OHBA-regeling 2022

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 30-03-2024 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 25 februari 2022, nummer 3848377, houdende vaststelling van de Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers 2022 (OHBA-regeling 2022)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 5a, tweede lid, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • het besluit: het Faciliteitenbesluit opvangcentra;

  • het orgaan: het Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

  • de gemeente: een gemeente waarmee het orgaan een bestuursovereenkomst heeft afgesloten ten behoeve van de vestiging van een opvangcentrum voor asielzoekers;

  • de bestuursovereenkomst: een tussen het orgaan en de gemeente gesloten overeenkomst ten behoeve van de vestiging van een opvangcentrum voor asielzoekers;

  • de beschikking: de beschikking van het orgaan op de aanvraag van de gemeente ten behoeve van de voorzieningen voor basisonderwijs aan asielzoekers;

  • de uitkering: de uitkering bestaande uit de in artikel 5a, eerste lid, van het besluit bedoelde bijdragen aan een gemeente ten behoeve van de voorzieningen voor basisonderwijs aan asielzoekers;

  • de bijdrage: de afzonderlijke bijdragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, van artikel 5a van het besluit die tezamen de uitkering vormen;

  • de normbedragen: de normbedragen voor de bijdragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, van artikel 5a van het besluit;

  • eerste aanvraag: de eerste aanvraag van de gemeente voor de uitkering;

  • uitbreiding: een aanvraag van de gemeente voor een extra uitkering ten behoeve van basisonderwijs in verband met een toename van het aantal te onderwijzen kinderen;

  • verlenging: een aanvraag van een gemeente voor een uitkering ten behoeve van basisonderwijs in verband met een verlenging van de bestuursovereenkomst;

  • opvolgende aanvraag: een nieuwe aanvraag van een gemeente die volgt na het verstrijken van de maximum looptijd van vijftien jaar waarvoor een eerste of verlengingsaanvraag kon worden ingediend, de opvolgende aanvraag wordt behandeld als een eerste aanvraag;

  • peilmoment: het moment dat bepalend is voor het vaststellen van het normbedrag waarmee de hoogte van de uitkering wordt berekend;

  • leerlingaantal: het aantal leerlingen dat basisonderwijs volgt en dat verblijft in een opvangcentrum voor asielzoekers.

Artikel 2

  • 1 De aanvraag voor een uitkering ten behoeve van voorzieningen voor basisonderwijs aan asielzoekers, bedoeld in het eerste lid van artikel 5a van het besluit, kan zowel een eerste aanvraag betreffen, als een aanvraag wegens uitbreiding, een aanvraag wegens een verlenging van de bestuursovereenkomst of een opvolgende aanvraag.

  • 2 Het peilmoment bij een eerste aanvraag en bij een verlenging is de datum van inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst of van de verlenging van de bestuursovereenkomst.

  • 3 Het peilmoment bij een opvolgende aanvraag is de dag na de datum waarop de maximale looptijd van vijftien jaar wordt overschreden.

  • 4 Het peilmoment bij een uitbreiding is de datum waarop de uitbreiding van het leerlingaantal is vastgesteld.

  • 5 Bij een eerste aanvraag en een verlenging geldt voor het doen van een aanvraag een maximum termijn van vijf jaar na inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst of van de verlenging van de bestuursovereenkomst. Bij een opvolgende aanvraag geldt voor het doen van een aanvraag een maximumtermijn van vijf jaar na het verstrijken van de maximale looptijd van vijftien jaar.

  • 6 Bij een uitbreiding geldt een maximumtermijn van twee jaar voor het doen van een aanvraag, gerekend vanaf het peilmoment.

  • 7 Indien een bestuursovereenkomst door de gemeente wordt beëindigd voordat de looptijd van de bestuursovereenkomst is verstreken, vordert het orgaan het bedrag terug dat voor de resterende looptijd is toegekend. Het orgaan stelt de hoogte van het terug te vorderen bedrag vast aan de hand van de resterende looptijd, waarbij de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van het besluit in het geheel niet zal worden teruggevorderd.

