitgegaan dat de schuldsaneringsregeling ten minste drie jaren heeft geduurd. Het salaris wordt verhoogd met € 543 en de daarover verschuldigde omzetbelasting.

  • 7 Nadat uitbetaling van de bedragen, bedoeld in het tweede en zesde lid, heeft plaatsgevonden, gaat de bewindvoerder niet over tot vereffening van de boedel als bedoeld in titel III, zevende afdeling, van de Faillissementswet en verzoekt hij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen als bedoeld in artikel 350 van die wet. Deze beëindiging wordt aangemerkt als een beëindiging op grond van artikel 350, derde lid, onder a, van die wet. Artikel 320, derde lid, van die wet is niet van toepassing.

  • 8 De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing indien op een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, diens partner of een ex-partner als bedoeld in het eerste lid door heropening op grond van artikel 356, vierde lid, van de Faillissementswet, van de schuldsaneringsregeling, welke initieel is aangevangen voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden, opnieuw de schuldsaneringsregeling van toepassing is.

Artikel 4.7. Betaling schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag in buitengerechtelijke schuldregeling

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen betaalt op aanvraag een bedrag ter grootte van de schulden, bedoeld in het tweede lid, van degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 en diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, en die:

    • a. zich bevindt in een buitengerechtelijke schuldregeling die voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden, is aangevangen in de vorm van schuldbemiddeling om niet als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het consumentenkrediet door de werkgever waarmee hij een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst heeft afgesloten, waarbij een buitengerechtelijk akkoord is getroffen met zijn schuldeisers; of

    • b. zich bevindt in een buitengerechtelijke schuldregeling die voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden, is aangevangen in de vorm van schuldbemiddeling door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel b of c, van de Wet op het consumentenkrediet, waarbij een buitengerechtelijk akkoord is getroffen met zijn schuldeisers; of

    • c. zich bevindt in een buitengerechtelijke schuldregeling die voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden, is aangevangen waarbij een saneringskrediet is verstrekt door een gemeentelijke kredietbank en waarbij een buitengerechtelijk akkoord is getroffen met zijn schuldeisers.

  • 1a Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, met dien verstande dat een buitenrechtelijke schuldregeling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b of c, is aangevangen voor de dag waarop de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen in werking is getreden.

  • 2 Het bedrag van de te betalen schulden is gelijk aan de som van de openstaande vorderingen, die onderdeel zijn van een buitengerechtelijke schuldregeling.

  • 4 De aanvraag tot het geven van een beschikking tot betaling van het bedrag aan te betalen schulden geschiedt door de werkgever of de persoon of instelling, bedoeld in het eerste lid, of de gemeentelijke kredietbank bij de Belastingdienst/Toeslagen. De beschikking wordt bekendgemaakt aan die werkgever, die persoon, die gemeentelijke kredietbank of die instelling en degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b en c, of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend.

  • 5 De Belastingdienst/Toeslagen betaalt aan de werkgever of de persoon of instelling, bedoeld in het vierde lid, een vergoeding voor het opzetten en uitvoeren van de buitengerechtelijke schuldregeling en voor eventueel financieel beheer. De vergoeding bedraagt nooit meer dan het salaris van de bewindvoerder, bedoeld in artikel 4.6, zesde lid.

  • 6 De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. het bedrag van de vorderingen binnen de buitengerechtelijke schuldregeling; en

    • b. een berekening van de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid.

  • 7 De werkgever, de persoon of de instelling gebruikt het aan hem uitbetaalde bedrag ter uitdeling aan de schuldeisers met wie het buitengerechtelijke akkoord is getroffen.

  • 8 De gemeentelijke kredietbank gebruikt het aan hem uitbetaalde bedrag ter aflossing van het saneringskrediet.

Artikel 4.8. Maximumbedrag over te nemen of te betalen zakelijke privaatrechtelijke schulden in geval van wettelijk schuldsaneringstraject of buitenrechtelijke schuldsanering

Artikel 3.14 is van overeenkomstige toepassing bij de vaststelling van het bedrag aan te betalen zakelijke schulden, bedoeld in artikel 4.6 of 4.7.

