Besluit betalen private schulden

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 29-10-2021 t/m 04-11-2022

Besluit betalen private schulden

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane – heeft het volgende besloten.

Dit besluit regelt dat de Belastingdienst/Toeslagen een bedrag kan betalen ter voldoening van bepaalde private schulden van ouders en hun toeslagpartners die gedupeerd zijn door problemen rondom de kinderopvangtoeslag. Daarnaast regelt dit besluit dat in twee specifieke situaties compensatie kan worden geboden voor al afgeloste private schulden.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

Als onderdeel van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag worden gedupeerde ouders en hun toeslagpartners gecompenseerd voor het onrecht dat hen is aangedaan. Het is met name van belang dat zij een nieuwe start kunnen maken. Naast het kwijtschelden van publieke schulden, is met de brief aan de Tweede Kamer van 25 mei 2021 aangekondigd dat het kabinet ook tot een oplossing wil komen voor private schulden van gedupeerde ouders en hun toeslagpartners.1 Vooruitlopend op wetgeving biedt dit besluit de grondslag om een bedrag te betalen ter voldoening van bepaalde, in dit beleidsbesluit omschreven, private schulden van gedupeerde ouders en hun toeslagpartners. Tevens biedt dit besluit een grondslag om in bepaalde gevallen compensatie te bieden voor al afgeloste private schulden.

2. Doelgroep

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

Op grond van dit besluit kunnen schulden worden overgenomen of betaald van:

  • a. de gedupeerde ouder, zijnde degene die recht heeft op het forfaitaire bedrag van € 30.000 of hier recht op zou hebben indien dit forfaitaire bedrag niet zou zijn verminderd tot nihil vanwege een eerder ontvangen bedrag op grond van een herstelregeling; en

  • b. de toeslagpartner van de gedupeerde ouder, zijnde degene die op de datum van uitbetaling van het forfaitaire bedrag, of aanvulling tot dit forfaitaire bedrag, als toeslagpartner in de zin van artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) kan worden aangemerkt. Indien er geen uitbetaling van het forfaitaire bedrag of aanvullende uitbetaling tot dit bedrag meer plaatsvindt, omdat eerder al een bedrag van € 30.000 of meer is uitbetaald, geldt als peildatum voor toeslagpartnerschap het moment van uitbetaling van dit eerdere bedrag; en

  • c. degene die op 31 december 2020 de toeslagpartner was van degene bedoeld onder a, mits degene bedoeld onder a uiterlijk op 1 juni 2021 zich heeft aangemeld voor de hersteloperatie kinderopvangtoeslag.

3.1. Goedkeuring te betalen private schulden

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

Vooruitlopend op wetgeving keur ik goed dat de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag de onder dit besluit vallende private schulden van de onder 2 genoemde doelgroep aan de schuldeisers (of andere gemachtigde invorderaars) kan voldoen. In beginsel vindt voor (het deel van) de schuld die op grond van dit besluit voor voldoening in aanmerking komt schuldovername – met toestemming van de schuldeiser – op grond van artikel 6:155 van het Burgerlijk Wetboek (BW) plaats, waarna de Belastingdienst/Toeslagen deze schuld aan de schuldeiser betaalt. Indien de Belastingdienst/Toeslagen van oordeel is dat schuldovername op grond van artikel 6:155 BW niet wenselijk of niet mogelijk is, geschiedt voldoening van de private schuld door betaling op grond van artikel 6:30 BW.

Voorgaande goedkeuring is uitsluitend bedoeld voor en gericht op de gedupeerde ouders en hun toeslagpartners. Schuldeisers kunnen dan ook geen rechten aan dit besluit ontlenen dan wel de Belastingdienst/Toeslagen verplichten tot (gedeeltelijke) schuldovername, of (gedeeltelijke) betaling van een schuld.

