Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-04-2024 t/m heden

Beleidsregels van de Minister voor Rechtsbescherming van 28 juni 2021, kenmerk 2772918, betreffende de tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Titel 1.1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Titel 1.2. Persoonsgericht werken

Artikel 1:2. Persoonsgericht werken

Bij de afwegingen voorafgaand aan iedere beslissing die tijdens de tenuitvoerlegging van één of meerdere strafrechtelijke beslissingen wordt genomen, worden in ieder geval betrokken:

  • a. de actuele informatie over de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissing(en) zoals die bekend is bij het CJIB/AICE;

  • b. het advies van de officier van justitie of de rechter ten aanzien van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissing(en), voor zover dit advies is gegeven.

Artikel 1:3. Gebruik adressen ten behoeve van de tenuitvoerlegging

  • 1 Natuurlijke personen die onderwerp zijn van de tenuitvoerlegging van één of meerdere sancties, worden per post aangeschreven op het tijdens de opsporing, vervolging of berechting opgegeven adres, dan wel op het adres uit de basisregistratie personen.

  • 2 Rechtspersonen die onderwerp zijn van de tenuitvoerlegging van (een) sanctie(s), worden aangeschreven op het adres zoals dit bij de Kamer van Koophandel geregistreerd staat.

  • 3 Indien een persoon niet kan worden bereikt op een adres als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan een adres worden gebruikt waarvan een indicatie bestaat dat die persoon daar wel kan worden bereikt.

Artikel 1:4. Niet geslaagde tenuitvoerlegging strafbeschikking

Het CJIB/AICE verzoekt de officier van justitie een beslissing te nemen over verdere vervolging, indien de tenuitvoerlegging van een strafbeschikking geheel of ten dele niet is geslaagd.

Artikel 1:5. Relaties tussen verschillende strafrechtelijke beslissingen

  • 1 Indien een maatregel opname psychiatrisch ziekenhuis, terbeschikkingstelling, plaatsing in een justitiële jeugdinrichting of opname in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer wordt gelegd, wordt afgezien van de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis dan wel gijzeling, en wordt afgezien van het indienen van een verzoek om omzetting van de vervangende hechtenis dan wel de (machtiging) gijzeling inzake geldelijke sancties.

  • 2 Indien de veroordeelde die een ISD-maatregel ondergaat geldelijke sancties open heeft staan, wordt hiervoor zoveel mogelijk een betalingsregeling getroffen in samenhang met andere openstaande schulden voorafgaand aan de tussentijdse toets.

Artikel 1:6. Verzoek tot weigering of vervallenverklaring van een paspoort

  • 1 Ter vaststelling van gegrond vermoeden als bedoeld in artikel 18, tweede lid, Paspoortwet, op basis waarvan het CJIB/AICE om de weigering of vervallenverklaring van het reisdocument van een veroordeelde kan verzoeken, gaat het CJIB/AICE ten minste na of die veroordeelde niet meewerkt of eerder niet heeft meegewerkt aan de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke beslissing, en of zich één van de andere, hierna volgende indicatoren voordoen die het in samenhang met andere ter zake relevante omstandigheden aannemelijk maken dat de veroordeelde zich door verblijf buiten de grenzen van een van de landen van het Koninkrijk zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de in dat artikel bedoelde straffen of maatregelen:

    • a. de veroordeelde heeft geen of geringe sociaaleconomische binding met het Koninkrijk;

    • b. de veroordeelde heeft een sterke sociaaleconomische binding met een land buiten het Koninkrijk;

    • c. de veroordeelde heeft geen voor de tenuitvoerlegging bruikbaar verblijf- of inschrijfadres in één van de landen van het Koninkrijk;

    • d. andere indicatoren die een vlucht naar of verblijf in een land buiten het Koninkrijk aannemelijk maken.

  • 2 Het CJIB/AICE verzoekt niet om opheffing van een paspoortsignalering als bedoeld in het eerste lid zo lang als het gegronde vermoeden bestaat dat de veroordeelde zich door verblijf in het buitenland aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken.

Hoofdstuk 2. Vrijheidsbenemende sancties

Titel 2.1. Detentie- en arrestatiegeschikt

Artikel 2:1. Detentiegeschiktheid

  • 1 De veroordeelde die van mening is dat hij om medische redenen niet detentiegeschikt is, kan een verzoek indienen om onderzoek te laten verrichten naar zijn detentiegeschiktheid.

  • 2 Het verzoek van de veroordeelde die zich moet melden in een inrichting als bedoeld in artikel 2:4, tweede lid, dient te worden voorzien van een ondertekende toestemmingsverklaring voor het opvragen van medische informatie.

  • 3 Het verzoek wordt niet in behandeling genomen, indien:

    • a. het verzoek van de veroordeelde die zich moet melden in een inrichting als bedoeld in artikel 2:4, tweede lid, niet overeenkomstig het tweede lid is ingediend;

    • b. ten behoeve van het verzoek van de veroordeelde, niet zijnde de veroordeelde die zich moet melden in een inrichting als bedoeld in artikel 2:4, tweede lid, de toestemmingsverklaring niet binnen zeven dagen na verzending door de medisch adviseur van DJI is ontvangen.

Artikel 2:2. Advies medisch adviseur

  • 1 Indien de medisch adviseur van DJI adviseert dat de veroordeelde die niet in detentie zit tijdelijk niet detentiegeschikt is, kan de selectiefunctionaris van DJI besluiten de tenuitvoerlegging op te schorten voor de termijn als vermeld in het advies van de medisch adviseur, tenzij zich feiten en omstandigheden voordoen die maken dat de afwezigheid van detentiegeschiktheid in twijfel moet worden getrokken. De veroordeelde wordt over de beslissing naar aanleiding van het advies geïnformeerd.

  • 2 Indien de veroordeelde in detentie zit, en de medisch adviseur van DJI adviseert op verzoek van DJI, de Dienst Justis of het Adviescollege levenslanggestraften, wordt het advies van de medisch adviseur betrokken bij een besluit inzake detentiefasering, het besluit op een gratieverzoek, of het advies van het Adviescollege levenslanggestraften aan de Minister.

  • 3 De veroordeelde die niet in detentie zit, dient er melding van te maken, indien de oorzaak voor de tijdelijke afwezigheid van detentiegeschiktheid is komen te vervallen voorafgaand aan de termijn, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien de persoon ten aanzien van wie een onderzoek naar detentiegeschiktheid is uitgevoerd, na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn van mening is dat nog immer geen sprake is van detentiegeschiktheid, dient de persoon een verzoek in te dienen als bedoeld in artikel 2:1, eerste lid, na ontvangst van de nieuwe oproep.

  • 5 Indien de medisch adviseur van DJI adviseert dat de veroordeelde blijvend niet detentiegeschikt is, kan deze veroordeelde een gratieverzoek indienen bij de Dienst Justis.

  • 6 De tenuitvoerlegging van de initiële vrijheidsbeperkende of geldelijke sanctie, waarbij is besloten tot vervangende hechtenis, jeugddetentie of gijzeling, wordt hervat, indien de medisch adviseur van DJI blijvende afwezigheid van detentiegeschiktheid adviseert waardoor die vrijheidsbenemende sancties niet ten uitvoer gelegd kan worden.