Hoofdstuk 4A. Persoonlijke bijstand bij afhandeling herstel

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 5. Commissies

Artikel 5.1. Oudercommissie

  • 1 Bij ministeriële regeling stelt Onze Minister een commissie in bestaande uit gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag of hun partners.

  • 2 De commissie heeft tot taak het gevraagd en ongevraagd adviseren van Onze Minister over de uitvoering, de juridische aspecten en het beleid van en de communicatie over de hersteloperatie, gericht op het herstellen van de problemen met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, mede naar aanleiding van het eindrapport van de Adviescommissie uitvoering Toeslagen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de commissie.

Artikel 5.2. Andere commissies

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De commissies hebben tot taak het dossier van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag dat door de Belastingdienst/Toeslagen aan hen is voorgelegd te voorzien van een advies over de toepassing van artikel 2.1 tot en met 2.4. De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt daartoe aan de betrokken commissie een afschrift van de op de zaak betrekking hebbende gegevens, waaronder mede wordt begrepen de informatie die niet aan het dossier is toegevoegd, maar wel van invloed is geweest op de beoordeling of behandeling ervan.

  • 3 De Belastingdienst/Toeslagen zendt de beschikking omtrent de toepassing van artikel 2.1 tot en met 2.4 aan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag tezamen met het advies van de betrokken commissie en de gegevens die direct ten grondslag liggen aan de beschikking. Indien de beschikking in het nadeel van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beschikking de reden voor die afwijking vermeld.

  • 4 De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt desgevraagd tevens het onderzoekdossier, inclusief die informatie die niet aan het dossier is toegevoegd, maar wel van invloed is geweest bij de beoordeling ervan, aan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de commissies.

Terugwerkende kracht

Stb. 2023, 501, datum inwerkingtreding 01-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 26-01-2021.

In het eerste lid wordt «de artikelen 2.1 tot en met 2.4» vervangen door «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid».

In het tweede lid, eerste zin, wordt «artikel 2.1 tot en met 2.4» vervangen door «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid».

In het derde lid, eerste zin, wordt «artikel 2.1 tot en met 2.4» vervangen door «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid,».

Hoofdstuk 6. Bepalingen van procedurele aard; verkrijgen, gebruiken en verstrekken van gegevens

Afdeling 6.1. Bepalingen van procedurele aard

Artikel 6.1. Aanvraagtermijnen

  • 2 Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.13 of 2.14 wordt ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen binnen een jaar na de uiterste datum voor het doen van een aanvraag van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7. In afwijking van de eerste zin wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.13 ingediend tot een jaar na de dagtekening van de beschikking tot het toepassen van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, indien die beschikking een dagtekening heeft van na 31 december 2023.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, 2.6, derde lid, 3.13, eerste lid, of 4.3, eerste lid, indien een beschikking tot toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, na 1 juli 2023 onherroepelijk vast komt te staan, uiterlijk zes maanden na de datum waarop die beschikking onherroepelijk vast komt te staan, ingediend.

  • 5 Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.13a wordt ingediend uiterlijk 31 december 2024, of indien de beschikking tot toekenning van een compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, een dagtekening heeft van na 31 december 2023, tot en met een jaar na de datum van de dagtekening van die beschikking.

  • 6 Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, wordt ingediend:

    • a. voor 1 juli 2024; of

    • b. binnen zes maanden na de datum waarop die aanvraag voor het eerst gedaan kan worden, indien deze termijn van zes maanden verstrijkt op of na 1 juli 2024.

  • 7 Indien de ex-partner een brief heeft ontvangen van de Belastingdienst/Toeslagen met een uitnodiging tot het aanvragen van compensatie met dagtekening van na 31 december 2023, wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, in afwijking van het zesde lid ingediend binnen zes maanden na dagtekening van die brief.