Schulden die op grond van dit besluit voor betaling in aanmerking komen zijn:

  • a. schulden die voortvloeien uit een privaatrechtelijke vordering tot betaling van een geldschuld van een schuldeiser op een gedupeerde ouder of toeslagpartner:

    • die voortvloeien uit een in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf van de schuldeiser verrichte rechtshandeling;

    • die niet voortvloeien uit een in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf van de schuldeiser verrichte rechtshandeling voor zover deze zijn vastgelegd in een notariële akte die is opgesteld in de periode vanaf 1 januari 2006 tot 1 juni 2021;

    • die voortvloeien uit alimentatieverplichtingen van de gedupeerde ouder of toeslagpartner; alsmede

    • de bij een schuld – en door de gedupeerde ouder of toeslagpartner verschuldigde – bijkomende kosten, zoals contractuele rente, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten, invorderingskosten, executiekosten en contractuele boeten; en

    • schulden van een gedupeerde ouder of toeslagpartner aan buitenlandse publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • b. voor zover:

    • de schuld is ontstaan op of na 1 januari 2006, die vóór 1 juni 2021 opeisbaar was en die nog openstaat op het moment van het beslissen op de aanvraag;

    • de schuldovername dan wel betaling op grond van de verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352) niet als verboden staatsteun kan worden gekwalificeerd; en

    • niet reeds uit hoofde van vergoeding van werkelijke schade of anderszins, bijvoorbeeld op grond van het Besluit compensatie schuldentrajecten, een niet-forfaitaire vergoeding voor die private schuld aan de gedupeerde ouder of toeslagpartner is toegekend.2 Voor de gedupeerde ouder of toeslagpartner in een schuldentraject geldt dat het betalen van compensatie op grond van het Besluit compensatie schuldentrajecten voorgaat op het betalen van private schulden op grond van onderhavig besluit.

Schulden die niet voor overname of betaling in aanmerking komen zijn:

  • a. de resterende hoofdsom van een hypothecaire lening, ongeacht of die (al dan niet vanwege betalingsachterstanden) opeisbaar is geworden, tenzij het een restschuld betreft na verkoop of verhaal op de verhypothekeerde zaak;

  • b. de resterende hoofdsommen van andere (goederen)kredieten, tenzij die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar zijn geworden;

  • c. schulden die voortvloeien uit onrechtmatige daad, waaronder -maar niet beperkt tot- (wettelijke) aansprakelijkheid;

  • d. schulden bij rechtspersonen, vennootschappen onder firma en maatschappen waarin de gedupeerde ouder of toeslagpartner een belang heeft, waarbij geldt dat het percentage waarvoor een dergelijke schuld niet als private schuld wordt aangemerkt gelijk is aan het percentage van het belang van de gedupeerde ouder of toeslagpartner in die rechtspersoon, vennootschap of maatschap.

3.2. Procedure

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

De gedupeerde ouder of toeslagpartner bedoeld in onderdeel 2 van dit besluit die voor een betaling van private schulden in aanmerking wenst te komen, kan een aanvraag bij de Belastingdienst/Toeslagen indienen.

De gedupeerde ouder of toeslagpartner doet de aanvraag door een schriftelijke opgave te doen van zijn private schulden door invulling van het formulier Private Schulden met bijvoeging van schriftelijke bescheiden die het bestaan en de hoogte van deze private schulden onderbouwen en waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat die bescheiden in het bezit zijn van de gedupeerde ouder of toeslagpartner, of die de gedupeerde ouder of toeslagpartner eenvoudig zou kunnen verkrijgen. De Belastingdienst/Toeslagen kan aan (de invulling en inlevering van) dit formulier nadere voorwaarden verbinden. Een aanvraag die op andere wijze dan door gebruikmaking van het formulier Private Schulden wordt ingediend, wordt niet in behandeling genomen. De Belastingdienst/Toeslagen kan, zonder daartoe te zijn gehouden, de aanvraag ambtshalve aanvullen.

De aanvraag kan worden gedaan tot 1 januari 2024, tenzij de beschikking tot toekenning van de (forfaitaire) compensatie of tegemoetkoming na 1 juli 2023 onherroepelijk vast komt te staan. In die situatie kan de aanvraag worden gedaan tot zes maanden na de datum waarop die beschikking onherroepelijk vast is komen te staan.

In geval de gedupeerde ouder of toeslagpartner op de datum van bekendmaking van dit besluit in staat van faillissement verkeert, is uitsluitend de curator gerechtigd om een aanvraag te doen conform de bovenbeschreven procedure. In dat geval zal:

  • als de gedupeerde ouder of toeslagpartner voorafgaand aan het faillissement zou zijn gekwalificeerd als ondernemer in de zin van de hierboven onder b. tweede gedachtestreepje genoemde verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013, bij de bepaling van de private schulden dezelfde beperking gelden alsof de gedupeerde ouder of toeslagpartner nog steeds als ondernemer in voornoemde zin zou kwalificeren;

  • de voldoening van de private schuld door de Belastingdienst/Toeslagen plaatsvinden door middel van betaling aan de boedel.