Artikel 2:3. Arrestatiegeschiktheid

  • 1 Indien aanhouding niet mogelijk is wegens persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, kan op dat moment van aanhouding worden afgezien. Onder persoonlijke omstandigheden wordt in ieder geval verstaan dat de veroordeelde die gearresteerd moet worden:

    • a. in het ziekenhuis ligt en de benodigde zorg binnen detentie niet geleverd kan worden;

    • b. de zorg draagt over één of meer minderjarige kinderen en deze zorg niet direct kan worden overgedragen.

  • 2 Indien ambtenaren van de politie bij de uitvoering van een last tot aanhouding van een persoon signaleren dat mogelijk sprake is van medische problematiek die aanleiding kan geven om de vrijheid van die persoon niet te ontnemen, wordt na de aanhouding op het politiebureau een arts geraadpleegd ten behoeve van medisch advies en, voor zover nodig, medische zorg.

  • 3 De vrijheidsbeneming van de in het tweede lid bedoelde aangehouden persoon wordt zonder nadere maatregelen voortgezet, indien de geraadpleegde arts constateert dat er geen sprake is van medische problematiek die vrijheidsbeneming in de weg staat.

  • 4 Zorg wordt verleend aan de in het tweede lid bedoelde aangehouden persoon, indien de geraadpleegde arts constateert dat sprake is van medische problematiek waarvoor gepaste zorg noodzakelijk is. Deze zorg kan onder diens verantwoordelijkheid op het politiebureau worden verleend, dan wel in een inrichting of het justitieel centrum voor somatisch zorg onder verantwoordelijkheid van de directeur van die inrichting.

  • 5 De vrijheidsbeneming van de in het tweede lid bedoelde aangehouden persoon wordt opgeschort voor ten minste de duur van een onderzoek naar diens detentiegeschiktheid, indien de geraadpleegde arts constateert dat sprake is van medische problematiek waarvoor de gepaste zorg niet op het politiebureau, in een inrichting of het justitieel centrum voor somatische zorg kan worden verleend.

Titel 2.2. Oproep tot zelfmelding

Artikel 2:4. Oproep tot zelfmelding dan wel de intrekking daarvan

  • 1 Het CJIB/AICE beoordeelt met in achtneming van artikel 2:1 van de regeling of de veroordeelde wordt opgeroepen om zichzelf te melden voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende sanctie.

  • 2 DJI verzendt de oproep tot zelfmelding en vermeldt daarbij de datum waarop de veroordeelde zich moet melden.

  • 3 Het CJIB/AICE geeft in ieder geval een last tot aanhouding, indien:

    • a. de veroordeelde niet wordt opgeroepen om zich te melden;

    • b. de veroordeelde niet tijdig gehoor geeft aan een verzonden oproep tot zelfmelding.

  • 4 DJI beoordeelt of een oproep tot zelfmelding overeenkomstig artikel 2:2 van de regeling moet worden ingetrokken en doet hiervan mededeling aan de veroordeelde.

Titel 2.3. Uitzondering op (weekend)ontslag

Artikel 2:5. Uitzondering op (weekend)ontslag

De directeur van de justitiële inrichting kan de veroordeelde van wie de laatste dag van de straftijd een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag is, maximaal vier dagen eerder dan deze laatste dag in vrijheid stellen, voor zover dit noodzakelijk is om te borgen dat vervolghandelingen met betrekking tot:

  • a. de opname in een kliniek;

  • b. de behandeling in therapie;

  • c. beschermd wonen of verblijf in zorgvoorziening (als bijzondere voorwaarde);

  • d. de plaatsing in gesloten jeugdzorg;

  • e. de nazorg door de gemeenten;

  • f. de uitzetting als vreemdeling;

direct daarop aansluitend kunnen volgen.

Titel 2.4. Levenslange gevangenisstraf

Artikel 2:6. Levenslange gevangenisstraf

In het jaar nadat de levenslange gevangenisstraf van een veroordeelde onherroepelijk is geworden, wordt via het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie een (aanvullende) Pro Justitia-rapportage opgesteld voor een adequate inschatting van de zorgbehoefte van de tot levenslang veroordeelde.

Titel 2.5. Andere relevante personen

Artikel 2:7. Belangen van andere relevante personen

Ter uitvoering van artikel 15, tweede lid, aanhef en onder c, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt onder andere relevante personen als bedoeld in dat artikel in ieder geval verstaan:

  • a. personen die bescherming behoeven vanwege een actuele en op feiten gebaseerde waardering van risico’s ten aanzien van hun veiligheid die te herleiden zijn naar de gedetineerde en diens (eventuele) vrijheden, waaronder personen die een belastende verklaring hebben afgelegd;

  • b. personen die afhankelijk zijn van zorg die wordt verleend door de gedetineerde, waaronder kinderen van de gedetineerde.

Hoofdstuk 3. Vrijheidsbeperkende sancties

Titel 3.1. Tenuitvoerlegging algemene en bijzondere voorwaarden

Artikel 3:1. Waarschuwing tijdens tenuitvoerlegging toezicht

De uitvoerder van het toezicht kan een schriftelijke waarschuwing aan de onder toezicht gestelde geven wegens het niet naar behoren naleven van de voorwaarden. Een schriftelijke waarschuwing aan de onder toezicht gestelde wordt in ieder geval gegeven indien:

  • a. de onder toezicht gestelde zonder geldige reden meermaals niet verschijnt op een afspraak in het kader van het toezicht;

  • b. de onder toezicht gestelde afspraken van het plan van aanpak of het toezichtplan bewust en verwijtbaar overtreedt;

  • c. de onder toezicht gestelde zijn gedrag, ondanks één of meerdere mondelinge waarschuwingen niet verbetert;

  • d. de onder toezicht gestelde agressief gedrag vertoont, gericht op de uitvoerder van het toezicht.

Artikel 3:2. Normen voor verzoek vervolgbeslissing toezicht

  • 1 De uitvoerder van het toezicht verzoekt de officier van justitie in ieder geval om een vervolgbeslissing te nemen als bedoeld in artikel 6:3:14, vierde lid, van de wet indien:

    • a. de onder toezicht gestelde de uitvoerder van het toezicht bedreigt met fysiek geweld, dan wel fysiek geweld tegen de uitvoerder van het toezicht gebruikt;

    • b. de onder toezicht gestelde een gevaar vormt voor het slachtoffer of de samenleving;

    • c. de onder toezicht gestelde na een schriftelijke waarschuwing zijn gedrag niet verbetert en dit hem te verwijten is.

  • 2 De uitvoerder van het toezicht kan de officier van justitie verzoeken een vervolgbeslissing te nemen gericht op de wijziging van de voorwaarden van het toezicht, in het geval dat de onder toezicht gestelde niet kan voldoen aan de voorwaarden.

  • 3 De uitvoerder van het toezicht kan de officier van justitie verzoeken een vervolgbeslissing te nemen gericht op de beëindiging van het toezicht, indien de onder toezicht gestelde aan alle voorwaarden heeft voldaan.

