Regeling inburgering 2021

Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2025. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 06-12-2024.
Geldend van 01-10-2024 t/m heden

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 1.2. Geestelijk bedienaar

  • 1 Als geestelijke bedienaar wordt in ieder geval aangemerkt de vreemdeling die houder is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, die is verleend onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie.

  • 2 Onder kerkgenootschap of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet wordt tevens verstaan een onderdeel daarvan of een rechtspersoon waarin twee of meer van deze genootschappen samenwerken.

  • 3 Van werkzaamheden van overwegend godsdienstige, geestelijke of levensbeschouwelijke aard als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet is in ieder geval sprake in geval van werkzaamheden als voorganger, godsdienstleraar, zendeling, leraar levensbeschouwelijk onderwijs, vertrouwenspersoon of pastoraal werker binnen een godsdienstige of levensbeschouwelijke gemeenschap, dan wel op het terrein van het uitdragen en verklaren van een bepaalde geloofsleer of levensbeschouwelijke opvattingen.

  • 4 Als geestelijke bedienaar wordt niet aangemerkt degene die op louter incidentele basis werkzaamheden als bedoeld in het derde lid, verricht.

Hoofdstuk 2. Inburgeringsplichtig

Afdeling 1. Vrijstellingen

Artikel 2.1. Vrijstelling van de inburgeringsplicht

De Minister verleent vrijstelling, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet, aan de inburgeringsplichtige die beschikt over:

Artikel 2.2. Tijdelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht bij volgen opleiding

De Minister verleent vrijstelling, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de wet, aan de inburgeringsplichtige die een opleiding volgt die leidt tot uitreiking van een van de bewijsstukken, genoemd in artikel 2.1, gedurende de periode dat de inburgeringsplichtige is ingeschreven voor de betreffende opleiding.

Artikel 2.3. Aanvraag vrijstelling van de inburgeringsplicht

  • 2 De Minister geeft binnen 8 weken een beschikking.

Artikel 2.4. Aanwijzing adviserende instelling over vrijstellende buitenlandse opleidingen

Als organisaties, bedoeld in artikel 2.4 van het besluit, worden aangewezen de Stichting Nuffic en de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven.

Afdeling 2. Ontheffingen

Artikel 2.5. Medische deskundigenverklaring

  • 1 De deskundigenverklaring, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het besluit, bevat in ieder geval een advies met betrekking tot het verlenen dan wel het weigeren van de gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht en, indien van toepassing, een voorstel met betrekking tot de in aanmerking komende aangepaste examenomstandigheden als bedoeld in artikel 3.6.

  • 2 De arts, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het besluit, adviseert tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht indien de inburgeringsplichtige niet in staat is zich met lichte aanpassingen binnen vijf jaar voor te bereiden op de inburgeringsplicht dan wel op een of meerdere onderdelen daarvan, en dit ook niet mogelijk is door het treffen van aangepaste examenomstandigheden voor een of meerdere onderdelen van het inburgeringsexamen of een of meerdere van de examenonderdelen van de onderwijsroute als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel b, van het besluit.

Artikel 2.6. Ontheffing bijzondere individuele omstandigheden

  • 1 Bij de aanvraag tot ontheffing, bedoeld in artikel 2.8 van het besluit, verschaft de inburgeringsplichtige informatie over:

    • a. de bijzondere individuele omstandigheden die het hem onmogelijk of uiterst moeilijk maken aan de inburgeringsplicht te voldoen, en een onderbouwing waarom deze omstandigheden hem niet verweten kunnen worden;

    • b. de geleverde inspanningen om te voldoen aan de inburgeringsplicht; en

    • c. de zeer schrijnende situatie waarin hij terecht komt indien ontheffing van de inburgeringsplicht niet wordt verleend.

  • 2 Indien de bijzondere individuele omstandigheden bestaan uit medische omstandigheden, verstrekt de inburgeringsplichtige, of, indien van toepassing, diens gezinslid of bloedverwant in de eerste graad, bij de aanvraag een medische machtiging.

Artikel 2.7. Tarieven ontheffing

  • 1 Voor het onderzoek ten behoeve van het opstellen van een deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 225.

  • 2 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt aan de inburgeringsplichtige terugbetaald indien in de deskundigenverklaring, bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, wordt geadviseerd de gevraagde gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht te verlenen dan wel deze niet te verlenen, maar wel wordt geadviseerd de inburgeringsplichtige de examens onder aangepaste examenomstandigheden af te laten leggen.

Hoofdstuk 3. De inburgeringsplicht

Afdeling 1. Module arbeidsmarkt en participatie

Artikel 3.1. Urennorm module Arbeidsmarkt en Participatie

Ten minste 40 uren van de module Arbeidsmarkt en Participatie zijn gericht op de praktische inzet van de inburgeringsplichtige op de arbeidsmarkt.

Afdeling 2. Inburgeringsexamen

§ 1. Inhoud van het inburgeringsexamen

Artikel 3.2. Eindtermen kennis van de Nederlandse maatschappij

De te behalen eindtermen van het examenonderdeel kennis van de Nederlandse maatschappij, bedoeld in artikel 3.4 van het besluit, zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 3.3. Auteursrecht

De Staat der Nederlanden (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) maakt een voorbehoud als bedoeld in artikel 15b van de Auteurswet met betrekking tot de inhoud van de examens, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, van het besluit.

§ 2. Afname en afleggen van het inburgeringsexamen

Artikel 3.4. Examengeld

Het examengeld, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het besluit, bedraagt:

Artikel 3.5. Kosteloze examenpogingen onderdelen van het inburgeringsexamen

  • 1 Een asielstatushouder in de B1-route mag bij het afleggen van het inburgeringsexamen kosteloos twee keer examen per examenonderdeel afleggen, mits het niveau van het examen overeenkomt met ten minste het in het persoonlijk plan inburgering en participatie vastgelegde niveau.

  • 2 Een asielstatushouder in de onderwijsroute mag kosteloos twee keer examen van het examenonderdeel kennis van de Nederlandse maatschappij, dat wordt aangeboden als onderdeel van het inburgeringsexamen, afleggen.

  • 3 Een asielstatushouder in de Z-route mag kosteloos twee keer examen per taalexamenonderdeel op het niveau A2, en het examen kennis van de Nederlandse maatschappij, dat wordt aangeboden als onderdeel van het inburgeringsexamen, afleggen, mits is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.14, zevende lid, van het besluit.

Artikel 3.6. Aangepaste examenomstandigheden

De aangepaste examenomstandigheden, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het besluit, betreffen in ieder geval:

  • a. examen in aangepaste locatie;

  • b. verlenging examentijd;

  • c. onderbroken examenafname;

  • d. aangepaste inroostering;

  • e. examenhulp;

  • f. grootbeeld;

  • g. grootschrift;

  • h. loepfunctie;

  • i. typen in plaats van schrijven; en

  • j. voorleesfunctie.

§ 3. Examineren en beoordelen

Artikel 3.7. Wijze van examinering

Artikel 3.8. Beoordelen van het examen

  • 2 Het examenonderdeel spreekvaardigheid, bedoeld in artikel 3.3, aanhef en onderdeel d, van het besluit, op het niveau A2 wordt voor wat betreft de antwoorden op de meerkeuzevragen beoordeeld door middel van het geautomatiseerd systeem, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, en voor de antwoorden op de open vragen door een of meer door de Minister aan te wijzen beoordelaars.

§ 4. Training voor beoordelaars

Artikel 3.9. Training voor beoordelaars

  • 1 De deskundigheid van de beoordelaars, bedoeld in artikel 3.11, onderdeel c, van het besluit, blijkt uit een afgeronde door de Minister vast te stellen examentraining schrijfvaardigheid op het niveau A2 of spreekvaardigheid op het niveau A2.

  • 2 De examentraining wordt gegeven door een door de Minister aan te wijzen instelling.

  • 3 De in het tweede lid genoemde instelling reikt een certificaat uit, waaruit blijkt dat de deelnemer de training heeft gevolgd en het aansluitende examen met goed gevolg heeft afgelegd.

§ 5. Kwaliteit van het inburgeringsexamen

Artikel 3.10. Vaststellen examenreglement, toelating examens en waarborgen kwaliteit

  • 2 Een inburgeringsplichtige die zich overeenkomstig de daartoe gestelde regels heeft aangemeld, het verschuldigde examengeld heeft voldaan en zich overeenkomstig artikel 3.8 van het besluit heeft geïdentificeerd, wordt toegelaten tot de examens, bedoeld in \.

  • 3 De kwaliteit van de examens, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, van het besluit, wordt gewaarborgd door:

    • a. transparantie van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij de examinering;

    • b. het treffen van passende technische en organisatorische maatregelen om de examen- en persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of onrechtmatige verwerking;

    • c. het beschrijven van de procedure van verwerking van examenresultaten en de gegevensverstrekking;

    • d. de naleving van het examenreglement, bedoeld in het eerste lid;

    • e. het treffen van passende technische en organisatorische maatregelen om de kwaliteit van de processen rondom de afname en de beoordeling van examens te waarborgen; en

    • f. het beschrijven van de procedure die wordt gevolgd bij een vermoeden van onregelmatigheden bij het afleggen van de examens en het omschrijven van de sancties die getroffen kunnen worden indien sprake is van onregelmatigheden.

  • 4 Om tot de examens, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, van het besluit, te worden toegelaten is de kandidaat verplicht in te stemmen met de in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen geheimhoudingsverklaring ten aanzien van de inhoud van het examen.

Artikel 3.11. Examenreglement

In het examenreglement, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, wordt in ieder geval vermeld:

  • a. de procedure van aanmelding en identificatie van de inburgeringsplichtige;

  • b. de wijze waarop het examengeld wordt geïnd;

  • c. de procedure bij annulering of wijziging van de examendatum door de inburgeringsplichtige;

  • d. de wijze van bekendmaking van de uitslagen van de examens;

  • e. de procedure en sancties bij onregelmatigheden; en

  • f. de procedure voor de afhandeling van klachten.

§ 6. Gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen

Artikel 3.12. Vrijstelling mondelinge en schriftelijke vaardigheden op niveau B1

Van de verplichting om voor een of meerdere onderdelen van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau B1 het examen te behalen, is vrijgesteld de inburgeringsplichtige die beschikt over een van de volgende bewijsstukken, en daaruit blijkt dat een voldoende resultaat is behaald voor het vak Nederlandse taal:

  • a. een certificaat dat is afgegeven ter afronding van het examenonderdeel lezen, schrijven, luisteren respectievelijk spreken van het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, alsmede degene die beschikt over het diploma van het staatsexamen Nederlands als tweede taal op ten minste niveau B1;

  • b. een cijferlijst als bedoeld in artikel 52 of een certificaat als bedoeld in artikel 53 van het Eindexamenbesluit VO of artikel 31 van het Staatsexamenbesluit VO;

  • c. een van de volgende certificaten van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal:

    • i. Certificaat Profiel Maatschappelijk Formeel op ERK-niveau B1;

    • ii. Certificaat Profiel Zakelijk Professionele op ERK-niveau B2;

    • iii. Certificaat Profiel Educatief Startbekwaam op ERK-niveau B2;

    • iv. Certificaat Profiel Educatief Professioneel op ERK-niveau C1; of

  • d. een buitenlands diploma, getuigschrift of certificaat behaald bij een door de overheid van het land waar de opleiding is gevolgd erkende instelling, waaruit blijkt dat de inburgeringsplichtige een of meerdere van de schriftelijke en mondelinge vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau B1 beheerst.

Artikel 3.13. Vrijstelling mondelinge en schriftelijke vaardigheden op niveau A2

Van de verplichting om voor een of meerdere onderdelen van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op het niveau A2 het examen te behalen, is vrijgesteld de inburgeringsplichtige die beschikt over een van de volgende bewijsstukken, en daaruit blijkt dat een voldoende resultaat is behaald voor het vak Nederlandse taal:

  • a. een bewijsstuk verstrekt door de Minister, waaruit volgt dat het examenonderdeel lezen, luisteren, schrijven, respectievelijk spreken van het inburgeringsexamen op ERK niveau A2 is behaald; of

  • b. een certificaat Nederlands als vreemde taal op ERK niveau A2 verstrekt door de Taalunie.

Artikel 3.14. Aanvraag gedeeltelijke vrijstelling inburgeringsexamen

  • 2 De Minister geeft binnen 8 weken een beschikking.

Artikel 3.15. Aanwijzing adviserende instelling over vrijstellende buitenlandse opleidingen

Als organisaties, bedoeld in artikel 3.13 van het besluit, worden aangewezen de Stichting Nuffic en de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven.

Afdeling 3. De zelfredzaamheidsroute

Artikel 3.16. Inhoud zelfredzaamheidsroute

  • 2 Het college kan een lagere urennorm vaststellen dan de norm, bedoeld in artikel 3.14, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, of vaststellen dat cursusuren voor bepaalde onderdelen, genoemd in het eerste lid, niet hoeven te worden gevolgd indien de inburgeringsplichtige met een auditieve of visuele beperking in verband met deze beperking een revalidatietraject volgt.

Afdeling 4. Diploma en certificaat

Artikel 3.17. Het inburgeringsdiploma

Het model van het inburgeringsdiploma is opgenomen in bijlage 4 bij deze regeling.

Artikel 3.18. Het inburgeringscertificaat

  • 1 Het model van het inburgeringscertificaat is opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling.

  • 2 Het college overhandigt het inburgeringscertificaat persoonlijk aan de inburgeringsplichtige.

Afdeling 5. Voorbereiding op de inburgering

Artikel 3.19. Aanwijzing instelling voorbereiding op de inburgering

Als instelling, bedoeld in artikel 10 van de wet, wordt aangewezen het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

Afdeling 6. Aanwijzen organisaties internationale diplomawaardering en indicatie onderwijsniveau

Artikel 3.20. Aanwijzing organisaties internationale diplomawaardering en indicatie onderwijsniveau

Als organisaties, bedoeld in artikel 34, vierde lid, van de wet, worden aangewezen de Stichting Nuffic en de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven.

Hoofdstuk 4. Verlenging van de inburgeringstermijnen

Artikel 4.1. Verlengingsgrond bij niet verwijtbaarheid, termijn en aanvraag

  • 1 Van een omstandigheid als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van het besluit is sprake bij:

    • a. langdurige ziekte van de inburgeringsplichtige, zijn partner of bloedverwant in de eerste graad van ten minste drie aaneengesloten maanden;

    • b. overlijden van de partner of een bloedverwant in de eerste graad van de inburgeringsplichtige;

    • c. bevalling van de inburgeringsplichtige;

    • d. verblijf in een Blijf van mijn Lijf huis door de inburgeringsplichtige voor een periode van ten minste drie aaneengesloten maanden;

    • e. deelname aan een alfabetiseringscursus voor de duur van ten minste drie aaneengesloten maanden door de inburgeringsplichtige die de B1-route of onderwijsroute volgt;

    • f. een opgelopen vertraging vanwege dakloosheid van de inburgeringsplichtige gedurende ten minste drie aaneengesloten maanden;

    • g. het niet binnen drie maanden na de datum van het vaststellen van het persoonlijk plan inburgering en participatie doen van een inburgeringsaanbod als bedoeld in artikel 16 van de wet door het college, met dien verstande dat de inburgeringsplichtige die de onderwijsroute volgt binnen zes maanden na het vaststellen van het voornoemde plan ook daadwerkelijk kan starten met het taalschakeltraject;

    • h. de onmogelijkheid inburgeringsactiviteiten te verrichten gedurende ten minste drie aaneengesloten maanden vanwege een omstandigheid gelegen bij de aanbieder van deze inburgeringsactiviteiten;

    • i. een opgelopen vertraging van ten minste drie aaneengesloten maanden vanwege een niet verwijtbare individuele bijzondere omstandigheid; of

    • j. twee of meer van de omstandigheden, bedoeld in onderdeel a tot en met i, die tezamen tot gevolg hebben dat het voor de inburgeringsplichtige niet mogelijk is geweest inburgeringsactiviteiten te verrichten gedurende een periode van ten minste drie aaneengesloten maanden.

  • 2 De termijn, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet, of de op grond van de artikelen 24, tweede en derde lid, 25, tweede lid, van de wet vastgestelde nieuwe termijn wordt verlengd met een periode:

    • a. die gelijk is aan de duur van die ziekteperiode bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;

    • b. van drie maanden, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

    • c. van 16 weken, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;

    • d. die gelijk is aan de duur van het verblijf, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d;

    • e. die gelijk is aan de duur van de alfabetiseringscursus en ten hoogste zes maanden, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e;

    • f. die gelijk is aan de duur van de dakloosheid en ten hoogste twee jaar, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f;

    • g. die gelijk is aan de duur van het uitblijven van een inburgeringsaanbod na het verstrijken van drie maanden na de datum van het vaststellen van het persoonlijk plan inburgering en participatie, met dien verstande dat bij de onderwijsroute de duur van de verlenging zes maanden bedraagt indien de inburgeringsplichtige niet binnen zes maanden na het vaststellen van het voornoemde plan ook heeft kunnen starten met het taalschakeltraject, bij de omstandigheid bedoeld in het eerste lid, onderdeel g;

    • h. die gelijk is aan de duur van de opgelopen vertraging en ten hoogste zes maanden, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h;

    • i. die gelijk is aan de duur van de opgelopen vertraging en ten hoogste twee jaar, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i;

    • j. die gelijk is aan de duur van de opgelopen vertraging, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j.

  • 3 De inburgeringsplichtige verstrekt bij de aanvraag om verlenging op grond van het eerste lid:

    • a. een medische machtiging, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;

    • b. een afschrift van de ingeschreven akte van overlijden als bedoeld in artikel 19f van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

    • c. een afschrift van de geboorteakte uit de Basisregistratie Personen, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;

    • d. een door het Blijf van mijn Lijf huis afgegeven verklaring, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d;

    • e. een verklaring van de taalschool, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e;

    • f. een uitdraai uit de Basisregistratie Personen, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f;

    • g. een verklaring van het college, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g;

    • h. stukken waaruit de omstandigheid bij de aanbieder blijkt, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h;

    • i. stukken waaruit de niet verwijtbare individuele bijzondere omstandigheid blijkt, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i;

    • j. de bij de omstandigheid behorende stukken, bedoeld in onderdeel a tot en met i, bij de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j.

Artikel 4.2. Verlengingsgrond bij volgen niet vrijstellende opleiding, aanvraag en termijn

  • 2 De inburgeringsplichtige verstrekt bij de aanvraag om verlenging op grond van het eerste lid:

    • a. een bewijs van inschrijving van de school of instelling die de opleiding verzorgt of heeft verzorgd;

    • b. een bewijsstuk met daarin de vermelding van het uitstroomprofiel, bij het eerste lid, onderdeel b; en

    • c. een bewijs van uitschrijving van de school of instelling die de opleiding heeft verzorgd indien de inburgeringsplichtige de opleiding op het moment van het indienen van de aanvraag niet langer volgt.