De gedupeerde ouder of toeslagpartner ontvangt binnen zes maanden na indienen van de aanvraag een beschikking met een opgave van de private schulden die door de Belastingdienst/Toeslagen van de gedupeerde ouder of toeslagpartner worden overgenomen, dan wel voor de gedupeerde ouder of toeslagpartner worden betaald. Deze termijn kan – met schriftelijke kennisgeving – eenmalig worden verlengd met zes maanden.

Voldoening van de schuld door de Belastingdienst/Toeslagen zal plaatsvinden met inachtneming van de in artikel 6:119b BW bepaalde termijn. Deze termijn vangt aan op de dag nadat de beschikking onherroepelijk is geworden. Elke betaling door of namens de Belastingdienst/Toeslagen van een schuld, geschiedt onder kwijting van deze schuld. Indien achteraf blijkt dat de Belastingdienst/Toeslagen een te hoog bedrag aan een schuldeiser heeft voldaan, betreft dit een onverschuldigde betaling die op grond van artikel 6:203 BW van de schuldeiser kan worden teruggevorderd. In uitzonderlijke situaties kan de Belastingdienst/Toeslagen de schuldeiser aansprakelijk stellen (artikel 6:162 BW), ofwel een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking jegens de schuldeiser instellen (artikel 6:212 BW).

3.3. Goedkeuring schulden zorgverzekeraars en alimentatieverplichtingen middels LBIO

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

Schulden die een gedupeerde ouder of toeslagpartner heeft bij een zorgverzekeraar, of die voorvloeien uit alimentatieverplichtingen, en die vallen onder de opeisbare private schulden bedoeld in onderdeel 3.1, worden in beginsel op aanvraag van de gedupeerde ouder of toeslagpartner meegenomen in de procedure beschreven in onderdeel 3.2. Voor deze twee categorieën schulden kan het echter wenselijk zijn deze – zonder aanvraag van de gedupeerde ouder of toeslagpartner – op korte termijn te voldoen.

Dit geldt onder meer voor gedupeerde ouders en toeslagpartners die schulden hebben bij een zorgverzekeraar en op wie de wanbetalersregeling van toepassing is. Hierdoor kunnen zij zich tot de afwikkeling van hun private schulden immers niet aanvullend verzekeren voor zorgkosten. Daarom keur ik vooruitlopend op wetgeving goed dat de Belastingdienst/Toeslagen de opeisbare schulden bij de zorgverzekeraar op initiatief van de zorgverzekeraar ook zonder aanvraag van de gedupeerde ouder of toeslagpartner op grond van artikel 6:30 BW kan voldoen, indien:

Ook voor schulden die voortvloeien uit alimentatieverplichtingen kan het wenselijk zijn deze op korte termijn, zonder aanvraag van de gedupeerde ouder of toeslagpartner te voldoen. Een alimentatiegerechtigde ouder kan immers in financiële moeilijkheden komen, indien een gedupeerde ouder of toeslagpartner niet voldoet aan zijn alimentatieverplichtingen en vanwege het moratorium dergelijke achterstallige betalingen niet aan de alimentatiegerechtigde hoeft te voldoen. In deze situatie is het onwenselijk om alimentatieverplichtingen die vallen onder de private schulden bedoeld in onderdeel 3.1 pas te kunnen voldoen, nadat de gedupeerde ouder of toeslagpartner eventueel een aanvraag bedoeld in onderdeel 3.2 heeft ingediend. Daarom keur ik vooruitlopend op wetgeving goed dat de Belastingdienst/Toeslagen de opeisbare schulden die voortvloeien uit alimentatieverplichtingen van de gedupeerde ouder of toeslagpartner en waarvoor het Landelijk Bureau Invordering Ouderbijdragen (LBIO) gemachtigde invorderaar is, op initiatief van het LBIO ook zonder aanvraag van de gedupeerde ouder of toeslagpartner op grond van artikel 6:30 BW kan voldoen.

4. Compensatie afgeloste private schulden

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

Private schulden die een gedupeerde ouder of toeslagpartner al (gedeeltelijk) heeft betaald op het moment van het beslissen op de aanvraag, bedoeld in onderdeel 3.2, komen niet meer voor voldoening op grond van dit besluit in aanmerking. De gedupeerde ouder of toeslagpartner, bedoeld in onderdeel 2 van dit besluit, die private schulden heeft betaald die – als deze niet zouden zijn betaald – voor betaling op grond van dit besluit in aanmerking zouden zijn gekomen, komt in de volgende twee situaties in aanmerking voor compensatie.