Artikel 6.1a. Aanvraagtermijn tegemoetkoming nabestaanden van overleden kind

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6.1b. Aanvraagtermijn compensatie en tegemoetkomingen nabestaanden van overleden aanvrager kinderopvangtoeslag

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6.2. Beslistermijnen bij beschikking op aanvraag

  • 4 In afwijking van het eerste lid besluit de Belastingdienst/Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, binnen een termijn van zes maanden na de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel M, onder 2, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, indien die aanvraag is gedaan voor ontvangst van een brief van de Belastingdienst/Toeslagen met een uitnodiging een aanvraag te doen en voor inwerkingtreding van laatstgenoemd artikel. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 5 In afwijking van het eerste en vierde lid besluit de Belastingdienst/Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, binnen een termijn van zes maanden na de dagtekening van de beschikking waarin voor de aanvrager van een kinderopvangtoeslag, bedoeld in artikel 2.14g, eerste lid, het recht op het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, het recht op het bedrag van € 10.000, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, of het recht op toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 wordt vastgesteld, indien:

    • a. die aanvrager voor een kinderopvangtoeslag diens aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, heeft ingediend voor 1 januari 2024; en

    • b. nog geen beschikking is gegeven op de aanvraag, bedoeld in onderdeel a, op:

      • 1°. de dag van ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid; of

      • 2°. de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel M, onder 2, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen in de situatie dat de aanvraag, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, is gedaan voor ontvangst van een brief van de Belastingdienst/Toeslagen met een uitnodiging een aanvraag te doen. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

Artikel 6.2bis. Beslistermijn bij beschikking op aanvraag nabestaanden van overleden kind

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6.2ter. Beslistermijn bij beschikking op aanvraag nabestaanden van overleden aanvrager kinderopvangtoeslag

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6.2a. Beslistermijn bij persoonlijk gesprek

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6.3. Samenloop aanvragen

  • 1 Alleen ten aanzien van de voorbereiding van een beschikking tot toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, wordt een aanvraag tot toepassing van artikel 2.1 of 2.6 geacht te zijn gericht op de toepassing van beide artikelen tenzij uit de aanvraag het tegendeel blijkt.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing op een aanvraag van aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of van een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, derde lid.

Artikel 6.4. Beslissing over tegemoetkoming kind, pleegkind of voormalig pleegkind van een gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag of diens partner

Een beschikking tot toekenning van een tegemoetkoming aan een kind als bedoeld in artikel 2.10, een tegemoetkoming aan een pleegkind als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, of een tegemoetkoming aan een voormalig pleegkind als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen vastgesteld:

  • a. op of na de datum waarop de artikelen 2.10 tot en met 2.13 in werking zijn getreden, indien de Belastingdienst/Toeslagen het recht op toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 voor de inwerkingtreding van de artikelen 2.10 tot en met 2.13 heeft vastgesteld; of

  • b. na de dagtekening van de beschikking waarin door de Belastingdienst/Toeslagen het recht op toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 is vastgesteld.

Artikel 6.4a. Beslissing over tegemoetkoming kind, pleegkind of voormalig pleegkind van ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag

Een beschikking tot toekenning van een tegemoetkoming aan een kind als bedoeld in artikel 2.11a, een pleegkind als bedoeld in artikel 2.11b, eerste lid, of een voormalig pleegkind als bedoeld in artikel 2.11b, tweede lid, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen gegeven na de dagtekening van de beschikking waarin door de Belastingdienst/Toeslagen het recht op compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, is vastgesteld.

Artikel 6.5. Beslistermijn vergoeding gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en diens gezin of de ex-partner van een gedupeerde aanvrager woonachtig buiten Nederland

Een beschikking tot toekenning van ondersteuning als bedoeld in artikel 2.15, eerste, tweede of derde lid, of artikel 2.15a, eerste, tweede of derde lid, wordt door Onze Minister vastgesteld binnen zes weken nadat het plan van aanpak, bedoeld in artikel 2.15, vierde lid, of artikel 2.15a, vierde lid, is vastgesteld. Het plan van aanpak is vastgesteld op het moment dat het is ondertekend door de aanvrager, bedoeld in artikel 2.15, eerste lid, of de ex-partner, bedoeld in artikel 2.15a, eerste lid.