Artikel 3:3. Openstaande voorwaarden bij schorsing voorlopige hechtenis

Het toezicht op voorwaarden die zijn gesteld bij schorsing van een bevel tot voorlopige hechtenis wordt uiterlijk beëindigd op het moment dat het vonnis of arrest met betrekking tot het strafbare feit waarvoor de voorlopige hechtenis was verleend, onherroepelijk is geworden.

Artikel 3:3a. Ambtshalve opdracht tot reclasseringstoezicht

  • 1 Indien één of meer van de volgende voorwaarden zijn gesteld of gedragsaanwijzingen zijn opgelegd zonder dat tevens reclasseringstoezicht is bevolen, geeft het CJIB/AICE ambtshalve opdracht aan een reclasseringsinstelling of een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving daarvan en de verdachte of de veroordeelde daarbij te begeleiden:

    • a. contactverbod met elektronisch toezicht;

    • b. locatieverbod met elektronisch toezicht;

    • c. locatiegebod met elektronisch toezicht;

    • d. verbod om Nederland te verlaten met elektronisch toezicht;

    • e. drugs- of alcoholverbod en meewerken aan controle van dit verbod;

    • f. opname in een zorginstelling;

    • g. ambulante behandeling;

    • h. verblijf in een instelling voor begeleid wonen in de vorm van beschermd wonen, dan wel maatschappelijke opvang;

    • i. deelnemen aan een gedragsinterventie;

    • j. meldplicht bij de reclassering of gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert;

    • k. volgen van een opleiding;

    • l. meewerken aan hulpverlening door een aanbieder uit het lokale zorgveld;

    • m. verbod op andere huisvesting zonder toestemming;

    • n. meewerken aan controle op het gebruik van drugs of alcohol om het gebruik te kunnen beheersen;

    • o. verbod op deelname aan kansspelen;

    • p. vermijden contact met minderjarigen;

    • q. vermijden kinderporno.

  • 2 Indien uitsluitend één of meer van de volgende voorwaarden zijn gesteld of aanwijzingen of maatregelen zijn opgelegd zonder dat tevens reclasseringstoezicht is bevolen, geeft het CJIB/AICE geen ambtshalve opdracht tot toezicht aan de reclassering of gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert:

    • a. herstel van de door het strafbare feit veroorzaakte schade;

    • b. betalen van een schadevergoeding;

    • c. storten van een waarborgsom;

    • d. storten van een geldbedrag in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen;

    • e. meewerken aan een pro Justitia-rapportage;

    • f. meewerken aan een advies van de reclassering of de raad voor de kinderbescherming;

    • g. meldplicht bij de politie;

    • h. verhuisplicht;

    • i. vestigingsverbod;

    • j. contactverbod zonder elektronisch toezicht;

    • k. locatieverbod zonder elektronisch toezicht;

    • l. locatiegebod zonder elektronisch toezicht;

    • m. verbod om Nederland te verlaten zonder elektronisch toezicht;

    • n. verbod op het uitoefenen van bepaalde beroepen dan wel op het verrichten van bepaalde betaalde of onbetaalde werkzaamheden;

    • o. verbod op het houden van dieren;

    • p. mediaverbod.

  • 3 Ten behoeve van een goede tenuitvoerlegging kan het CJIB/AICE na overleg met de reclassering of de raad voor de kinderbescherming afwijken van de voorgaande leden.

Titel 3.2. Tenuitvoerlegging taakstraf

Artikel 3:4. Waarschuwing tijdens tenuitvoerlegging taakstraffen

Een schriftelijk waarschuwing als bedoeld in artikel 3:19 van het besluit wordt in ieder geval gegeven, indien:

  • a. de taakgestrafte zonder geldige reden meermaals niet verschijnt op een afspraak in het kader van de taakstraf;

  • b. de taakgestrafte zonder geldige reden niet op het afgesproken adres aanwezig is tijdens een ziektecontrole;

  • c. de taakgestrafte de standaardregels van de taakstrafovereenkomst als bedoeld in artikel 3:14, vijfde lid, van het besluit bewust en verwijtbaar overtreedt;

  • d. het gedrag van de taakgestrafte ondanks één of meerdere aanmaningen niet verbetert;

  • e. de taakgestrafte agressief gedrag vertoont, gericht op de uitvoerder taakstraffen of anderen binnen het project waar de taakgestrafte geplaatst is.

Artikel 3:5. Normen voor verzoek vervolgbeslissing taakstraffen

De uitvoerder taakstraffen kan de officier van justitie in ieder geval om een vervolgbeslissing verzoeken indien:

  • a. de taakgestrafte een bedreiging met fysiek geweld uit of zich agressief gedraagt tegen de uitvoerder taakstraffen of derden binnen het project waar de taakgestrafte is geplaatst;

  • b. de taakgestrafte bij de uitvoering van de taakstraf alcohol, drugs of wapens bij zich heeft;

  • c. de taakgestrafte een poging doet om de uitvoerder taakstraffen of een medewerker van de projectplaats te bewegen tot medewerking aan een onttrekking aan de correcte tenuitvoerlegging van de taakstraf;

  • d. de taakgestrafte verdacht wordt van het plegen van een strafbaar feit tijdens de tenuitvoerlegging van de taakstraf.

Hoofdstuk 4. Geldelijke sancties

Titel 4.1. Algemeen

Artikel 4:1. Fasen en volgorde

Geldelijke sancties worden in volgorde van inning, incasso en dwang dan wel vervangende hechtenis tenuitvoergelegd, tenzij een persoonsgerichte tenuitvoerlegging aanleiding geeft hiervan af te wijken.

Artikel 4:2. Betaling

  • 1 Het CJIB doet bij de aanschrijving van een geldelijke sanctie aan de betalingsplichtige mededeling van de vervaldatum en de aangewezen rekening van het CJIB waarop de betaling moet plaatsvinden.

  • 2 Een eventueel opgelegde verhoging wordt ongedaan gemaakt indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de betaling niet tijdig bij het CJIB is ontvangen als gevolg van een fout van de bank. Daartoe overlegt de betalingsplichtige een schriftelijke verklaring van de bank die opdracht heeft ontvangen tot overmaking van het verschuldigde bedrag.

Artikel 4:3. Conservatoir beslag

Het uitwinnen van conservatoir beslag op grond van artikel 94a van de wet vindt niet eerder plaats dan nadat de betalingsplichtige in de gelegenheid is gesteld het verschuldigde bedrag te betalen. Het bepaalde is eveneens van toepassing indien het in beslag genomen voorwerp op grond van artikel 117 van de wet is vervreemd voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van de strafrechtelijk beslissing door het CJIB.

Titel 4.2. Inningsfase

Artikel 4:4. Aanmaningen geldboete vonnis, arrest en strafbeschikking

  • 1 De betalingsplichtige ontvangt geen aanmaningen tot betaling van een geldboete voorafgaand aan het moment waarop het vonnis of arrest tot betaling van een geldboete onherroepelijk wordt.

  • 2 De betalingsplichtige ontvangt voorafgaand aan het moment waarop de strafbeschikking tot betaling van een geldboete onherroepelijk wordt, een eerste en eventueel tweede aanmaning zonder verhoging van het verschuldigde bedrag.