  • 8 Indien binnen een jaar voor hetzelfde opvangcentrum een nieuwe bestuursovereenkomst in werking treedt en op basis hiervan een aanvraag wordt ingediend, wordt deze aanvraag behandeld als een voortzetting van de eerdere aanvraag, waarbij het teruggevorderde bedrag voor de resterende looptijd opnieuw zal worden toegekend.

Artikel 3

  • 1 De normbedragen die gebruikt worden voor de vaststelling van de bijdragen volgen uit bijlage I bij deze regeling.

  • 4 De minister kan daarnaast de hoogte van de normbedragen aanpassen indien bijzondere omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Artikel 4

  • 1 De looptijd van de eerste aanvraag in geval van een nieuwe bestuursovereenkomst is gelijk aan de totale looptijd van de bestuursovereenkomst, met een maximum van vijftien jaar.

  • 2 De looptijd start op het peilmoment, bedoeld in artikel 2.

  • 3 Na vijftien jaar kan een opvolgende aanvraag worden ingediend.

  • 4 Indien een verlenging de maximale looptijd van vijftien jaar overschrijdt wordt de uitkering voor de looptijd na vijftien jaar berekend als ware het een eerste aanvraag.

  • 5 Zowel de uitkering in geval van een verlenging voor de resterende looptijd als de uitkering voor de looptijd na de maximum looptijd van vijftien jaar worden tegelijkertijd toegekend.

  • 6 Een verlenging van de bestuursovereenkomst met vijftien jaar of meer wordt in alle gevallen behandeld als een opvolgende aanvraag.

Artikel 5

  • 1 Bij een eerste aanvraag wordt, in geval het aantal leerlingen nog niet bekend is, het aantal leerlingen vastgesteld door het in het tweede lid, bedoelde percentage te vermenigvuldigen met de in de bestuursovereenkomst afgesproken maximale bezetting van de opvanglocatie.

  • 2 De minister stelt per opvangmodaliteit de percentages vast van het leerlingaantal ten opzichte van de in de bestuursovereenkomst afgesproken maximale bezetting. De percentages volgen uit bijlage I en kunnen, indien de aanvraag daartoe aanleiding geeft, door de minister worden verhoogd.

  • 3 Bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag wordt het aantal leerlingen gelijkgesteld aan het leerlingaantal op het peilmoment.

  • 4 Bij een verlenging wordt het aantal leerlingen gelijkgesteld aan het leerlingenaantal op het peilmoment. In geval van een eerdere uitbreiding zal het aantal leerlingen in geval van een verlenging niet lager liggen dan het aantal van eerdere beschikkingen.

  • 5 Bij een uitbreiding gaat het om het extra aantal leerlingen, te weten het verschil tussen het aantal leerlingen op het peilmoment en het totaal aantal uit de eerdere beschikking of beschikkingen.

  • 6 De peildata voor vaststelling van het aantal leerlingen bij een uitbreiding met zes of meer leerlingen zijn 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van ieder jaar. In geval van een uitbreiding met vijf of minder leerlingen is het peilmoment 1 oktober van elk jaar.

Artikel 6

  • 1 Het aantal vierkante meters waarop een bijdrage bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    M = 200 + (Lt * J)

    Waarbij:

    M staat voor het aantal vierkante meters;

    Lt staat voor het totale leerlingaantal, bedoeld in artikel 5;

    J staat voor ruimtebehoefte per asielleerling bedoeld in bijlage I.

  • 2 Het aantal extra vierkante meters waarop een bijdrage bij een uitbreiding wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    N = Lu * J

    Waarbij:

    N staat voor het aantal extra vierkante meters;

    Lu staat voor het extra leerlingaantal, bedoeld in artikel 5;

    J staat voor ruimtebehoefte per asielleerling bedoeld in bijlage I.