Artikel 6.6. Beslistermijn kwijtschelding door Belastingdienst/Toeslagen

De Belastingdienst/Toeslagen verleent de kwijtschelding, bedoeld in artikel 3.1, uiterlijk drie maanden na het tijdstip waarop dit artikel in werking is getreden of, indien dit later is, uiterlijk binnen drie maanden na het toekennen, afwijzen op grond van artikel 2.7, tweede lid, of verminderen tot nihil van het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of indien dit nog later is, uiterlijk binnen drie maanden nadat de toekenning van de toeslag, waarop de terugvordering, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, betrekking heeft, over het berekeningsjaar waarop die terugvordering betrekking heeft, onherroepelijk is geworden. Deze termijn kan door de Belastingdienst/Toeslagen eenmaal met maximaal drie maanden worden verlengd. De Belastingdienst/Toeslagen stelt de belanghebbende hiervan uiterlijk op de laatste dag van deze termijn in kennis.

Artikel 6.7. Vooraankondiging compensatiebedrag

  • 1 Voorafgaande aan de beslissing op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, informeert de Belastingdienst/Toeslagen de aanvrager schriftelijk over deze beslissing door middel van een vooraankondiging. Bij een voorgenomen toekenning van de aanvraag berekent de Belastingdienst/Toeslagen het voorlopige bedrag van de compensatie en wordt de aanvrager hierover in de vooraankondiging geïnformeerd.

  • 2 De aanvrager kan binnen twee weken na de dagtekening van de vooraankondiging zijn zienswijze hierover naar voren brengen.

  • 3 De termijn, bedoeld in het tweede lid, wordt op verzoek van de aanvrager eenmalig verlengd tot ten hoogste zes weken vanaf de dagtekening van de vooraankondiging.

  • 4 In het geval van toekenning van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, stelt de Belastingdienst/Toeslagen het bedrag van de compensatie vast na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede of derde lid.

Artikel 6.8. Wijze van uitbetalen

  • 2 Uitbetaling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 vindt indien het kind, pleegkind of voormalige pleegkind meerderjarig is, plaats op een daartoe door hem bestemde bankrekening die op diens naam staat.

  • 3 Uitbetaling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 vindt indien het kind, pleegkind of voormalige pleegkind minderjarig is, plaats op een bankrekening die daartoe is bestemd door diens wettelijke vertegenwoordiger en op naam staat van het kind, pleegkind of voormalige pleegkind.

  • 4 Uitbetaling van een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 4.4 vindt plaats op een daartoe door de curator of de bewindvoerder, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, bestemde bankrekening.

  • 5 Uitbetaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 4.6, zesde lid, en betaling van de schulden, bedoeld in artikel 4.6, tweede lid, vindt plaats op een daartoe door de bewindvoerder, bedoeld in artikel 4.6, vierde lid, bestemde bankrekening.

  • 6 Uitbetaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 4.7, vijfde lid, en betaling van de schulden, bedoeld in 4.7, tweede lid, vindt plaats op een daartoe door de werkgever, de persoon, de instelling of de gemeentelijke kredietbank, bedoeld in artikel 4.7, eerste lid, bestemde bankrekening.

  • 7 Een rechthebbende als bedoeld in het eerste lid, een kind, pleegkind of voormalig pleegkind als bedoeld in het tweede lid, een wettelijke vertegenwoordiger als bedoeld in het derde lid, een curator of bewindvoerder als bedoeld in het vierde lid, een bewindvoerder als bedoeld in het vijfde lid, of een werkgever, persoon, instelling of gemeentelijke kredietbank als bedoeld in het zesde lid kan niet meer dan één bankrekening bestemmen voor de uitbetaling.

  • 8 Indien een rechthebbende als bedoeld in het eerste lid, een kind, pleegkind of voormalig pleegkind als bedoeld in het tweede lid, een wettelijke vertegenwoordiger als bedoeld in het derde lid, een curator of bewindvoerder als bedoeld in het vierde lid, een bewindvoerder als bedoeld in het vijfde lid, of een werkgever, persoon, instelling of gemeentelijke kredietbank als bedoeld in het zesde lid niet binnen een redelijke termijn een bankrekening heeft bestemd voor de uitbetaling, vindt de uitbetaling plaats op een bankrekening die op naam staat van de rechthebbende, het kind, pleegkind of voormalige pleegkind, de wettelijke vertegenwoordiger, de curator, de bewindvoerder onderscheidenlijk de werkgever, persoon, instelling of gemeentelijke kredietbank.