  • 3 Indien de strafbeschikking onherroepelijk is geworden gedurende de termijn van de eerste dan wel tweede aanmaning als bedoeld in het tweede lid, ontvangt de betalingsplichtige opnieuw een eerste en eventuele tweede aanmaning met het openstaande bedrag inclusief verhoging.

Titel 4.3. Incassofase

Artikel 4:5. Verhaal

Van de toepassing van verhaal met of zonder dwangbevel als bedoeld in artikel 6:4:5 en 6:4:6 van de wet en artikel 26 en 27 Wahv kan worden afgezien als er voldoende aanwijzingen zijn die aannemelijk maken dat het niet zal leiden tot volledige voldoening van de betalingsverplichting.

Artikel 4:6. Inschakeling deurwaarder

Met de tenuitvoerlegging van meerdere dwangbevelen als bedoeld in artikel 6:4:5 van de wet, ten behoeve van het verhaal van goederen onder één persoon, wordt zo veel mogelijk één gerechtsdeurwaarder belast.

Titel 4.4. Gijzeling, vervangende hechtenis en lijfsdwang

Artikel 4:7. Gijzeling en vervangende hechtenis

  • 1 Het verzoek om een vervolgbeslissing aan het OM, ingeval een volledige betaling is uitgebleven, teneinde gijzeling te vorderen of de beslissing om vervangende hechtenis ingeval van schadevergoedingsmaatregel toe te passen, blijft in ieder geval achterwege indien:

    • a. sprake is van één of meer contra-indicaties zoals neergelegd in het beleid van het OM voor het vorderen van gijzeling;

    • b. de betalingsplichtige de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt;

    • c. de betalingsplichtige op basis van informatie volgens het CJIB volledig buiten staat is om de geldelijke sanctie te voldoen.

  • 2 Indien de betalingsplichtige die gegijzeld is geweest of vervangend is gehecht na de tenuitvoerlegging van die eerdere gijzeling of vervangende hechtenis niet overgaat tot betaling, beoordeelt het CJIB, met inachtneming van de wettelijk toegestane duur van de gijzeling, of het OM wordt verzocht om de betalingsplichtige te gijzelen voor het restant of daartoe een vordering in te stellen dan wel het restant van de vervangende hechtenis toe te passen.

Artikel 4:8. Waarschuwingsbrief

Het CJIB verzendt voorafgaand aan de toepassing van vervangende hechtenis of het gijzeling een waarschuwingsbrief.

Artikel 4:9. Beëindigen gijzeling, vervangende hechtenis schadevergoedingsmaatregel en lijfsdwang ontnemingsmaatregel

  • 1 De gijzeling of vervangende hechtenis bij een schadevergoedingsmaatregel, of lijfsdwang bij een ontnemingsmaatregel kan voortijdig worden beëindigd indien de betalingsplichtige volgens het CJIB volledig buiten staat is om de geldelijke sanctie te voldoen of indien volgens het CJIB andere bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 2 Een gijzeling, vervangende hechtenis of lijfsdwang wordt niet beëindigd in geval van een deelbetaling.

Artikel 4:10. Bijzonderheden schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen

  • 2 Indien de verhaalsmogelijkheden zijn uitgeput, of van verhaal is afgezien, kan vervangende hechtenis worden toegepast bij een ontnemingsmaatregel waarin vóór 1 september 2003 vonnis of arrest is gewezen. Hiervoor is toestemming vereist van het OM. In geval van ontnemingsmaatregelen waarin voor inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wet lijfsdwang is gewezen door de rechter, kan tenuitvoerlegging van de lijfsdwang plaatsvinden.

  • 3 Het CJIB kan op verzoek van de betalingsplichtige de tenuitvoerlegging van de ontnemingsmaatregel opschorten, indien een verminderingsverzoek is ingediend overeenkomstig artikel 6:6:26 van de wet.

Titel 4.5. Slachtoffers

Artikel 4:11. Opschorting uitkering voorschotregeling bij verzet strafbeschikking

Een eventuele uitkering aan het slachtoffer op basis van de voorschotregeling als bedoeld in artikel 6:4:2, zevende lid, van de wet, wordt opgeschort indien tegen een strafbeschikking met een schadevergoedingsmaatregel verzet is ingesteld als bedoeld in artikel 257e van de wet.

Artikel 4:12. Overlijden slachtoffer

Aan eventuele erfgenamen van een slachtoffer dat overlijdt voordat een recht op een uitkering uit het voorschotfonds ingevolge artikel 6:4:2, zevende lid, van de wet ontstaat, wordt niet uitgekeerd.

Artikel 4:13. Einde inning schadevergoedingsmaatregel

Het CJIB beëindigt de inning en incasso van de schadevergoedingsmaatregel definitief indien het slachtoffer zelf afspraken maakt met betrekking tot de betaling van de toegewezen schadevergoeding met de betalingsplichtige. Het niet nakomen van dergelijke afspraken door de betalingsplichtige kan niet leiden tot heropening van de zaak door het CJIB.

Titel 4.6. Betalingsregelingen

Artikel 4:14. Reikwijdte

Betalingsregelingen kunnen in ieder geval worden toegestaan voor zover zij betrekking hebben op administratieve sancties op grond van de Wahv, geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen en inkomende geldelijke sancties.

Artikel 4:15. Uitvoering van met de rechter of officier van justitie getroffen betalingsregeling

  • 1 De bepalingen in deze titel zijn van overeenkomstige toepassing op de tenuitvoerlegging van een betalingsregeling die door de rechter of de officier van justitie wordt toegestaan. Voor zover het CJIB tevens voor één of meer andere openstaande vorderingen een betalingsregeling toestaat, worden de betalingsregelingen samengevoegd tot één betalingsregeling.

  • 2 Bij de tenuitvoerlegging van een betalingsregeling die door de rechter of de officier van justitie wordt toegestaan, kan het CJIB op verzoek van de betalingsplichtige gunstigere voorwaarden hanteren.

Artikel 4:16. Opschorting

  • 1 De inning en incasso van geldelijke sancties ten aanzien waarvan een betalingsregeling is getroffen, wordt opgeschort voor de duur van die betalingsregeling.

Artikel 4:17. Bijzonderheden ten aanzien van het treffen van een betalingsregeling

  • 1 Een betalingsregeling kan slechts worden getroffen voor ten hoogste de duur van de tenuitvoerleggingstermijn van de geldelijke sancties waarop zij betrekking heeft.

  • 2 Een betalingsregeling is mogelijk indien het totaal openstaand bedrag inclusief de verhogingen, zonder de administratiekosten, ten minste € 75,00 bedraagt. Voor een betalingsplichtige die op de pleegdatum nog geen 16 jaar oud was, geldt dat het openstaand bedrag tenminste € 37,50 dient te zijn.

  • 3 Een betalingsregeling strekkende tot betaling in termijnen wordt toegestaan in de vorm van een standaardregeling of een maatwerkregeling.

  • 4 Een betalingsregeling, niet zijnde een draagkrachtregeling als bedoeld in artikel 4:19, vierde lid, kan slechts worden toegestaan met het oog op een volledige voldoening van de betalingsverplichtingen. Percentagevoorstellen tegen finale kwijting worden niet toegestaan.