  • 3 De waarde van het schoolgebouw waarop een bijdrage bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    O = P + (Q * M)

    Waarbij:

    O staat voor de waarde van het schoolgebouw;

    P staat voor het vaste normbedrag voor het schoolgebouw;

    Q staat voor het variabele normbedrag voor het schoolgebouw;

    M staat voor het aantal vierkante meters, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 De waarde van het schoolgebouw waarop een bijdrage bij een uitbreiding wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    R = Q * N

    Waarbij:

    R staat voor de uitbreidingswaarde van het schoolgebouw;

    Q staat voor het variabele normbedrag voor het schoolgebouw;

    N staat voor het aantal extra vierkante meters, bedoeld in het tweede lid.

  • 5 De waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair waarop een bijdrage bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    S = T + (U * (M –/– 200))

    Waarbij:

    S staat voor de waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair;

    T staat voor het vaste normbedrag voor eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair;

    U staat voor het variabele normbedrag voor eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair;

    M staat voor het aantal vierkante meters, bedoeld in het eerste lid.

  • 6 De waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, waarop een bijdrage bij een uitbreiding wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    W = U * N

    Waarbij:

    W staat voor de uitbreidingswaarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair;

    U staat voor het variabele normbedrag voor eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair;

    N staat voor het aantal extra vierkante meters, bedoeld in het tweede lid.

  • 7 De looptijd wordt uitgedrukt in jaren, rekenkundig afgerond op twee cijfers achter de komma en met een maximum van vijftien jaar.

Artikel 7

  • 2 De bijdrage voor het schoolgebouw bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag wordt vastgesteld volgens de formule:

    Ae = %e * O

    Waarbij:

    Ae staat voor de bijdrage voor het schoolgebouw bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag;

    %e staat voor het bekostigingspercentage, bedoeld in bijlage I;

    O staat voor de waarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, derde lid.

  • 3 De bijdrage voor het terrein bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag wordt vastgesteld volgens de formule:

    Ate = %e * V * M

    waarbij:

    Ate staat voor bijdrage voor het terrein bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag;

    %e staat voor bekostigingspercentage, bedoeld in bijlage I;

    V staat voor het variabele normbedrag voor het terrein;

    M staat voor aantal vierkante meters, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 4 Ten behoeve van het vaststellen van de bekostigingspercentages wordt de looptijd naar boven afgerond op hele maanden.

  • 5 Het bekostigingspercentage bij een verlenging wordt vastgesteld volgens de formule:

    %v = F –/– G

    waarbij:

    %v staat voor bekostigingspercentage bij een verlenging;

    F staat voor het bekostigingspercentage van de totale looptijd met een maximum van vijftien jaar, gerekend vanaf de eerste aanvraag tot het einde van de verlenging;

    G staat voor het bekostigingspercentage van de looptijd van de eerdere beschikking of beschikkingen.

  • 6 De bijdrage voor het schoolgebouw bij een verlenging wordt vastgesteld volgens de formule:

    Av = %v * O

    waarbij:

    Av staat voor bijdrage voor het schoolgebouw bij een verlenging;

    %v staat voor bekostigingspercentage bij een verlenging, bedoeld in het vijfde lid;

    O staat voor waarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, derde lid.

  • 7 De bijdrage voor het terrein bij een verlenging wordt vastgesteld volgens de formule:

    Atv = %v * V * M

    waarbij:

    Atv staat voor bijdrage voor het terrein bij een verlenging;

    %v staat voor bekostigingspercentage bij een verlenging, bedoeld in het vijfde lid;

    V staat voor het variabele normbedrag voor het terrein;

    M staat voor aantal vierkante meters, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 8 Het bekostigingspercentage bij een uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

    %u = H –/– I

    waarbij:

    %u staat voor bekostigingspercentage bij een uitbreiding;

    H staat voor het bekostigingspercentage van de eerste aanvraag

    of de verlenging;

    I staat voor het bekostigingspercentage van de op het peilmoment van de uitbreiding reeds verstreken looptijd van de eerste aanvraag of de verlenging.

  • 9 De bijdrage voor het schoolgebouw bij uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

    Au = %u * R

    waarbij:

    Au staat voor bijdrage voor het schoolgebouw bij uitbreiding;

    %u staat voor bekostigingspercentage bij een uitbreiding, bedoeld in het achtste lid;

    R staat voor uitbreidingswaarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, vierde lid.