Artikel 6.9. Uitbetaling

  • 1 Uitbetaling van het voorlopige bedrag van de compensatie, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen bij de bekendmaking van de vooraankondiging.

  • 2 Uitbetaling van het bedrag van de compensatie, bedoeld in artikel 6.7, vierde lid, vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen bij de vaststelling dit bedrag, onder aftrek van het bedrag dat reeds bij de bekendmaking van de vooraankondiging is uitbetaald.

  • 3 Uitbetaling van het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7.

  • 4 Uitbetaling van het bedrag van maximaal € 10.000, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen binnen zes maanden na inwerkingtreding van dit lid of, indien dit later is, binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7.

  • 5 Uitbetaling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen binnen vier weken nadat de beschikking tot toekenning is bekendgemaakt of, indien het kind, pleegkind of voormalig pleegkind dan wel, als hij minderjarig is, diens wettelijke vertegenwoordiger daarom heeft verzocht, op een latere datum, doch niet later dan 31 december 2025. In afwijking van de eerste zin kan een kind, pleegkind of voormalig pleegkind, dan wel als hij minderjarig is, diens wettelijk vertegenwoordiger, verzoeken om uitstel van uitbetaling tot een jaar na dagtekening van de beschikking tot toekenning van een tegemoetkoming indien die beschikking na 31 december 2024 is bekendgemaakt.

  • 6 Uitbetaling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.16 of 2.17 vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen binnen vier weken nadat de beschikking tot toekenning is bekendgemaakt of, indien de rechthebbende daarom heeft verzocht, op een latere datum, doch niet later dan 31 december 2025.

  • 8 Een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.16 of 2.17 wordt niet betaald indien zij minder dan € 24 bedraagt.

  • 9 Uitbetaling van de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen binnen zes weken nadat de beschikking tot toekenning is bekendgemaakt of op een later moment indien de ex-partner daarom heeft verzocht, doch niet later dan een jaar na dagtekening van de beschikking tot toekenning van die compensatie.

Artikel 6.10. Terugvordering

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen kan compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of artikel 2.14h, eerste lid, aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, derde lid, terugvorderen van de aanvrager, indien hij de aanvraag heeft ingediend nadat dit artikel in werking is getreden en hij bij de aanvraag opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of geen recht had op toekenning van de compensatie, de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade, de O/GS-tegemoetkoming of de aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade en hij dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.

  • 2 De Belastingdienst/Toeslagen kan het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, terugvorderen van de aanvrager van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 indien hij de aanvraag van de herstelmaatregel heeft ingediend na 19 maart 2021 en bij de aanvraag opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of geen recht had op toekenning van een herstelmaatregel en hij dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.

  • 3 Onze Minister kan een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.15, tweede lid, of artikel 2.15a, tweede lid, terugvorderen, indien degene die een aanvraag heeft ingediend om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 onderscheidenlijk een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, bij het opstellen van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 2.15, vierde lid, onderscheidenlijk artikel 2.15a, vierde lid, opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of geen recht had op toekenning van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, onderscheidenlijk op toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en de aanvrager dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.

  • 4 Onze Minister kan compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden als bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, of compensatie voor afgeloste privaatrechtelijke schulden als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, terugvorderen van de aanvrager, indien hij de aanvraag heeft ingediend nadat dit artikel in werking is getreden en hij bij de aanvraag opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of geen recht had op compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden respectievelijk compensatie voor afgeloste privaatrechtelijke schulden en hij dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.

Artikel 6.10a. Bezwaartermijn

In afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het maken van bezwaar tegen een beschikking van de Belastingdienst/Toeslagen die op grond van deze wet is gegeven aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking.

Artikel 6.10b. Beroepstermijn

In afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het instellen van beroep tegen een beslissing op bezwaar die door de Belastingdienst/Toeslagen is gedaan op een beschikking die op grond van deze wet is gegeven aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de beslissing op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking.