  • 3 De termijn, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet, of de op grond van artikel 12 van de wet verlengde termijn, wordt voor een inburgeringsplichtige die de opleiding op het moment van de aanvraagniet langer volgt, verlengd met een periode die gelijk is aan de datum van inschrijving bij de school of instelling die de opleiding heeft verzorgd, waarbij de periode voorafgaand aan de datum waarop de inburgeringsplicht aanving niet meetelt, tot aan de datum van uitschrijving bij de school of instelling die de opleiding heeft verzorgd, met dien verstande dat de verlengingsduur voor de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ten hoogste twee jaar is.

  • 4 De termijn, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet, of de op grond van artikel 12 van de wet verlengde termijn, wordt voor een inburgeringsplichtige die de opleiding nog volgt op het moment van de aanvraag, verlengd met de periode van twee jaren. Na deze verlenging kan de termijn nog twee keer worden verlengd met de periode van een jaar, met dien verstande dat de verlengingsduur voor de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ten hoogste twee jaar is.

  • 5 Indien een inburgeringsplichtige na de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, doorstroomt naar de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden verlengingstermijnen bij elkaar opgeteld mits de inburgeringsplichtige de opleidingen direct aansluitend op elkaar heeft gevolgd of volgt. Indien dit niet het geval is, wordt uitgegaan van de verlengingsduur behorende bij de opleiding die de inburgeringsplichtige volgde op de datum waarop de inburgeringsplicht aanving.

Hoofdstuk 6. Sociale lening

Afdeling 1. Lening

Artikel 6.1. Hoogte van de lening

  • 2 Indien het bedrag van de lening minder dan € 180 bedraagt, wordt dit op nul gesteld.

Artikel 6.2. Betaling van de lening

  • 1 Ten behoeve van de betaling van de lening verstrekt de inburgeringsplichtige een verklaring aan de Minister van:

    • a. de door hem gevolgde cursus ten behoeve van de in het persoonlijk plan inburgering en participatie vastgestelde leerroute, indien hij op grond van artikel 6.2, derde lid, van het besluit, in aanmerking komt voor een lening ten behoeve van het volgen van deze cursus;

    • b. het door hem gevolgde taalschakeltraject, indien hij op grond van artikel 6.2, vierde lid, van het besluit in aanmerking komt voor een lening ten behoeve van het volgen van een taalschakeltraject;

    • c. het door hem gevolgde alfabetiseringsonderwijs, indien hij op grond van artikel 6.2, derde lid, van het besluit, in aanmerking komt voor een lening ten behoeve van het volgen van alfabetiseringsonderwijs; of

    • d. de door hem afgelegde inburgeringexamens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet.

  • 2 De factuur van de cursusinstelling waar de verklaring van de inburgeringsplichtige betrekking op heeft, vermeldt in ieder geval:

    • a. het burgerservicenummer van de inburgeringsplichtige;

    • b. de naam- en adresgegevens van de inburgeringsplichtige;

    • c. de naam- en adresgegevens van de instelling;

    • d. de handtekening van de inburgeringsplichtige;

    • e. de datum; en

    • f. de specificatie van het factuurbedrag.

  • 3 De betaling van de factuur, bedoeld in het tweede lid, geschiedt binnen vier weken na ontvangst door de Minister van de verklaring van de inburgeringsplichtige over de cursusuren waar die factuur betrekking op heeft.

  • 4 De Minister betaalt per kwartaal de bedragen van de lening aan de hand van de facturen en de verklaring van de inburgeringsplichtige over de afgesproken contracturen en de verklaring van de inburgeringsplichtige over de afgelegde examens. Voor het bedrag aan ingediende facturen voor contracturen geldt een maximum van € 2.000. Indien het bedrag van de facturen, hoger is dan € 2.000 wordt de betreffende factu(u)r(en) niet betaalbaar gesteld.

Afdeling 2. Terugbetaling

Artikel 6.3. Renteberekening

  • 1 De rente over de door de debiteur opgenomen lening wordt maandelijks berekend op basis van samengestelde interest.

  • 2 Voor de berekening van de rente op de voet van het eerste lid wordt een maand gesteld op 30 dagen en een jaar gesteld op 360 dagen.

Artikel 6.4. Rentevaste aanloopfase en terugbetalingsperiode

  • 2 Voor de resterende terugbetalingsperiode na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn wordt het rentepercentage opnieuw vastgesteld overeenkomstig artikel 6.6, eerste lid, van het besluit.

Artikel 6.5. Berekening maandelijkse termijn

  • 1 De hoogte van de maandelijkse termijn wordt berekend op basis van het bedrag aan opgebouwde schuld vermeerderd met de over dat bedrag verschuldigde rente, berekend overeenkomstig artikel 6.3 en gedeeld door het aantal te betalen termijnen.

  • 2 De hoogte van de maandelijkse termijn bedraagt ten minste € 15. Indien de draagkracht overeenkomstig artikel 6.8 is vastgesteld op minder dan € 180 per jaar, wordt het maandelijkse termijnbedrag op nul gesteld.

Artikel 6.6. Terugbetaling niet binnenlands belastingplichtige

  • 1 In afwijking van artikel 6.8, eerste lid, van het besluit vervallen de rente en aflossing van de lening van een debiteur, die niet binnenlands belastingplichtig is in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001, gedurende de aflosfase in jaarlijkse termijnen. Artikel 6.3 is in dat geval van overeenkomstige toepassing. Indien de debiteur zich voor het einde van een jaartermijn metterwoon in Nederland vestigt, wordt hij tot het einde van die jaartermijn behandeld als een debiteur die niet binnenlands belastingplichtig is. Op aanvraag van de in de eerste volzin bedoelde debiteur kan de Minister besluiten dat de rente en aflossing van de lening niet vervallen in jaarlijkse termijnen maar in maandelijkse termijnen.

  • 2 De hoogte van de jaarlijkse dan wel de maandelijkse termijn, bedoeld in het eerste lid, laatste volzin, wordt berekend overeenkomstig artikel 6.5, tenzij de debiteur, bedoeld in het eerste lid, bij de Minister een aanvraag indient tot vaststelling van zijn draagkracht voor de resterende aflosfase. In dat geval levert hij aan de Minister de door de Minister gevraagde gegevens.

  • 3 De betaling van de maandelijkse termijn, bedoeld in het eerste lid, laatste volzin, geschiedt door middel van:

    • a. een daartoe door de debiteur verleende doorlopende machtiging om het verschuldigde bedrag maandelijks te doen afschrijven van een door de debiteur aangewezen bank- of girorekening in Nederland; of

    • b. een door de Minister aan de debiteur gezonden betaalverzoek.

Artikel 6.7. Mogelijkheid eenmalige aflossing

De debiteur kan in afwijking van artikel 6.8, eerste lid, van het besluit de lening in een keer terugbetalen. De terugbetaling omvat het bedrag van de opgebouwde schuld vermeerderd met de over dat bedrag verschuldigde rente, berekend overeenkomstig artikel 6.3.

Artikel 6.8. Vaststelling draagkracht debiteur

  • 1 De draagkracht die wordt vastgesteld overeenkomstig dit artikel, gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de aanvraag, bedoeld in artikel 6.10 van het besluit, is ingediend.

  • 2 Maatstaf voor de vaststelling van de draagkracht van de debiteur is het totaal van het toetsingsinkomen van de debiteur en zijn partner in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld. Het aldus bepaalde inkomen is het draagkrachtinkomen.

  • 3 Op het draagkrachtinkomen wordt in mindering gebracht de draagkrachtvrije voet. Deze voet is gelijk aan:

    • a. 120% van het belastbaar minimumloon voor een debiteur met partner;

    • b. 120% van het belastbaar minimumloon voor een debiteur op wie de alleenstaande ouderenkorting, bedoeld in artikel 8.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is; of

    • c. 84% van het belastbaar minimumloon voor overige debiteuren zonder partner.

  • 4 De draagkracht van de debiteur is 12% van het inkomen boven de draagkrachtvrije voet.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel wordt indien het toetsingsinkomen of het belastbaar loon in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, nog niet bekend is, door de Minister daarvoor in de plaats gesteld een bedrag dat het vast te stellen toetsingsinkomen of het belastbaar loon benadert.

Artikel 6.9. Terugval inkomen

  • 1 Op aanvraag van de debiteur wordt bij de toepassing van artikel 6.8 uitgegaan van het inkomen van een ander jaar dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, indien sprake is van terugval in inkomen:

    • a. over het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld; of

    • b. over het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een terugval in inkomen verstaan een vermindering van het toetsingsinkomen van de debiteur van ten minste 15% ten opzichte van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, met dien verstande dat de vermindering niet kan worden gerekend tot inkomensschommelingen die in het algemeen normaal kunnen worden geacht bij de gekozen wijze van inkomensverwerving.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt zolang het belastbaar inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, of het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld nog niet definitief bekend is, daarvoor in de plaats gesteld het bedrag dat naar het oordeel van de Minister het uiteindelijke belastbaar loon benadert.

Artikel 6.10. Beide partners debiteur

Indien de partner van de debiteur ook een debiteur is die een beschikking tot terugbetaling als bedoeld in artikel 6.9, eerste lid, van het besluit heeft ontvangen, wordt:

  • a. artikel 6.8, tweede en vierde lid, slechts eenmaal toegepast op het totaal van het toetsingsinkomen; en

  • b. bij toepassing van artikel 6.11 van het besluit de te betalen maandelijkse termijn per debiteur vastgesteld op basis van de verhouding tussen de hoogte van het toetsingsinkomen van beide debiteuren afzonderlijk.

Artikel 6.11. Verzuim

De debiteur is in verzuim indien binnen twee weken na de vervaldatum van een vordering het bedrag van de verplichte terugbetaling niet is ontvangen.

Artikel 6.12. Schuld in zijn geheel opeisbaar

Bij uitvaardiging van het dwangbevel, bedoeld in artikel 21, vierde lid, van de wet kunnen de achterstallige termijnen worden overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder mits:

  • a. het achterstallige deel minimaal € 180 bedraagt; of

  • b. het deel dat zes maanden of langer achterstallig is, minimaal € 15 bedraagt.

Hoofdstuk 7. Handhaving

Afdeling 1. Hoogte boete bij niet tijdig afronden leerroute

Artikel 7.1. Boete bij niet tijdig afronden B1-route

  • 1 Bij de vaststelling van de hoogte van de boete, bedoeld in 7.2, tweede lid, van het besluit, voor het niet tijdig afronden van de B1-route wordt gekeken naar:

    • a. het aantal door de inburgeringsplichtige gevolgde cursusuren Nederlands als tweede taal of cursusuren kennis van de Nederlandse maatschappij bij een instelling die voldoet aan het bepaalde op grond van artikel 32 van de wet;

    • b. het aantal keren dat de inburgeringsplichtige de onderdelen van het inburgeringsexamen heeft afgelegd; en

    • c. het aantal onderdelen van het inburgeringsexamen dat de inburgeringsplichtige heeft behaald.

  • 2 De hoogte van de boete wordt vastgesteld aan de hand van de boetetabel zoals opgenomen in bijlage 6a bij deze regeling.

Artikel 7.2. Boete bij niet tijdig afronden onderwijsroute

  • 1 Bij de vaststelling van de hoogte van de boete, bedoeld in 7.2, tweede lid, van het besluit, voor het niet tijdig afronden van de onderwijsroute wordt gekeken naar:

    • a. de aanwezigheid van de inburgeringsplichtige bij de lessen van een instelling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet;

    • b. het aantal keren dat de inburgeringsplichtige examens heeft afgelegd met betrekking tot de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau B1 of kennis van de Nederlandse maatschappij; en

    • c. het aantal examenonderdelen, bedoeld in onderdeel b, dat de inburgeringsplichtige heeft behaald.

  • 2 De hoogte van de boete wordt vastgesteld aan de hand van de boetetabel zoals opgenomen in bijlage 6b bij deze regeling.

Artikel 7.3. Boete bij niet tijdig afronden zelfredzaamheidsroute

  • 1 Bij de vaststelling van de hoogte van de boete, bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, van het besluit, voor het niet tijdig afronden van de zelfredzaamheidsroute wordt gekeken naar:

    • a. het aantal uren door de inburgeringsplichtige gevolgde cursusuren Nederlands als tweede taal, inclusief alfabetiseringsonderwijs, of cursusuren kennis van de Nederlandse maatschappij bij een instelling die voldoet aan het bepaalde op grond van artikel 32 van de wet; en

    • b. het aantal uren dat de asielstatushouder heeft besteed aan activiteiten gericht op participatie.

  • 2 De hoogte van de boete wordt vastgesteld aan de hand van de boetetabel zoals opgenomen in bijlage 6c bij deze regeling.

Afdeling 2. Vaststellen nieuwe termijn

Artikel 7.4. Vaststellen nieuwe termijn

  • 1 De door de Minister vast te stellen nieuwe termijn, bedoeld in artikel 24, tweede en derde lid, van de wet, bedraagt zes maanden indien het participatieverklaringstraject dan wel de module Arbeidsmarkt en Participatie niet is afgerond en bedraagt een jaar indien beide onderdelen niet zijn afgerond.

  • 2 De door de Minister vast te stellen nieuwe termijn, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet, is bij de B1-route of de onderwijsroute afhankelijk van het door de inburgeringsplichtige aantal behaalde examenonderdelen, en wordt als volgt vastgesteld:

    • a. indien geen examenonderdeel is behaald, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van twee jaar;

    • b. indien een examenonderdeel is behaald, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van anderhalf jaar;

    • c. indien twee examenonderdelen zijn behaald, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van een jaar;

    • d. indien drie of vier examenonderdelen zijn behaald; wordt een nieuwe termijn vastgesteld van zes maanden.

  • 3 De door de Minister vast te stellen nieuwe termijn, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet, is bij de zelfredzaamheidsroute bij de asielstatushouder afhankelijk van het aantal bestede uren aan cursusuren Nederlands als tweede taal, aan cursusuren kennis van de Nederlandse maatschappij of aan participatieactiviteiten, en wordt als volgt vastgesteld:

    • a. bij 400 uren of minder, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van twee jaar;

    • b. bij 401 uren tot en met 800 uren, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van anderhalf jaar;

    • c. bij 801 uren tot en met 1.200 uren, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van een jaar;

    • d. bij 1.201 uren tot en met 1.599 uren, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van zes maanden.

  • 4 De door de Minister vast te stellen nieuwe termijn, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet, is bij de zelfredzaamheidsroute bij de gezinsmigrant en overige migrant afhankelijk van het aantal gevolgde cursusuren Nederlands als tweede taal of cursusuren kennis van de Nederlandse maatschappij, en wordt als volgt vastgesteld:

    • a. bij 200 uren of minder, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van twee jaar;

    • b. bij 201 uren tot en met 400 uren, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van anderhalf jaar;

    • c. bij 401 uren tot en met 600 uren, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van een jaar;

    • d. bij 601 uren tot en met 799 uren, wordt een nieuwe termijn vastgesteld van een half jaar.

  • 5 Bij toepassing van het derde en vierde lid, tellen uitsluitend de gevolgde cursusuren Nederlands als tweede taal en cursusuren kennis van de Nederlandse maatschappij mee, indien deze zijn gevolgd bij een instelling die voldoet aan het bepaalde op grond van artikel 32 van de wet.

  • 6 De Minister stelt de nieuwe termijn in de boetebeschikking vast conform de ingevolge het eerste tot en met vierde lid, langst vastgestelde nieuwe termijn.

Hoofstuk 8. Overheidscertificering

Artikel 8.1. Aanwijzing instelling keurmerk

Het keurmerk, bedoeld in artikel 32 van de wet, is het Keurmerk Inburgeren, dat wordt toegekend en beheerd door Stichting Blik op Werk.

Artikel 8.2. Eisen keurmerk met betrekking tot de bedrijfsvoering

Ten aanzien van de eisen die zien op de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 8.2, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, bevat het keurmerk in ieder geval eisen aan de instelling in het kader van:

  • a. inschrijving in het handelsregister;

  • b. de invulling van het werknemerschap of opdrachtgeverschap;

  • c. de waarborging van de bescherming van persoonsgegevens;

  • d. het voeren van een deugdelijke administratie;

  • e. de wijze waarop voldaan wordt aan de eisen die volgen uit de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen; en

  • f. een klachtenregeling.

Artikel 8.3. Eisen met betrekking tot de onderwijskwaliteit

  • 1 Ten aanzien van de eisen die zien op de onderwijskwaliteit, bedoeld in artikel 8.2, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, bevat het keurmerk in ieder geval eisen aan de instelling in het kader van:

    • a. de klassengrootte en de verhouding van het aantal inburgeraars per docent, mede gelet op het niveau van de inburgeraars;

    • b. de kwaliteit van de onderwijsfaciliteiten;

    • c. de kwalificaties van de docenten;

    • d. het onderwijsplan;

    • e. het gebruik van afstandsonderwijs;

    • f. de toetsing van de tevredenheid van de inburgeraars door een onafhankelijke instantie; en

    • g. de slagingspercentages.

  • 2 De onafhankelijke instantie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, kan door de verlener van het keurmerk worden aangewezen.

Artikel 8.4. Eisen met betrekking tot de fraudepreventie

  • 1 Ten aanzien van de eisen die zien op de fraudepreventie, bedoeld in artikel 8.2, eerste lid, onderdeel c, van het besluit, bevat het keurmerk in ieder geval eisen aan de instelling in het kader van:

    • a. de wijze van facturering;

    • b. de aanwezigheidsregistratie;

    • c. de cursusplanning;

    • d. financiële audits;

    • e. een meldplicht misstanden;

    • f. de overdracht van het keurmerk; en

    • g. de aanwezigheid van een managementverklaring, waarin onder meer een deugdelijke bedrijfsvoering en naleving van de eisen van het keurmerk wordt toegezegd.

  • 2 De managementverklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, wordt periodiek vernieuwd.

Hoofdstuk 9. Informatiebepalingen

Artikel 9.1. Gegevensverstrekking ten behoeve van statistiek, monitoring en evaluatie

  • 1 Ten behoeve van de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de wet, verstrekken de Minister van Justitie en Veiligheid, het college, de Stichting Nuffic, de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en het COA de gegevens, bedoeld in bijlage 7 behorend bij deze regeling, door tussenkomst van het Centraal Bureau voor de Statistiek aan de Minister, waarbij de gegevensverstrekking plaatsvindt op een door de directeur-generaal van de statistiek te bepalen wijze en frequentie.

  • 2 Ten behoeve van de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de wet, verstrekt de Minister de gegevens, bedoeld bijlage 7 behorend bij deze regeling, aan het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij de gegevensverstrekking plaatsvindt op een door de directeur-generaal van de statistiek te bepalen wijze en frequentie.