Artikel 4:18. Standaardregeling

  • 1 Een standaardregeling voor één of meer openstaande vorderingen kan worden getroffen indien sprake is van geldelijke sancties waarvoor nog geen verhaal met dwangbevel of een dwangmiddel of vervangende hechtenis wordt toegepast.

  • 2 Een standaardregeling voor een enkele administratieve sanctie kent een looptijd van maximaal 12 maanden. Voor de overige standaardregelingen geldt een looptijd van maximaal 36 maanden.

  • 3 De termijnbedragen voor de standaardregeling en het aantal daarvoor geldende termijnen worden op de website van het CJIB gepubliceerd. Bij het bepalen van het termijnbedrag kan een begrenzing plaatsvinden tot een maximaal openstaand bedrag en maximum aantal maanden.

Artikel 4:19. Maatwerkregeling

  • 1 Een maatwerkregeling kan worden getroffen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden en de standaardregeling niet mogelijk is of geen uitkomst biedt.

  • 2 Een maatwerkregeling kan worden getroffen, tenzij sprake is van vorderingen, waarvoor de gerechtsdeurwaarder reeds is ingeschakeld. Als dwangmiddelen worden toegepast, is het treffen van een betalingsregeling alleen mogelijk als nakoming daarvan realistisch is.

  • 3 Een maatwerkregeling duurt maximaal 72 maanden, tenzij dit naar het oordeel van het CJIB onredelijk is.

  • 4 Een draagkrachtregeling kan worden getroffen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden en de reguliere maatwerkregeling niet mogelijk is, of geen uitkomst biedt.

Artikel 4:20. Uitstel van betaling

  • 1 Uitstel van betaling kan worden verleend als de betalingsplichtige aannemelijk maakt dat volledige betaling of een significante deelbetaling binnen een redelijke termijn zal volgen.

  • 2 Een uitstel van maximaal vier maanden kan worden verleend met als doel de betalingsplichtige in de gelegenheid te stellen om bij de gemeente hulp te zoeken bij het oplossen van schulden.

  • 3 Indien de gemeente besluit om schuldhulp te verlenen dan kan het CJIB het uitstel met maximaal acht maanden verlengen.

  • 4 Uitstel van betaling voor onbepaalde duur wordt niet verleend.

Artikel 4:21. Wijze van indienen verzoek betalingsregeling

  • 1 Een verzoek om een betalingsregeling wordt bij voorkeur via de daarvoor opengestelde elektronische weg ingediend.

  • 2 Het CJIB kan van de betalingsplichtige in geval van een telefonisch verzoek alsnog verlangen om het verzoek via de opengestelde elektronische weg of schriftelijk in te dienen bij het CJIB.

Artikel 4:22. Medewerking verlenen

Het CJIB kan van de betalingsplichtige die verzoekt om een betalingsregeling, verlangen dat hij gegevens met betrekking tot zijn inkomen of vermogen overlegt ter onderbouwing van zijn betalingsonmacht of de betalingscapaciteit.

Artikel 4:23. Voeging van vorderingen

In bijzondere gevallen kunnen vorderingen na het tot stand komen van een betalingsregeling in die betalingsregeling worden gevoegd.

Artikel 4:24. Voorwaarden

Bij het toestaan van een betalingsregeling kunnen in ieder geval als voorwaarden worden gesteld dat:

  • a. betalingen via een machtiging tot automatische incasso worden gedaan;

  • b. de betalingsplichtige een bankrekeningnummer doorgeeft;

  • c. de betalingsplichtige een adres heeft in de Basisregistratie Personen of de Kamer van Koophandel, dan wel een ander betrouwbaar adres waarop hij kan worden bereikt;

  • d. het voertuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen of Reglement verkeersregels en verkeerstekens dat vanwege het niet verzekeren of keuren daarvan aanleiding gaf tot de oplegging van een geldboete, alsnog wordt verzekerd en gekeurd;

  • e. het kenteken dat vanwege het niet schorsen of het niet doorhalen van de naam aanleiding gaf tot de oplegging van een geldboete, alsnog wordt geschorst of de naam wordt doorgehaald;

  • f. de betalingsplichtige iedere wijziging in diens financiële situatie onverwijld meldt.

Artikel 4:25. Weigeringsgronden

  • 1 Een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling wordt in ieder geval afgewezen, indien:

    • a. de betalingsplichtige naar het oordeel van het CJIB onvoldoende medewerking als bedoeld in artikel 4:22 verleent;

    • b. de betalingsplichtige verwijtbaar onjuiste gegevens verstrekt;

    • c. de betalingsregeling zich over een voor het CJIB niet redelijke termijn uitstrekt.

  • 2 Een betalingsregeling kan worden afgewezen indien:

    • a. de betalingsplichtige binnen twaalf maanden voorafgaand aan de indiening van het verzoek een eerder toegestane betalingsregeling verwijtbaar niet is nagekomen;

    • b. de betalings- of vermogenscapaciteit van de betalingsplichtige zodanig is dat hij direct geheel de vorderingen kan voldoen;

    • c. de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling naar het oordeel van het CJIB geen uitkomst zal bieden.

Artikel 4:26. Uitgesloten vorderingen

De volgende vorderingen worden niet toegestaan als onderdeel van een betalingsregeling:

  • a. vorderingen uit een strafrechtelijke beslissing waartegen beroep is ingesteld of verzet is gedaan;

  • b. vorderingen inzake een strafbeschikking die zijn overgedragen aan de officier van justitie teneinde een beslissing te nemen met betrekking tot de vervolging van de zaak.

Artikel 4:27. Informatie bij het toestaan van de betalingsregeling

Bij het toestaan van een betalingsregeling wordt de betalingsplichtige geïnformeerd over:

  • a. de vorderingen die onderdeel vormen van de betalingsregeling;

  • b. de ingangsdatum, termijnen en termijnbedragen;

  • c. de voorwaarden onder welke de betalingsregeling wordt toegestaan;

  • d. de gevolgen indien de voorwaarden niet worden nageleefd;

  • e. betalingsherinneringen bij niet tijdige voldoening van termijnbedragen.

Artikel 4:28. Betalingsherinnering

Indien de betalingsplichtige het termijnbedrag van een betalingsregeling niet binnen de gestelde termijn betaalt, stuurt het CJIB eenmalig een betalingsherinnering met het verzoek het termijnbedrag alsnog te voldoen. In de betalingsherinnering wordt aangegeven dat het CJIB binnen de eerstvolgende termijn zowel het alsdan te betalen termijnbedrag, als het bedrag dat eerder niet is betaald, moet hebben ontvangen.

Artikel 4:29. Voortijdige beëindiging betalingsregeling

  • 1 Het CJIB kan de betalingsregeling in ieder geval beëindigen, indien:

  • 2 Indien de betalingsregeling voortijdig wordt beëindigd door het CJIB, informeert het CJIB de betalingsplichtige over de reden daarvan en het vervolg.

Artikel 4:30. Gevolg voortijdige beëindiging betalingsregeling door CJIB

  • 1 Indien de betalingsregeling wordt beëindigd door het CJIB, wordt de betalingsplichtige in de gelegenheid gesteld om binnen 30 dagen het totaal openstaande bedrag in één keer te voldoen. Na deze periode wordt de tenuitvoerlegging hervat van de geldelijke sancties waarop de betalingsregeling betrekking had.