Afdeling 6.2. Verkrijgen, gebruiken en verstrekken van gegevens

Artikel 6.11. Informatieverstrekking aan Belastingdienst/Toeslagen

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden de lichamen, instellingen, diensten, rechtspersonen of personen aangewezen die gehouden zijn aan de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd kosteloos de gegevens en inlichtingen te verstrekken die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de artikelen van de hoofdstukken 2, 3 en 4.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de verstrekking van het burgerservicenummer van degene op wie de gegevens en inlichtingen betrekking hebben.

  • 3 Aan een lichaam dat of een instelling, dienst, rechtspersoon of persoon die gegevens en inlichtingen heeft verstrekt, maar van oordeel is dat de verplichting daartoe onrechtmatig is opgelegd, kan op verzoek een vergoeding worden toegekend voor de kosten die rechtstreeks verband houden met de nakoming van de verplichting. De Belastingdienst/Toeslagen kent bij beschikking een redelijke kostenvergoeding toe in geval van een onrechtmatig opgelegde verplichting. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep wordt de rechtmatigheid van de opgelegde verplichting, bedoeld in het eerste lid, geacht deel uit te maken van het geschil in bezwaar en beroep tegen de beschikking tot toekenning van een kostenvergoeding.

  • 4 Een schuldeiser met een opeisbare vordering of diegene die optreedt namens die schuldeiser kan de naam, de geboortedatum, de adresgegevens en, indien de schuldeiser het burgerservicenummer rechtmatig mag verwerken, het burgerservicenummer van een schuldenaar op wie de opeisbare vordering betrekking heeft en op wie de afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 2.20 mogelijk van toepassing is verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen, zodat de Belastingdienst/Toeslagen aan de schuldeiser of degene die namens hem optreedt kan bevestigen of ten aanzien van die schuldenaar de afkoelingsperiode van toepassing is. De Belastingdienst/Toeslagen kan na de verstrekking van die gegevens de bevestiging van de afkoelingsperiode en de datum waarop de afkoelingsperiode is ingegaan verstrekken aan de schuldeiser of diegene die optreedt namens de schuldeiser.

  • 5 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gegevensverstrekking door een gerechtsdeurwaarder, een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Centrale Raad van Beroep.

  • 6 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op gegevensverstrekking met betrekking tot een betalingsverplichting die voortvloeit uit een bestuursrechtelijke geldschuld als bedoeld in artikel 4:85 van de Algemene wet bestuursrecht, een administratiefrechtelijke afdoening op grond van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften, een publiekrechtelijke rechtshandeling of een uitspraak van een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het College van Beroep voor het bedrijfsleven of de Centrale Raad van Beroep.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het vierde lid.

  • 8 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Als binnen die twee weken door of namens een der Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld, wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.

  • 9 De inspecteur of ontvanger verstrekken desgevraagd aan de Belastingdienst/Toeslagen de gegevens en inlichtingen, die nodig zijn voor de uitvoering van deze wet, onder vermelding van het burgerservicenummer van degene op wie de gegevens of inlichtingen betrekking hebben.

  • 10 Een gerechtsdeurwaarder die optreedt namens een schuldeiser met een opeisbare vordering van degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, of diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, kan de naam, de geboortedatum, de adresgegevens, het bedrag aan gerechtelijke schulden en het burgerservicenummer van de schuldenaar op wie de opeisbare vordering betrekking heeft en voor wie de afkoelingsperiode, bedoeld in artikel 2.20, meer dan zes maanden geleden aangevangen is, verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen, om de Belastingdienst/Toeslagen in staat te stellen die schuldenaar te benaderen om voor de opeisbare vordering tot een oplossing te komen.

Artikel 6.12. Verstrekking en gebruik van gegevens door Belastingdienst/Toeslagen en Onze Minister

  • 1 Indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag heeft verzocht om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 en kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor ondersteuning als bedoeld in artikel 2.21 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarvan die aanvrager ingezetene is, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van deze aanvrager het burgerservicenummer en de contactgegevens verstrekken aan dat college van burgemeester en wethouders om dat college in staat te stellen die aanvrager een aanbod van ondersteuning te doen op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg.

  • 2 Indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag heeft verzocht om compensatie of een tegemoetkoming als bedoeld in deze wet en kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor hulpverlening van Stichting Slachtofferhulp Nederland, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van die belanghebbende zijn burgerservicenummer, en contactgegevens verstrekken aan die stichting, om die stichting in staat te stellen die belanghebbende een aanbod voor hulpverlening te doen bij emotionele en psychische problematiek.