  • 3 De Minister ontvangt ten behoeve van monitoring en evaluatie van het CBS in ieder geval gegevens op geaggregeerd niveau over:

    • a. arbeidsparticipatie en deelname aan onderwijs;

    • b. het inburgeringsproces;

    • c. de trajecten die de inburgeraars in het kader van dat proces volgen; en

    • d. de inburgeraar.

Hoofdstuk 10. Financiële bepalingen

Artikel 10.1. Vaststelling percentage asielstatushouders

Het te verwachten percentage asielstatushouders in de landelijke huisvestingstaakstelling, bedoeld in artikel 10.1, vierde lid, onderdeel b, van het besluit, en het te verwachten percentage asielstatushouders in de gemeentelijke huisvestingstaakstelling, bedoeld in artikel 10.1, vijfde lid, onderdeel b, van het besluit, bedraagt 70% in jaar t en 70% in jaar t-1.

Artikel 10.2. Vaststelling uitkeringsbedragen gezinsmigranten en overige migranten

Het bedrag aan uitkering per gezinsmigrant of overige migrant, bedoeld in de artikelen 10.1, tweede lid, onderdeel c, en 10.2, eerste lid, onderdeel c, van het besluit, wordt voor het budgetjaar 2024 vastgesteld op € 672,66, en voor het budgetjaar 2025 op € 694,23.

Artikel 10.3. Vaststelling uitkeringsbedragen asielstatushouders

De bedragen aan uitkering per asielstatushouder per variabele a tot en met c, bedoeld in de artikelen 10.1, vijfde lid, onderdeel f, en 10.2, tweede lid, onderdeel c, van het besluit, zijn voor het budgetjaar 2024 als volgt: a: 8.870,51, b: 4.491,54 en c: 1.122,89, en voor het budgetjaar 2025: a: 9.154,91, b: 4.635,54 en c: 1.158,89.

Artikel 10.4. Vaststelling gewichten variabelen gemeentelijke grondslag

De gewichten a tot en met d, bedoeld in de artikelen 10.1, vierde lid, onderdeel g, en 10.2, derde lid, onderdeel d, van het besluit, zijn voor het budgetjaar 2024 als volgt: a: 8.870,51, b: 4.491,54, c: 1.122,89 en d: 0, en voor het budgetjaar 2025: a: 9.154,91, b: 4.635,54, c: 1.158,89 en d: 0.

Hoofdstuk 12. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12.1. Overgangsrecht Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

Artikel 9a van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel 11.1 van de Regeling inburgering 2021, blijft van toepassing op de personen op wie de Wet inburgering van toepassing was op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021.

Artikel 12.2. Intrekken Regeling inburgering

De Regeling inburgering wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op degene op wie de Wet inburgering van toepassing was op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021.

Artikel 12.2a. Overgangsrecht Regeling inburgering

  • 4 In bijzondere omstandigheden kan ten gunste van de inburgeringsplichtige worden afgeweken van de voorwaarden, bedoeld in het tweede en derde lid.

  • 5 De aanvraag tot ontheffing, bedoeld in het tweede lid, kan eerder worden ingediend dan zes maanden voor het verstrijken van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn.

  • 8 Het percentage van de lening, bedoeld in artikel 12.1a., derde lid, onderdeel b, van het besluit, bedraagt:

    • a. 75%, indien de inburgeringsplichtige, bedoeld in dat artikel, dit percentage van diens lening heeft verbruikt in het jaar voor het verstrijken van de voor die inburgeringsplichtige geldende termijn;

    • b. 95%, ongeacht de resterende termijn.

Artikel 12.3. Intrekken Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt

De Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op degene op wie de Wet inburgering van toepassing was op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021.

Artikel 12.4. Intrekken Beleidsregel boetevaststelling inburgering

De Beleidsregel boetevaststelling inburgering wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op degene op wie de Wet inburgering van toepassing was op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021.

Artikel 12.5. Inwerkingtredingsbepaling

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juni 2020 ingediende voorstel van wet houdende regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 2021) (Kamerstukken 35 483) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, treedt deze regeling op hetzelfde tijdstip in werking.

Artikel 12.6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inburgering 2021.

Deze regeling zal met toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 augustus 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. Koolmees

Bijlage 1. Protocol medische deskundigenverklaring, als bedoeld in artikel 2.6, derde lid

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

1.

Algemeen

 

1.1

Protocol

 

1.2

Inleiding

 

1.3

Wettelijk kader ontheffing en gedeeltelijke ontheffing

 

1.4

Wettelijk kader aangepaste examenomstandigheden

 

1.5

Taken betrokkene, DUO en medisch deskundige

 

1.6

Aanvraagperiode en invulling begrip ‘blijvend’

 

1.7

Bezwaar en beroep

 

1.8

Het inburgeringsexamen

2.

Medisch protocol

 

2.1

Begrippen

 

2.2

Algemeen

 

2.3

Beperkingen

 

2.4

Anamnese en lichamelijk onderzoek

 

2.5

Weging en beoordeling

 

2.6

Aangepaste examenomstandigheden

Bijlagen

1 Begrippen- en afkortingenlijst

2 Modeladvies medische deskundigenverklaring inburgeringsplicht

3 Machtiging voor het opvragen van medische informatie

Voorwoord

Op grond van de Wet inburgering 2021 zijn inburgeringsplichtigen verplicht om in te burgeren. In deze wet zijn wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de vorige Wet inburgering. Daartoe is ook het medisch protocol aangepast. De aanvraag voor ontheffing op medische gronden wordt door de inburgeringsplichtige ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) waarna een door een door de Minister van SZW aangewezen onafhankelijk arts een deskundigenverklaring afgeeft. De beslissing naar aanleiding van deze verklaring wordt genomen door de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO). Overal waar in dit protocol wordt gesproken over ‘hij’ of ‘zijn’, kan ook ‘zij’ of ‘haar’ worden gelezen.

Belangrijke wijzigingen in de nieuwe wet hebben betrekking op de introductie van een gedeeltelijke medische ontheffing en op het toekennen van aanpaste examenomstandigheden, daartoe komen onder de nieuwe wet meer mogelijkheden. Ook worden de kosten voor de medische deskundigenverklaring terugbetaald indien aan de inburgeringsplichtige (gedeeltelijke) ontheffing op medische gronden wordt toegekend of wanneer er aangepaste examenomstandigheden worden geadviseerd. Het medisch onderzoek ten behoeve van aangepaste examenomstandigheden (zonder verzoek tot gehele of gedeeltelijke ontheffing) wordt kosteloos. Een aanvraag voor ontheffing op medische gronden of voor aangepaste examenomstandigheden wordt door de inburgeringsplichtige direct bij DUO ingediend. DUO ontvangt na medisch onderzoek van de aangewezen onafhankelijk arts een deskundigenverklaring en neemt daarop een besluit dat wordt gedeeld met de aanvrager en de gemeente zodat de gemeente snel kan handelen ten aanzien van het stoppen (in geval van ontheffing op medische gronden) of voortzetten van de inburgeringsactiviteiten.

Dit protocol geldt voor de medische advisering ten behoeve van inburgeringsplichtigen die na 1 januari 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden; het is alleen van toepassing op inburgeringsplichtigen die vallen onder de Wet inburgering 2021. Voor inburgeringsplichtigen die voor de inwerkingtreding van deze wet inburgeringsplichtig zijn geworden, geldt de Wet inburgering en het daarbij behorende protocol medische advisering (zie bijlage 4 bij de Regeling inburgering (oud)). Wel wordt ook voor die doelgroep per januari 2022 een aantal wijzigingen doorgevoerd in het proces en de vergoeding.

In het huidige stelsel wordt er voor iedere inburgeringsplichtige een persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP) vastgesteld door de gemeente, waarbij een van de drie leerroutes die in de wet zijn opgenomen, wordt vastgelegd. Iemand voldoet aan de inburgeringsplicht als hij heeft voldaan aan de eisen van de in het PIP vastgestelde leerroute en aan de aanvullende onderdelen: het participatieverklaringstraject (PVT) en de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP)1.

Indien iemand door een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke beperking niet in staat is om aan de inburgeringsplicht te voldoen, kan ontheffing van de inburgeringsplicht worden gevraagd. Dit kan een gehele ontheffing zijn of een gedeeltelijke ontheffing. De voorwaarden hiervoor zijn uitgewerkt in de wet. Over of een belemmering of beperking dusdanig is dat betrokkene niet aan de inburgeringsplicht kan voldoen, kan de inburgeringsplichtige advies vragen bij een door de Minister van SZW aangewezen medisch deskundige. Dit zijn artsen die zijn ingeschreven in het BIG-register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg met een specialisatie als arts Maatschappij + Gezondheid, arts Indicatie + Advies of verzekeringsarts en artsen die zijn opgenomen in het VIA register die tevens beschikken over kennis van de wet inburgering.

Voor een dergelijke medische deskundigenverklaring zijn er kaders en uitgangspunten geformuleerd die zijn neergelegd in dit protocol. Dit protocol is een bijlage bij een ministeriële regeling; de Regeling inburgering 2021 die een uitwerking is van de Wet inburgering 2021 en het Besluit inburgering 2021. Dit protocol is geënt op het medisch protocol bij van het vorige stelsel (Wet inburgering) en is oorspronkelijk tot stand gekomen in samenwerking met de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en de VIA (Vereniging Indicerende en Adviserende Artsen).

1. Algemeen

1.1. Het protocol

In dit protocol wordt de procedure rond de medische advisering in het kader van de inburgeringsplicht nader uitgewerkt. Het protocol is van toepassing op inburgeringsplichtigen die bij DUO een verzoek tot ontheffing op medische gronden indienen, ongeacht de leerroute die zij volgen en het niveau waarop de taalvaardigheden worden afgelegd. Het protocol heeft zowel betrekking op een verzoek tot (gehele of gedeeltelijke) ontheffing als op een verzoek tot aangepaste examenomstandigheden.

Het protocol beoogt uniformiteit te bevorderen in de advisering door de medisch deskundige en uniformiteit in de opbouw van de deskundigenverklaring. Uniformiteit draagt bij aan een gelijke behandeling van gelijke gevallen. Het protocol is opgesteld in de wetenschap dat het periodiek zal moeten worden geactualiseerd. Nieuwe inzichten en ontwikkelingen op het gebied van wetgeving, jurisprudentie, medische technologie, hulpmiddelen en de examens kunnen een aanpassing van het protocol tot gevolg hebben.

Het protocol kent een algemeen deel en een medisch deel. De volgende bijlagen maken onderdeel uit van het protocol:

  • begrippen- en afkortingenlijst;

  • het modelformulier dat door de medisch deskundige moet worden gebruikt bij zijn medische deskundigenverklaring in het kader van de inburgeringsplicht; en

  • een model machtiging voor het opvragen van medische informatie in het kader van de inburgeringsplicht.

1.2. Inleiding

Rol gemeenten

Gemeenten krijgen in het nieuwe stelsel de regierol in de uitvoering van de inburgering. Zij zorgen voor de afname van een brede intake en voor (advies over) passende trajecten in een van de drie leerroutes en het vastleggen van de leerroute in het PIP. Bij asielstatushouders heeft de gemeente de plicht tot het doen van een inburgeringsaanbod op de leerroutes en bekostigen gemeenten de inburgeringstrajecten. Gezinsmigranten bepalen zelf hoe zij aan de eisen van de voor hen vastgestelde leerroute voldoen en bekostigen hun lessen zelf (PVT en MAP worden hen wel aangeboden door de gemeente), eventueel met een lening van DUO.

Er zijn drie leerroutes is het stelsel:

  • Deelnemers aan de B1-route leggen het inburgeringsexamen op niveau B1 af. Daarnaast volgen zij MAP en PVT. Onder voorwaarden is het ook mogelijk op niveau B2 of A2 te voldoen aan de examens.

  • Deelnemers aan de Onderwijsroute volgen een taalschakeltraject en leggen de taalexamens af op B1 of B2 niveau en doen het examen KNM (kennis van de Nederlandse maatschappij). Het programma dat zij volgen bereidt hen voor op instroom in een vervolgopleiding. Ook volgen zij het PVT dat door de gemeente wordt aangeboden.

  • In de Z-route worden geen examens afgelegd. Deze route kent een aangepast programma gericht op de doelgroep met een lagere leerbaarheid waarin de focus ligt op zelfredzaamheid, activering, participatie en het leren van de taal op een lager niveau. Deelnemers in de Z-route volgen verplicht 800 uur taalles (inclusief kennis van de Nederlandse maatschappij) en voor asielstatushouders bevat het programma tevens een participatiedeel: 800 uren die worden besteed aan activiteiten gericht op zelfredzaamheid, activering en participatie (de uren voor PVT en MAP vallen hier ook onder). Gezinsmigranten die de Z-route volgen zijn niet verplicht de 800 participatie uren te voldoen, wel dienen zij aan PVT en MAP te voldoen.

Deskundigenverklaring

Op verzoek van een inburgeringsplichtige kan door DUO op aanvraag van betrokkene namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontheffing worden verleend als betrokkene aantoont binnen een periode van 5 jaar na aanvraag niet in staat is te voldoen aan de inburgeringsplicht door een:

  • psychische belemmering, of

  • lichamelijke belemmering, of

  • verstandelijke beperking.

Betrokkene dient hiertoe een aanvraag in bij DUO en wordt opgeroepen door de onafhankelijk medisch deskundige (niet de eigen arts). De onafhankelijk medisch deskundige geeft advies aan DUO. De medisch deskundige kan advies geven in twee situaties:

  • 1. bij de aanvraag voor ontheffing of gedeeltelijke ontheffing op medische gronden.

  • 2. bij een aanvraag voor aangepaste examenomstandigheden voor een of meerdere onderdelen van het inburgeringsexamen.

Uitkomst op basis van medisch onderzoek bij een aanvraag onder 1 (ontheffing) kan ook zijn dat geen ontheffing wordt verleend, omdat dat examens wel kunnen worden afgelegd met aangepaste examenomstandigheden.

Gehele ontheffing

De regels rond medische ontheffing zijn nader uitgewerkt in het Besluit inburgering 2021 (Artikel 2.7) en de Regeling inburgering (Artikel 2.5 en 2.7). De artikelen uit Besluit en Regeling zijn in dit protocol opgenomen onder paragraaf 1.4 en 1.5. Indien iemand door medische omstandigheden in het geheel niet kan voldoen aan het leren van de taal en aan de MAP of het PVT, zal een gehele ontheffing van de inburgeringsplicht volgen.

Gedeeltelijke ontheffing

Gedeeltelijke ontheffing kan worden verleend indien een inburgeringsplichtig door zijn beperking of belemmering niet in staat is om aan bepaalde onderdelen van de leerroute te voldoen. Het kan gaan om twee varianten:

  • 1. Gedeeltelijke ontheffing voor bepaalde taalexamens en het examen KNM in de B1-route of Onderwijsroute.

    Er worden examens afgelegd voor Lezen, Luisteren, Schrijven,Spreken en KNM. Afhankelijk van de leerroute en wat in het PIP is opgenomen, worden taalonderdelen afgelegd op niveau B1, B2 of na afschalen op het lagere niveau A2. Indien iemand door zijn beperking of belemmering niet in staat is om bepaalde examenonderdelen af te leggen, kan er gedeeltelijke ontheffing worden verleend voor deze onderdelen. In de praktijk zal dit met name relevant zijn voor mensen met een visuele of auditieve beperking voor wie niet alle examenonderdelen ‘toegankelijk’ zijn. Zo zal iemand die doof is niet het reguliere luisterexamen kunnen afleggen en iemand die blind is kan niet deelnemen aan het reguliere lees- of schrijfexamen. Voor bepaalde onderdelen volgt dan ontheffing en andere onderdelen worden wel afgelegd. In geval van gedeeltelijke ontheffing voor de taalexamens dient er altijd aan minimaal één taalonderdeel wel te worden voldaan, er is dus altijd sprake van het leren van de taal. Soms is het ook mogelijk om aangepaste examens af te leggen, het is aan de arts om daarover te adviseren.

  • 2. Gedeeltelijke ontheffing voor het participatiedeel in de Z-route.

    Voor de deelnemers aan de Z-route is er een mogelijkheid tot (gedeeltelijke) ontheffing voor het participatiedeel (de uren gericht op zelfredzaamheid, activering en participatie, niet zijnde de uren die vallen onder MAP of PVT). De onafhankelijk aangewezen arts kan hierover adviseren indien het door een beperking of belemmering niet mogelijk is te voldoen aan de gestelde 800 uur. In de Z-route blijft het leren van de taal een cruciaal onderdeel, ook voor mensen met een beperking. In geval van een beperking zijn mogelijk aanpassingen in het lesprogramma nodig, maar omdat er geen taalexamens worden afgenomen in de Z-route, wordt hiervoor geen gedeeltelijke ontheffing verleend. De onderdelen MAP en PVT blijven wel altijd verplichte onderdelen van het Z-route traject. De gemeente stelt hiervoor een programma samen, dit kan indien nodig aangepast worden aan eventuele beperkingen.

In onderstaande tabel staat vermeld hoe de eisen zich verhouden tot de mogelijkheid tot gedeeltelijke ontheffing op medische gronden.

Tabel 1 leerroutes en verplichtingen en mogelijkheden tot gedeeltelijke ontheffing op medische gronden
 

B1-route

Onderwijsroute

Z-route

Onderdelen

     

Taalexamens (B1, B2)

Gedeeltelijke ontheffing mogelijk (max. 3 van de 4 taalexamens)

Gedeeltelijke ontheffing mogelijk (max. 3 van de 4 taalexamens)

 

Taalexamen (A2, alleen van toepassing na afschaling)

Gedeeltelijke ontheffing mogelijk (max. 3 van de 4 taalexamens)

   

Examen KNM

Gedeeltelijke ontheffing mogelijk

Gedeeltelijke ontheffing mogelijk

 

Taalschakeltraject Onderwijsroute

 

Geen gedeeltelijke ontheffing mogelijk

 

PVT

Geen gedeeltelijke ontheffing mogelijk

Geen gedeeltelijke ontheffing mogelijk

Geen gedeeltelijke ontheffing mogelijk

MAP

Geen gedeeltelijke ontheffing mogelijk

 

Geen gedeeltelijke ontheffing mogelijk

Taaldeel Z-route incl KNM

   

Geen gedeeltelijke ontheffing mogelijk

Participatiedeel Z-route

   

Gedeeltelijke ontheffing mogelijk MAP en PVT blijven verplicht

Voor inburgeringsplichtigen met een auditieve of visuele beperking die tevens een revalidatietraject volgen in verband met hun beperking, is het mogelijk het aantal uren voor de Z-route in het PIP naar beneden bij te stellen, dit geldt alleen voor deelnemers aan de Z-route en valt niet onder ontheffing maar wordt door de gemeente in het PIP vastgelegd. Dit is uitgewerkt in de Regeling inburgering.