  • 10 De bijdrage voor het terrein bij een uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

    Atu = %u * V * N

    waarbij:

    Atu staat voor bijdrage voor het terrein bij een uitbreiding;

    %u staat voor bekostigingspercentage bij een uitbreiding, bedoeld in het achtste lid;

    V staat voor het variabele normbedrag voor het terrein;

    N staat voor aantal extra vierkante meters, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 8

  • 2 De bijdrage in de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag is gelijk aan de waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, vijfde lid.

  • 3 De bijdrage in de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair bij een uitbreiding is gelijk aan de uitbreidingswaarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, zesde lid.

  • 4 Bij een verlenging doen deze kosten zich niet meer voor en zullen deze niet opnieuw worden vergoed.

Artikel 9

  • 2 De bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag wordt vastgesteld volgens de formule:

    Ce = Lt * K * Y * 1,5

    waarbij:

    Ce staat voor bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag;

    Lt staat voor het totale leerlingaantal, bedoeld in artikel 5;

    K staat voor het variabele normbedrag voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

  • 3 De bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie bij een uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

    Cu = Lu * K * Y * 1,5

    waarbij:

    Cu staat voor bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie bij een uitbreiding;

    Lu staat voor het extra leerlingaantal, bedoeld in artikel 5;

    K staat voor het variabele normbedrag voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

Artikel 10

  • 2 De bijdrage in de onroerendezaakbelastingen bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag wordt vastgesteld volgens de formule:

    De = M * X * Y

    Waarbij:

    De staat voor de bijdrage in de onroerendezaakbelastingen bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag;

    M staat voor het aantal vierkante meters, bedoeld in artikel 6, eerste lid;

    X staat voor het variabele normbedrag voor de onroerendezaakbelastingen;

    Y staat voor de looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

  • 3 De bijdrage in de onroerendezaakbelastingen bij een uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

    Du = N * X * Y

    Waarbij:

    Du staat voor bijdrage in de onroerendezaakbelastingen bij een uitbreiding;

    N staat voor aantal extra vierkante meters, bedoeld in artikel 6, tweede lid;

    X staat voor het variabele normbedrag voor de onroerendezaakbelastingen;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

Artikel 11

  • 1 De bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel e, van het besluit bestaat uit een bijdrage in de kosten van de verzekering van de roerende en onroerende zaken. De verzekering bestaat uit een brandverzekering, een uitgebreide gevarenverzekering, een glasverzekering, een verzekering tegen risico van buitenvandalisme en een eigen gebrek- constructiefoutenverzekering.

  • 2 De bijdrage in de kosten van de verzekering bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag wordt vastgesteld volgens de formule:

     

    O + S

     

    Ee = (

    ———

    ) * Z * Y

     

    1000

     

    Waarbij:

    Ee staat voor bijdrage in de verzekering bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag;

    O staat voor waarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, derde lid;

    S staat voor waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, vijfde lid;

    Z staat voor het variabele normbedrag voor de verzekeringen;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

  • 3 De bijdrage in de kosten van de verzekering bij een verlenging wordt vastgesteld volgens de formule:

     

    O

     

    Ev = (

    ———

    ) * Z * Y

     

    1000

     

    Waarbij:

    Ee staat voor bijdrage in de verzekering bij een verlenging;

    O staat voor waarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, derde lid;

    Z staat voor het variabele normbedrag voor de verzekeringen;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

  • 4 De bijdrage in de kosten van de verzekering bij een uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

     

    R + W

     

    Eu = (

    ———

    ) * Z * Y

     

    1000

     

    Waarbij:

    Eu staat voor bijdrage in de verzekering bij een uitbreiding;

    R staat voor uitbreidingswaarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, vierde lid;

    W staat voor uitbreidingswaarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, zesde lid;

    Z staat voor het variabele normbedrag voor de verzekeringen;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

Artikel 14

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022 en werkt terug tot en met 1 januari 2021. Zij is van toepassing op eerste aanvragen, verlengingsaanvragen en opvolgende aanvragen waarbij de datum van inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst, van de verlenging van de bestuursovereenkomst of de dag na de datum waarop de maximale looptijd van vijftien jaar wordt overschreden op of na 1 januari 2021 valt. Zij is tevens van toepassing op uitbreidingen waarbij de peildatum voor vaststelling van het aantal leerlingen op of na 1 januari 2021 ligt.