  • 3 Bij de uitvoering van de artikelen in afdeling 2.2 verwerkt de Belastingdienst/Toeslagen gegevens van de ouder, diens partner of voormalige partner, en de pleegouder.

  • 4 De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt aan Onze Minister het burgerservicenummer en de contactgegevens van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, ten behoeve van de uitvoering van de artikelen 2.15 en 2.15a.

  • 5 De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt aan Onze Minister de gegevens en inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de artikelen 3.13, 4.1 en 4.3.

  • 7 Indien een schuldeiser aan de Belastingdienst/Toeslagen bevestigt dat er in redelijkheid wordt gezocht naar een voor alle betrokken partijen passende oplossing voor de financiële situatie van degenen, bedoeld in het zesde lid, onderdelen a, b en c, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van die schuldeiser gegevens verstrekken die noodzakelijk worden geacht voor de totstandkoming van die passende oplossing. De schuldeiser kan bij zijn verzoek aan de Belastingdienst/Toeslagen gegevens verstrekken die noodzakelijk worden geacht voor de totstandkoming van de passende oplossing.

  • 8 De Belastingdienst/Toeslagen registreert welke gegevens van degenen, bedoeld in het zesde lid, onderdelen a, b en c, zijn verstrekt aan een schuldeiser, aan iemand die optreedt namens een schuldeiser, aan gerechtsdeurwaarders, aan een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven of aan de Centrale Raad van Beroep.

  • 9 De Belastingdienst/Toeslagen kan op diens verzoek en indien noodzakelijk ter ondersteuning van de uitvoering van artikel 6.14 aan het stelsel van kredietregistratie de naam, de geboortedatum en de adresgegevens verstrekken van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, diens partner, of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend.

  • 11 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste, en zesde tot en met achtste lid.

  • 12 Indien een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, bij de Belastingdienst/Toeslagen kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor ondersteuning als bedoeld in artikel 2.21 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarvan die ex-partner ingezetene is, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van die ex-partner het burgerservicenummer en de contactgegevens verstrekken aan dat college van burgemeester en wethouders om dat college in staat te stellen die ex-partner een aanbod van ondersteuning te doen op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg.

  • 13 Ten behoeve van de uitvoering van artikel 2.21, vijfde lid, verstrekt de Belastingdienst/Toeslagen het burgerservicenummer en informatie over de status van het verzoek om toepassing van een herstelmaatregel of informatie over een wijziging in de status van de gedupeerdheid van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, of het kind, het pleegkind of het voormalige pleegkind dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2.12, aan het college van burgemeester en wethouders dat aan die aanvrager, die ex-partner of dat kind, pleegkind of het voormalige pleegkind brede ondersteuning biedt.

  • 14 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend en die bij de Belastingdienst/Toeslagen kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor hulpverlening van Stichting Slachtofferhulp Nederland.

  • 15 Bij de uitvoering van afdeling 2.3 verwerkt de Belastingdienst/Toeslagen gegevens van kinderen en voormalige partners van degene die een brief van de Belastingdienst/Toeslagen heeft ontvangen met een uitnodiging tot het aanvragen van compensatie of van degene die, zonder daartoe bij brief van de Belastingdienst/Toeslagen te zijn uitgenodigd, een aanvraag doet voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid.

  • 16 Bij de uitvoering van artikel 4.1 verstrekt Onze Minister gegevens met betrekking tot de bij een aanvraag als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, ingediende schulden, de persoonsgegevens en, indien noodzakelijk, het burgerservicenummer van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, of van een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, aan diens schuldeisers of kredietbank.

  • 17 Bij een wens tot remigratie verstrekt Onze Minister aan het college van burgemeester en wethouders het burgerservicenummer en de contactgegevens van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of van een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, indien die aanvrager of ex-partner kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor ondersteuning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarvan die aanvrager of ex-partner ingezetene wordt.

