Regeling specifieke uitkering tweede tranche voor huisvesting aandachtsgroepen

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 23-09-2021 t/m 16-12-2021

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 september 2021, nr. 2021-0000469865, houdende vaststelling van regels voor het verstrekken van eenmalige specifieke uitkeringen aan gemeenten ten behoeve van de bouw van woon- en verblijfsruimte voor aandachtsgroepen (Regeling specifieke uitkering tweede tranche voor huisvesting aandachtsgroepen)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aandachtsgroepen: dak- en thuisloze mensen, arbeidsmigranten, studenten, statushouders, woonwagenbewoners en overige spoedzoekers;

  • college: college van burgemeester en wethouders;

  • minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • verblijfsruimte: gebouw of deel van een gebouw dat wordt gebruikt voor het verstrekken van verblijf aan arbeidsmigranten voor een prijs van maximaal € 100 per persoon per week, welk bedrag jaarlijks met ingang van 1 januari bij regeling van de minister wordt gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft;

  • woonruimte: ruimte die ter bewoning voor verhuur wordt aangeboden tegen een prijs:

Artikel 2. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt

  • 1 De minister kan op aanvraag van een college een specifieke uitkering verstrekken aan een gemeente voor een project:

    • a. dat tot doel heeft het realiseren van woonruimten of verblijfsruimten die aan de bestaande voorraad woonruimten en verblijfsruimten worden toegevoegd en die gedurende ten minste tien jaar na voltooiing geheel of gedeeltelijk voor aandachtsgroepen bestemd zijn;

    • b. waarvan aannemelijk is gemaakt dat er binnen twee jaar na de datum van toekenning van de uitkering onomkeerbare stappen worden gezet ten behoeve van het in onderdeel a bedoelde doel; en

    • c. waarvan aannemelijk is gemaakt dat het binnen vijf jaar na de datum van toekenning van de uitkering gerealiseerd is.

  • 2 De specifieke uitkering wordt slechts toegekend indien deze wordt besteed aan ongedekte kosten voor zaken die aantoonbaar bijdragen aan en noodzakelijk zijn voor een project, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De specifieke uitkering bedraagt maximaal € 5.000 per te realiseren woonruimte en maximaal € 2.500 per te realiseren verblijfsruimte.

Artikel 3. Uitkeringsplafond

  • 1 Het plafond voor het totaal van de aanvragen voor specifieke uitkeringen bedraagt € 31.000.000, met dien verstande dat per gemeente in totaal maximaal een bedrag van € 1.000.000 wordt verstrekt.

  • 2 De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor BTW verschuldigd over kosten voor activiteiten voor zover het bedrag van de BTW in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 4. De aanvraag

  • 1 Een specifieke uitkering kan worden aangevraagd van 28 oktober 2021 vanaf 09.00 uur tot 25 november 2021 om 17:00 uur.

  • 2 Een aanvraag bevat:

    • a. een beschrijving van het project waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en van de wijze waarop het project voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 2;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop het project wordt uitgevoerd en welke partijen daarbij betrokken zijn;

    • c. een overzicht van de aantallen te realiseren woonruimten of verblijfsruimten per beoogde aandachtsgroep met, indien het spoedzoekers betreft, een onderbouwing van de spoed;

    • d. een toelichting waaruit de benodigde bijdrage per woonruimte of verblijfsruimte en het BTW-deel van het aangevraagde bedrag blijkt; en

    • e. de verwachte begin- en einddatum van het project.

  • 3 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 4 Indien een aanvraag onvolledig is en niet al bij voorbaat duidelijk is dat deze na herstel zou moeten worden afgewezen omdat het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid, anders wordt overschreden, biedt de minister de mogelijkheid om dit verzuim binnen een redelijke termijn te herstellen.

Artikel 5. De rangschikking van de aanvragen

  • 1 De minister behandelt de binnengekomen aanvragen op volgorde van binnenkomst. Een aanvraag geldt als binnengekomen op het moment dat de aanvraag volledig is binnengekomen.

  • 2 Indien de minister op de dag dat het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt de minister de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

  • 3 Indien het plafond niet is bereikt na toewijzing aan de binnengekomen aanvragen in de periode bedoeld in artikel 4, eerste lid, kan de minister een andere periode vaststellen waarbinnen aanvragen kunnen worden gedaan. Die periode wordt uiterlijk zes weken voor aanvang ervan bekendgemaakt door middel van publicatie in de Staatscourant.

Artikel 6. Verplichtingen

  • 1 Het college besteedt de specifieke uitkering volledig uiterlijk op 31 december 2026 aan de projecten waarvoor de uitkering is verstrekt. Indien de volledige besteding van de specifieke uitkering voor die datum niet mogelijk is, kan de minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van het college eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen.

  • 2 Het college informeert de minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend.

  • 3 Het college verleent op verzoek van de minister medewerking en verstrekt informatie ten behoeve van de voortgang en evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze regeling.

Artikel 7. Afwijzingsgronden

  • 2 De minister kan een aanvraag voor een specifieke uitkering gedeeltelijk afwijzen, voor zover de volledige toekenning zou leiden tot een overschrijding van het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Artikel 8. De verlening

  • 1 De minister neemt binnen acht weken na de datum van ontvangst van een aanvraag een besluit omtrent de verlening van de specifieke uitkering. Indien de beschikking niet binnen deze termijn kan worden gegeven, deelt de minister dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn van uiterlijk acht weken waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2 De verleningsbeschikking vermeldt:

    • a. welke projecten worden uitgevoerd en hoeveel woonruimten en verblijfsruimten daarmee worden gebouwd;

    • b. het bedrag van de uitkering;

    • c. de wijze van verantwoording over de besteding van de uitkering; en

    • d. de wijze waarop kan worden aangetoond dat de projecten zijn uitgevoerd.

Artikel 9. Bevoorschotting en uitbetaling

De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 8, eerste lid, een voorschot van 100% en betaalt dat voorschot in één keer uit.

Artikel 10. Verantwoording, vaststelling en terugvordering

  • 2 Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering niet volledig of onrechtmatig is besteed, vordert de minister de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel terug. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering tweede tranche voor huisvesting aandachtsgroepen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Naar boven