  • 2 Een op of na 1 januari 2021 reeds afgegeven beschikking kan gelet op de terugwerkende kracht op verzoek worden herzien. Reeds bij het orgaan bekende beschikkingen die vallen onder de werking van het eerste lid zullen actief door het orgaan worden herzien.

  • 3 Indien een bestuursovereenkomst waarop de Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers van toepassing is door de gemeente wordt beëindigd voordat de looptijd van de bestuursovereenkomst is verstreken, zal, indien binnen een jaar voor hetzelfde opvangcentrum een nieuwe bestuursovereenkomst in werking treedt en hiervoor een aanvraag wordt ingediend, deze aanvraag worden behandeld als een voortzetting van de eerdere aanvraag.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 februari 2022

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

E. van der Burg

Bijlage I

Indexering

Artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, van het besluit

Bijlage 271430.png

Jaar t + 1 staat voor jaar waarvoor het normbedrag wordt vastgesteld.

Artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van het besluit

Bijlage 271431.png

Jaar t + 1 staat voor jaar waarvoor het normbedrag wordt vastgesteld.

Artikel 5a, eerste lid, onderdeel c, van het besluit

Indexering is het jaarlijks door de Minister van OCW in het bekostigingsstelsel opgenomen prijsindexcijfer.

Ruimtebehoefte per asielleerling

 

Ruimtebehoefte per asielleerling

2020

5,54

De ruimtebehoefte per asielleerling wordt als volgt bepaald. De achterstandsscore asiel per leerling wordt bepaald volgens de volgende formule:1

Achterstandsscore asiel=(C-D)-(F ×(C-G))

Waarbij:

C staat voor landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen van alle basisscholen;

D staat voor onderwijsscore van de leerling;

F staat voor 12%;

G staat voor landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen van alle basisscholen die behoren tot de 15% van alle leerlingen van alle basisscholen met de laagste onderwijsscore.

De waarden van C en G uit de formule zijn landelijk gemiddelden en hebben in een jaar voor alle scholen dezelfde hoogte. Deze worden door het CBS bepaald. In 2020 was de waarde van C 535,36 en de waarde van G 529,54.2

Nu alle asielleerlingen de gemiddelde onderwijsscore van de onderste 15% krijgen toegerekend, betekent dit dat bij het bepalen van de achterstandsscore asiel per leerling D gelijk is aan G.

Vervolgens wordt de ruimtebehoefte per asielleerling bepaald volgens de volgende formule:3

Ruimtebehoefte=5,03+(1,40 × achterstandsscore asiel ×7,17%)

Normbedragen voor de jaren 2022, 2023 en 2024

artikel 5a, eerste lid

 

2022

2023

2024

onderdeel a

vast normbedrag voor het schoolg

ebouw

€ 76.203

€ 80.386

€ 90.611

onderdeel a

variabel normbedrag voor het schoolgebouw

€ 1.873

€ 1.976

€ 2.228

onderdeel a

variabel normbedrag voor het terrein

€ 110,32

€ 116,38

€ 131,18

onderdeel b

vast normbedrag voor eerste inrichting, onderwijsleerpakket en meubilair

€ 42.563

€ 48.786

€ 49.860

onderdeel b

variabel normbedrag voor eerste inrichting, onderwijsleerpakket en meubilair

€ 149

€ 171

€ 175

onderdeel c

variabel normbedrag voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie

€ 124

€ 139

€ 140

onderdeel d

variabel normbedrag voor de onroerende zaak belastingen per vierkante meter per jaar

€ 4,97

€ 4,97

€ 4,97

onderdeel e

variabel normbedrag voor verzekerbaar risico per € 1.000 te verzekeren waarde

€ 11,12

€ 11,12

€ 11,12

Percentages van het leerlingaantal per opvangmodaliteit:

Het percentage van het leerlingaantal ten opzichte van de voor een nieuwe locatie in de bestuursovereenkomst afgesproken maximale bezetting wordt vastgesteld op 10% voor een regulier opvangcentrum en 15% voor een gezinslocatie.