1.3. Advisering

De geraadpleegde medisch deskundige zal omtrent de toestand van betrokkene een advies opmaken, waarbij de medisch deskundige een relatie legt tussen enerzijds de belemmeringen en beperkingen voortvloeiend uit de medische toestand van betrokkene en anderzijds de mogelijkheden tot het voldoen aan de inburgerinsplicht. Is het voor betrokkene mogelijk om het examen wel aangepast af te leggen, dan zal de medisch deskundige in zijn advies aangeven onder welke aangepaste examenomstandigheden het examen door betrokkene gemaakt kan worden. In geval betrokkene naar verwachting niet alle onderdelen van het examen kan afleggen of slechts deels of niet kan voldoen aan het participatiedeel in de Z-route, dan zal de medisch deskundige aangeven welke onderdelen wel en welke onderdelen niet afgelegd kunnen worden.

Een overzicht van mogelijke aangepaste examenomstandigheden is hiertoe in de Regeling inburgering 2021 opgenomen. Dit overzicht is, in tegenstelling tot de lijst in artikel 3.2 van de Regeling inburgering (oud), niet limitatief. Doordat er onder de vorige Wet inburgering geen gedeeltelijke ontheffing mogelijk was, zijn veel mensen met bijvoorbeeld een auditieve of visuele beperking (geheel) ontheven van de inburgeringsplicht en waren er geen aangepaste examens nodig voor mensen die volledig doof of blind zijn. Onder de huidige wet zal gekeken moeten worden aan welke aangepaste examens behoefte is in aanvulling op de al beschikbare aanpassingen. De mogelijkheden tot aangepaste examenomstandigheden verschillen bovendien voor de taalexamens op niveau A2 en voor de Staatsexamens Nt2 (niveau B1 en B2). Niet alle aanpassingen zijn op elk niveau beschikbaar. Mocht iemand op advies van de medisch deskundige met een aanpassing die niet is opgenomen in de lijst met aangepaste examenomstandigheden (artikel 3.6 van deze regeling) toch examens kunnen afleggen, dan wordt in overleg met DUO en indien nodig met het Ministerie van SZW gekeken of de aanpassing kan worden gerealiseerd. DUO overlegt periodiek met de aangewezen arts. Signalen hierover kunnen in dat kader worden besproken.

Bij de advisering over het wel of niet kunnen voldoen aan de inburgeringsplicht neemt de medisch deskundige in zijn overweging ook (in algemene termen) mee of iemand in staat is om lessen te volgen en deel te nemen aan de andere verplichte onderdelen van de inburgeringsplicht. In het protocol wordt steeds waar er wordt gesproken over ‘de inburgeringsplicht’ ook het deelnemen aan deze lessen en activiteiten bedoeld.

1.4. Wettelijk kader ontheffing en gedeeltelijke ontheffing

Voor inburgeringsplichtigen met een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke beperking is het mogelijk om te worden ontheven van de inburgeringsplicht door aan te tonen dat hij door deze belemmering dan wel beperking blijvend niet in staat is om te voldoen aan de inburgeringsplicht. In het geval van een gedeeltelijke ontheffing op medische gronden geldt dat moet worden aangetoond dat de inburgeringsplichtige door de belemmering dan wel beperking niet in staat is te voldoen aan alle vastgestelde onderdelen van het inburgeringsexamen of de leerroute die wordt gevolgd. Hieronder volgt hoe dat in het wettelijk kader is beschreven.

Ad A. Wet inburgering 2021

Artikel 5, eerste lid, van de Wet inburgering 2021 luidt:

Artikel 5. Ontheffing van de inburgeringsplicht

  • 1. Onze Minister ontheft de inburgeringsplichtige geheel of gedeeltelijk van de inburgeringsplicht als diegene heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, of een verstandelijke beperking, blijvend niet in staat te zijn aan de inburgeringsplicht, of een gedeelte daarvan, te voldoen.

  • 2. Onze Minister ontheft de inburgeringsplichtige voorts van de inburgeringsplicht als het de inburgeringsplichtige, gelet op bijzondere individuele omstandigheden die hem niet kunnen worden verweten, onmogelijk of uiterst moeilijk is om te voldoen aan de inburgeringsplicht.

  • 3. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing of voor medisch advies voor de ontheffing, kunnen bij ministeriële regeling te bepalen bedragen worden vastgesteld die zijn verschuldigd.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de toepassing van het eerste lid, waarbij in ieder geval regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de belemmering kan worden aangetoond en de omstandigheden waaronder daarvoor gemaakte kosten vergoed worden.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het tweede lid.

Ad B. Besluit inburgering 2021

In artikel 2.7 van het Besluit inburgering 2021 is artikel 5, eerste lid, van de Wet inburgering uitgewerkt:

Artikel 2.7. Medische ontheffing

  • 1. In het kader van de aanvraagprocedure tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke beperking als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, verzoekt Onze Minister een door hem aangewezen arts, niet zijnde de behandelend arts van de inburgeringsplichtige, die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, een deskundigenverklaring af te geven met betrekking tot de inburgeringsplichtige die de aanvraag tot ontheffing heeft ingediend.

  • 2. De gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht wordt verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke beperking zodanig is dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht dan wel aan een of meerdere onderdelen daarvan kan worden voldaan.

  • 3. Een gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht wordt uitsluitend verleend indien vanwege de belemmering of beperking niet kan worden voldaan aan:

    • a. maximaal drie van de vier examenonderdelen van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden op ten minste het niveau B1 of het examen KNM van het inburgeringsexamen;

    • b. maximaal drie van de vier examenonderdelen van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden op ten minste het niveau B1 of het examen KNM als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet van de onderwijsroute; of

    • c. het participatiegedeelte van de zelfredzaamheidsroute, bedoeld in artikel 3.14, tweede lid, onderdeel b, met uitzondering van de activiteiten van het participatieverklaringstraject en de module Arbeidsmarkt en Participatie.

  • 4. Indien Onze Minister op grond van de deskundigenverklaring, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de inburgeringsplichtige wel aan een of meerdere onderdelen van het inburgeringsexamen dan wel een of meerdere examenonderdelen van de onderwijsroute als bedoeld in het derde lid, kan voldoen onder examenomstandigheden die zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inburgeringsplichtige, geldt dat:

    • a. voor het examen mondelinge en schriftelijke vaardigheden op het niveau A2 en het examen kennis van de Nederlandse maatschappij in een beschikking wordt vermeld welke aangepaste examenomstandigheden het betreft; en

    • b. voor het examen mondelinge en schriftelijke vaardigheden op ten minste het niveau B1, de deskundigenverklaring, bedoeld in het eerste lid, waarin ten aanzien van de inburgeringsplichtige een voorstel wordt gedaan met betrekking tot in aanmerking komende aangepaste examenomstandigheden voor het voornoemde examen, aan de inburgeringsplichtige wordt verstrekt.

  • 5. Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verlening van de ontheffing alsmede omtrent de deskundigenverklaring, bedoeld in het eerste lid.

  • 7. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de omstandigheden waaronder de kosten van de deskundigenverklaring, bedoeld in het eerste lid, worden vergoed aan de inburgeringsplichtige.

Ad C. Regeling inburgering 2021

In artikel 2.5 (Medische deskundigenverklaring) en artikel 2.7 (Tarieven ontheffing) van de Regeling inburgering 2021 staat:

Artikel 2.5. Medische deskundigenverklaring

  • 1. De deskundigenverklaring, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het besluit, bevat in ieder geval een advies met betrekking tot het verlenen dan wel het weigeren van de gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht en, indien van toepassing, een voorstel met betrekking tot de in aanmerking komende aangepaste examenomstandigheden als bedoeld in artikel 3.6.

  • 2. De arts, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het besluit, adviseert tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht indien de inburgeringsplichtige niet in staat is zich met lichte aanpassingen binnen vijf jaar voor te bereiden op de inburgeringsplicht dan wel op een of meerdere onderdelen daarvan, en dit ook niet mogelijk is door het treffen van aangepaste examenomstandigheden voor een of meerdere onderdelen van het inburgeringsexamen of een of meerdere van de examenonderdelen van de onderwijsroute als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel b, van het besluit.

  • 3. De arts, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het besluit, stelt de deskundigenverklaring op conform het protocol dat is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 2.7. Tarieven ontheffing

  • 1. Voor het onderzoek ten behoeve van het opstellen van een deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 225.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt aan de inburgeringsplichtige terugbetaald indien in de deskundigenverklaring, bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, wordt geadviseerd de gevraagde gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht te verlenen dan wel deze niet te verlenen, maar wel wordt geadviseerd de inburgeringsplichtige de examens onder aangepaste examenomstandigheden af te laten leggen.

1.5. Wettelijk kader aangepaste examenomstandigheden

Besluit inburgering 2021

In artikel 3.9 van het Besluit inburgering 2021 is artikel 5, eerste lid, van de Wet inburgering uitgewerkt:

Artikel 3.9. Aangepaste examenomstandigheden

  • 1. Onze Minister kan de kandidaat met een psychische of lichamelijke belemmering, of een verstandelijke beperking op diens verzoek in de gelegenheid stellen om de examens, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, af te leggen op een wijze die is aangepast aan zijn mogelijkheden.

  • 2. De inburgeringsplichtige kan kosteloos een deskundigenverklaring aanvragen van een door Onze Minister aangewezen onafhankelijke arts, die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, waarin deze arts zich uitlaat over de noodzaak tot het treffen van aangepaste examenomstandigheden bij het afleggen van een of meerdere onderdelen van het inburgeringsexamen en welke mogelijke aangepaste examenomstandigheden dit kunnen betreffen.

  • 3. Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, legt de kandidaat de deskundigenverklaring, bedoeld in het tweede lid, over, waaruit blijkt dat hij een of meerdere van de examens, bedoeld in het eerste lid, slechts kan afleggen op een wijze die is aangepast aan zijn mogelijkheden.

  • 4. Indien Onze Minister bij de toepassing van artikel 2.7 heeft geoordeeld dat de inburgeringsplichtige een of meerdere van de examens, bedoeld in het eerste lid, slechts kan afleggen op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die inburgeringsplichtige, legt de kandidaat bij de aanmelding voor het voornoemde examen, de beschikking, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, van dat artikel over.

  • 5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de toepassing van dit artikel.

Regeling inburgering 2021

In artikel 3.6 van de Regeling inburgering 2021 staat:

Artikel 3.6. Aangepaste examenomstandigheden

De aangepaste examenomstandigheden, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het besluit, betreffen in ieder geval:

  • a. examen in aangepaste locatie;

  • b. verlenging examentijd;

  • c. onderbroken examenafname;

  • d. aangepaste inroostering;

  • e. examenhulp;

  • f. grootbeeld;

  • g. grootschrift;

  • h. loepfunctie;

  • i. typen in plaats van schrijven; en

  • j. voorleesfunctie.

1.6. Taken betrokkene, DUO en medisch deskundige

In het kader van de Wet inburgering 2021 is de inburgeringsplichtige zelf verantwoordelijk voor het op tijd voldoen aan de inburgeringsplicht. Hij wordt daarin begeleid door de gemeente. De gemeenten stelt een PIP op met een van de drie leerroutes. De inburgeringsplichtige kan op eigen verzoek (conform artikel 5 van de Wet inburgering 2021) door DUO geheel of gedeeltelijk worden ontheven van de inburgeringsplicht op medische gronden vanwege een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke beperking die zodanig is dat de inburgeringsplichtige binnen een termijn van vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing niet in staat geacht wordt te kunnen voldoen aan de inburgeringsplicht.

Betrokkene dient hiertoe een verzoek in bij DUO. DUO zal over deze aanvraag een besluit nemen op basis van een medische deskundigenverklaring over betrokkene. Deze medische deskundigenverklaring wordt op verzoek van de inburgeringsplichtige opgesteld door de medisch deskundige die daartoe door DUO is gecontracteerd. De medisch deskundige dient een onafhankelijk arts te zijn – niet zijnde een behandelend arts van betrokkene – die is ingeschreven in het BIG-register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De medisch deskundige dient op de hoogte te zijn van de relevante wet- en regelgeving ten aanzien van de inburgeringsplicht en het inburgeringsexamen en van de mogelijke aangepaste examenomstandigheden. Daarnaast kan DUO extra eisen stellen aan de medisch deskundige, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van scholing.

De inburgeringsplichtige dient zich bij DUO te melden met een verzoek voor ontheffing op medische gronden of met een verzoek voor aangepaste examenomstandigheden op grond van een belemmering of beperking. DUO zal de aanvraag in behandeling nemen, de kosten innen en de aanvraag doorzetten naar deze medisch deskundige, een partij die hiertoe door DUO gecontracteerd is. De medisch deskundige stelt vervolgens vast of er een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke beperking is waardoor de betrokkene binnen een termijn van vijf jaar al dan niet kan voldoen aan de inburgeringsplicht. Tevens kan de medisch deskundige adviseren of aangepaste examenomstandigheden noodzakelijk zijn bij het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen of de mondelinge en schriftelijke vaardigheden of KNM in de onderwijsroute.

De aangewezen onafhankelijk arts deelt (conform artikel 2.7, eerste lid van het Besluit inburgering 2021) de deskundigenverklaring met DUO waarna DUO conform artikel 2.7, vijfde lid, van het Besluit inburgering 2021 binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking geeft die wordt gedeeld met de aanvrager en (conform artikel 9.1, derde lid en onder c, van het Besluit inburgering 2021) de gemeente. Er is geen geldigheidstermijn gekoppeld aan de medische deskundigenverklaring. Betrokkene dient bij het indienen van een aanvraag bij DUO en de vervolgstappen zelf rekening te houden met de inburgeringstermijn en dit proces tijdig in gang te zetten. DUO heeft een vergewisplicht (conform art. 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht), maar treedt niet in de inhoudelijke beoordeling van de (medische) deskundigenverklaring. De vergewisplicht houdt in dat DUO naast het controleren van de formulieren op het juist en volledig invullen hiervan, zich ervan moet vergewissen dat het onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

Verkorte procedure

Een verkorte procedure kan volstaan indien aan de hand van bij de aanvraag tot de medische deskundigenverklaring aangeleverde medische stukken, reeds een deskundigenverklaring kan worden opgesteld. Dit betekent dat naar het oordeel van de medisch deskundige evident vaststaat dat betrokkene niet in staat zal zijn om te voldoen aan de inburgeringsplicht of bepaalde onderdelen daarvan of dat de inburgeringsplichtige aangepaste examens nodig heeft. Betrokkene hoeft dan niet (apart hiervoor) in persoon te worden gezien door de medisch deskundige. Voor de niet-evidente situaties is het gebruikelijk dat betrokkene tijdens een spreekuur in persoon door de medisch deskundige wordt opgeroepen. De te volgen procedure (verkort of regulier) is ter beoordeling aan de medisch deskundige die de deskundigenverklaring opstelt.

1.7. Aanvraagperiode en invulling begrip ‘blijvend’

Aangezien ontheffing op grond van een wezenlijke belemmering of beperking gedurende de gehele periode waarin de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering 2021 bestaat, relevant is en ook op ieder moment tijdens de periode kan ontstaan, worden geen regels gesteld over de termijn waarbinnen een ontheffingsverzoek op medische gronden moet worden ingediend. De aanvraag kan dus aan het begin, tijdens of aan het einde van de termijn waarbinnen aan de inburgeringsplicht moet zijn voldaan worden ingediend.

De medisch deskundige adviseert over de vraag of betrokkene binnen een periode van vijf jaar na aanvraag van ontheffing in staat is aan de inburgeringsplicht te voldoen. Op grond van artikel 2.7, tweede lid, van het Besluit inburgering is sprake van het niet in staat zijn om geheel of gedeeltelijk aan de inburgeringplicht te voldoen indien in redelijkheid verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de belemmering of beperking zodanig is dat het voldoen aan de inburgeringsplicht binnen vijf jaar niet mogelijk is. Deze termijn van vijf jaar wordt gerekend vanaf het moment van de aanvraag van het advies.

Indien te verwachten is dat de betrokkene wegens een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke beperking niet binnen vijf jaar kan voldoen aan de inburgeringsplicht en een gedeeltelijke ontheffing op medische gronden en aangepaste examenomstandigheden geen perspectief bieden, dan wordt ervan uit gegaan dat er reden tot ontheffing bestaat.

1.8. Bezwaar en beroep

Beschikking ontheffing in het kader van de Wet inburgering 2021

Tegen een beschikking van DUO kan de inburgeringsplichtige binnen zes weken in bezwaar gaan. Betrokkene wordt door DUO over deze mogelijkheid in de beschikking geïnformeerd.

De afdeling Bezwaar en Beroep van DUO draagt zorg voor de afhandeling van het bezwaar conform voorgeschreven regels in de Algemene wet bestuursrecht. Bij een negatieve beslissing op bezwaar kan de inburgeringsplichtige in beroep bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank. Betrokkene wordt over deze mogelijkheid in de negatieve beschikking op bezwaar geïnformeerd.

1.9. Examens

De vereiste mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid is in de Wet inburgering 2021 gesteld op het niveau B1. Niet iedereen zal in staat zijn om dit niveau te behalen binnen de gestelde termijn. Onder voorwaarden is het daarom in de B1-route mogelijk om de examens op niveau A2 af te leggen. Daarnaast kunnen mensen met een lage leerbaarheid de Z-route volgen en daarmee voldoen aan de inburgeringsplicht. Met de Z-route wordt beoogd de doelgroep die in het oude stelsel werd ontheven na aantoonbaar geleverde inspanning (zonder A2 niveau te hebben behaald), beter te ondersteunen op een manier die aansluit bij een lagere leerbaarheid. In de Z-route hoeven deelnemers geen examens af te leggen. Overigens kan het ook voorkomen dat inburgeringsplichtigen juist een hoger niveau aan zouden kunnen dan B1, daarom kunnen gemeenten de afspraak maken met een inburgeringsplichtige dat de examens op niveau B2 worden afgelegd.

Het taalniveau B1 is in het CEF als volgt geformuleerd2:

Kan de belangrijkste punten begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd. Kan zich redden in de meeste situaties die kunnen optreden tijdens reizen in gebieden waar de taal wordt gesproken. Kan een eenvoudige lopende tekst produceren over onderwerpen die vertrouwd of die van persoonlijk belang zijn. Kan een beschrijving geven van ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities en kan kort redenen en verklaringen geven voor meningen en plannen.

Het taalniveau A2 is in het CEF als volgt geformuleerd3

Kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk). Kan communiceren in simpele en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties vereisen. Kan in eenvoudige bewoordingen aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op het gebied van directe behoeften beschrijven.

Het Ministerie van SZW is verantwoordelijk voor de taalexamens op niveau A2 en KNM. Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is verantwoordelijk voor de Staatsexamens Nt2 (taalniveau B1 en B2). Alle examens worden afgenomen door DUO.