Artikel 4:31. Eindigen van de betalingsregeling

De betalingsregeling eindigt indien alle openstaande vorderingen zijn voldaan binnen de gestelde termijn of deeltermijnen.

Titel 4.7. Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Artikel 4:32. Toepasselijke bepalingen

De artikelen 1:3, 2:1, 2:2, 2:3, 2:5, 4:1, 4:2, 4:5, 4:6, 4:7, 4:8, 4:9 en titel 4.6 zijn van overeenkomstige toepassing op de tenuitvoerlegging van administratieve sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Artikel 4:33. Zekerheidsstelling in beroep

Als de betalingsplichtige beroep instelt tegen een administratieve sanctie bij de rechtbank dient het bedrag ter zekerheidstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, aan het CJIB te worden betaald.

Artikel 4:34. Ongerichte betaling

Indien een ongerichte betaling bij het CJIB binnenkomt en er geen strafrechtelijke vorderingen openstaan, wordt de betaling bestemd op openstaande Wahv vorderingen.

Artikel 4:35. Inneming rijbewijs

  • 1 Voorafgaand aan de inneming van het rijbewijs ontvangt de betalingsplichtige een aanschrijving om het rijbewijs in te leveren of de vordering te betalen.

  • 2 Indien het rijbewijs van de betalingsplichtige reeds is ingevorderd uit andere hoofde, vindt binnen drie maanden opnieuw een beoordeling plaats of het rijbewijs alsnog kan worden ingenomen.

Artikel 4:36. Buitengebruikstelling

De opbrengst van de verkoop van het buiten gebruik gestelde voertuig strekt tot voldoening van de vordering. Een eventuele meeropbrengst strekt tot voldoening van andere nog bij het CJIB openstaande vorderingen. Een eventueel restant wordt gestort in de Rijkskas.

Artikel 4:37. Minnelijke Schuldregeling Natuurlijke Personen

Indien administratieve sancties resteren na afloop van een regeling op grond van de Minnelijke Schuldregeling Natuurlijke Personen, beoordeelt het CJIB of de inning daarvan wordt beëindigd.

Artikel 4:38. Buiten invordering stellen

Het CJIB stelt de administratieve sanctie buiten invordering, indien hiertoe door CJIB op basis van redelijkheid of doelmatigheid wordt besloten.

Hoofdstuk 5. Gratie

Artikel 5:1. Buiten behandeling laten van een verzoekschrift

  • 1 Een verzoek tot gratie dat is ingediend met betrekking tot een taakstraf, wordt buiten behandeling gelaten in het geval bij de officier van justitie tevens een verzoek is ingediend tot wijziging van die taakstraf op grond van artikel 6:3:2 van de wet.

  • 2 In de gevallen waarin het aanstonds duidelijk is dat het verzoek strekt tot een algehele kwijtschelding van de taakstraf, omdat de veroordeelde vanwege zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid nooit in staat zal zijn deze te verrichten, kan het gratieverzoek, als aan de overige vereisten van de gratiewet is voldaan, meteen in behandeling worden genomen.

Artikel 5:2. Opschortende/schorsende werking

Onverminderd artikel 6:7:2 van de wet kan de Minister ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde de tenuitvoerlegging van de straf waarvan gratie wordt verzocht opschorten, indien het naar zijn oordeel hoogstwaarschijnlijk is dat het verzoek om gratie wordt ingewilligd. De Minister kan in ieder geval opschorten, indien:

  • a. de veroordeelde een levensbedreigende ziekte of aandoening heeft;

  • b. een bloedverwant in de eerste graad van de veroordeelde een levensbedreigende ziekte of aandoening heeft;

  • c. de echtgenoot, de geregistreerde partner of ander levensgezel van de veroordeelde een levensbedreigende ziekte of aandoening heeft;

  • d. de veroordeelde een bij wet niet toegelaten straf of combinatie van straffen is opgelegd;

  • e. er sprake is van expliciete ondersteuning door de Minister of een voorstel tot gratieverlening in overweging wordt genomen door de Minister.

Artikel 5:3. Omzetting van een sanctie in een taakstraf

  • 1 De beslissing op het verzoek tot gratie om een opgelegde sanctie om te zetten in een taakstraf, wordt maximaal achttien maanden aangehouden indien de op grond van de Gratiewet betrokken adviserende organisatie hiertoe adviseert en de Minister voormeld advies overneemt, zodat de veroordeelde de taakstraf kan verrichten.

  • 2 Na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn wordt beoordeeld of de veroordeelde de taakstraf volledig heeft uitgevoerd. De uitkomst van deze beoordeling wordt betrokken bij de beoordeling van het ingediende gratieverzoek. Hiervoor gelden de volgende maatstaven:

    • a. indien betrokkene de taakstraf verwijtbaar niet, niet volledig of niet goed heeft verricht, zal het gratieverzoek volledig worden afgewezen;

    • b. indien de veroordeelde de taakstraf volledig en naar behoren heeft verricht, wordt Zijne Majesteit de Koning geadviseerd het gratieverzoek in te willigen.

Deze beleidsregels worden met de toelichting in de Staatscourant gepubliceerd.

De Minister voor Rechtsbescherming,

S. Dekker

Bijlage USB bevoegdhedenschema

In de wet, het besluit en de regeling zijn zowel verantwoordelijkheden, als daarmee samenhangende bevoegdheden bij de Minister belegd. De wijze waarop uitvoering moet worden gegeven aan de bevoegdheden wordt geregeld in deze beleidsregels en het samenwerkingsreglement. In de matrix is getracht om de hoogst geldende wet dan wel regelgeving te benoemen. Mogelijk is het genoemde wetsartikel in de lagere wet- of regelgeving verder uitgewerkt.

BEVOEGDHEID

WIE IS BEVOEGD?

Toelichting op bevoegdheid

TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

OM-ADVIES

Het OM verzoeken een advies uit te brengen dan wel aan te vullen.

Artikel 6:1:10 lid 2 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd indien dit noodzakelijk is voor het bepalen van de tenuitvoerleggingsvolgorde / persoonsgerichte beoordeling.

De uitvoeringsorganisaties: DJI, 3RO, GI, RvdK, CJIB-I&I, etc. zijn namens de Minister bevoegd indien dit nodig is voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de strafrechtelijke beslissing(en).

AANVANG, SCHORSING, BEËINDIGING EN TENUITVOERLEGGINGSTERMIJN

Bepalen datum onherroepelijk.

Artikel 6:1:16, 6:1:17 en 6:1:18 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

BEREKENEN TENUITVOERLEGGINGSTERMIJN

Berekenen tenuitvoerleggingstermijn.

Artikel 6:1:23 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

Schorsen/opschorten tenuitvoerleggingstermijn.

Artikel 6:1:18 lid 3, 6:1:19, 6:1:20, 6:1:23 en 6:1:24 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

OPSPOREN VEROORDEELDEN EN VERDACHTEN

Opstellen en beschikbaar stellen van een last tot tenuitvoerlegging die strekt tot aanhouding van een verdachte of veroordeelde in het kader van de Wet USB.

Artikel 6:1:5 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

Innen van gelden door een opsporingsambtenaar.