Bekostigingspercentages voor het schoolgebouw en terrein

Maand

Percentage

maand

Percentage

maand

percentage

Maand

percentage

Maand

percentage

1

2,17%

37

56,67%

73

75,33%

109

86,25%

145

94,17%

2

4,33%

38

57,33%

74

75,67%

110

86,50%

146

94,33%

3

6,50%

39

58,00%

75

76,00%

111

86,75%

147

94,50%

4

8,67%

40

58,67%

76

76,33%

112

87,00%

148

94,67%

5

10,83%

41

59,33%

77

76,67%

113

87,25%

149

94,83%

6

13,00%

42

60,00%

78

77,00%

114

87,50%

150

95,00%

7

15,17%

43

60,67%

79

77,33%

115

87,75%

151

95,17%

8

17,33%

44

61,33%

80

77,67%

116

88,00%

152

95,33%

9

19,50%

45

62,00%

81

78,00%

117

88,25%

153

95,50%

10

21,67%

46

62,67%

82

78,33%

118

88,50%

154

95,67%

11

23,83%

47

63,33%

83

78,67%

119

88,75%

155

95,83%

12

26,00%

48

64,00%

84

79,00%

120

89,00%

156

96,00%

13

27,58%

49

64,50%

85

79,33%

121

89,17%

157

96,17%

14

29,17%

50

65,00%

86

79,67%

122

89,33%

158

96,33%

15

30,75%

51

65,50%

87

80,00%

123

89,50%

159

96,50%

16

32,33%

52

66,00%

88

80,33%

124

89,67%

160

96,67%

17

33,92%

53

66,50%

89

80,67%

125

89,83%

161

96,83%

18

35,50%

54

67,00%

90

81,00%

126

90,00%

162

97,00%

19

37,08%

55

67,50%

91

81,33%

127

90,17%

163

97,17%

20

38,67%

56

68,00%

92

81,67%

128

90,33%

164

97,33%

21

40,25%

57

68,50%

93

82,00%

129

90,50%

165

97,50%

22

41,83%

58

69,00%

94

82,33%

130

90,67%

166

97,67%

23

43,42%

59

69,50%

95

82,67%

131

90,83%

167

97,83%

24

45,00%

60

70,00%

96

83,00%

132

91,00%

168

98,00%

25

45,92%

61

70,42%

97

83,25%

133

91,25%

169

98,17%

26

46,83%

62

70,83%

98

83,50%

134

91,50%

170

98,33%

27

47,75%

63

71,25%

99

83,75%

135

91,75%

171

98,50%

28

48,67%

64

71,67%

100

84,00%

136

92,00%

172

98,67%

29

49,58%

65

72,08%

101

84,25%

137

92,25%

173

98,83%

30

50,50%

66

72,50%

102

84,50%

138

92,50%

174

99,00%

31

51,42%

67

72,92%

103

84,75%

139

92,75%

175

99,17%

32

52,33%

68

73,33%

104

85,00%

140

93,00%

176

99,33%

33

53,25%

69

73,75%

105

85,25%

141

93,25%

177

99,50%

34

54,17%

70

74,17%

106

85,50%

142

93,50%

178

99,67%

35

55,08%

71

74,58%

107

85,75%

143

93,75%

179

99,83%

36

56,00%

72

75,00%

108

86,00%

144

94,00%

180

100,00%

  1. Bron: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2021/05/achterstandsscores-per-school-2020, tabel onder tabblad Toelichting, waarbij E komt te vervallen omdat de achterstandsscore asiel per leerling wordt bepaald. ^ [1]
  2. Bron: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2021/05/achterstandsscores-per-school-2020, tabel onder tabblad Toelichting ^ [2]
  3. Modelverordening VNG (oktober 2020), Bijlage III, onder B.1.1. ^ [3]
Naar boven