Afnameduur examenonderdelen:

– Spreken (niveau A2, B1 of B2)

(circa 30 minuten)

– Lezen (niveau A2, B1 of B2)

(netto 50 minuten)

– Luisteren (niveau A2, B1 of B2)

(netto 45 minuten)

– Schrijven (niveau A2, B1 of B2)

(netto 35 minuten)

– Kennis van de Nederlandse maatschappij

(netto 45 minuten)

De totale afnametijd van het examen, inclusief 15 minuten instructietijd per examen, bedraagt 320 minuten. De kandidaat kan in een aantal gevallen (niveau A2 en KNM) naar wens meerdere onderdelen op één dag afleggen.

Niveau B1 en B2: de verschillende examenonderdelen worden als volgt afgenomen:

  • Het examenonderdeel Spreken wordt met de computer afgenomen. De kandidaat luistert naar de tekst via de koptelefoon en leest de opdrachten op het beeldscherm. De antwoorden spreekt hij in een microfoon in.

  • Het examenonderdeel Lezen wordt met de computer afgenomen. De kandidaat krijgt een boekje met de teksten. De vragen en antwoordmogelijkheden leest de kandidaat op zijn beeldscherm. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel Luisteren wordt met de computer afgenomen. De examenkandidaat hoort via een koptelefoon gesproken tekstfragmenten en krijgt daarover vragen. De vragen en mogelijke antwoorden worden getoond op het beeldscherm. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel Schrijven wordt met de computer afgenomen. Middels het aanvullen van zinnen, het maken van korte en middellange opdrachten wordt de schrijfvaardigheid getest. De opdrachten verschijnen op het beeldscherm en de kandidaat typt zijn tekst daarbij in.

Niveau A2 en KNM: de verschillende examenonderdelen worden als volgt afgenomen:

  • Het examenonderdeel Spreken wordt met de computer afgenomen. De kandidaat kijkt en luistert via een koptelefoon naar een videofragment. Hij moet vragen beantwoorden en zinnen aanvullen, de antwoorden spreekt hij in een microfoon in. Bij de meerkeuze vragen kiest de kandidaat het juiste (gesproken) antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel Lezen wordt met de computer afgenomen. Aan de hand van meerkeuzevragen wordt de leesvaardigheid getoetst. De examenkandidaat leest teksten op het beeldscherm en krijgt daarover vragen. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel Luisteren wordt met de computer afgenomen. Aan de hand van meerkeuzevragen wordt de luistervaardigheid getoetst. De examenkandidaat hoort via een koptelefoon gesproken tekstfragmenten en krijgt daarover vragen. De mogelijke antwoorden worden ook getoond op het beeldscherm. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel Schrijven wordt op papier afgenomen. Middels het invullen van formulieren en het maken van korte schrijfopdrachten wordt de schrijfvaardigheid getest. De examenkandidaat krijgt bij aanvang van het examenonderdeel een boekje met daarin de vragen/opdrachten. De antwoorden dient de kandidaat in hetzelfde boekje te schrijven.

  • Het examenonderdeel kennis van de Nederlandse maatschappij wordt met een computer afgenomen. Dit wordt aan de hand van meerkeuzevragen getoetst. De examenkandidaat krijgt videofragmenten te zien en leest de vragen op het beeldscherm en hoort ze tevens via een hoofdtelefoon. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

Afname van de examens

De examens worden afgelegd bij DUO op één van de examenlocaties in Amsterdam, Rotterdam, Rijswijk, Eindhoven, Utrecht en Zwolle.

Aangepaste examenomstandigheden

Een kandidaat die door een belemmering of beperking niet in staat is om de inburgeringsexamens op de gebruikelijke wijze af te leggen, kan door DUO in de gelegenheid worden gesteld om examens op een aan zijn belemmering of beperking aangepaste wijze af te leggen. De aangepaste examenomstandigheden waarin DUO in elk geval kan voorzien, worden toegelicht onder 2.6. van dit protocol. Indien uit de medische deskundigenverklaring een andere wenselijke aanpassing komt, zal in overleg met DUO worden gekeken of daaraan kan worden voldaan. Soms worden aangepaste examens ook afgenomen op een andere locatie dan de reguliere examens omdat er bepaalde apparatuur en/of expertise nodig is. Ook is het op basis van een medische deskundigenverklaring mogelijk op de reguliere examenlocaties in een aangepaste ruimte examen te doen.

2. Medisch protocol

2.1. Begrippen

  • Stoornis: een vermindering of afwijking van een somatisch, psychische of anatomische structuur of functie.

  • Beperking: een vermindering of afwezigheid van een vaardigheid om bepaalde activiteiten te verrichten op eenzelfde wijze vergeleken met gezonde mensen.

  • Belemmering: een verlies, in kwalitatieve of kwantitatieve zin, van het vermogen van een persoon om activiteiten te verrichten of gedrag te vertonen, overeenkomstig zijn leeftijd, geslacht en de fysieke en sociaal-culturele omgeving.

2.2. Algemeen

Dit medisch protocol bevat ten behoeve van de medisch deskundige aanwijzingen, richtlijnen en feiten om door middel van anamnese en lichamelijk onderzoek tot een goed oordeel en een onderbouwd advies te komen in het kader van een aanvraag voor (gehele of gedeeltelijke) ontheffing van de inburgeringsplicht of om te komen tot advies voor aangepaste examenomstandigheden.

De medisch deskundige kan tot de overtuiging komen dat betrokkene op grond van medische stoornissen en daaruit voortvloeiende beperkingen niet in staat is binnen vijf jaar te voldoen aan de inburgeringsplicht ondanks de mogelijkheid voor een gedeeltelijke ontheffing of aangepaste examenomstandigheden. Bij de beoordeling wordt ook het voorbereidingstraject tot het afleggen van het inburgeringsexamen betrokken. Wanneer betrokkene niet zonder lichte aanpassingen in dit voorbereidingstraject het inburgeringsexamen kan behalen, zal hij moeten worden ontheven. Zijn de aanpassingen in het voorbereidingstraject gering, dan is dat geen reden voor een ontheffing.

Er wordt vanuit gegaan dat voor het kunnen afleggen van het voorbereidingstraject dezelfde vaardigheden van belang zijn als bij het kunnen behalen van het inburgeringsexamen. Mochten lichte aanpassingen nodig zijn voor het afleggen van het voorbereidingstraject dan zal de medisch deskundige dit in het advies aangeven.

Naast het protocol gelden uiteraard de gedragsregels van artsen zoals die door de KNMG zijn vastgesteld en tevens de in de medische adviespraktijk gangbare inzichten (artsen Maatschappij + Gezondheid, artsen Indictie + Advies, artsen uit het VIA register en verzekeringsartsen). Zo zal het onderzoek door de medisch deskundige op een voor betrokkene zo min mogelijk belastende wijze plaatsvinden. Lichamelijk onderzoek zal achterwege kunnen blijven indien de medisch deskundige op grond van de anamnese voldoende overtuiging voor zijn oordeel heeft verkregen. Bovendien zal reeds beschikbare informatie van de behandelsector in de overwegingen worden betrokken en kan indien nodig en met gerichte toestemming van betrokkene nadere informatie bij de behandelaar worden ingewonnen. De medisch deskundige zal (verdere) medicalisering zoveel mogelijk vermijden.

2.3. Beperkingen

Er zijn vele verschillende stoornissen waaruit beperkingen en belemmeringen kunnen voortkomen die invloed kunnen hebben op de stem en/of de spraak, de visus, het gehoor, de motoriek en/of het cognitief functioneren. De aard en de ernst van de stoornissen en beperkingen dienen altijd geobjectiveerd te worden door de medisch deskundige. In het advies zal worden gemotiveerd in hoeverre deze stoornissen en beperkingen leiden tot belemmeringen en kan een advies worden gegeven voor gehele ontheffing van de inburgeringsplicht of gedeeltelijke ontheffing indien niet kan worden voldaan aan maximaal drie van de vier taalonderdelen of KNM van het inburgeringsexamen, maximaal drie van de vier examens van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden of KNM in de onderwijsroute, of het participatiedeel van de Z-route. Ook een advies voor aangepaste examenomstandigheden zal worden gemotiveerd.

2.4. Anamnese en lichamelijk onderzoek

De medisch deskundige zal tot de overtuiging moeten komen dat betrokkene wel, gedeeltelijk of niet en/of met aanpassingen in staat is te voldoen aan de inburgeringplicht via een van de drie leerroutes in het stelsel. Hieronder zijn vragen opgenomen die gebruikt kunnen worden bij de gerichte anamnese. Deze vragen zijn niet uitputtend. Per betrokkene zullen de specifieke vragen verschillen.

Inleiding

Waarom een aanvraag voor ontheffing/aangepaste examenomstandigheden op dit moment?

Specifiek

Ter bepaling van de subjectieve belemmering:

  • Wat is volgens betrokkene de oorzaak van de belemmering?

  • Hoe redt betrokkene zich in het dagelijks leven?

  • Welke problemen/ belemmeringen ondervindt betrokkene door stoornis of beperking?

Ter objectivering van de beperkingen:

  • Sinds wanneer heeft betrokkene de stoornis of beperking?

  • Wat is de medische voorgeschiedenis?

  • Wat is het medicijngebruik?

  • Is de stoornis/ beperking van blijvende aard?

  • Wanneer en door welke arts is de oorzaak vastgesteld?

  • Is betrokkene onder behandeling voor de stoornis of beperking?

  • Welke hulpmiddelen zijn in gebruik (bril, loep, hoortoestel etc.)?

  • Welke opleiding heeft betrokkene gevolgd (wanneer, waar, diploma)?

  • Welke werkzaamheden zijn of worden verricht, voor /na de stoornis?

Beoordelen van de beperkingen en belemmeringen

Welke beperkingen ondervindt betrokkene ten aanzien van:

  • Visus: inschatting mate gezichtsverlies;

    Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een voorbeeld van het beeldscherm dat betrokkene zal moeten kunnen aflezen. Is iemand in staat braille te gebruiken?

  • Gehoor: inschatting mate gehoorverlies;

    Maakt betrokkene gebruik van een hoortoestel? Beoordeling verstaanbaarheid gewone spraak tijdens spreekuur. Wordt/is gebarentaal geleerd?

  • Spraak: beschrijving waaruit spraakproblemen bestaan;

    Is het mogelijk om een gesprek te voeren waarin beide personen in staat zijn elkaar te begrijpen. Is er een spraakaudiogram gemaakt, is er sprake van articulatieproblemen, wordt er gestotterd (kan problemen opleveren met spraakcomputer)?

  • Motoriek voor computerbediening en schrijfvaardigheid: beschrijving problemen motoriek; Is het mogelijk om een muis en toetsenbord te bedienen, pen en papier te gebruiken? Zijn er problemen met betrekking tot aaneengesloten zitten? Zo ja, kan dit opgelost worden door een onderbreking halverwege? Zijn er andere motorische problemen in relatie tot het afleggen van het examen op de computer?

  • Tekst/beeldbegrip: beschrijving problemen tekst/beeldbegrip;

    Is het mogelijk om de tekst en beelden goed waar te nemen op een beeldscherm?

    Heeft betrokkene een dyslexieverklaring?

  • Verstandelijke beperking: beschrijving verstandelijke beperking;

    Woont betrokkene zelfstandig of voert hij een huishouden, is verblijf in een instelling geïndiceerd, heeft hij (speciaal)onderwijs gevolgd, waar heeft betrokkene hulp bij nodig, is betrokkene in staat tot het voeren van een adequaat gesprek, is een IQ test gedaan?

  • Psychiatrische stoornis: beschrijving stoornis;

    Woont betrokkene zelfstandig of voert hij een huishouden, is verblijf in een instelling geïndiceerd, is betrokkene in staat tot het voeren van een adequaat gesprek?

2.5. Weging en beoordeling

Beoordelingsnormen en prognose van de beperkingen

Naast aandoeningen en belemmeringen die blijvend van aard zijn, zijn er aandoeningen en belemmeringen die tijdelijk zijn. Het is hierbij van belang om vast te stellen op welke termijn een dermate verbetering zal optreden waarna iemand wel in staat is aan de inburgeringsplicht te voldoen. Ook wordt meegewogen in hoeverre er voorzieningen of anderszins oplossingen te treffen zijn om de beperking te compenseren. In sommige gevallen zullen behandeling en/of hulpmiddelen nodig zijn om een verbetering te bewerkstelligen. Hierbij wordt alleen uitgegaan van algemeen gebruikelijke behandelingen en/of hulpmiddelen. Er mag niet van betrokkene verwacht worden dat hij buitensporige inspanningen zal verrichten ten aanzien van de (medische) behandeling.

Er komen situaties voor waarbij het zeer onduidelijk is hoe de prognose zal zijn, bijvoorbeeld als een ziekte binnen korte termijn aanzienlijk kan verbeteren of verslechteren. De medisch deskundige kan in zo’n geval met toestemming van betrokkene besluiten de medisch deskundigenverklaring eenmalig voor maximaal drie maanden aan te houden. Het aanhouden van de deskundigenverklaring – in feite het opschorten van de conclusie van het advies – is alleen mogelijk indien de medisch deskundige dit redelijkerwijs noodzakelijk acht en kan motiveren.

Het gaat bij de medische deskundigenverklaring niet primair om het stellen van een diagnose met de daarbij behorende prognose. Aan de hand van aandoeningen, stoornissen en beperkingen stelt de medisch deskundige een advies op ten aanzien van het wel of niet kunnen voldoen aan de inburgeringsplicht via een van de drie leerroutes in het stelsel. Het gaat hierbij, zoals eerder gesteld, om de overtuiging van de medisch deskundige.

2.6. Bijzondere examenomstandigheden

In bepaalde gevallen kunnen betrokkenen met een beperking of belemmering reguliere examens afleggen onder aangepaste examenomstandigheden of kunnen er aangepaste examenversies worden gemaakt. Het uitgangspunt is dat het examen zoveel mogelijk onder dezelfde omstandigheden en met gelijke normering wordt afgenomen. De volgende aangepaste examenomstandigheden zijn beschikbaar zij het niet voor alle taalniveaus (lijst is niet limitatief):

  • a. Aangepaste locatie

    Het examen wordt in een andere locatie dan de standaard examenlocatie afgenomen (te denken valt aan vestiging Visio, ziekenhuis, ander ‘soort’ gebouw). Van belang is te onderkennen dat de specifieke technische mogelijkheden ter plaatse moeten voldoen aan de eisen van de digitale examens. Daarnaast is het mogelijk dat het examen in een andere examenzaal dan de standaardexamenzaal (examen in apart lokaal) wordt afgenomen. Deze voorziening is standaard aanwezig in de toetslocaties van de DUO.

  • b. Verlenging examentijd

    De examenkandidaat mag, indien mogelijk, langer over het examen doen. Dit kan bij de examenonderdelen Kennis van de Nederlandse maatschappij, Lezen, Luisteren, Spreken en Schrijven.

  • c. Onderbroken examenafname

    De kandidaat mag rustmomenten tijdens de examenonderdelen nemen. Dit kan bij de examenonderdelen Kennis van de Nederlandse maatschappij, Lezen, Luisteren, Spreken en Schrijven.

  • d. Aangepaste inroostering

    De kandidaat wordt bijvoorbeeld aan het begin van de dag of juist aan het eind van de dag ingeroosterd, de kandidaat krijgt meer tijd tussen de examensessies door, de kandidaat wordt apart gehouden van andere kandidaten. Dit is bij alle examens mogelijk. De aangepaste inroostering kan tot gevolg hebben dat de kandidaat niet alle examens op een of twee dagen kan afleggen.

  • e. Examenhulp

    Een medewerker van DUO dan wel een door DUO aangewezen begeleider die de kandidaat helpt bij het examen. Voorbeelden hiervan zijn hulp bij inloggen, muisklikken, koptelefoon opzetten als mede persoonlijke begeleiding. Dit is bij alle examens mogelijk.

  • f. Grootbeeld

    De kandidaat kan het examen maken achter een groter beeldscherm dan standaard is voorzien. Dit geldt alleen voor de examenonderdelen Kennis van de Nederlandse maatschappij, Lezen, Luisteren en Spreken. Het standaard beeldscherm is 15 of 17 inch.

  • g. Grootschrift

    Bij het examenonderdeel Schrijven kan de papieren versie worden vergroot.

  • h. Loepfunctie

    Bij de examenonderdelen Kennis van de Nederlandse Maatschappij, Lezen, Luisteren en Spreken kan met behulp van een loep via een standaard Windows functionaliteit een gedeelte van een scherm worden uitvergroot. Bij deze aanpassing kan gebruik worden gemaakt van 2 monitoren.

  • i. Typen in plaats van schrijven

    Bij het examenonderdeel Schrijven kan de kandidaat het examen afleggen met behulp van (een regulier) toetsenbord en monitor. Dit in plaats van de gebruikelijke wijze van afnemen middels pen op papier.

  • j. Voorleesfunctie

    In dit geval krijgt de kandidaat de geschreven teksten op het beeldscherm voorgelezen middels een koptelefoon. Dit geldt alleen voor de examenonderdelen Kennis van de Nederlandse Maatschappij, Lezen en Luisteren.

  • k. Braille versie

    Momenteel is het mogelijk de staatsexamens Nt2 af te leggen in een braille versie.

  • l. Examen in spraakafzien (liplezen)

    Momenteel is het mogelijk om het onderdeel Luisteren voor de staatsexamens Nt2 af te leggen met behulp van spraakafzien (liplezen).

Genoemde mogelijkheden voor aangepaste examenafnames op niveau A2 zijn vervat in het volgende overzicht:

 

Lezen A2

Luisteren A2

Schrijven A2

Spreken A2

Kennis Nederlandse Maatschappij

a. aangepaste locatie

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

b. verlenging examentijd

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

c. onderbroken examenafname

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

d. aangepaste inroostering

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

e. examenhulp

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

f. grootbeeld

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

g. grootschrift (papier)

nvt

nvt

mogelijk

Mogelijk (alleen instructie)

nvt

h. loepfunctie

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

i. typen i.p.v. schrijven

nvt

nvt

mogelijk

nvt

nvt

j. voorleesfunctie

mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

nvt

mogelijk

k. braille

Niet mogelijk

Niet mogelijk

Niet mogelijk

Niet mogelijk

Niet mogelijk

De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en uitvoering van de Staatsexamens Nt2 op niveau B1 en B2 ligt bij het CvTE. DUO voert ook deze examens uit. Aanpassingen zijn mogelijk voor:

 

Lezen B1

Luisteren B1

Schrijven B1

Spreken B1

B2

a. aangepaste locatie

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

idem

b. verlenging examentijd

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

idem

c. onderbroken examenafname

mogelijk

mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

idem

d. aangepaste inroostering

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

idem

e. examenhulp

         

f. grootbeeld/ vergrote tekst

Mogelijk

Mogelijk

Mogelijk

Mogelijk

idem

g. grootschrift (papier)

Mogelijk

mogelijk

Mogelijk

Mogelijk

mogelijk

h. loepfunctie

Leesloep

Leesloep

Leesloep

Leesloep

Leesloep

i. schrijven ipv typen

Mogelijk

Mogelijk

Mogelijk

Mogelijk

idem

j. voorleesfunctie

niet mogelijk

niet mogelijk

niet mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

k. Braille

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

idem

l. Spraakafzien (liplezen)

-

mogelijk

-

-

Alleen luisteren

Bijlage 1. Bij het protocol medische deskundigenverklaring

Begrippen- en afkortingenlijst

  • Betrokkene: Degene die inburgeringsplichtig is in het kader van de Wet inburgering 2021.