Artikel 6.13. Verwerking bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen verwerkt gegevens en inlichtingen die betrekking hebben op bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, indien dat noodzakelijk is voor het vaststellen van een recht op compensatie, een tegemoetkoming, kwijtschelding of overneming van schulden als bedoeld in de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze wet of voor de uitvoering daarvan.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders verwerkt gegevens en inlichtingen die betrekking hebben op bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, indien dat noodzakelijk is voor de uitvoering van artikel 2.21.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder verwerking van gegevens en inlichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid kan plaatsvinden.

  • 4 Indien de verwerking van gegevens en inlichtingen betrekking heeft op een of meer bijzondere categorieën van persoonsgegevens of persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, wordt voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 6.14. Verwijdering gegevens uit stelsel van kredietregistratie

Een registratie in een stelsel van kredietregistratie als bedoeld in artikel 4:32 van de Wet op het financieel toezicht in verband met een betalingsachterstand aangaande een overeenkomst met een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend wordt door degene die deze heeft geregistreerd per omgaande verwijderd uit het stelsel van kredietregistratie, indien de betalingsachterstand is komen te vervallen.

Hoofdstuk 7. Specifieke uitkeringen

Artikel 7.1. Specifieke uitkering aan gemeenten door Minister van Financiën

Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over een specifieke uitkering aan gemeenten ter bekostiging van door gemeenten te verlenen brede ondersteuning als bedoeld in artikel 2.21.

Artikel 7.2. Specifieke uitkering aan gemeenten door Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels worden gesteld over een specifieke uitkering aan gemeenten ter bekostiging van verleende kwijtschelding en restitutie op grond van artikel 26a van de Invorderingswet 1990 van verschuldigde gemeentelijke belastingen als bedoeld in Hoofdstuk XV, paragrafen 2 en 3, van de Gemeentewet alsmede belastingen waarvan de heffing krachtens andere wetten door de gemeente geschiedt.

Artikel 7.3. Specifieke uitkering aan gemeenten door Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid

Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid kunnen regels worden gesteld over een specifieke uitkering aan gemeenten ter bekostiging van de door het college van burgemeester en wethouders verleende kwijtschelding en restitutie op grond van artikel 3.8.

Hoofdstuk 8. Wijziging van enige wetten en overgangsrecht

Afdeling 8.2. Overgangsrecht

Artikel 8.6. Overgangsrecht in verband met terugwerking van de artikelen van de afdelingen 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 en 4.2

Beschikkingen ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor de werkelijke schade, O/GS-tegemoetkomingen, aanvullende O/GS-tegemoetkomingen voor de werkelijke schade of andere tegemoetkomingen of vergoedingen, ter zake van brede ondersteuning op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag, hun partners, kinderen en pleegkinderen van een van hen die woonachtig zijn buiten Nederland, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden en betaling of overneming van privaatrechtelijke schulden die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 onderscheidenlijk 4.2, worden vanaf dat tijdstip aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 of 4.2 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen.

Artikel 8.7. Overgangsrecht eenmalige tegemoetkoming herstel

[Treedt in werking op 01-01-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 8.8. Overgangsrecht kwijtschelding SZW-domein

[Treedt in werking op 01-01-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 9.1. Hardheidsclausules

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen kan bij een besluit over toekenning van compensatie, een tegemoetkoming of vergoeding, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden of betaling van bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke schulden afwijken van 2.1, 2.6, 2.7, 2.10, 2.11, 2.11a, 2.11b, 2.14, 2.14a, 2.16, 2.17, 3.1, 4.6, 4.7 of 6.1 voor zover toepassing van het desbetreffende artikel gelet op doel of strekking ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor degene die aanspraak wil maken op de toekenning.

Terugwerkende kracht

Stb. 2023, 501, datum inwerkingtreding 01-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-07-2023.

Het tweede lid, onderdeel a wordt gewijzigd. Na «artikel 2.15,» wordt ingevoegd «2.15a,».

Artikel 9.2. Inwerkingtreding

Artikel 9.3. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet hersteloperatie toeslagen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 2 november 2022

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën,

A. de Vries

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

C.E.G. van Gennip

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. van Ooijen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.G.J. Bruins Slot

Uitgegeven de vierde november 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D. Yeşilgöz-Zegerius