Artikel 4:5 en 4:6 Besluit

• De Minister is bevoegd

De opsporingsambtenaar is namens de Minister bevoegd.

De beoordeling tijdens / voorafgaand aan de aanhouding of een veroordeelde ‘arrestatiegeschikt’ is door de opsporingsambtenaar.

Artikel 3 Politiewet 1

• Politie is bevoegd

 

Besluit op verzoek i.v.m. mogelijke persoonsverwisseling.

Artikel 6:1:6 lid 3, artikel 52 en 27a Sv, Wivvg en het Protocol

Identiteitsvaststelling

• De Minister is bevoegd

Justid (matchingsautoriteit) is namens de Minister bevoegd om een verzoek te doen om een nader onderzoek in te stellen.

De opsporingsambtenaar is namens de Minister bevoegd om op het verzoek onderzoek te doen.

PASPOORTSIGNALERING

Weigeren of vervallen verklaren van een paspoort.

Artikel 18 paspoortwet (nieuw)

• De Minister is bevoegd (in het kader van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen

CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

VORDEREN VAN GEGEVENS

Een ieder vorderen om de inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van een vonnis, een arrest of een strafbeschikking.

Artikel 6:1:9 Sv en artikel 22 Wahv

• De Minister is bevoegd

Iedere uitvoeringsorganisatie is namens de Minister bevoegd t.b.v. de uitvoering van zijn taak.

VRIJHEIDSBENEMENDE SANCTIES

ZELFMELDERS

Besluit of veroordeelde (volwassene of jeugdige) in aanmerking komt voor het zelfmelden.

Artikel 2.2 Regeling

• De Minister is bevoegd

CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

Oproepen veroordeelde als zelfmelder.

Artikel 2.2 MR USB + art. 15 PBW + art. 12 beginselenwet JJI

• De Minister is bevoegd

DJI-DIZ is bevoegd namens de Minister.

Besluit op een door de veroordeelde ingesteld bezwaar/verzoek tot uitstel n.a.v. de zelfmeldoproep.

Artikel 2.4 MR USB + artikel 17 PBW + artikel 12 beginselenwet JJI

• De Minister is bevoegd

DJI-DIZ is bevoegd namens de Minister.

Besluit op een door de veroordeelde ingesteld beroep n.a.v. het besluit in een bezwaarprocedure tegen een zelfmeldoproep.

Artikel 73 PBW en artikel 78 Beginselenwet JJI

• Een door de RSJ benoemde commissie is bevoegd

 

Besluit tot het intrekken zelfmeldoproep.

Artikel 2.2 MR USB + artikel 15 PBW + artikel 12 beginselenwet JJI

• De Minister is bevoegd

DJI-DIZ is bevoegd namens de Minister.

ONDERBREKEN VAN DE LOPENDE DETENTIE

Besluit tot strafonderbreking detentie.

Artikel 6:2:4 Sv en de artikelen 34 t/m 40 Rtvi

• De Minister is bevoegd

DJI-DIZ is bevoegd namens de Minister.

NB. Verzoek strafonderbreking komt van OM, veroordeelde/raadsman of ambtshalve

Besluit tot strafonderbreking voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf.

Artikel 6:2:4 Sv en art. 40a Rtvi

• De Minister is bevoegd

DJI-DIZ is bevoegd namens de Minister.

NB. Verzoek strafonderbreking komt van AVIM/KMar of DT&V

DETENTIEGESCHIKTHEID

Besluit op verzoek tot opschorten detentie als gevolg van afwezigheid detentiegeschiktheid, voorafgaand aan de detentie (veroordeelde) en wordt aangehouden door de politie.

De ambtsinstructie van de politiehoofdstuk 5 en 6

• Politie is bevoegd

De politie is hiervoor feitelijk verantwoordelijk (het gaat hier om het nemen van een besluit en niet om een aanvraag/verzoek).

Besluit tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een detentie als gevolg van een ingediend gratieverzoek.

Artikel 6:7:2, 6:7:3, 6:7:4 Sv

• De Minister is bevoegd

Dienst Justis is namens de Minister bevoegd.

TENUITVOERLEGGEN ISD-MAATREGEL

Besluit tot opschorten tenuitvoerlegging overige vrijheidsbenemende sancties als gevolg van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.

Artikel 2.5 MR wet USB

• De Minister is bevoegd

Het CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd om de tenuitvoerleggingsvolgorde te bepalen. Het AICE bepaald welke sancties voorafgaand aan de uitvoering van de ISD-maatregel uitgevoerd worden, en van welke sancties de uitvoering opgeschort wordt.

Besluit beëindigen tenuitvoerlegging overige straffen nadat een ISD-maatregel naar behoren ten uitvoer is gelegd.

Artikel 6:1:11, 6:7:1 e.v. Sv

• De Minister is bevoegd

Het CJIB-D&I beëindigd namens de Minister eventuele de rechtelijke boetes onder de 340,00 euro.

Dienst Justis is namens de Minister bevoegd om een gratiebesluit te nemen op de (eventuele) nog openstaande vrijheidsbenemende sancties (op verzoek van de veroordeelde).

DETENTIEFASERING LEVENSLANGE GEVANGENISSTRAF

Besluit of de levenslanggestrafte in aanmerking komt voor re-integratieactiviteiten.

Artikel 49a PBW

• De Minister is bevoegd

DJI is namens de Minister bevoegd een voorgenomen besluit op te stellen. De bewindspersoon neemt het definitieve besluit.

TENUITVOERLEGGING TBS-MAATREGEL

TENUITVOERLEGGEN PIJ-MAATREGEL

Besluit nemen tot intrekking of schorsing van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel

Artikel 2:17 Besluit USB

• De Minister is bevoegd

DJI-DIZ is namens de Minister bevoegd.

ONGEOORLOOFD AFWEZIG

Melden ongeoorloofde afwezigheid van een gedetineerde/verpleegde.

Artikel 5a PBW, artikel 5 beginselenwet JJI en artikel 7a beginselenwet verpleging TBS-gestelden

• De directeur/hoofd van de inrichting is bevoegd

 

Melding geven indien de ongeoorloofd afwezige zichzelf meldt bij de inrichting/kliniek.

Artikel 2.9, 3.7 en 4.10 Regeling melding ongeoorloofde afwezigheid

• De directeur/hoofd van de inrichting is bevoegd

 

BEËINDIGEN TENUITVOERLEGGING

Beëindigen tenuitvoerlegging.

Artikel 6:1:24 Sv

• De Minister is bevoegd

Het CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

NB. na binnenkomst positief afloopbericht buitenlandse autoriteit.

Besluit tot uitzetting van een TBS-gestelde.

Artikel 6:2:18 Sv

• De Minister is bevoegd

DJI-DIZ is namens de Minister bevoegd.

NB. Kan ook door de ZM, zie artikel 6:6:10 Sv.

Beëindigen TBS-maatregel ten aanzien van de vreemdeling die is uitgezet.

Artikel 6:2:18 Sv

• De Minister is bevoegd

Het CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

PIJ voorwaardelijk of onvoorwaardelijk beëindigen op advies van de RvdK.

Artikel 6:2:22 lid 3 Sv

• De Minister is bevoegd

DJI is namens de Minister bevoegd.