  • B1-route: Een van de drie leerroutes in het stelsel. Deelnemers leggen taalexamens en het examen KNM af en dienen te voldoen aan de onderdelen MAP en PVT

  • Inburgeringsexamen: Centrale examens die worden afgelegd om te voldoen aan de inburgeringsplicht via de B1-route. Er worden taalexamens afgenomen (Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken) op taalniveau A2, B1 of B2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen en er wordt een examen kennis van de Nederlandse maatschappij (KNM) afgenomen.

  • CvTE: College voor toetsen en examens. CvTE is verantwoordelijk voor de Staatsexamens Nt2 op niveau B1 en B2.

  • DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs

  • KNM: Onderdeel van de inburgeringsplicht: Kennis van de Nederlandse Maatschappij

  • Lezen: Examenonderdeel lezen

  • Luisteren: Examenonderdeel luisteren

  • Onderwijsroute: Een van de drie leerroutes in het stelsel. Deelnemers volgen een taalschakeltraject gericht op het instomen in een vervolgopleiding. Deelnemers leggen het examen Nt2 op niveau B1 of B2 af en het examen KNM. Daarnaast volgen zij onderdelen in het kader van het taalschakeltraject waarvoor geen centrale examens worden afgenomen en dienen zij te voldoen aan het PVT.

  • PIP: Persoonlijk plan Inburgering en Participatie. Dit plan wordt na de brede intake door de gemeente opgesteld en bevat de leerroute die iemand gaat volgen. Ook worden wijzigingen in de leerroute en eventueel afschalen naar examens op niveau A2 in de B1-route in het PIP opgenomen.

  • Schrijven: Examenonderdeel schrijven

  • Spreken: Examenonderdeel spreken

  • Taalniveau: Het inburgeringsexamen wordt voor het onderdeel Nederlands als Tweede taal (Nt2) afgenomen op verschillende niveaus van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen afgenomen.

  • WI: Wet inburgering 2021

  • Z-route: Een van de drie leerroutes in het stelsel. In de Z-route ligt de focus op zelfredzaamheid, taal, activering en participatie. De Z-route is bedoeld voor inburgeringsplichtigen et een lagere leerbaarheid. Om te voldoen aan de inburgeringsplicht hoeven deelnemers aan de Z-route geen examens af te leggen, wel volgen zij 800 uur taalles (inclusief KNM) en 800 uur participatie (inclusief MAP en PVT).

Bijlage 2. Bij het protocol medische deskundigenverklaring model deskundigenverklaring

Deskundigenverklaring

Wet Inburgering ontheffingsverzoek

Voorblad

NAW gegevens

Naam cliënt

:

..

Adres

:

..

PC / Woonplaats

:

..

Geboortedatum

:

..

Telefoonnummer

:

..

Verblijfsdocument

:

..

Rapporteur

:

..

Functie

:

..

Datum rapportage

:

..

Onderzoeksactiviteiten

  • Het dossieronderzoek heeft plaatsgevonden op DATUM

  • Onderzoek heeft plaatsgevonden op DATUM

  • De cliënt heeft relevante medische informatie aangeleverd tijdens het onderzoek.

    • NAAM, FUNCTIE EN DATUM

    • NAAM, FUNCTIE EN DATUM

  • Er is informatie verkregen van NAAM, FUNCTIE EN DATUM

  • Er heeft telefonisch overleg plaatsgevonden met NAAM, FUNCTIE EN DATUM

Voorlichting

Cliënt werd uitleg gegeven over de aard van de beoordeling en de status van de deskundigenverklaring.

Client werd uitleg gegeven over inzage-, correctie- en blokkeringsrecht.

Bijlagen:

  • Kopie verblijfsdocument

Medische deskundigenverklaring

Aanleiding

Cliënte heeft bij DUO een verzoek ingediend tot ontheffing voor het voldoen aan de inburgeringsplicht aan vanwege ..... (DIT IS TE HALEN UIT DE AANVRAAG)

Vraagstelling

Kan betrokkene op medische gronden in staat worden geacht binnen een termijn van 5 jaar te voldoen aan de inburgeringsplicht binnen een van de drie leerroutes?

Conclusie

Betrokkene wordt op medische gronden wel/niet in staat geacht binnen een termijn van 5 jaar te voldoen aan de inburgeringsplicht via een van de drie leerroutes.

Er is sprake van een VERSTANDELIJKE, PSYCHIATRISCHE, LICHAMELIJKE aandoening als gevolg van welke

  • WEL/NIET gesteld kan worden dat er “geen benutbare mogelijkheden” bestaan.

  • WEL/NIET gesteld kan worden dat deze beperkingen binnen 5 jaar niet voldoende te beïnvloeden zijn door behandeling of het treffen van aangepaste examenomstandigheden

Beschouwing (uitwerking van de hoofdargumenten)

WEL/NIET gesteld kan worden dat er geen benutbare mogelijkheden bestaan

Uit onderzoek is (NIET) gebleken dat

  • Betrokkene langdurig verblijft in ziekenhuis / instelling (met uitzondering van een inrichting waar geestelijk gestoorde delinquenten van overheidswege verpleegd worden)

  • Betrokkene bedlegerig is.

  • Betrokkene voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is

  • Betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.

WEL/Niet gesteld kan worden dat deze beperkingen binnen 5 jaar niet voldoende te beïnvloeden zijn door behandeling of het treffen van oplossingen/voorzieningen.

  • De betreffende aandoening is behandelbaar en (uit literatuur/richtlijn) deze behandeling leidt naar verwachting tot...(Verbetering? Termijn?)

  • Er zijn weliswaar blijvende belemmeringen vanwege een duurzame aandoening, maar met (oplossingen/ maatregelen benoemen) kunnen de belemmeringen afdoende worden gecompenseerd om het volgen van onderwijs en het afleggen van examens te realiseren.

Reactie cliënt

De cliënt is tijdens het spreekuur op de hoogte gebracht van de strekking van de deskundigenverklaringen kan zich hiermee verenigen en geeft aan geen gebruik te maken van het inzage-, correctierecht en blokkeringrecht voordat het advies aan DUO wordt verzonden.

De cliënt is tijdens het spreekuur op de hoogte gebracht van de strekking van de deskundigenverklaring en kan zich hiermee wel/niet verenigen. (bij negatief advies)

De cliënt werd schriftelijk op de hoogte gebracht van de deskundigenverklaring. (na ontvangst informatie en bij negatief advies)

Naam arts, datum

Handtekening

Bijlage 3. Bij het protocol medische deskundigenverklaring machtigingsformulier eigen arts

I.v.m. het verstrekken van medische informatie

Persoonsgegevens:

Naam:

_______________________________

Adres:

_______________________________

Woonplaats:

_______________________________

Geboortedatum:

_______________________________

BSN:

_______________________________

Voor de beoordeling van:

Aanvraag (gehele of gedeeltelijke) ontheffing inburgeringsplicht /aanvraag aangepaste examenomstandigheden

Wil beoordelend arts:

 

bij de behandelaar verzoeken medische informatie via cliënt te verstrekken.

Gegevens behandelaar:

Naam:

_______________________________

Adres:

_______________________________

Functie:

_______________________________

De beoordelend arts heeft de gegevens nodig voor een advies in het kader van de Wet inburgering 2021. Dit advies wordt aan cliënt verstrekt en cliënt zal zorgdragen voor het doorsturen van het advies aan besluitnemer (DUO).

Vraagstelling:

Handtekening

Ik ga ermee akkoord dat er gegevensverstrekking is tussen de beide bovengenoemde artsen, mits niet anders gebruikt dan is vermeld.

Naam

Datum

Handtekening¹

¹ Of handtekening wettelijk vertegenwoordiger (indien van toepassing)

Bijlage 2. Eindtermen kennis van de nederlandse maatschappij als bedoeld in artikel 3.2

[Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Voorwoord

In dit document zijn de herziene eindtermen opgenomen voor het onderdeel kennis van de Nederlandse maatschappij (KNM) van het inburgeringsexamen Nederland.

Ten opzichte van de laatste versie, uit begin 2015, zijn enkele eindtermen aangepast aan de actualiteit. Zo is ‘eerste hulp’ bijvoorbeeld vervangen door ‘spoedeisende hulp’. Inhoudelijk is er niets veranderd, ook de opzet en structuur is gelijk gebleven.

Deze nieuwe versie van de eindtermen wordt van kracht per 1 januari 2022, met ingang van het nieuwe inburgeringsstelsel. Ook de examens zijn dan aangepast aan de nieuwe eindtermen.

Voor de eindtermen van KNM uit is gegaan van cruciale praktijksituaties (CP’s). Dat zijn situaties, gekoppeld aan de onderscheiden thema’s, waarin inburgeraars adequaat moeten kunnen functioneren. Binnen de thema’s zijn vervolgens handelingen beschreven die essentieel zijn voor adequaat functioneren: de Cruciale Handelingen (CH’s). Bij elke handeling hoort kennis (Cruciale Kennis, CK). Tot slot zijn, gegeven de onderscheiden thema’s, handelingen en kennis, indicatoren geformuleerd. Dat zijn de normen die aangeven wanneer een handeling als succesvol kan worden beschouwd. De indicatoren voor succesvol gedrag zijn leidend voor de inhoud van het examen KNM.

Hoofdstuk 1. toelichting op de opbouw van het eindtermendocument

Het eindtermendocument is als volgt opgebouwd. In dit hoofdstuk gaan we nader in op het niveau dat hoort bij het examen KNM. We geven hierbij zowel een toelichting op het niveau van taalvaardigheid als op een toelichting op het verwachte cognitieve niveau. In hoofdstuk 2 beschrijven we de onderscheiden situaties en leggen we de relatie met de onderscheiden thema’s. In hoofdstuk 3 beschrijven we per thema de cruciale handelingen. In hoofdstuk 4 beschrijven we per cruciale handeling de bijbehorende cruciale kennis en de indicatoren voor succesvol handelen. In de bijlage is het geheel van eindtermen nogmaals schematisch opgenomen.

1.1. Niveau examen Kennis van de Nederlandse maatschappij

De beschrijving van de cruciale handelingen, de bijbehorende cruciale kennis, evenals de indicatoren voor succesvol handelen kunnen in eerste instantie de indruk wekken te refereren aan complexe situaties. Bij het ontwikkelen van de eindtermen en het examen KNM hebben we dit ondervangen door het niveau van het examen te koppelen aan bestaande beschrijvingen van cognitief niveau en taalniveau.

Om de kandidaten en onderwijsaanbieders meer houvast te bieden bij de voorbereiding op het examenonderdeel KNM, geven we hieronder een toelichting op het niveau van de eindtermen en de daaraan gekoppelde toetsopgaven.

Cognitief niveau

Voor een indicatie van het cognitieve niveau dat aan de eindtermen is gekoppeld, hebben we ons gebaseerd op de Doelen Sleutelvaardigheden 4. In dit beschrijvingskader wordt gewerkt met vier niveaus. De eindtermen KNM en de toetsopgaven in het examen KNM zijn gekoppeld aan de beschrijving van Niveau 1.

Overzicht niveaus Doelen Sleutelvaardigheden:

Niveau 1

Niveau 2

Niveau 3

Niveau 4

Deelnemer past competentie toe in bekende, niet complexe situaties volgens een beperkt handelingsrepertoire

Deelnemer past competentie toe in onbekende, niet complexe situaties volgens een beperkt handelingsrepertoire

Deelnemer past competentie toe in bekende, complexe situaties volgens een gevarieerd handelingsrepertoire

Deelnemer past competentie toe in onbekende, complexe situaties volgens een gevarieerd handelingsrepertoire

Kenmerken niveau 1

Kenmerken niveau 2

Kenmerken niveau 3

Kenmerken niveau 4

Bekende situatie

Onbekende situatie

Bekende situatie

Onbekende situatie

Niet complex

Niet complex

Complex

Complex

Beperkt repertoire

Beperkt repertoire

Gevarieerd repertoire

Gevarieerd repertoire

Uitgaande van niveau 1 als uitgangspunt voor het cognitieve niveau van de eindtermen KNM en de daaraan gerelateerde toetsopgaven hebben we de kenmerken van niveau 1 voor de eindtermen en examenopgaven KNM op de volgende manier nader uitgewerkt:

  • Bekende of dagelijkse situaties

    De situaties die voor het examen KNM geselecteerd zijn, zijn situaties die inburgeraars in het dagelijks leven tegen (kunnen) komen. In het examen wordt vertrouwdheid met de situaties zo goed mogelijk geborgd door veel gebruik te maken van beeldmateriaal. Zo is met weinig taal de herkenbaarheid van situaties zo groot mogelijk gemaakt.

  • Niet complexe of simpele alledaagse taken

    De opgaven die de kandidaten voorgelegd krijgen zijn teruggebracht tot niet-complexe examenopgaven. De examenopgaven zijn gekoppeld aan een casus. Dit is een inleidende context die het mogelijk maakt meerdere taken onafhankelijk van elkaar te meten zonder de complexiteit te verhogen en toch te zorgen voor een maximale samenhang. De examenopgaven doen een beroep op eenduidig gedrag of handelen in een alledaagse, herkenbare context.

  • Beperkt handelingsrepertoire

    Een beperkt handelingsrepertoire verwijst naar gedrag dat wordt gestuurd door routines of standaardprocedures. In het examen Kennis van de Nederlandse maatschappij vragen we van de kandidaat dat hij per casus en per opgave kan inschatten welk handelen het meest gepast en het meest adequaat is. Het gaat om eenvoudig, reproduceerbaar gedrag, waarvoor men in principe in het onderwijs of elders geleerd of geoefend heeft.

Taalniveau

De opgaven in het examen KNM zijn geconstrueerd op niveau A2 van het Raamwerk NT5. Dit niveau is als uitgangspunt gekozen zodat ook degenen voor wie niveau B1 niet haalbaar is, en diehet inburgeringsexamen op niveau A2 afleggen, in staat gesteld worden het(zelfde) examen KNM af te leggen. De opgaven in het examen KNM worden allemaal mondeling aangeboden zodat beheersing van A2 voor luistervaardigheid uitgangspunt is voor het examen KNM. In het onderstaande overzicht staat aangegeven wat er talig verwacht kan worden van een taalgebruiker op niveau A2.

Overzicht taalniveau Basisgebruiker A1 en A2

Basisgebruiker

A1

Kan vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen gericht op de bevrediging van concrete behoeften begrijpen en gebruiken. Kan zichzelf aan anderen voorstellen en kan vragen stellen en beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij woont, mensen die hij/zij kent en dingen die hij/zij bezit. Kan op een simpele wijze reageren, aangenomen dat de andere persoon langzaam en duidelijk praat en bereid is om te helpen.

A2

Kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk). Kan communiceren in simpele en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties vereisen. Kan in eenvoudige bewoordingen aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op het gebied van diverse behoeften beschrijven.

Om de toegankelijkheid van de examenopgaven te vergroten, worden de opdrachten ondersteund door beeldmateriaal. Veelal worden opgaven geïntroduceerd met een kort filmpje waarin de context van de opgave snel en efficiënt kan worden geschetst. De vragen en antwoorden worden ook voor het overgrote deel voorzien van film- of fotomateriaal.

De opgaven zijn door niveau en uitvoering voor iedere inburgeraar toegankelijk mits hij zich op de inhoud van het examen KNS heeft voorbereid en het taalniveau A2 voor luister- en/of leesvaardigheid beheerst. Omdat de eindtermen voor iedereen toegankelijk en beschikbaar zijn, kan iedere inburgeraar en zijn scholingsaanbieder zich goed op het examen voorbereiden.

Voorbeeld:

 

Mo heeft te hard gereden. Hij krijgt een bon.

Hij moet een boete betalen.

 

Hoe moet Mo de boete betalen?

a. Mo betaalt bij het gemeentehuis.

b. Mo betaalt bij het politiebureau.

c. Mo betaalt met de acceptgirokaart.*

Hoofdstuk 2. Cruciale Praktijksituaties en thema’s

We onderscheiden vier essentiële situaties waarin het voor inburgeraars van belang is in Nederland te kunnen functioneren. Deze zogenoemde ‘Cruciale Praktijksituaties (CP’s)’ zijn:

  • I. Functioneren op de arbeidsmarkt

  • II. Functioneren in de eigen leefomgeving

  • III. Functioneren in contacten met instanties en overheid

  • IV. Functioneren als burger in Nederland

In het onderzoek uitgevoerd door Euro RSCG Bikker zijn daarbij 8 thema’s onderscheiden met de bijbehorende uitwerking:

  • 1. Werk en inkomen

    De inburgeraar is in staat stappen te zetten om werk te zoeken, te behouden en in eigen onderhoud te voorzien.

  • 2. Omgangsvormen, waarden en normen

    De inburgeraar is in staat om te gaan met de Nederlandse omgangsvormen, waarden en normen.

  • 3. Wonen

    De inburgeraar is in staat passende huisvesting te vinden en nutsvoorzieningen te regelen. Hij draagt zorg voor de veiligheid in de woning en voor milieu en schone leefomgeving.

  • 4. Gezondheid en gezondheidszorg

    De inburgeraar is in staat om volgens de regels van het Nederlandse zorgstelsel gebruik te maken van de gezondheidszorg.

  • 5. Geschiedenis en geografie

    De inburgeraar is in staat om, door de geschiedenis en geografie van Nederland te kennen, betrokken te zijn bij Nederland en de Nederlandse samenleving.

  • 6. Instanties

    De inburgeraar is op de hoogte van de dienstverlening van de lokale overheid, de belastingdienst, de politie en instanties voor sociale en juridische dienstverlening. Hij is in staat in voorkomende gevallen informatie of hulp te vragen bij Bureaus voor Juridische Hulpverlening en/of maatschappelijk werk.

  • 7. Staatsinrichting en rechtsstaat

    De inburgeraar is in staat om, door de staatsinrichting van Nederland te kennen, betrokken te zijn bij Nederland en de Nederlandse samenleving.