4.1. Goedkeuring compensatie bij later vaststellen recht op € 30.000

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

In de situatie dat niet bij de lichte toets, maar op een later moment is vastgesteld dat de gedupeerde ouder recht heeft op het forfaitaire bedrag van € 30.000, is het moratorium later ingegaan. Hierdoor kon de gedupeerde ouder of toeslagpartner zich genoodzaakt voelen om in de periode tussen de dagtekening, of ontvangstdatum3 van de brief van de Belastingdienst/Toeslagen waarin staat dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond een lichte toets vooralsnog geen reden ziet voor uitbetaling van het forfaitaire bedrag en de dagtekening van de beschikking waarin het recht op het forfaitaire bedrag is vastgesteld een opeisbare private schuld (gedeeltelijk) te betalen.

Voor die situatie keur ik vooruitlopend op wetgeving goed dat aan de gedupeerde ouder of toeslagpartner compensatie wordt verleend ter hoogte van het bedrag van de betaling van een opeisbare private schuld, inclusief kosten, die is gedaan in de periode tussen de genoemde data en die op grond van dit besluit door de Belastingdienst/Toeslagen zou zijn betaald, indien deze schuld niet door de gedupeerde ouder of toeslagpartner zelf was betaald.

4.2. Goedkeuring compensatie bij betaling private schuld na ontvangst herstelbetaling

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

In de situatie dat een gedupeerde ouder voorafgaand aan het initiële Besluit Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag4 reeds een bedrag aan compensatie of tegemoetkoming heeft ontvangen (bijvoorbeeld in 2020), was er geen sprake van een moratorium. Daarnaast heeft een deel van de gedupeerde ouders het forfaitaire bedrag van € 30.000 ontvangen, voordat er sprake was van een moratorium.5 Hierdoor kon de gedupeerde ouder of toeslagpartner zich genoodzaakt voelen om een opeisbare schuld te betalen. Ook indien de gedupeerde ouder of toeslagpartner wel beschermd is door het moratorium kan deze na ontvangst van een herstelbetaling een private schuld hebben betaald, die op grond van dit besluit door de Belastingdienst/Toeslagen zou zijn betaald, indien deze schuld niet door de gedupeerde ouder of toeslagpartner zelf was betaald. In al deze gevallen heeft de gedupeerde ouder of toeslagpartner zijn (forfaitaire) compensatie of tegemoetkoming minder vrij kunnen besteden dan gewenst.

Vooruitlopend op wetgeving keur ik daarom goed dat compensatie wordt verleend aan de ouder of toeslagpartner die een herstelbedrag heeft ontvangen en nadien een opeisbare private schuld (gedeeltelijk) heeft betaald, die op grond van dit besluit door de Belastingdienst/Toeslagen zou zijn betaald, indien deze schuld niet door de gedupeerde ouder of toeslagpartner zelf was betaald. De hoogte van de compensatie bedraagt het bedrag van de betaling van de schuld als hiervoor bedoeld, inclusief kosten, met als maximum het herstelbedrag dat de gedupeerde ouder voorafgaand aan de betaling van deze schuld heeft ontvangen.

4.3. Procedure voor compensatie afgeloste private schulden

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

Compensatie voor afgeloste private schulden kan uitsluitend op aanvraag worden toegekend aan de gedupeerde ouder of toeslagpartner bedoeld in onderdeel 2 van dit besluit. De gedupeerde ouder of toeslagpartner die hiervoor in aanmerking wenst te komen, kan tot 1 januari 2024 een aanvraag bij de Belastingdienst/Toeslagen indienen, tenzij de beschikking tot toekenning van de forfaitaire compensatie na 1 juli 2023 onherroepelijk vast komt te staan. In die situatie kan de aanvraag worden gedaan tot zes maanden na de datum waarop die beschikking onherroepelijk vast komt te staan.

De gedupeerde ouder of toeslagpartner ontvangt binnen zes maanden na het indienen van de aanvraag een beschikking met het te ontvangen compensatiebedrag. Deze termijn kan – met schriftelijke kennisgeving – eenmalig worden verlengd met zes maanden.