Beëindigen tenuitvoerlegging maatregel opname Psychiatrisch Ziekenhuis.

Artikel 8:18 WvGGZ

• Geneesheer-Directeur is bevoegd

 

Onmiddellijke invrijheidstelling indien de Minister de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straffen en maatregelen beëindigd.

Artikel 6:2:5 Sv

• De Minister is bevoegd

Het CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

Beëindigen tenuitvoerlegging ISD-maatregel.

Artikel 6:2:20 Sv

• De Minister is bevoegd

DJI-DIZ is namens de Minister bevoegd.

VRIJHEIDSBEPERKENDE SANCTIES

TAAKSTRAF TENUITVOERLEGGEN

De bevoegdheid tot het goedkeuren van werk-/leerplaatsen taakstraffen.

Artikel 3:8 en 3:11 Besluit

• De Minister is bevoegd

Het CJIB/AICE is namens de Minister bevoegd.

Beoordeling opgelegde taakstraf naar behoren verrichte taakstraf.

Artikel 6:3:5 Sv

• De Minister is bevoegd

3RO (volwassenen) en de RvdK (jeugdigen) zijn namens de Minister bevoegd.

Eenmalig waarschuwingsgesprek in geval van overtreding en/of niet mee willen werken aan de tenuitvoerlegging van een taakstraf.

Artikel 3:17 Besluit

• Uitvoerder taakstraf is bevoegd

NB. Uitvoerder taakstraf kan ambtshalve dit besluit nemen.

NB. Met uitvoerder taakstraf wordt de 3RO of RvdK bedoeld.

Besluit nemen over een klacht van een taakgestrafte.

Artikel 3:26 en 3:27 Besluit

• (Externe) klachtencommissie van de 3RO/RvdK is bevoegd

 

TOEZICHT TENUITVOERLEGGEN

Een aangewezen stichting, gecertificeerde instelling of reclasseringsinstelling opdracht geven het toezicht op de naleving van bijzondere voorwaarden te houden en de verdachte of de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Artikel 6:3:14 Sv

• De Minister is bevoegd

Het CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

Toezicht te houden op de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden met betrekking tot jeugdigen.

Artikel 6:1:25 Sv

• RvdK is bevoegd

 

De gecertificeerde instelling inschakelen voor de vrijwillige begeleiding van een jeugdige.

Artikel 6:1:25 Sv

• De Minister is bevoegd

RvdK is namens de Minister bevoegd.

TOEZICHT beëindigen

Beëindigen toezicht op de naleving van voorwaarden door het openbaar ministerie of Onze Minister na overleg met de reclassering of de jeugdreclassering.

Artikel 3:1 Besluit USB

• OM is bevoegd

• De Minister is bevoegd

 

GELDELIJKE STRAFFEN EN MAATREGELEN

INNING EN INCASSO

Zekerheidstellen na ingesteld beroepschrift op een Wahv-beschikking

Artikel 11 Wahv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

Bepalen aan te wijzen plaats en wijze van inning van een Wahv-beschikking.

Artikel 22 Wahv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

Bepalen van de dag(en) waarop de betaling van een geldboete of een maatregel uiterlijk moet geschieden.

Artikel 6:4:1 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

Besluit om een betalingsregelingen/ uitstel van betaling toe te staan.

Artikel 6:4:1 Sv en Artikel 23 Wahv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

NB. de rechter (vonnis 24a Sr)/OvJ (strafbeschikking 257 Sv) kan een betalingsregeling toestaan, de Minister is bevoegd hiervan af te wijken ten gunste van de veroordeelde.

Aanmanen tot betaling.

Artikel 6:4:2 Sv en Artikel 24 Wahv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

Afzien van verhaal zonder of met dwangbevel.

Artikel 6:4:3 Sv en Artikel 26, 27 Wahv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

Toepassen van verhaal zonder of met dwangbevel, uitvaardigen dwangbevelen.

Artikel 6:4:5 Sv en Artikel 26 en 27 Wahv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

Besluit om een rechtsmiddel in te stellen tegen de beschikking van de rechtbank op een verzetsprocedure in een Wahv-zaak.

Artikel 26a Wahv

• De Minister is bevoegd

Het CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

Innemen rijbewijs, buitengebruik stellen voertuig of aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel aanbrengen.

Artikel 28a, 28b en 29 Wahv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

TOEPASSEN VERVANGENDE HECHTENIS / GIJZELING

Toepassen van vervangende hechtenis geldboete.

Artikel 6:4:3 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

Beëindigen gijzeling (of het niet toepassen daarvan).

Artikel 6:6:25 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

BEËINDIGEN TENUITVOERLEGGING GELDELIJKE SANCTIE

Beëindigen tenuitvoerlegging van geldboetes waarvoor geen gratie kan worden verleend.

Artikel 6:1:11 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

TERUGGAVE GELDSOMMEN

Besluit op verzoek tot teruggave borgsom na afloop van de strafzaak.

Artikel 6:4:21 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I is namens de Minister bevoegd.

NB. CJIB-D&I verrekent eerst eventueel met openstaande geldelijke sancties.

Verrekenen aan een verdachte of veroordeelde uit te keren bedrag met verschuldigde geldsommen.

Artikel 6:1:13 Sv

• De Minister is bevoegd

CJIB-D&I wordt namens de Minister bevoegd.

GRATIE

VOORSTEL TOT GRATIEVERLENING

Besluit om een voorstel tot gratieverlening in te dienen.

Artikel 19 Gratiewet

• De Minister is bevoegd

CJIB-AICE is namens de Minister bevoegd.

Besluit om een voorstel tot gratie van het OM of CJIB-AICE in overweging nemen.

Artikel 19 Gratiewet

• De Minister is bevoegd

Dienst Justis is namens de Minister bevoegd.

Besluit om een voorstel tot gratieverlening in overweging te nemen na uiterlijk 27 jaar detentie.

Artikel 49a PBW en Artikel 19 Gratiewet

• De Minister is bevoegd

Dienst Justis is namens de Minister bevoegd.

OPSCHORTEN TENUITVOERLEGGING

Besluit tot opschorting van de strafrechtelijke beslissing waarvoor een gratieverzoek is ingediend (in afwachting van het formele gratiebesluit).

Artikel 6:7:2, 6:7:3 en 6:7:4 Sv

• De Minister is bevoegd

Dienst Justis is namens de Minister bevoegd.

Besluit tot opschorting in afwachting van het beschikbaar hebben van een Koninklijk Besluit indien:

– OM en ZM positief geadviseerd hebben.

– degene die het gratieverzoek heeft ingediend hier om vraagt.

Artikel 6:7:4 Sv

• De Minister is bevoegd

Dienst Justis is namens de Minister bevoegd.

1 Bij de afweging om (tijdelijk) af te zien om een veroordeelde/gesignaleerde aan te houden, kan de discretionaire bevoegdheid van de Politie aan ten grondslag liggen. Deze komt voor uit artikel 3 van de Politiewet (taak van de politie). Het komt echter niet vaak voor, maar stel dat een veroordeelde/gesignaleerde bijv. als gevolg van een medische aandoening niet vervoerd kan/mag worden, dan zou daardoor mogelijk de aanhouding uitgesteld kunnen worden.

Naar boven