  • 8. Onderwijs en opvoeding

    De inburgeraar kent het Nederlandse onderwijssysteem en onderkent het belang van onderwijs in de Nederlandse kenniseconomie. Inburgeraars laten hun kinderen aan onderwijs deelnemen en kennen de rol die van ouders wordt verwacht.

De onderscheiden thema’s kunnen in meerdere cruciale praktijksituaties een rol spelen. Zo is een thema als ‘Normen en waarden’ zelfs in alle vier de cruciale praktijksituaties van belang. Immers, in elke situatie wordt van een inburgeraar verwacht dat hij zich aan de bij de situaties behorende normen en waarden houdt. Een thema als ‘Werk en Inkomen’ is weer alleen relevant voor de cruciale situatie ‘Functioneren op de arbeidsmarkt’. Dit impliceert dat in het examen sommige thema’s in meerdere situaties voor kunnen komen en andere thema’s gekoppeld zijn aan een enkele situatie.

In het volgende overzicht is weergegeven welke thema’s voor welke situatie van belang zijn.Cruciale Praktijk- situatie (CP)

Thema 1 Werk en inkomen

Thema 2 Omgangsvormen, waarden en normen

Thema 3 Wonen

Thema 4 Gezondheid en gezond- heidszorg

Thema 5 Geschiedenis en geografie

Thema 6 Instanties

Thema 7 Staatsinrichting en rechtsstaat

Thema 8 Onderwijs en opvoeding

I

Functioneren op de arbeidsmarkt

X

X

           

II Functioneren in de eigen leefomgeving

 

X

X

X

     

X

III Functioneren in contacten met instanties en overheid

 

X

X

X

 

X

 

X

IV Functioneren als burger in Nederland

 

X

   

X

X

X

 

Hoofdstuk 3. Thema’s en bijbehorende Cruciale Handelingen (CH’s)

In dit hoofdstuk beschrijven we per thema de bijbehorende cruciale handelingen.

1. Werk en inkomen

De inburgeraar is in staat stappen te zetten om werk te zoeken, te behouden en in eigen onderhoud te voorzien.

Cruciale handelingen

  • 1.1 snel en efficiënt (nieuw) werk zoeken

  • 1.2 actief deel uit maken van een arbeidsorganisatie

  • 1.3 omgaan met (verborgen) discriminatie op de arbeidsmarkt

  • 1.4 voorbereidingen treffen om een eigen bedrijf te starten

2. Omgangsvormen, waarden en normen

De inburgeraar is in staat om om te gaan met de Nederlandse omgangsvormen, waarden en normen

Cruciale handelingen

  • 2.1 duiden en hanteren van verschillende omgangsvormen in Nederland

  • 2.2 omgaan met ongewone of botsende gewoonten, waarden en normen

  • 2.3 deelnemen aan sociale netwerken

  • 2.4 aangaan en onderhouden van alledaagse sociale contacten

3. Wonen

De inburgeraar is in staat passende huisvesting te vinden en nutsvoorzieningen te regelen. Hij draagt zorg voor de veiligheid in de woning. En draagt zorg voor milieu en schone leefomgeving.

Cruciale handelingen

  • 3.1 passende huisvesting regelen

  • 3.2 regelen van en omgaan met nutsvoorzieningen en communicatiemiddelen in de eigen woning

  • 3.3 omgaan met gebruiken met betrekking tot de aankleding en onderhoud van de woonomgeving

4. Gezondheid en gezondheidszorg

Inburgeraars zijn in staat om volgens de regels van het Nederlandse zorgstelsel gebruik te maken van de gezondheidszorg.

Cruciale handelingen

  • 4.1 bewuste keuzes doen ten aanzien van de eigen gezondheid en levensstijl

  • 4.2 gebruik maken van eerstelijns gezondheidszorg (huisarts)

  • 4.3 gebruik maken van tweedelijns gezondheidszorg

  • 4.4 gebruik maken van de apotheek

  • 4.5 gebruik maken van de tandarts

  • 4.6 handelen bij medische spoedgevallen

  • 4.7 gebruik maken van gespecialiseerde zorg rondom zwangerschap, bevalling en het jonge kind

  • 4.8 een zorgverzekering afsluiten en gebruiken

  • 4.9 gebruik maken van en/of regelen van zorg voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten

5. Geschiedenis en geografie

De inburgeraar is in staat om, door de geschiedenis en geografie van Nederland te kennen, betrokken te zijn bij Nederland en de Nederlandse samenleving.

Cruciale handelingen

  • 5.1 zich verdiepen in de geschiedenis van Nederland

  • 5.2 omgaan met voor Nederland gevoelige relaties en gebeurtenissen

  • 5.3 geografische kennis van Nederland gebruiken in het dagelijkse leven

  • 5.4 kent de denkbeelden die in Nederland geaccepteerd zijn (sinds de jaren ‘70)

6. Instanties

De inburgeraar is op de hoogte van de dienstverlening van de lokale overheid, de belastingdienst, de politie en instanties voor sociale en juridische dienstverlening. Hij is in staat in voorkomende gevallen informatie of hulp te vragen bij Bureau voor Juridische Hulpverlening en/of maatschappelijk werk.

Cruciale handelingen

  • 6.1 gebruik maken van de dienstverlening van de gemeente aan de burger

  • 6.2 omgaan met belastingaangifte, -teruggave en aanvragen van toeslagen (zorg-, kinderopvang-, woontoeslag)

  • 6.3 omgaan met dienstverlening en aanwijzingen van de politie

  • 6.4 gebruik maken van juridische hulp (sociale raadslieden) en sociale dienstverlening

  • 6.5 verantwoord omgaan met verzekeringen

7. Staatsinrichting en rechtsstaat

De inburgeraar is in staat om, door de staatsinrichting van Nederland te kennen, betrokken te zijn bij Nederland en de Nederlandse samenleving.

Cruciale handelingen

  • 7.1 in het dagelijks handelen invulling geven aan de Nederlandse Grondwet

  • 7.2 zich verdiepen in de verantwoordelijkheden van de Nederlandse bestuurslagen

  • 7.3 omgaan met de scheiding tussen kerk (religie) en staat

  • 7.4 hanteert wet- en regelgeving

8. Onderwijs en opvoeding

De inburgeraar kent het Nederlandse onderwijssysteem en onderkent het belang van onderwijs in de Nederlandse kenniseconomie. Inburgeraars laten hun kinderen aan onderwijs deelnemen en kennen de rol die van ouders wordt verwacht.

Cruciale handelingen

  • 8.1 maakt gebruik van het Nederlandse onderwijssysteem voor zichzelf of de eigen kinderen

  • 8.2 draagt verantwoordelijkheid voor het gedrag van de eigen minderjarige kinderen

  • 8.3 maakt gebruik van kinderopvang en speelzaal

  • 8.4 omgaan met schoolkosten en tegemoetkomingen in schoolkosten en studiefinanciering

Hoofdstuk 4. Cruciale kennis en indicatoren voor succesvol handelen

Voorwaardelijke eindtermen Algemene Redzaamheid

Er is een aantal eindtermen dat van toepassing is op alle situaties en thema’s. Daarbinnen verwachten we dat inburgeraars kennis hebben van en zich bepaalde handelingen eigen hebben gemaakt, ongeacht de situatie waarin ze verkeren. Dit zijn de eindtermen Algemene Redzaamheid. De volgende eindtermen Algemene Redzaamheid zijn van toepassing:

  • . Selecteert informatiebronnen

  • Gebruikt informatiebronnen

  • Maakt gebruik van formele en informele mogelijkheden voor hulp.

  • Handelt tijdig, dat wil zeggen laat geen termijn verlopen.

Deze normen worden niet apart getoetst, maar geïntegreerd in andere normen aangeboden.

Op de volgende bladzijden werken we de cruciale handelingen verder uit in bijbehorende cruciale kennis en indicatoren voor succesvol handelen. Hieronder leggen we uit op welke wijze deze gelezen moeten worden.

De eindtermen zijn opgebouwd rond thema’s, waaraan Cruciale praktijksituaties zijn gekoppeld. Elke CP kent vervolgens een of meer cruciale handelingen, die uitgewerkt zijn in indicatoren voor succesvol handelen, waarvoor cruciale kennis nodig is. Hieronder verduidelijken we deze opbouw van de eindtermen met een voorbeeld uit het eindtermendocument.

Bijlage 266379.png

1. Werk en inkomen

De inburgeraar is in staat stappen te zetten om werk te zoeken, te behouden en in eigen onderhoud te voorzien.

Cruciale handelingen

1.1. Snel en efficiënt (nieuw) werk zoeken

  • 1.1.1 Is op de hoogte van de procedures voor werkzoekenden.

    • legt bij werkloosheid direct contact met de gemeente of het UWV voor begeleiding naar werk.

    • overlegt met de gemeente of het UWV bij scholingswensen die passen bij zijn startpositie

  • 1.1.2 Is op de hoogte van de procedures van de gemeente en het UWV 6 voor werklozen of arbeidsongeschikten.

    • handelt volgens procedures bij aanvraag van uitkering in kader van werkloosheid of arbeidsongeschiktheid

    • legt uit dat Nederland een (tijdelijk) vangnet (bijstand, ww) heeft voor mensen die ondanks hun inspanningen geen werk kunnen vinden of die niet (voltijds) aan het werk kunnen om fysieke of psychische redenen (arbeidsongeschiktheidsuitkeringen).

  • 1.1.3 Is op de hoogte van andere intermediairs (dan de gemeente en het UWV) voor het vinden van werk.

    • legt de procedure voor inschrijving bij werk zoeken via uitzendbureaus uit

  • 1.1.4 Weet hoe je in Nederland vacatures kunt vinden.

    • raadpleegt eigen netwerk en bronnen voor vacatures (krant, internet, inspiratiedagen UWV, eigen netwerken enzovoort)

    • legt uit dat het in Nederland gebruikelijk is bij een sollicitatie een cv, een sollicitatiebrief of sollicitatieformulier te gebruiken.

  • 1.1.5 Heeft inzicht in relevante delen van de arbeidsmarkt in relatie tot eigen kwalificaties en loopbaanmogelijkheden.

    • houdt rekening met factoren die de kansen op de arbeidsmarkt beïnvloeden (vooropleiding, werkervaring, beschikbaarheid, motivatie en kennis van de Nederlandse taal)

  • 1.1.6 Weet hoe hij de waarde van de eigen opleiding en ervaring voor de Nederlandse arbeidsmarkt kan achterhalen of laten equivaleren.

    • checkt de waarde van een eerder behaald diploma of ervaring (aanvraag IcDW of EVC procedure)

  • 1.1.7 Weet welke stappen gevolgd moeten worden voor scholing.

    • licht het belang van scholing voor zichzelf toe en licht toe welke stappen er gevolgd moeten worden voor scholing indien nodig.

  • 1.1.8 Weet welke eisen met betrekking tot competenties een werkgever aan een sollicitant kan stellen.

    • vergroot bij onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal zijn of haar taalvaardigheid Nederlands

    • zoekt training bij onvoldoende sollicitatievaardigheden

    • onderzoekt bij onvoldoende kwalificatie de mogelijkheden voor een passende opleiding om dit te herstellen

    • legt uit dat het volgen van bij- of nascholing onderdeel uitmaakt van werken

1.2. Actief deel uit maken van een arbeidsorganisatie

  • 1.2.1 Weet welke algemene eisen een werkgever stelt aan een werknemer.

    • legt uit dat werkgevers in Nederland het vaak belangrijk vinden dat werknemers zelfstandig werken, samenwerken met collega’s en initiatief tonen

    • gaat op passende wijze om met leidinggevenden

  • 1.2.2 Weet welke vormen van werknemersparticipatie belangrijk zijn.

    • licht het belang van werknemersparticipatie toe

    • legt uit welke vormen van werknemersparticipatie er zijn en wat zij doen (vakbond, Ondernemingsraad Ondernemingsraad = OR / Medezeggenschapsraad Medezeggenschapsraad = MR, personeelsvereniging)

  • 1.2.3 Onderkent het belang van contacten met collega’s.

    • gaat op passende wijze contacten aan met collega’s

  • 1.2.4 Weet welke regels en plichten voor een werknemer voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst.

    • volgt bedrijfsregels bij werkuitvoering (arbo) 7 , milieu, vakantie, ziekte enzovoort)

    • legt uit wat de rechten en plichten zijn bij verschillende soorten arbeidscontracten (0-uren contract, via uitzendbureau, tijdelijk en vast)

  • 1.2.5 Weet in grote lijnen welke premies en belastingen door werknemers moeten worden betaald en met welk doel.

    • legt uit dat ingehouden werknemerspremies en belastingen op salaris en uitkeringen bedoeld zijn voor algemene voorzieningen (bijvoorbeeld onderwijs, wegen, aow)) AOW = Algemene ouderdomswet)

    • weet hulp te vinden bij het invullen van een aangifte- of teruggavenformulier voor de belasting

    • regelt eigen aanvullende (pensioen) verzekeringen indien nodig

  • 1.2.6 Kent de rol van vakbonden in Nederland.

    • licht toe wat de rol van de vakbeweging in Nederland is

  • 1.2.7 Weet wat een CAO8 inhoudt en wat het belang is van een CAO.

    • geeft uitleg over wat een CAO is en het belang ervan

1.3. Omgaan met (verborgen) discriminatie op de arbeidsmarkt

  • 1.3.1 Kent de wettelijke rechten en procedures in geval van discriminatie.

    • legt uit dat discriminatie op het werk verboden is (zowel door werkgevers als collega’s)

    • bespreekt een vermoeden van discriminatie door een collega met de werkgever

    • licht toe hoe hij een beroep kan doen op wettelijke rechten bij discriminatie

1.4. Voorbereidingen treffen om een eigen bedrijf te starten

  • 1.4.1 Weet wat de rol is van de Kamer van Koophandel9.

    • schrijft zich in bij de Kamer van Koophandel

  • 1.4.2 Weet dat bepaalde diploma’s van belang zijn voor het starten van een bedrijf in bepaalde sectoren.

    • schrijft zich in voor (aanvullende) cursussen

  • 1.4.3 Weet wat de eisen ten aanzien van financiering van een eigen bedrijf zijn.

    • legt uit dat een ondernemingsplan belangrijk is voor de financiering van de start van een eigen bedrijf.

    • levert informatie voor het opstellen van een ondernemingsplan

    • schakelt passende hulp in voor de financiering van de start van een eigen bedrijf

2. Omgangsvormen, waarden en normen

De inburgeraar is in staat om om te gaan met de Nederlandse omgangsvormen, waarden en normen

Cruciale handelingen

2.1. Duiden en hanteren van verschillende omgangsvormen in Nederland

  • 2.1.1 Weet dat omgangsvormen, waarden en normen kunnen verschillen per cultuur, regio en sociale klasse.

    • stelt zich op de hoogte van onuitgesproken omgangsregels (door observeren, advies vragen, vragen om bevestiging of correctie enzovoort)

    • gaat op een respectvolle manier om met overeenkomsten en verschillen

    • informeert zich over omgangsvormen, normen en waarden van burgers met andere achtergronden dan de eigen

  • 2.1.2 Weet dat Nederlanders zich zeer direct kunnen uiten, zonder daarmee kwetsend of onbeleefd te willen zijn.

    • vat direct geuite feedback en kritiek niet persoonlijk op

    • reageert adequaat op rechtstreeks uitgesproken meningen en directe vraagvormen

  • 2.1.3 Weet hoe sociale contacten privé en op het werk verlopen.

    • maakt indien de andere partij daar prijs op stelt afspraken bij sociale contacten (bijvoorbeeld voor bezoek)

    • houdt zich aan gemaakte afspraken of meldt zich tijdig af

  • 2.1.4 Weet wat de gebruikelijke gedragsregels zijn in de meest voorkomende situaties (in winkels en wachtkamers, bij loketten, deelnemen aan feestje in de buurt, openbaar vervoer).

    • stelt zich op de hoogte van de gangbare regels en realiseert zich wat op dit gebied als passend gedrag wordt beschouwd (nummertje trekken, een karretje pakken, in de rij staan, op zijn beurt wachten, in- en uitstappen bij openbaar vervoer)

2.2. Omgaan met ongewone of botsende gewoonten, waarden en normen

  • 2.2.1 Weet dat de verhouding tussen man en vrouw, ook in huiselijke kring, gelijkwaardig is.

    • realiseert zich dat mannen en vrouwen in Nederland gelijkwaardig worden behandeld en gaat hier respectvol mee om

  • 2.2.2 Weet dat (ongehuwd) samenwonen, ook van mensen van gelijke sekse, geaccepteerd is in Nederland.

    • realiseert zich dat andere samenlevingsvormen dan het huwelijk geaccepteerd zijn in Nederland en gaat hier respectvol mee om

  • 2.2.3 Kent de belangrijkste Nederlandse feestdagen en hun religieuze, politieke of historische inhoud/achtergrond.

    • licht de belangrijkste Nederlandse feestdagen toe (Kerst, Pasen, Sinterklaas, Koningsdag, 4 en 5 mei) en de achtergronden van de gebruiken die erbij horen

    • stelt zich op de hoogte van wat er bij de viering van deze feesten wordt verwacht op school, in de buurt, op het werk

    • laat anderen vrij in de viering van voor hen belangrijke (religieuze) feestdagen

2.3. Deelnemen aan sociale netwerken

  • 2.3.1 Kent doel en gebruiken van culturele- en sportieve verenigingen.

    • kan uitleggen hoe het lidmaatschap van verenigingen kan bijdragen aan participatie in sociale netwerken

    • legt uit dat het gebruikelijk is dat leden actief zijn voor de vereniging

2.4. Aangaan en onderhouden van alledaagse sociale contacten

  • 2.4.1 Kent de Nederlandse gebruiken bij belangrijke familiegebeurtenissen van buren en bekenden (bruiloft, geboorte, slagen voor examen enzovoort).

    • neemt op passende wijze contact op met buren en bekenden bij belangrijke familiegebeurtenissen (een kaartje sturen, feliciteren, een klein presentje enzovoort)

  • 2.4.2 Weet om te gaan met overlast en grensoverschrijdend gedrag.

    • legt uit dat het in Nederland gebruikelijk is om overlast en grensoverschrijdend gedrag van anderen bespreekbaar te maken

    • treft passende maatregelen bij vermoede overlast van zichzelf (bijvoorbeeld buren waarschuwen bij een eigen feestje)

3. Wonen

De inburgeraar is in staat passende huisvesting te vinden en nutsvoorzieningen te regelen. Hij draagt zorg voor de veiligheid in de woning. En draagt zorg voor milieu en schone leefomgeving.

Cruciale handelingen

3.1. Passende huisvesting regelen

  • 3.1.1 Weet waar en hoe hij informatie kan vinden ten behoeve van het verkrijgen van een huurwoning.