5. Kostenvergoeding beschermingsbewind

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

Indien sprake is van curatele of onderbewindstelling van de gedupeerde ouder of toeslagpartner op grond van artikel 1:378 BW respectievelijk artikel 1:431 BW en door de curator of bewindvoerder een aanvraag op grond van dit besluit is ingediend, wordt aan de curator of bewindvoerder een forfaitaire kostenvergoeding toegekend ter hoogte van vier uur tegen het in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren opgenomen uurtarief.6 Dit bedrag kan worden meegenomen voor betaling bij de aanvraag middels het formulier Private Schulden. De toekenning van de forfaitaire kostenvergoeding vindt plaats binnen zes maanden na indienen van de aanvraag. Deze termijn kan – met schriftelijke kennisgeving – eenmalig worden verlengd met zes maanden.

6. Problematische schulden

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

De Belastingdienst/Toeslagen is gehouden overeenkomstig de in dit besluit vastgestelde beleidsregels te handelen. Er kunnen echter bijzondere omstandigheden zijn die maken dat het gerechtvaardigd is van deze regels af te wijken. Dit is het geval indien toepassing van deze regels voor een of meer gedupeerde ouders of toeslagpartners gevolgen hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met dit besluit te dienen doelen.7

Dit laatste zal slechts bij hoge uitzondering aan de orde zijn. Het afwijken van beleidsregels leidt in de regel immers tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Er moet dus sprake zijn van daadwerkelijk bijzondere omstandigheden op grond waarvan onverkorte toepassing van de beleidsregels in dit besluit onevenredig nadeel voor de betrokkene zou opleveren. Hierbij kan gedacht worden aan een gedupeerde ouder of toeslagpartner die na betaling van de private schulden, bedoeld in onderdeel 3.1, of compensatie voor reeds betaalde opeisbare private schulden, bedoeld in onderdelen 4.1 en 4.2, zich alsnog geconfronteerd ziet met ernstige problematische schulden.

7. Persoonsgegevens

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

Ter uitvoering van de in dit besluit uitgezette taken zal er sprake zijn van het verwerken van persoonsgegevens, inclusief het burgerservicenummer (BSN). Het verwerken van persoonsgegevens, inclusief het BSN, is noodzakelijk om vast te stellen of een persoon die aanspraak wenst te maken op deze regeling ook erkend is als (partner van een) gedupeerde. Ook is dit noodzakelijk om de door de gedupeerde ouder of toeslagpartner ingediende schuldenlijst ambtshalve aan te vullen. De verwerking van persoonsgegevens zal geschieden overeenkomstig de bepalingen van de Algemene verordening gegevensbescherming en wordt als verenigbaar gebruik geacht. Het verwerken van persoonsgegevens is noodzakelijk om het belang van een zorgvuldige en volledige overname van schulden die onder het beleidsbesluit vallen te realiseren. Waar het BSN wordt verwerkt zal ook de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer in acht worden genomen.

8. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 21 oktober 2021

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane,

namens deze,

D.A. Hak

Directeur-Generaal Toeslagen

  1. Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 879. ^ [1]
  2. Indien voor een openstaande schuld reeds een aanvullende compensatie of tegemoetkoming voor werkelijke schade is uitbetaald op grond van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (Besluit van 28 augustus 2020, nr. 2020-157030, Stcrt. 2020, 45904) of op grond van het Besluit aanvullende tegemoetkoming werkelijke schade bij O/GS (Besluit van 30 november 2020, nr. 2020-231500, Stcrt. 2020, nr. 63420) komt deze schuld niet voor betaling op grond van onderhavig besluit in aanmerking. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor een private schuld die onderdeel uitmaakt van de compensatie die wordt betaald op grond van het Besluit compensatie schuldentrajecten (Besluit van 28 mei 2021, nr. 2021-103575, Stcrt. 2021, 28303). ^ [2]
  3. Indien de datum van ontvangst eerder is dan de dagtekening van de brief. ^ [3]
  4. Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) van 18 maart 2021, nr. 2021-30659 (Stcrt. 2021, 14691), welke is ingetrokken met het Besluit uitbreiding Catshuisregeling van 31 mei 2021. ^ [4]
  5. Het moratorium is op 10 maart 2021 in werking getreden, met terugwerkende kracht tot en met 12 februari 2021. ^ [5]
  6. Het betreft het uurtarief dat van toepassing is in het jaar van indiening van de schuldenlijst. Voor 2021 bedraagt dit € 69,80. Dit bedrag kan jaarlijks worden geïndexeerd. ^ [6]
  7. Artikel 4:84 Awb. ^ [7]
Naar boven