    • neemt contact op met de passende instantie bij het zoeken van een huurhuis

    • raadpleegt huizenkranten en websites

    • formuleert een woonwens die past bij zijn gezinssituatie en zijn inkomen

    • schrijft zich bij woon- of verhuiswens in bij een passende instantie

    • licht toe wat de belangrijkste stappen zijn in de vastgestelde procedure

    • kan aangeven dat er mogelijkheid is tot het aanvragen van huurtoeslag bij de Dienst Toeslagen en kan (eventueel met hulp) achterhalen welke regels gelden voor het aanvragen ervan

  • 3.1.2 Kent de procedures rondom het aankopen/verkopen van een woning.

    • legt uit dat je bij het verkopen van een woning een makelaar in kan schakelen

    • neemt bij belangstelling voor een koophuis contact op met de verkopende makelaar/partij

    • wint informatie en advies in bij de bank over eigen financiële mogelijkheden in geval van hypotheek

    • geeft aan dat er mogelijkheden zijn voor renteaftrek

    • licht toe wat de taken zijn van een notaris bij de koop/verkoop van een huis

3.2. Regelen van en omgaan met nutsvoorzieningen en communicatie-middelen in de eigen woning

  • 3.2.1 Weet hoe hij aanvragen moet regelen.

    • regelt zijn energievoorziening

    • regelt telefoon- en/of kabelaansluiting

  • 3.2.2 Weet hoe een energiejaarrekening is opgebouwd.

    • begrijpt de hoofdpunten uit energiejaarrekening

  • 3.2.3 Weet hoe hij veilig en zuinig met gas, elektra en water om moet gaan.

    • volgt de veiligheidsvoorschriften voor gebruik van gas, elektra en water op

    • geeft aan op welke manieren je zuinig met gas, elektra en water kan omgaan om milieu en geld te sparen.

  • 3.2.4 Weet wie hij moet benaderen bij storing.

    • herkent storingen en handelt passend (bijvoorbeeld onderscheid stroomuitval in de buurt en gaslek in eigen woning)

3.3. Omgaan met gebruiken met betrekking tot de aankleding en onderhoud van de woonomgeving

  • 3.3.1 Kent regels met betrekking tot afvalinzameling en afvalscheiding.

    • geeft aan wat de regels voor afvalinzameling en afvalscheiding zijn

  • 3.3.2 Kent de regels (gemeentelijke bepaling) omtrent het schoonhouden van de omgeving.

    • legt uit wat de wettelijke milieuregels zijn

  • 3.3.3 Weet dat veel Nederlanders belang hechten aan het uiterlijk van huis en tuin.

    • geeft aan dat veel Nederlanders belang hechten aan een ordelijk aanzicht van de woning

    • bergt afval op op daarvoor bestemde plaatsen

4. Gezondheid en gezondheidszorg

Inburgeraars zijn in staat om volgens de regels van het Nederlandse zorgstelsel gebruik te maken van de gezondheidszorg.

Cruciale handelingen

4.1. Bewuste keuzes doen ten aanzien van de eigen gezondheid en levensstijl

  • 4.1.1 Weet dat bewegen en gezonde voeding een belangrijke bijdrage leveren aan gezondheid.

    • geeft aan dat sport, beweging en gezond eten eraan bijdragen gezond te blijven

4.2. Gebruik maken van eerstelijns gezondheidszorg (huisarts)

  • 4.2.1 Weet hoe hij een huisarts kan vinden.

    • meldt zich aan bij een huisarts

    • maakt een afspraak voor een patiëntkennismakingsgesprek

    • legt uit dat hij een eigen huisarts kan kiezen

  • 4.2.2 Weet met welke klachten hij bij een huisarts terecht kan.

    • maakt afspraken voor klachten die vallen onder de taken en verantwoordelijkheden van een huisarts

  • 4.2.3 Kent de wijze waarop Nederlandse artsen doorgaans adviseren.

    • geeft aan welk gedrag bijdraagt aan het bevorderen van herstel

    • geeft aan dat artsen in Nederland in het algemeen terughoudend zijn in het voorschrijven van medicijnen

  • 4.2.4 Kent de procedure bij de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH).

    • licht toe dat op de Spoedeisende Hulp de volgorde van behandeling van mensen bepaald wordt door de ernst van de verwonding

4.3. Gebruik maken van tweedelijns gezondheidszorg

  • 4.3.1 Weet dat de huisarts doorverwijst naar specialistische zorg.

    • gaat bij medische problemen eerst naar de huisarts

    • neemt bij bezoek aan specialist een verwijsbrief mee

    • neemt regels en gebruiken in ziekenhuizen in acht

    • laat bij eerste bezoek aan ziekenhuis eerst een registratiekaartje maken

  • 4.3.2 Weet dat de huisarts kan doorverwijzen naar psychosociale zorg- of hulpverlening.

    • geeft aan dat hij zich voor psychosociale zorg- of hulpverlening eerst tot de huisarts wendt wanneer hij deze zorg door de zorgverzekering vergoed wil krijgen

4.4. Gebruik maken van de apotheek

  • 4.4.1 Weet dat de meeste medicijnen alleen op recept te verkrijgen zijn en bepaalde medicijnen niet.

    • zorgt voor een recept via huisarts of specialist

    • haalt zonder tussenkomst van arts medicijnen die zonder recept verkrijgbaar zijn bij drogist of apotheek

    • hanteert de juiste regels voor het aanvragen van vergoeding voor medicijnen

4.5. Gebruik maken van de tandarts

  • 4.51 Weet dat een regelmatig bezoek aan een tandarts gangbaar is.

    • kiest een tandarts

    • bezoekt periodiek een tandarts voor controle of behandeling

4.6. Handelen bij medische spoedgevallen

  • 4.6.1 Weet dat bij levensbedreigende situaties het nummer 112 moet worden gebeld.

    • belt bij spoedgevallen het noodnummer

  • 4.6.2 Weet dat avond- en weekenddiensten zijn geregeld.

    • realiseert zich dat ’s avonds en in het weekend bij dringende medische problemen andere procedures gelden

4.7. Gebruik maken van gespecialiseerde zorg rondom zwangerschap, bevalling en het jonge kind

  • 4.7.1 Weet waar zich te melden voor zwangerschapsbegeleiding en verloskundige hulp.

    • meldt zich bij een verloskundige of laat zich bij medische noodzaak doorverwijzen naar gynaecoloog

    • noemt voorbeelden van verloskundige begeleiding

    • meldt zich tijdig bij een bureau voor kraamhulp

  • 4.7.2 Weet welke diensten het consultatiebureau biedt.

    • reageert op de oproep voor een bezoek aan het consultatiebureau

    • noemt voorbeelden van diensten van het consultatiebureau

    • doet verslag van ontwikkelingen van het jonge kind

    • haalt informatie over de ontwikkeling van het kind uit het ‘Groeigids’

4.8. Een zorgverzekering afsluiten en gebruiken

  • 4.8.1 Weet dat de zorgverzekering verplicht is en bestaat uit een basispakket waarbij aanvullend bijverzekerd kan worden.

    • kiest een zorgverzekeraar

    • noemt elementen uit het basispakket

    • licht toe wat een ‘eigen risico’ bij zorgverzekeringen is en dat dit verplicht is

    • licht toe dat voor specifieke zorg een aanvullende verzekering nodig is

  • 4.8.2 Weet hoe hij zorgkosten moet declareren.

    • declareert op voorgeschreven wijze

4.9. Gebruik maken van en/of regelen van zorg voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten

  • 4.9.1 Is op de hoogte van de belangrijkste soorten hulpverlening.

    • geeft uitleg over soorten hulp die kan worden gegeven (thuiszorg, ambulant, intramuraal)

  • 4.9.2 Weet hoe hulp aan patiënt thuis ondersteund kan worden.

    • legt uit dat voor langdurige intensieve zorg een indicatie van CIZ 10 nodig is

    • neemt contact op met de gemeente of het CIZ (indien er geen spoed is)

  • 4.9.3 Weet wat te doen als de hulp thuis ontoereikend is.

    • herkent situaties waarin men gebruik kan maken van diensten van thuiszorg en van gespecialiseerde instellingen

    • neemt contact op met thuiszorg of met het CIZ

  • 4.9.4 Weet waar advies te vinden om procedures voor opname in gang te zetten.

    • kan (eventueel met hulp) achterhalen hoe hij de procedure voor opname in gang kan zetten

    • neemt met juiste instanties contact op

5. Geschiedenis en geografie

De inburgeraar is in staat om, door de geschiedenis en geografie van Nederland te kennen, betrokken te zijn bij Nederland en de Nederlandse samenleving.

Cruciale handelingen

5.1. Zich verdiepen in de geschiedenis van Nederland

  • 5.1.1 Kent de geschiedenis van Nederland met betrekking tot de Gouden Eeuw / rijkdom, kolonialisme, scheepvaart, waterwerken en migratiestromen in de 20ste eeuw.

    • herkent de belangrijkste perioden uit de Nederlandse geschiedenis en hun kenmerken

    • herkent het belangrijkste historische erfgoed van Nederland: zeevaart, gebouwen, kerken, waterwerken, grachten)

  • 5.1.2 Weet dat het Wilhelmus het nationale volkslied is van Nederland

    • herkent het Wilhelmus en geeft toelichting op de rol die het volkslied speelt in de beleving en het leven van veel Nederlanders

5.2. Omgaan met voor Nederland gevoelige relaties en gebeurtenissen

  • 5.2.1 Kent de geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog en de effecten hiervan op het dagelijks leven in Nederland.

    • geeft op hoofdlijnen aan wat de geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog is

    • licht toe wat er herdacht wordt op 4 mei en gevierd wordt op 5 mei en licht de gebruiken daarbij toe

    • toont respect voor de Nederlandse gevoelens bij uitingen van antisemitisme

  • 5.2.2 Kent de rol van Verenigde Staten, Canada en Groot-Brittannië bij de bevrijding van West-Europa in de Tweede Wereldoorlog.

    • licht toe wat de rol van Verenigde Staten, Canada en Groot-Brittannië bij de bevrijding van West-Europa in de Tweede Wereldoorlog was

    • geeft uitleg over actuele samenwerkingsverbanden op het gebied van veiligheid (NAVO 11)

5.3. Geografische kennis van Nederland gebruiken in het dagelijkse leven

  • 5.3.1 Kent de namen en ligging van de provincies en de belangrijkste plaatsen en gebieden.

    • herkent de ligging van provincies en belangrijkste plaatsen en gebieden (Randstad, Veluwe en de Wadden)

  • 5.3.2 Kent economische kenmerken van verschillende regio’s.

    • geeft uitleg over de economische kenmerken van regio’s

5.4. Kent de denkbeelden die in Nederland geaccepteerd zijn (sinds de jaren ‘70)

  • 5.4.1 Weet dat man en vrouw voor de wet gelijk zijn.

    • legt uit wat de gangbare normen over de gelijkheid van man en vrouw in Nederland zijn

  • 5.4.2 Weet dat verwacht wordt dat meisjes en vrouwen een zelfstandig bestaan opbouwen.

    • legt uit dat vrouwen in Nederland zelfbeschikkingsrecht hebben

  • 5.4.3 Weet dat openlijke homoseksualiteit niet verboden is.

    • legt uit dat openlijke homoseksualiteit niet verboden is

  • 5.4.4 Weet dat bepaald kleedgedrag van sommige mannen/vrouwen niet mag worden opgevat als onkuis of uitnodigend.

    • legt uit dat bepaald kleedgedrag van sommige mannen/vrouwen niet mag worden opgevat als onkuis of uitnodigend

6. Instanties

De inburgeraar is op de hoogte van de dienstverlening van de lokale overheid, de belastingdienst, de politie en instanties voor sociale en juridische dienstverlening. Hij is in staat in voorkomende gevallen informatie of hulp te vragen bij Bureau voor Juridische Hulpverlening en/of maatschappelijk werk.

Cruciale handelingen

6.1. Gebruik maken van de dienstverlening van de gemeente aan de burger

  • 6.1.1 Weet hoe hij wijzigingen moet doorgeven bij de gemeente (GBA) 12.

    • geeft wijzigingen door bij geboorte, huwelijk, echtscheiding, overlijden, verhuizing, migratie

  • 6.1.2 Kent de procedures voor paspoort en rijbewijs aanvraag en/of verlenging.

    • richt zich tot de juiste instantie

  • 6.1.3 Weet waar hij informatie kan krijgen over de regels voor verkrijgen van verblijfsvergunning en naturalisatie.

    • licht toe waar hij een verblijfsvergunning en/ of naturalisatie kan aanvragen

    • licht voor- en nadelen van naturalisatie toe

  • 6.1.4 Weet welke gemeentelijke belastingen en heffingen hij moet betalen.

    • legt uit wat de meest voorkomende gemeentelijke belastingen en heffingen zijn (onroerendezaakbelasting (OZB), rioolheffing, reinigingsheffing)

    • betaalt gemeentelijke belastingen

  • 6.1.5 Weet van het bestaan van de meest relevante gemeentelijke vergunningen en het aanvragen daarvan.

    • geeft aan dat in bepaalde gevallen vergunningen van de gemeente nodig zijn

6.2. Omgaan met belastingaangifte, -teruggave en aanvragen van toeslagen (zorg-, kinderopvang-, woontoeslag)

  • 6.2.1 Weet dat elke inwoner een uniek burgerservicenummer heeft.

    • gebruikt het unieke burgerservicenummer en Digid in voorgeschreven situaties

  • 6.2.2 Weet dat hij van zijn inkomen een specificatie per maand en per jaar krijgt.

    • geeft toelichting bij enkele hoofdpunten van het salarisstrookje /uitkeringsstrookje en jaaropgaaf inkomsten

    • geeft uitleg over waarom hij de jaaropgave meerdere jaren moet bewaren

  • 6.2.3 Weet dat hij in sommige gevallen belasting moet betalen, maar in andere gevallen belasting terug kan krijgen.

    • doet aangifte

    • licht toe waarom belasting (bij)betaald of terugbetaald moet worden

    • vraagt faciliteiten ten aanzien van belastingbetaling aan (termijnen/vermindering/ kwijtschelding)

  • 6.2.4 Weet dat de belastingdienst ook compensatie-uitkeringen verstrekt voor bijvoorbeeld ziektekosten, woonkosten en kinderopvang.

    • vraagt toeslagen of compensatie aan

6.3. Omgaan met dienstverlening en aanwijzingen van de politie

  • 6.3.1 Weet dat voor iedereen in Nederland van 14 jaar en ouder een identificatieplicht geldt (en in openbaar vervoer vanaf 12 jaar).

    • toont een identiteitskaart als daar door het bevoegde gezag om wordt gevraagd

  • 6.3.2 Weet welke taken de politie naar burgers heeft.

    • doet aangifte van diefstal of vermissing

    • roept hulp in van politie bij overlast, (verkeers)ongevallen en geweld

    • neemt de aanwijzingen van de (verkeers)politie in acht

6.4. Gebruik maken van juridische hulp (sociale raadslieden) en sociale dienstverlening

  • 6.4.1 6.4.1 Weet hoe hij kan protesteren tegen slechte behandeling door overheid.

    • achterhaalt hoe hij kan protesteren tegen slechte behandeling door de overheid

    • overziet de consequenties van indiening van een klacht

  • 6.4.2 Weet dat Nederland een verbod kent op discriminatie om redenen van geloof, sekse, etniciteit, seksuele geaardheid.

    • benoemt in grote lijnen welk gedrag en welk type uitingen niet zijn toegestaan volgens de wet

    • achterhaalt op welke wijze en waar hij een klacht over discriminatie kan indienen

    • overziet de consequenties van indiening van een klacht

  • 6.4.3 Weet dat hij voor juridische hulp bij advocaten of een Juridisch Loket terecht kan.

    • legt uit dat hij voor juridische hulp bij advocaten of een Juridisch Loket terecht kan

    • legt uit dat, in geval van laag inkomen, een eigen bijdrage gevraagd wordt die past bij de inkomenssituatie

  • 6.4.4 Weet in welke gevallen Maatschappelijk Werk / Jeugdzorg hulp kan bieden.

    • herkent voorbeelden van mogelijke hulpvragen

6.5. Verantwoord omgaan met verzekeringen

  • 6.5.1 Weet dat het in Nederland gebruikelijk is risico’s af te dekken met een verzekering.

    • licht van gangbare verzekeringen toe waar deze voor zijn (ziektekosten, aansprakelijkheid, inboedel/woonverzekering, rechtsbijstand)

    • licht het belang van een ziektekostenverzekering, woonverzekering en aansprakelijkheidsverzekering toe

    • licht toe dat een ziektekostenverzekering en autoverzekering verplicht zijn

  • 6.5.2 Weet hoe schade te melden.

    • meldt schade en omschrijft schade correct

7. Staatsinrichting en rechtsstaat

De inburgeraar is in staat om, door de staatsinrichting van Nederland te kennen, betrokken te zijn bij Nederland en de Nederlandse samenleving.

Cruciale handelingen

7. In het dagelijks handelen invulling geven aan de Nederlandse Grondwet

  • 7.1.1 Weet wat ‘vrijheid van meningsuiting’ inhoudt.

    • respecteert personen met een andere mening dan de eigen mening

    • geeft eigen mening, maar legt deze niet op aan anderen

    • kan zeggen dat hij de uitingen van een ander kwetsend vindt

  • 7.1.2 Weet wat ‘vrijheid van godsdienst’ inhoudt en weet wat ‘gelijke behandeling/ discriminatieverbod’ inhoudt.

    • respecteert personen met een andere godsdienst

    • legt uit dat iedereen in gelijke gevallen gelijk behandeld moet worden, ongeacht godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook

    • respecteert anderen wanneer zij zich op een onbekende of van de eigen opvattingen afwijkende manier gedragen op het gebied van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras en/of geslacht, zolang dit gedrag door de wet toegestaan wordt

    • kan aangeven dat discriminatie gemeld kan worden bij een meldpunt

  • 7.1.3 Weet wat ‘kiesrecht/democratie’ inhoudt en wat het belang van stemmen is.

    • noemt inhoud en belang van actief en passief kiesrecht

    • licht situaties toe, waarin een stem kan worden uitgebracht (verkiezingen voor gemeenten, provincies, Tweede Kamer, Europa, waterschap, referenda)

    • geeft uitleg wanneer en aan welke verkiezingen een niet-genaturaliseerde inwoner mag deelnemen

    • geeft uitleg over de belangrijkste Nederlandse politieke partijen

    • licht toe dat de politieke partijen verkiezingsprogramma’s hebben

  • 7.1.4 Kent de positie en rol van het koningshuis.

    • licht de positie en status van de Koning toe (Constitutionele Monarchie)

7.2. Zich verdiepen in de verantwoordelijkheden van de Nederlandse bestuurslagen

  • 7.2.1 Weet dat de rijksoverheid verantwoordelijk is voor ontwerpen en handhaven van wetgeving

    • geeft uitleg over de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden van de rijksoverheid